Bedrijfsplan Pianola Museum 2014

advertisement
GEEF HET PIANOLAS MUSEUM DE RUIMTE
Plan Pianola Museum 2014-2017
A. Inleiding
Voor u ligt het plan van het Pianola Museum. Het Pianola Museum draagt al
bijna twintig jaar op een bijzondere wijze bij aan de veelzijdigheid van het
culturele aanbod van Amsterdam. Het is sinds 2002 opgenomen in het
Museumregister. Begonnen rond 1970 als een particuliere collectie van
pianola’s en muziekrollen door enkele liefhebbers is het Pianola museum in het
Amsterdam van nu een bijzondere trekpleister in het hart van de Jordaan. Het
museum ontvangt bezoekers vanuit alle werelddelen.
De collectie instrumenten en muziekrollen is in de loop der jaren enorm
toegenomen en is voor belangstellenden inmiddels een ware muzikale
schatkamer met materiaal uit het eind van de 19e en het begin van de 20e
eeuw. De collectie omvat thans meer dan 30.000 muziekrollen en ruim 50
instrumenten en is daarmee uitgegroeid tot een der grootste ter wereld. Ook
degenen die niet bekend zijn met de pianola vinden steeds beter hun weg naar
het museum. De collectie wordt niet gepresenteerd als een statische
tentoonstelling, maar de instrumenten worden spelend getoond. Het stijlvolle
interieur van het museum verplaatst de bezoeker direct in de sfeer van het
begin van de twintigste eeuw. De automatisch spelende piano's en vleugels met
een uitgebreid repertoire van muziekrollen maken een bijzondere vorm van
muziekreproduktie mogelijk, waarbij de instrumenten dus zelf de muziek
voortbrengen. De combinatie met uitvoeringen door levende musici geeft de
museumcollectie een bijzondere extra dimensie en actualiteit.
Deze bijzondere vorm van museale presentatie is in de loop van de afgelopen
twintig jaar steeds verder in het museum zelf ontwikkeld en is echt uniek, zelfs
op internationaal niveau.
Het museum heeft al jarenlang weinig middelen voor zijn taak beschikbaar,
maar heeft niettemin toch nog steeds vooruitgang weten te boeken. De
daarmee in de loop der jaren opgedane ervaring zal zeker in dit tijdsgewricht
van pas blijven komen. De komende vier jaar staan in het teken van het
uitbreidingsplan en de daaruit voortvloeiende verbetering van het
toekomstperspectief. Uitbreiding van de bezoekersruimten, uitbreiding van de
museumwerkplaats, uitbreiding van het archief en het depot, uitbreiding van de
openstelling en bezoekmogelijkheden. In dit plan kunt u lezen dat de
voorbereidingen voor dit plan al in volle gang zijn. Met steun van de gemeente
Amsterdam, het Stadsdeel Amsterdam Centrum, cultuurfondsen, sponsors,
mecenassen en donateurs zal een museum gevormd worden, dat tot in lengte
van jaren zelfstandig zal kunnen functioneren en jong en oud zal kunnen blijven
boeien met deze bijzondere, hoogwaardige vorm van muziekreproduktie
De basis voor de collectie van het Pianola Museum werd ruim veertig jaar
geleden gelegd (ca. 1970). In 1981 werd besloten tot het oprichten van een
stichting, die ervoor zou dienen te zorgen dat de collectie tot in lengte van jaren
verder opgebouwd zou kunnen worden, bewaard zou kunnen blijven en aan alle
belangstellenden getoond zou kunnen worden. Het museum werd en wordt nog
steeds gezien als een invulling van een belangrijk hiaat in het behoud van ons
cultureel erfgoed. Het feit, dat elders zo weinig aandacht aan dit fenomeen
wordt besteed vindt zijn oorzaak vooral in de relatieve onbekendheid ervan, en
de specialistische vakkennis die vereist is om de instrumenten goed speelbaar
te maken en te houden. Het verhaal van de automatische piano kan niet alleen
gezien worden als een bijzonder hoofdstuk in de rijke geschiedenis van de
piano, maar ook als een deel van de geschiedenis van de muziekreproduktie,
die eigenlijk anno 1900 begint met de introductie van fonograaf, grammofoon en
pianola.
