“Ik voel me altijd een soort detective die de stukjes van de puzzel bij

advertisement
“Ik voel me altijd een soort
detective die de stukjes van
de puzzel bij elkaar zoekt”
Onderzoek moet leiden tot een goed advies
“Jongeren met een licht verstandelijke beperking hebben niet per definitie
problemen, het zijn over het algemeen juist vrolijke, enthousiaste, open,
eerlijke mensen. Maar ze zijn wel extra kwetsbaar voor het ontwikkelen van
forse problemen”, stelt Andries Schilperoord, GZ-psycholoog bij Lijn5. “Bij die
kwetsbaarheid hebben ze hulp nodig.” Maar wat is nu de juiste hulp?
Dit is één van de belangrijkste vragen
waar de afdeling Diagnostiek, Advies
en Therapie in Noord-Holland zich
mee bezighoudt. In 2013 zijn deze
specialismen samengevoegd tot één
afdeling. Andries geeft inhoudelijk
leiding aan de diagnosten. “Binnen onze
afdeling gaat het vooral om het begrijpen
en behandelen van een specifieke
problematiek. We proberen het beste uit
verschillende behandelvormen te halen
om zo passend mogelijk aan te sluiten bij
de hulpvraag van de cliënt.”
LVB-doelgroep
Andries werkt al dertien jaar met
kinderen en jongeren met een licht
verstandelijke beperking en complex
14
Jaarmagazine l 2013
probleemgedrag en ieder kind heeft weer
een eigen verhaal. Andries: “Wat ik zo
interessant vind aan deze doelgroep is
dat het om een heel diverse problematiek
gaat. Daardoor is het zeer afwisselend,
het houdt je ook scherp. Vaak gaat het
om moeilijk te begrijpen gedrag, dus
het is iedere keer weer zoeken waarom
een kind bepaald gedrag laat zien. Je
kunt het meestal niet vragen, omdat de
jongeren verbaal zwak zijn. En ze hebben
zelf vaak beperkt inzicht in waarom ze
iets doen. Ik voel me altijd een soort
detective die de stukjes van de puzzel
bij elkaar zoekt en wil begrijpen hoe
het in elkaar zit. Zodat ik deze kinderen
uiteindelijk weer een stap verder kan
helpen.”
Expertise
Als orthopedagogisch behandelcentrum
heeft Lijn5 al 35 jaar ervaring in het
uitvoeren van diagnostiek en therapie.
Er zijn steeds meer organisaties die
onderzoek doen naar probleemgedrag
bij kinderen en jongeren, waarin
onderscheidt Lijn5 zich? “Wij werken erg
systeemgericht,” legt Andries uit, “dus we
betrekken ouders bij de onderzoeken en
therapieën. We zijn er in getraind om niet
alleen te kijken naar de kindspecifieke
problematiek, maar willen ook begrijpen
hoe een kind zich heeft ontwikkeld om
een breder perspectief te krijgen. En we
werken handelingsgericht door adviezen
te geven die ook in de praktijk toepasbaar
zijn. Daarnaast hebben we als Lijn5
natuurlijk ontzettend veel ervaring met
LVB-jongeren, waardoor je een beter
referentiekader hebt om te snappen wat
afwijkt van wat je kunt verwachten.”
“Er zijn veel gedragsproblemen die
samen­hangen met LVB”, gaat Andries
verder. “Veel jongeren worden bijvoorbeeld aangemeld omdat ze een
gebrekkige gewetensontwikkeling hebben. Vaak is het geweten echter geen
probleem, maar snappen ze bepaalde
sociale regels niet of hebben ze dat niet
genoeg geleerd. Je moet gedragsproblemen dus in een context bekijken
om te begrijpen wat een kind echt kan.
Als een kind druk is, dan is het belangrijk
om te begrijpen wat er speelt, waarom
het kind druk is, in welke situaties wel of
juist niet. Zodat je de omgeving zo kunt
beïnvloeden dat het beste in het kind naar
voren komt. Dat is veel interessanter dan
te zeggen dat een kind wel of geen ADHD
heeft. Natuurlijk kan het relevant zijn,
maar een breder advies is zinvoller.”
