Constantijn de Grote Eigenlijk: Flavius Valerius Constantinus (Naïssus [thans Nisj] ca. 280 – bij Nicomedia 337), zoon van Constantius I Chlorus en Helena, werd na de dood (306) van zijn vader in Eburacum (York) door het leger uitgeroepen tot diens opvolger als augustus (opperkeizer) van het westen van het Romeinse Rijk. Door de augustus in het Oosten, Galerius, slechts als caesar (onderkeizer) erkend, bezat hij aanvankelijk alleen Britannia en Gallië (residentie Trier). In 307 huwde hij Fausta, dochter van de vroegere keizer Maximianus, wiens zoon Maxentius in 306–307 Italië en Spanje, later ook Africa, op de ‘wettige’ augustus Severus had veroverd. Constantijn ontnam Maxentius in 310 Spanje en versloeg hem in 312 bij de Pons Milvius, ten noorden van Rome; vóór deze slag zou hij in een visioen het kruisteken aan de hemel hebben gezien, met als onderschrift ‘Overwin hiermee’; ter herinnering aan deze verovering werd te Rome een triomfboog, de Boog van Constantijn, opgericht die in 315, bij zijn tienjarig regeringsjubileum, werd ingewijd. Het visioen Chi Ro: werd gezien als de eerste twee letters van Christus1 Constantijn zou Maxentius overwonnen hebben nadat hij een hemels teken aan de hemel had zien verschijnen. Hierna zou Constantijn zijn bekeerd tot het christelijke geloof. Er zijn echter meerdere versies van het verhaal over het visioen van Constantijn. Hierbij kan verwezen 1 Het is een afkorting van de Griekse naam ΧΡΙΣΤΟΣ (Christus), waarbij de eerste twee letters, Χ (Chi) en Ρ (Rho), tot een monogram gevormd zijn. Volgens een andere traditie gaat het om de Griekse equivalenten van de beginletters van het Latijnse Christus Rex (Christus (is) Koning) (WikiPedia). worden naar twee christelijke bronnen: Eusebius en Lactantius. Constantijn zou volgens Lactantius een droom hebben gehad gelegen aan de vooravond van de strijd tegen Maxentius. In deze droom werd Constantijn opgedragen het ‘hemelse teken van God’, wat leek op een monogram van Chi Ro, op de wapenschilden van zijn soldaten te schilderen. Eusebius schrijft dat Constantijn een kruis van licht in de hemel zag met daarbij de woorden “overwin hierin”. Dit visioen werd gevolgd door een droom waarin Christus aan Constantijn verscheen om de boodschap van het eerdere visioen kracht bij te zetten. Christus zou in deze droom hetzelfde hemelse teken aan Constantijn hebben getoond. Echter, niet veel eerder had een soortgelijke gebeurtenis plaats gevonden. Nadat Constantijn Maximianus had verslagen, bracht hij in 310 een bezoek aan de tempel van Apollo. Constantijn zegt daar de god gezien te hebben. Omdat het visioen in klaar daglicht plaatsvond, werd dit geïnterpreteerd als een visioen gezonden door de god van de zon. Constantijn zou zich na dit visioen verbonden hebben gevoeld met een zonnegod (Sol Invictus). Volgens sommige geleerden valt het verschil tussen het verhaal van Eusebius en Lactantius te verklaren doordat Eusebius zijn verhaal zou hebben gebaseerd op het voorval bij de tempel van Apollo en hier een christelijke draai aan heeft gegeven. Anderen verklaren het kruis aan de hemel door middel van een natuurlijk verschijnsel; een zonnehalo. Vanwege de verschillende versies die er zijn over het visioen van Constantijn is het moeilijk vast te stellen wanneer Constantijn zich nou precies tot het christelijke geloof heeft bekeerd. Sommige oud-historici zetten zelfs een vraagteken bij de christelijkheid van Constantijn. Misschien nam Constantijn de maatregelen ten gunste van het christendom wel vanuit een politiek oogpunt en niet zozeer vanwege geloofsovertuiging. Constantijn zou volgens deze historici Sol Invictus ook nog na de slag bij Pons Milvius hebben aangehangen. Het Edict van Milaan In 313 vaardigde hij samen met zijn medekeizer Licinius (als opvolger van Galerius augustus van het oostelijk rijksdeel) het Edict van Milaan uit, waarbij (evenals reeds eerder in Galerius' Edict van Serdica, het huidige Sofia, in 311) het christendom als gelijkgerechtigde religio licita ( ‘geoorloofde godsdienst’) werd erkend. Een reeks