In het algemeen is het zo, dat collecties van muzikaal erfgoed in ons land
steeds meer naar de zijlijn teruggedrongen zijn. Door deze ontwikkeling is het
Pianola Museum een van de weinige musea die nog opengesteld zijn voor het
publiek.
In de huidige situatie is de voor het museum beschikbare ruimte in het pand
minimaal. De exploitatie wordt daardoor niet alleen zeer bemoeilijkt, het
onderhoud van de collectie staat al jaren zo goed als stil, en ook kan het
behoud en de veiligheid van de voor ons land unieke collectie onvoldoende
gewaarborgd worden. De impasse in de ontwikkeling van het museum kan
doorbroken worden door ingebruikname van de boven de huidige
museumruimte gelegen verdiepingen. Het museum en de presentatie ervan
moeten letterlijk en figuurlijk op een hoger plan getild worden. Met de in de
huidige omstandigheden mogelijke museumexploitatie kan geen winst geboekt
worden. Steun van particulieren, sponsors en fondsen, maar ook een eenmalige
bijdrage van de overheid is voor de realisatie van het uitbreidingsplan daarom
onontbeerlijk.
B. Het museum (huidige situatie)
Het museum is thans sinds ongeveer twintig jaar gehuisvest in een voormalig
politiebureau in de Amsterdamse Jordaan. Het museum kan nu alleen
beschikken over de begane grond van het voormalige politiebureau. Daar is in
totaal ruim 150 m2 beschikbaar. Na aftrek van entreehal, gang, toiletruimten en
ruimten voor opslag en kantoor, blijft daarvan maar ongeveer 80 m2
publieksruimte over. De tentoonstellingsruimte is zo minimaal, dat maar een
zeer klein gedeelte van de collectie getoond kan worden en voor
museumactiviteiten ingezet kan worden. Het grootste deel van de collectie is
ondergebracht in twee depotruimten: een kleine (ca. 60 m2) in de stad en een
grote (ca. 400 m2) op een uur afstand buiten de stad. Sinds het museum zijn
subsidie voor (twee) arbeidsplaatsen is verloren (opheffing voomalige I/D
banen) kan het alleen nog door vrijwilligers gerund worden. In de laatste jaren
hebben wij de museumpresentatie steeds meer moeten concentreren op
activiteiten, die grotere groepen bezoekers trekken: groepsbezoeken en
museumconcerten. De vaste openingstijd van het museum is daarom beperkt
tot de zondagmiddag. De groepsbezoeken en museumconcerten zorgen thans
voor 90 % van het totale bezoekersaantal (ca. 4.500). In de huidige
omstandigheden zou het een onevenredig grote inspanning kosten om dit
aantal nog substantiëel te verhogen. Ook de gemiddelde toegangsprijs en de
besteding per bezoeker kan in de huidige situatie niet zeer hoog zijn (samen ca.
5 euro). Het museum kan immers slechts een beperkt deel van zijn collectie
laten zien en de faciliteiten die wij de bezoeker kunnen bieden zijn verre van
ideaal.
Het museum heeft zich om het hoofd te kunnen bieden aan de steeds lastiger
wordende omstandigheden waarin gewerkt moet worden meer en meer
geprofileerd als een concertpodium, waar men historische uitvoeringen van
pianomuziek kan beleven en concerten waarbij de museuminstrumenten al of
niet in combinatie met andere instrumenten live bespeeld worden. Deze vorm
blijkt zeer goed aan te slaan bij de interesse en de wens van het publiek, dat
niet zozeer geïnteresseerd is in een statische tentoonstelling, maar een
levendige presentatie juist wel op zijn waarde weet te schatten. Dan blijkt het zo
onbekende fenomeen van de automatisch spelende piano wel degelijk tot de
verbeelding van velen te spreken. Veel bezoek van het museum komt dan ook
tot stand via aanbevelingen van bezoekers.