Goed onderzoek
Het doen van onderzoek wordt ook wel
gezien als een afvinklijstje, waardoor het
kind uiteindelijk in een bepaald hokje
geplaatst kan worden. “Ik ben ervan
overtuigd dat diagnostiek vooral iets
moet opleveren, in plaats van alleen een
classificatie”, benadrukt Andries. “Een
goede anamnese is hierbij erg belangrijk,
dus goed navragen naar de ontwikkeling
van het kind, want met testjes en vragenlijsten kun je bij deze doelgroep maar
heel beperkt dingen opsporen. Jongeren
begrijpen vragen namelijk vaak niet en
vragenlijsten zijn meestal niet genormeerd
voor onze doelgroep. Soms wijken we
daarom bewust af van de testhandleiding,
door jongeren bijvoorbeeld gericht te
complimenteren om hen gemotiveerd
te houden. Als je dit niet zou doen,
ontwikkelen ze snel weerstand. Je moet
je ook beseffen dat jongeren al heel
vaak getest zijn en al heel vaak te horen
hebben gekregen dat ze dingen niet goed
doen. Door onze ervaring weten we hen
vaak heel lastig te onderzoeken, omdat
er meestal sprake is van meervoudige
problemen, naast de verstandelijke
beperking. Het is moeilijk om te
herkennen wat nu precies de kern is,
omdat het een vrij diffuus gedragsbeeld
kan opleveren. Hetzelfde gedrag kan
verschillende oorzaken hebben en
dezelfde oorzaak kan verschillende
gedragsbeelden als gevolg hebben.”
“Het is iedere keer weer zoeken
waarom een kind bepaald
gedrag laat zien.”
vaak toch nog te motiveren, soms met
aangepaste materialen. Daarnaast heb je
natuurlijk je klinische blik. Ik heb al zoveel
kinderen gezien, waardoor ik een beetje
weet wat wel of niet afwijkend is.”
Passend advies
Een onderzoek moet volgens Andries
vooral leiden tot een goed en bruikbaar
advies, waar anderen mee verder kunnen.
Betekent dit dat een goede diagnose altijd
leidt tot een korter hulpverleningstraject?
“Het is geen exacte wetenschap”,
nuanceert Andries. “Als je het zorgvuldig
doet en multidisciplinair aanpakt, dus ook
samenwerkt met therapeuten, school
en andere belangrijke betrokkenen, dan
kan de behandeling passender worden
en efficiënter. Je moet kinderen echter
niet onnodig belasten met onderzoeken.
Het moet iets opleveren voor de cliënt.
Bij onze doelgroep is de problematiek
Intensieve behandeling
Gemeenten willen de hulp het liefst zo
dicht mogelijk rond het gezin organiseren
en residentiële zorg afbouwen. Kan onze
doelgroep grotendeels behandeld worden
in een ambulant traject?
Andries: “De laatste jaren kijken we nog
meer dan vroeger nadrukkelijk eerst of
het kind echt niet thuis kan wonen met
behandeling. Dat bewustzijn leeft sterk
binnen Lijn5, maar bij een flinke doelgroep is dat helaas niet mogelijk. We
hebben soms te maken met uitermate
complexe gezinsgeschiedenissen, waar
de ouders echt niet meer in staat zijn om
de kinderen thuis op te voeden. De problemen van deze kinderen zijn vaak ook
te complex om ze in een gezinshuis of
pleeggezin te plaatsen.”
Residentiële behandelgroepen zullen
volgens Andries dus echt nodig blijven. De
15
tendens is nu echter vooral licht starten en
als dat niet gaat zwaardere hulpverlening
inzetten. “Als je dat consequent doet,
dan kan het kind te laat de juiste hulp
krijgen”, stelt Andries. “Hierdoor wordt
de problematiek erger en raakt het kind
gefrustreerd en verhard. Soms zelfs met
een gesloten behandeling tot gevolg.