conflicten (sinds 316) met Licinius eindigde in 324 met diens nederlaag; Constantijn was nu alleenheerser. Hij riep de Synode van Nicea bijeen (het eerste oecumenisch concilie, 325), waarop het arianisme werd veroordeeld. Ter plaatse van het naburige Byzantium was hij in 324 begonnen met de bouw van zijn residentie, het ‘Nieuwe Rome’ (later Constantinopolis geheten, zie Constantinopel), die in 330 werd ingewijd. In 335 stelde hij zijn zoons Constantius, Constantijn en Constans en zijn neef Dalmatius als caesares aan, elk over een stuk van het rijk (nu verdeeld in 4 prefecturen, 14 diocesen en 117 provincies). Op weg voor een veldtocht tegen de Perzen stierf hij. In de reorganisatie van de staat voltooide Constantijn vnl. het werk van zijn voorgangers (vooral Diocletianus): absolute monarchie (dominaat) met bijbehorende bureaucratie; erfelijkheid van beroepsstanden (o.a. de aan de bodem gebonden, half-vrije coloni) en dwanggilden onder staatscontrole; hofceremonieel met keizerlijk diadeem en purper, hiërarchie van kamerheren en intriges (in 326 liet Constantijn zijn zoon Crispus en zijn vrouw Fausta doden); definitieve scheiding van militair en burgerlijk bestuur, en in het leger (waarin hij veel Germanen opnam) van limitanei (grenstroepen) en comitatenses (veldleger). Vernieuwer is hij echter doordat hij het Romeinse Rijk onder bescherming stelde van de God van de christenen, tot dusver een zwakke minderheid. Hoewel hij, als gebruikelijk, zich eerst op zijn sterfbed liet dopen, dateert zijn sympathie met, zo niet zijn daadwerkelijke bekering tot het christendom waarschijnlijk al van 312. Hij schonk privileges (o.a. vrijdom van belastingen en erkenning van de rechtspraak van de bisschoppen) aan de christelijke geestelijkheid, die nu naast leger en ambtenaren een bevoorrechte stand werd; door opneming van de bisschoppen in de staatshiërarchie werd de clerus in de bestaande kaders ingelijfd. Daar hij eenheid van christelijke eredienst als een vereiste zag, wilde Gods zegen op het rijk blijven rusten, trachtte hij (meestal tevergeefs) als amateur-theoloog te bemiddelen in conflicten als met de donatisten in Africa en met de arianen. Hoewel hij de kerk begunstigde, ontzag hij de aanhangers van de oude religies (de grote meerderheid van zijn onderdanen) en uit zijn officiële stukken spreekt slechts een vaag monotheïsme. In zijn visie op geloofskwesties was hij trouwens zeer afhankelijk van beïnvloeding door zijn omgeving (vooral van zijn ‘hoftheoloog’, de bisschop en kerkhistoricus Eusebius van Caesarea). In plaats van de cultus van de levende keizer (sinds de 3de eeuw verplicht, ook in het westen) kwam nu het christelijk keizerschap bij de gratie Gods. Door de stichting van de tweede, principieel-christelijke hoofdstad Constantinopel (niet als Rome belast met de tradities van de oude religie) werd enerzijds, tegen Constantijns bedoeling in, het zwaartepunt van het rijk al naar het Griekse oosten verschoven en de grondslag gelegd voor het Oost-Romeinse, later Byzantijnse Rijk, waar het door hem bewerkstelligde verbond van staat en kerk in stand bleef. Dat anderzijds in het politieke vacuüm van het westen de kerk erfgenaam zou worden van het verbrokkelde Imperium Romanum, heeft deze visionair, kiezend uit innerlijke overtuiging en zich bewust van zijn goddelijke zending, evenmin kunnen voorzien. Constantijn werd in de 5de eeuw heilig verklaard, een heiligverklaring die echter in het westen nimmer officieel is geaccepteerd. Constantijn de Grote wordt in de beeldende kunst veelal afgebeeld als keizer, met de linkerhand het gevest van het zwaard omvattend en in de rechterhand een lans die eindigt in het labarum. In de middeleeuwen bleef de herinnering aan hem levendig, zoals o.m. de ruiterstandbeelden van Constantijn aan de gevels van kerken bewijzen. Uit de renaissance is het bekendste monument de Sala di Constantino in het Vaticaan, met fresco's van Giulio Romano en andere leerlingen van Rafaël, die gebeurtenissen uit zijn leven uitbeelden. Bron: Verledentijd.com, edugate.fss.uu.nl