C. Plan 2014-2017
1. Uitgangspunten: missie, visie, doelstellingen
De missie van het museum is ervoor te zorgen, dat het bijzondere cultuurgoed
van de automatische piano en alle direct daaraan verwante instrumenten een
nieuwe functie krijgen en houden in een aansprekende museale presentatie,
zodat er ook op langere termijn voldoende inkomsten en draagvlak zullen zijn
om het behoud van een collectie als deze te kunnen waarborgen.
Visie: de markt voor de automatische piano en zijn directe verwanten was door
de kostbaarheid ervan beperkt tot de elite (in ons land ruim 20.000 bezitters,
wereldwijd enkele miljoenen). De instrumenten boden zoveel kwaliteit, dat
ondanks de hoge prijs de produktie een hoge vlucht heeft genomen. Dankzij de
hoge kwaliteit van de instrumenten kunnen deze ook nu nog in goed speelbare
conditie worden teruggebracht en kunnen zij ook de huidige en toekomstige
generaties blijven boeien met hun bouw en techniek, maar vooral met de
muziek die zij kunnen voortbrengen. Het repertoire van de instrumenten is zo
omvangrijk en gevarieerd, dat er voor mensen met zeer uiteenlopende muzikale
smaak altijd voldoende te beleven zal zijn.
Doelstelling: Het bijeenbrengen en instandhouden van een representatieve
collectie op het gebied van de automatische piano en zijn directe voorgangers
en opvolgers. Het terugbrengen van de instrumenten in speelbare conditie en
het verrichten van het noodzakelijke onderhoud om deze conditie op peil te
houden. Het tonen van de collectie aan alle belangstellenden. Het doen van
onderzoek naar (onderdelen van) de collectie.
2. Cultureel ondernemerschap
Het cultureel ondernemerschap vormt al sinds de oprichting van de Stichting
Nederlands Piano Museum (in 1981) de basis van het museum. De eigen
inkomsten bedragen al die tijd meer dan de helft van het totaal. Alleen tijdens
de korte periode (Kunstenplanperiode 2001-2004) dat het museum een
structurele subsidie van de gemeente Amsterdam mocht ontvangen was dit
aandeel ca. 25 %. Sinds de opheffing van de (voormalige) I/D regeling is het
aandeel zelfs opgelopen naar ca. 80 % (eigen inkomsten). Zodra de bijdrage
van het Stadsdeel Centrum uit de regeling ‘culturele instellingen op weg naar de
beleidshuur’ zal zijn afgelopen (2013 is het laatste jaar van deze regeling) zal
het museum zich voor 100% uit eigen inkomsten moeten zien te bedruipen.
In de door de gemeente Amsterdam opgestelde richtlijnen voor de
Kunstenplanperiode 2013-2016 wordt een eigen bijdrage van 25 % als norm
gesteld, met de kanttekening, dat dit cijfer door culturele instellingen met een
zorgfunctie voor erfgoed nog lager mag liggen. Met een eigen bijdrage van
100% wordt de lat voor het Pianola Museum (met een in verhouding zeer
omvangrijke erfgoedcollectie) dus wel zeer hoog gelegd. Wellicht komt het
museum in een toekomstige Kunstenplanperiode toch in aanmerking voor een
structurele subsidie, maar bij de opstelling van dit plan kunnen wij daar
vooralsnog niet van uitgaan.
