Beleggen

advertisement
Beleggen
Les 2
Opties, warrants en
futures
Inleiding
Het begrip ‘optie’
Er zijn vele manieren om uit te leggen wat een optie is, en daarom is het wellicht het
beste om te beginnen met de uitleg die het woordenboek ons geeft. Het groot
woordenboek der Nederlandse taal geeft verschillende betekenissen. De eerste hiervan is
“vrije keus”. In principe is dit reeds een essentieel onderdeel van het begrip optie. De
tweede omschrijving in Van Dale geeft een ietwat gedetailleerder beeld: “het recht dat
een koper zich voorbehoudt om op een bepaalde tijd te verklaren of hij als koper het goed
nog wil kopen”. Iedereen die ooit eens een huis heeft gekocht, herkent deze omschrijving
wel. Men heeft interesse in een huis, maar wil zich eerst nog eens wat verder oriënteren
en informeren. Dit wordt mogelijk door af te spreken dat het huis voor een bepaalde
periode exclusief gereserveerd blijft, zodat men binnen die periode een afgewogen
beslissing kan maken of het huis wel of niet wordt aangekocht. De verkopende partij
geeft dus in dit geval een optie af op het onroerende goed.
Het woordenboek geeft ook een omschrijving van de betekenis van het woord “optie” als
beursterm: “verhandelbaar recht om van de onderliggende waarde een
standaardhoeveelheid te kopen of te verkopen tegen een vooraf overeengekomen prijs en
gedurende de hele looptijd”. Dit is een vrij nauwkeurige omschrijving, die echter wel een
nadere toelichting behoeft. Op de eerste plaats constateren we dat het blijkbaar om een
“verhandelbaar recht” gaat. Dit betekent dat men een optie kan kopen en verkopen, en dat
men zich bij de aankoop van een optie een bepaald recht verwerft. Vervolgens gaat de
omschrijving in op hetgeen dit verworven recht nu precies inhoudt. Daarbij komen we in
eerste instantie het begrip “onderliggende waarde” tegen. Veelal zal dit een aandeel zijn
in een bedrijf wat aan de effectenbeurs genoteerd staat. Het kan echter ook een obligatie
zijn. Om onnodige verwarring te voorkomen zullen we in dit boek voornamelijk werken
met aandelen als onderliggende waarde. In dat geval is er ook geen verwarring over de
“standaardhoeveelheid”, want een aandelenoptie behelst altijd 100 stuks van het
betreffende aandeel. Hierbij gelden echter wel enige vooraf afgesproken voorwaarden.
Ten eerste wordt reeds bij de aankoop van de optie de prijs van de eventueel aan te
schaffen aandelen vastgelegd, de zogenaamde “uitoefenprijs”. Tevens wordt ook een
periode afgesproken, de in bovenstaande omschrijving genoemde “looptijd”, waarin men
van het recht gebruik kan maken. Deze periode is niet onbeperkt, maar kan in de praktijk
toch soms wel 5 jaar bedragen. Hiermee zijn alle begrippen in de omschrijving van Van
Dale nader toegelicht, en zou het begrip “optie” in principe duidelijk moeten zijn. Er
zitten echter nog een aantal addertjes onder het gras, want bovenstaande omschrijving is
niet helemaal nauwkeurig. Bovendien is het nogal abstract allemaal. Daarom gaan we nu
eens wat nader inzoomen op het begrip optie zoals dat in de beurspraktijk wordt
gehanteerd. Aan het eind van deze les gaan we ook nog kort in op twee andere
beleggingsprodukten, namelijk de zogenaamde warrants en de futures. Dit wordt slechts
zeer summier behandeld, wil men er meer over te weten komen dan kan men andere
brochures raadplegen. Het wordt in deze les slechts genoemd zodat men weet dat deze
produkten bestaan, doorgewinterde beleggers kunnen er hun voordeel mee doen.
2
Wat zijn opties?
Putopties
Op de effectenbeurs heeft het begrip optie een heel speciale betekenis. Op zich is het in
de financiële wereld al lang een bekend begrip, reeds tijdens de Gouden Eeuw bedienden
handelaren zich van dit instrument, en dan met name met als onderliggende waarde
tulpenbollen welke in die tijd letterlijk goud waard waren. Ook in de agrarische wereld is
het reeds langer gebruikelijk om opties te verhandelen, men spreekt daar ook wel over de
termijnhandel, wat precies aangeeft waar het hier om gaat (zoals we hopelijk na afloop
van deze les zullen begrijpen). Voor aandelen en obligaties bestaan opties echter nog niet
zo lang, slechts enkele tientallen jaren.
Maar wat zijn nu eigenlijk opties? Misschien kunnen we het beste met een voorbeeld
beginnen. Stel je hebt een pakket aandelen van een bepaald bedrijf, en de waarde van de
aandelen is aardig gestegen de laatste tijd. Enerzijds denk je dat het nog wel verder zal
stijgen, maar aan de andere kant is er toch de vrees dat de gemaakte winst misschien weer
ten dele zal verdwijnen. Ofwel, je twijfelt of je de aandelen zult verkopen en daardoor
misschien meer winst zult mislopen, of dat je de aandelen maar verkoopt en zo de reeds
gemaakte winst veilig stelt. Je kunt je dan afvragen of er niet een gulden middenweg is,
waarbij je de aandelen kunt behouden en kunt profiteren van eventuele verdere
waardestijgingen, maar daarnaast ook de reeds gemaakte winst kunt veilig stellen. Welnu,
dit kan door gebruik te maken van opties. Om precies te zijn, je gaat naar de beurs en
schaft een zogenaamde putoptie aan. Dit betekent het volgende. Door het verwerven van
deze putoptie heb je met een tegenpartij afgesproken dat jij de aandelen tegen een
afgesproken prijs aan hem mag verkopen binnen een bepaalde tijd. Deze afgesproken
prijs ligt dus vast, en kan niet meer veranderd worden. De tegenpartij heeft zich verplicht
om de aandelen af te nemen zodra jij hem daartoe oproept. Stel dus dat het aandeel
binnen de afgesproken tijdsperiode flink in waarde daalt, dan kun je toch je aandelen
kwijt tegen die vooraf afgesproken prijs, ook al ligt die prijs veel hoger dan wat er op dat
moment op de beurs voor het aandeel betaald wordt. Feitelijk heb je je met de aanschaf
van de putoptie verzekerd tegen forse waardedalingen van het aandeel.