Uiteindelijk duurt de behandeling dan
langer en is het duurder. Terwijl als je
tijdig met een intensievere vorm van
behandeling durft te investeren, je kunt
zorgen dat problemen op dat moment
goed aangepakt worden.”
Samenwerking
Om ervoor te zorgen dat de juiste hulp
wordt ingezet, is het dus belangrijk dat
ook de generalisten in de wijkteams
kunnen beschikken over een brede
expertise. Volgens Andries zouden
specialisten daarom als een flexibele schil
moeten functioneren. “Indien er sprake
is van complexe problematiek, moet je
de juiste deskundigheid snel kunnen
invliegen, zodat je meteen kunt kijken
wat er nodig is. Iedereen snapt dat je het
liefst zo kort, licht en dicht mogelijk bij het
gezin hulp wilt inzetten. Maar als het kind
meer nodig heeft, dan moet je dit op een
juiste manier kunnen doen.”
“Ik ben nu bijvoorbeeld bij Spirit
gedetacheerd voor een aantal uren
consultatie”, gaat Andries verder. “Als zij
een aantal maanden met een jongere
bezig zijn en de ontwikkeling stagneert,
dan betrekken ze mij in toenemende
mate om mee te kijken. Soms zijn een
paar adviezen voldoende, soms moeten
16
Jaarmagazine l 2013
we samenwerken en een stukje van de
behandeling overnemen en soms kan het
kind beter door ons behandeld worden.
Dat is winst als je daar vroeg genoeg
naar kijkt. Dit geldt ook voor andere
specialismen, je moet daarin goed met
elkaar samenwerken.”
goedkoop geen duurkoop wordt”, meent
Andries. “Ik begrijp dat er bezuinigd moet
worden, maar doe dit op een verstandige
manier, zodat er geen zorgproducten
gaan verdwijnen, die zo direct driedubbel
nodig zijn. Dat is kapitaalvernietiging.
Ik hoop dat gemeenten het lef hebben
“Als het kind meer nodig heeft, dan
moet je dit op een juiste manier
kunnen doen.”
Breed Expertisecentrum
Lijn5 werkt in alle regio’s inmiddels samen
met partners uit onder meer de (gesloten)
jeugdzorg, LVB-zorg, verstandelijk
gehandicaptensector, geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg. Andries:
“Dat is mede een voordeel van de
transitie, het dwingt je om meer samen
te werken, hierdoor ontstaan ook nieuwe
kansen. Ik hoop dat we met elkaar een
soort expertisecentrum kunnen opzetten
om te komen tot het beste advies voor
jongeren met complexe problematiek.
In Amsterdam zijn we met partners
bijvoorbeeld al bezig met de ontwikkeling
van een Expertisenetwerk voor LVBjongeren.”
Bezuinig met lef
Door de transitie krijgt de jeugdhulpverlening de komende jaren te maken
met forse bezuinigingen, terwijl de
problematiek van de jongeren niet
lichter wordt. “We moeten uitkijken dat
om toch relatief dure behandelvormen
te behouden, wetende dat als je dat niet
meer hebt, problemen groter worden en
uiteindelijk nog duurdere zorg nodig is.”
Onze doelgroep kan niet zo goed voor
zichzelf opkomen en blijft kwetsbaar, daar
moeten we rekening mee houden, vindt
Andries. “Het leidt anders onherroepelijk
tot andere problemen: meer criminaliteit,
prostitutie, zelfverwonding of suïcidaal
gedrag, meer burenoverlast, geweld op
straat, etc. Maar het moet geen wedstrijd
zijn wat het goedkoopst is of waar we
het minste last van hebben. We moeten
er samen voor zorgen dat mensen die
in een moeilijkere positie zitten zo goed
mogelijk mee kunnen draaien in onze
maatschappij. Jongeren met een licht
verstandelijke beperking hebben wel een
beperking, maar hebben ook prachtige
en positieve kanten en die moeten we
ook zien en kunnen benutten.”
Download