3. Doelgroepen & bezoekers
De voornaamste doelgroepen van het museum zijn liefhebbers van muziek en
cultuurhistorie, uit binnen- en buitenland. Dankzij het feit, dat muziek het
belangrijkste ‘produkt’ is van het museum is dit voor alle rangen en standen,
nationaliteiten en leeftijden aantrekkelijk. Behalve de meer dan 1 miljoen
inwoners van Amsterdam en de regio Amsterdam trekt de stad natuurlijk ook
zoveel bezoekers uit binnen- en buitenland, dat er een onuitputtelijke bron van
potentiële museumbezoekers te vinden is. Het thans minimale bezoekersaantal
van ca. 4.500 kan door een toekomstige verruiming van de openstelling,
vergroting van de museumcapaciteit en verbetering van de geboden faciliteiten
zonder enige twijfel verdrievoudigd worden. Ook in dat geval (ca. 12.500 15.000 bezoekers) gaat het om ca. 0,5 % van het Nederlandse en buitenlandse
publiek. Dat is geen overdreven prognose, maar voor een dergelijke verhoging
van het bezoekersaantal moet het museum een groter beroep doen op
medewerking van vrijwilligers en ook noopt dit tot het aanstellen van een kleine
professionele staf voor de continuïteit en om de vrijwilligers aan te sturen.
4. Wat heeft het museum te bieden
Na de realisatie van het uitbreidingsplan kan het museum zijn bezoekers veel
meer bieden en zijn presentatie ook op een veel hoger niveau brengen.
De ruimte op de begane grond zal grotendeels als tentoonstellingruimte gaan
fungeren. Daarnaast is er ruimte om het bestaande muziekrollenarchief (in het
cellenblok) uit te breiden en beter te beschermen tegen de gevolgen van
calamiteiten. Ook kan er een museumwerkplaats gebouwd worden, die ons in
staat zal stellen het nodige onderhouds- en restauratiewerk te gaan verrichten.
Alleen met goed spelende en klinkende instrumenten zullen wij de museumbezoeker kunnen (blijven) boeien.
Op eenhoog is er voldoende ruimte om de muziekkamer uit het landhuis Kareol
na te bouwen, inclusief het daarbij behorende orgel, dat ook via muziekrollen
speelbaar is. Dit instrument is uniek voor ons land, en de herkomst spreekt nog
steeds tot de verbeelding van vele liefhebbers van cultuur en muziek. Deze zaal
zal tevens kunnen dienen voor het geven van bijzondere concerten en
ontvangsten. De naastgelegen ruimte (aan de straatzijde zal ingericht kunnen
worden als museumcafé, en zal kunnen dienen als foyerruimte. Daarmee zal
het museum eindelijk catering op een behoorlijk niveau kunnen bieden. Een
andere ruimte aan de voorzijde kan ingericht worden met het unieke
bibliotheek-interieur afkomstig uit het landhuis Seewarte in de Zwitserse plaats
Meggen (net als Kareol ook van Julius Carl Bunge). Deze bijzondere
betimmering werd uitgevoerd in 1927 in een meubelmakersatelier in Karlsruhe
naar een ontwerp van de Duitse kunstenaar Max Laeuger, die ook
verantwoordelijk was voor de vormgeving van Kareol. In 2012 ontving het
Pianola Museum dit interieur als schenking van een Zwitserse familie.
Op tweehoog zal de voormalige dienstwoning in zijn oude functie hersteld
worden. Daarnaast is er voldoende ruimte voor een muziekzaal, een
rechthoekige ruimte, waar in elk van de vier hoekpunten een reproduktievleugel opgesteld zal kunnen worden. Daarmee zal het museum
vertegenwoordigers van de belangrijkste systemen op dit gebied speelklaar
kunnen opstellen en voor concerten beschikbaar hebben. Daarnaast kan deze
ruimte uiteraard dienen voor allerlei andere museumconcerten en ontvangsten.
5. De museumcollectie
De museumcollectie is in de loop van ongeveer veertig jaar opgebouwd en
omvat inmiddels meer dan honderd instrumenten: uiteenlopend van piano’s en
vleugels uit begin 19e eeuw, mechanisch werkende pianospeelapparaten,
speeldozen en aanverwante muziekautomaten, voorzetapparaten, pianolapiano’s en –vleugels, reproduktiepiano’s en –vleugels, automatisch spelende
harmoniums en orgels, grammofoons en fonografen. Daarbij behoort een zeer
grote verzameling ‘informatiedragers’, met name muziekrollen (meer dan
30.000 stuks), grammofoonplaten, fonograafrollen, enz. Het
documentatiearchief bevat honderden dossiermappen met oude folders,
brochures en catalogi van fabrikanten, met name uit de periode 1880-1950, vele
honderden boeken en tijdschriften, die niet alleen belangrijk zijn als
referentiemateriaal, maar ook vaak geschikt zijn voor het gebruik bij
tentoonstellingen. Het museum heeft in de loop der jaren zeer veel schenkingen
van particulieren en musea ontvangen. Ook werd in de laatste jaren tweemaal
een legaat ontvangen: de complete (gespecialiseerde) werkplaats van de
bekende Amsterdamse pianostemmer Dolf van den Assem en de complete
collectie pianola’s en muziekautomaten van de Larense muziekdocent en
verzamelaar Andreas van Hall.
Een dergelijke omvangrijke en gespecialiseerde collectie als in het Pianola
Museum bijeengebracht is, is in Nederland als uniek te beschouwen.
Internationaal zijn er maar weinig vergelijkbare collecties aan te wijzen.
6. Museumpresentatie en activiteiten
De museumpresentatie zal op allerlei wijzen kunnen plaatsvinden:
- individueel bezoek met tekst, uitleg en muziek via speciale geluidsapparatuur
of via apps voor de mobiele telefoon
- groepsbezoek met tekst, uitleg en muziek door een rondleider
- museumconcerten met uitvoeringen d.m.v. muziekrollen
- live-concerten
- combinaties van de drie bovenstaande vormen
Daarnaast zal het museum plaats kunnen bieden aan groepen voor allerlei
gelegenheden: vergaderingen, lezingen, presentaties, feestelijke
bijeenkomsten, e.d. Ook daarbij kan de muzikale omlijsting vanzelfsprekend
voor een extra cachet zorgen.
7. Locatie(s)
De locatie van het museum is in het hart van de Jordaan. Dit maakt het
museum voor velen bereikbaar, ook (juist) met het openbaar vervoer (ca. 15
min. loopafstand van het CS). Schuin tegenover het museum is het Perlee
Museum gevestigd, hetgeen mogelijkheden biedt tot samenwerking bij het
ontvangen van grotere groepen. In de straat is weliswaar heel wat
parkeerruimte, maar het parkeren is relatief duur. Bij een concert is de bezoeker
bijna evenveel kwijt voor zijn entreekaart als voor het parkeren van zijn auto.
Toch is er nauwelijks een betere locatie voor het museum te vinden. Ruimte in
de stad Amsterdam is over de hele linie in verhouding kostbaar en de vierkante
meterprijs van de ruimte in de Westerstraat is daarmee vergeleken zeker niet
hoger. Bovendien is door het museum al een enorme investering gedaan in het
pand, sinds de vestiging op de begane grond in 1993 (naar schatting ca.
200.000 euro). Verhuizing naar een andere locatie zou daardoor voor het
museum een groot kapitaalverlies betekenen. De plannen voor een
parkeergarage op enkele honderden meters van het museum (Singelgracht)
kan de bereikbaarheid van het museum nog verbeteren. Om de huidige locatie
echt geschikt te maken voor de huisvesting van het museum op de lange
termijn moeten er wel aanpassingen aan het pand plaatsvinden. De meest
ingrijpende zijn het verwijderen van enkele tussenmuren op de eerste
verdieping om een grotere ruimte te maken voor de Kareol-orgelsalon.
Aangezien de eigenaar (Stadsdeel Amsterdam Centrum) de daarvoor
benodigde investering niet wenst te doen, is het beter als het museum het pand
in eigendom overneemt van het Stadsdeel. In dat geval kan het museum een
beroep doen op allerlei fondsen voor de verbouwing en herinrichting. Ook van
de zijde van het Stadsdeel ziet men dit als de beste oplossing. De overname
van het pand voor een marktconform bedrag blijkt niet haalbaar, omdat de
Gemeente Amsterdam daar niet aan wenst bij te dragen. Wij hebben daarom
aan het Stadsdeel verzocht het pand voor een symbolisch bedrag aan het
museum over te dragen, conform de regeling die onlangs Is overeengekomen
door het Stadsdeel West met het museum Het Schip.
Naast de huidige locatie beschikt het museum thans nog over twee
depotruimten, waar het grootste deel van de museumcollectie is opgeslagen.
Een ervan is gelegen in de binnenstad (ca. 60 m2), de andere (ca. 400 m2) op
een uur rijden van het centrum. Na de herinrichting van het museum zal de
ruimte in de binnenstad (relatief de duurste) geheel ontruimd kunnen worden.
De andere zal gedeeltelijk ontruimd kunnen worden, omdat veel van de daar
aanwezige objecten in het museum zelf ondergebracht zullen kunnen worden.
Dit betekent uiteraard een flinke besparing op de kosten voor het depot.
8. Uitbreidingsplan
De opzet van het uitbreidingsplan is de huidige locatie van het museum
optimaal te gaan benutten, zodat de thans beschikbare ruimte (ca.150 m2)
verdrievoudigd zal kunnen worden. Twee nieuwe ruimten kunnen met name
gaan dienen voor het geven van museumconcerten. Voor de uitgebreide
collectie muziekrollen en het documentatie-archief zal een brandveilige ruimte
worden gemaakt. En het museum zal kunnen beschikken over een eigen
atelier-ruimte, waar het zo noodzakelijke onderhoudswerk zal kunnen worden
verricht. Het museum zal zo voldoende ruimte kunnen bieden om het
belangrijkste deel van de collectie permanent op te kunnen stellen, zodat dit
voor alle museumactiviteiten ingezet zal kunnen worden. Daarmee zal het
museum voldoende inkomsten kunnen verwerven om ook op langere termijn
kostendekkend te kunnen blijven werken. Daarmee zal het behoud van de
collectie gewaarborgd kunnen worden en dankzij de ligging op een voor velen
bereikbare locatie, zal het ook door alle belangstellenden bezocht kunnen
worden. Het verbouwingsplan zal gedeeltelijk uit eigen middelen kunnen
worden gefiancierd. Daarnaast zullen wij een beroep moeten doen op giften van
donateurs en eventuele sponsors, en (met name) allerlei (cultuur-)fondsen. De
kosten van de verbouwing kunnen zo nodig aanzienlijk worden gereduceerd
door alleen de grove werkzaamheden uit te besteden en de afwerking en
herinrichting met hulp van vrijwilligers uit te voeren. De verbouwing en inrichting
van de begane grond werden indertijd zelfs geheel in eigen beheer uitgevoerd.
Deze betroffen: metselwerk, stucwerk, uitvoeren van betimmeringen en ander
timmerwerk, loodgieterswerk, installatiewerk, schilderwerk, enzovoort. Ook alle
ontwerptekeningen werden in eigen beheer vervaardigd. Zo konden de kosten
tot de materiaalkosten worden beperkt. Voorlopig gaan wij ervan uit, dat er
voldoende middelen bij fondsen te vinden zullen zijn. Zonodig zullen de
werkzaamheden over meerdere jaren moeten worden gespreid en zoveel
mogelijk door vrijwilligers worden uitgevoerd. Het museum zal dan opengesteld
moeten blijven om te voorkomen, dat er grote tekorten ontstaan.
9. Planning in fasen
Vanwege de complexiteit van het gehele plan en de beperkte middelen
waarover het museum op dit moment kan beschikken, moet het plan stap voor
stap worden uitgevoerd om het haalbaar te maken.
Stap 1: overdracht van het pand aan de museumstichting
Stap 2: aanvragen woningonttrekking 1-hoog, bestemmingswijziging 2-hoog,
(bouw)vergunningen, offertes verbouwing, fondsenwerving
Stap 3: ontruiming 1e en 2e verdieping, uitvoering verbouwing
Stap 4: herinrichting museum, heropening
Wij hopen dat stap 1 (overdracht van het pand) reeds in het voorjaar van 2014
zal kunnen plaatsvinden. Gedurende de voorbereidende fase (stap 2) zal het
museum open blijven in de huidige vorm, zodat er nog voldoende inkomsten
kunnen worden verkregen. Het is niet te voorzien hoeveel tijd deze fase in
beslag zal nemen.
Stap 3 en 4 moeten daarna binnen een jaar uitgevoerd kunnen worden, mits er
voldoende fondsen hieraan willen bijdragen. In het ongunstigste geval moeten
alle werkzaamheden binnen vijf jaar voltooid kunnen zijn. Ook dan zal het
museum opengesteld moeten blijven.
10. De museumorganisatie
Het museum wordt beheerd door de Stichting Nederlands Piano Museum. Deze
werd opgericht in 1981. Een groep van donateurs steunt al vanaf het begin het
werk van het museum. Het museum staat al vele jaren te boek bij de
Belastingdienst als een ‘het algemeen nut beogende instelling’ (ANBI). Het
bestuur van de stichting is nu nog in handen van direct bij het museumwerk
betrokkenen. Het ligt in de bedoeling de uitvoerende taken en het
museumbestuur te scheiden, zodra het museum zich voldoende verder
ontwikkeld zal hebben. In de huidige situatie, waarin van bestuursleden veel
meer gevraagd wordt dan een zuiver toezichthoudende functie, is het zeer
moeilijk daarvoor geschikte kandidaten te vinden, die zoveel tijd en aandacht
aan het museum en de verdere opbouw daarvan kunnen en willen besteden.
Het museumwerk wordt nu nog verricht door een groep vrijwilligers (ca. 25
personen), die aangestuurd worden door de conservator/directeur en een
assistente. Deze zijn weliswaar thans ook werkzaam als vrijwilliger maar wel
een groot deel van de werktijd aanwezig. Zodra mogelijk dankzij voldoende
inkomsten zal de museumorganisatie allengs door een kleine professionele staf
gerund moeten gaan worden. Dit om een grotere continuïteit te kunnen
waarborgen, maar ook om ervoor te zorgen dat de taken beter verdeeld kunnen
gaan worden en er nog meer vrijwilligers en stagiairs zullen kunnen worden
aangetrokken. Door overdracht van kennis en vaardigheden aan deze groepen
zal het museumwerk in al zijn facetten meer en meer toevertrouwd en
overgedragen kunnen worden aan een nieuwe generatie. Gestreefd wordt naar
een personeelsbezetting van ca. 3,2 fte.: een conservator/artistiek leider, een
zakelijk leider/coördinator voor de vrijwilligers, een medewerker voor
pr./marketing en presentatie en een huismeester, allen voor ca. 0,8 van de
volledige werktijd. Omdat het museum zelf alle inkomsten moet gaan genereren
voor deze arbeidsplaatsen, zal de beloning voorlopig niet veel meer kunnen
gaan bedragen dan het minimumloon.
11. Exploitatie
De exploitatie is in de huidige situatie niet op een kostendekkende wijze
mogelijk. Het museum heeft door het enorme ruimtegebrek te weinig
mogelijkheden om voldoende eigen inkomsten te verwerven. Het museum
ontving in de periode 2009-2013 van het Stadsdeel Centrum een subsidie voor
activiteiten.
Ook met inbegrip van deze subsidie bleef er nog een deficit over, dat alleen
opgevangen kon worden door de bijdragen van donateurs. In de bijlagen is een
overzicht van de inkomsten en uitgaven in 2012 en die in 2013 (voorlopig),
gevolgd door de begrotingen van de verschillende stappen, die zullen leiden tot
een kostendekkende exploitatie op een veel hoger niveau.
12. SWOT-analyse
Sterke punten:
- het museum heeft een (bijna) uniek ‘produkt’ (unique selling point’)
- het museum heeft in de afgelopen twintig jaar een grote kring van ‘fans’
en donateurs opgebouwd
- het museum is voor bezoekers uit alle windstreken interessant (muziek is
de meest internationale taal)
- de meeste instrumenten spelen (als) vanzelf, waardoor de presentatie
altijd levendig is
- zowel voor de instrumenten als voor de muziekrollen geldt, dat deze (bij
goed onderhoud en verantwoord gebruik) ‘het eeuwige leven hebben’
dankzij de hoge kwaliteit ervan
Zwakke punten:
- klassieke/akoestische muziek wordt steeds meer naar de achtergrond
gedrongen door de commerciële (meest electronisch voortgebrachte)
popmuziek, een massaprodukt met een zeer sterke marketing
- op peil brengen en houden van de instrumenten is erg arbeidsintensief
- de meest aansprekende museumpresentatie (in de vorm van
rondleidingen) vereist ervaren rondleiders en is ook arbeidsintensief
- te grote afhankelijkheid van eigen inkomsten
- het museum is pas interessant voor eventuele sponsors als alles goed
op orde is
Kansen:
- het museum kan zich in het oude politiebureau ontwikkelen tot een
niveau, waarop het zelfstandig zal kunnen blijven bestaan en vrijwel al
zijn potentiëel zal kunnen benutten
- naarmate het museum en zijn collectie beter op orde zijn gebracht
nemen samenwerkingsmogelijkheden met andere culturele instellingen in
de stad en in heel Nederland aanzienlijk toe
- dit geldt ook voor samenwerkingsmogelijkheden met verwante instituten
in andere Europese landen (Europese subsidies voor het behoud van
Europees erfgoed)
- het museum kan zich gaan profileren als een internationaal platform van
kennis en informatie op het gebied van het bijzondere cultuurgoed, dat
het bewaart
Bedreigingen:
- de verslechterende positie van de ‘culturele sector’ in ons land
- de in verhouding steeds geringere aandacht voor geschiedenis en
cultuur in de opvoeding van kinderen, ook in het onderwijs
Samenvatting en conclusie
Het Pianola Museum werd ongeveer twintig jaar geleden geopend na
jarenlange voorbereidingen. Kort na de opening kwam de geplande
ontwikkeling van het museum op een dood spoor. Ondanks deze tegenslag
heeft het museum de beschikbare mogelijkheden zoveel molgelijk benut. Met
kleine, meest incidentele subsidies, maar vooral dankzij talrijke bijdragen van
donateurs en de niet aflatende inzet van vrijwilligers is het museum en zijn
collectie verder opgebouwd en zijn allerlei activiteiten ontwikkeld om het
museum onder de aandacht te brengen en te houden. De in 1994 ontstane
impasse is echter nog steeds niet doorbroken. Inmiddels barst het museum uit
zijn voegen, terwijl een groot deel van het potentieel van de zeer uitgebreide en
diverse museumcollectie nog niet eens benut kan worden. De overheid gaat er
meer en meer van uit, dat een instelling als het Pianola Museum zichzelf geheel
zou moeten kunnen bedruipen en anders geen bestaansrecht heeft. De enige
manier om dit voor elkaar te krijgen is eerst het museum de kans te bieden alles
goed op te bouwen, en met voldoende faciliteiten op een niveau te brengen, dat
het museum daarmee voldoende publiek zal kunnen trekken en voldoende
inkomsten zal kunnen genereren.
Bijlagen:
Overzicht exploitatie
Aankoop pand
Kosten verbouwing
Download