Het moge duidelijk zijn dat de zon voor niets op gaat, maar dat een putoptie niet gratis zal
zijn. Laten we daarom eens een specifiek voorbeeld nemen. Op 14 januari 2000 noteert
het aandeel Koninklijke Olie (Royal Dutch geheten op de beurs) 61 Euro. Stel we kopen
op de bewuste dag een pakketje van 100 aandelen, en dat kost ons 6100 Euro,
transactiekosten niet meegerekend. We denken hier een aardige slag mee te kunnen slaan,
en dat het aandeel flink zal stijgen de komende weken. Door de hektiek op de
aandelenbeurzen voelen we ons echter niet helemaal zeker van de zaak, en besluiten om
een mogelijk verlies te gaan beperken tot slechts enkele Euro’s per aandeel. We winnen
informatie in en wat blijkt? We kunnen afspreken dat we de aandelen tot april 2000
kunnen aanbieden tegen een prijs van 60 Euro. Dat lijkt een mooi aanbod, want we
denken dat de stijging plaats zal vinden in de komende weken, en april is dus prima qua
termijn. Altijd kunnen verkopen tegen een prijs van 60 Euro per aandeel betekent dat we
er dus hoogstens 1 Euro verlies op kunnen maken. Maar ja, zoals gezegd is de putoptie
niet gratis, en hij blijkt op de beurs te verwerven te zijn tegen een prijs van 2.90 Euro. Dat
is de prijs die gerekend wordt per aandeel, maar we hebben al eerder gezien dat
optiecontracten altijd over 100 aandelen gaan, en dus dienen we 290 Euro in totaal te
betalen voor de putoptie die we op het oog hebben. Nu we al deze informatie hebben,
kunnen we eens wat rekensommetjes maken:
3


Stel het aandeel RD stijgt tot april van 61 naar 66 Euro. Dan is ons bezit gegroeid van
6100 naar 6600 Euro, een winst van 500 Euro. We hebben echter een putoptie
aangeschaft die 290 Euro kostte, zodat een totale winst van 210 Euro resteert.
Stel het aandeel zakt naar 56 Euro. Dat is vervelend, want het zou betekenen dat ons
aandelenbezit van 6100 naar 5600 Euro is gedaald, een verlies van 500 Euro.
Gelukkig hebben we de putoptie achter de hand, en verkopen aan de ongelukkige
tegenpartij onze aandelen voor 60 Euro per stuk, zoals afgesproken. We strijken dus
nog 6000 Euro op, slechts een verlies van 100 Euro. Inclusief de aangekochte
putoptie is het verlies dus 390 Euro, en niet 500.
Zoals we aan bovenstaande berekeningen zien kunnen we door het gebruik van putopties
ons verlies beperken, en dat is een veilig gevoel. Daarentegen zien we ook dat we onze
winst beperken. Werken we bovenstaand voorbeeld nog wat verder uit, dan resulteert het
volgende grafiekje. Op de horizontale as staat de waarde van het aandeel in april, op de
verticale as de gemaakte winst of verlies.
1000
500
68
65
62
59
56
53
50
0
-500
Aandelen plus
putoptie
Enkel
aandelen
-1000
-1500
Figuur 2.1
Aan deze grafiek zien we dat, als we het aandeel aanhouden zonder dit te beschermen met
een putoptie, de verliezen ongelimiteerd kunnen oplopen. Bij een ineenstorting van de
koers tot 50 Euro is het verlies al opgelopen tot 1100 Euro. Het maximale verlies is 390
Euro als we wel een putoptie aanschaffen. Daar staat tegenover dat de winst wat hoger is
als het inderdaad de gewenste kant op gaat met het aandeel, omhoog dus: de aanschaf van
de putoptie zorgt er voor dat onze winst met 290 Euro wordt verminderd. Het is dus aan
de belegger zelf om een afweging te maken, en een goede nachtrust is daar zeker een
belangrijk aspect bij!
Na deze uitgebreide bespreking van een voorbeeld kunnen we wellicht even samenvatten
wat we onder een putoptie verstaan:
Een putoptie geeft de houder het recht om gedurende een afgesproken tijd aandelen (of
een andere onderliggende waarde) te verkopen tegen een vooraf overeengekomen prijs.
Je spreekt dus van tevoren af voor welke prijs je de aandelen mag verkopen aan de
tegenpartij, en ook gedurende welke tijd dit recht geldig is. De tegenpartij is verplicht om
zich aan de gemaakte afspraken te houden, en zal te allen tijde de aandelen dienen te
kopen zodra jij daar om vraagt. Voor de putoptie dient wel een premie betaald te worden,
deze wordt met ingewikkelde modellen berekend (zie later).
4
Callopties
Putopties verschaffen het recht om aandelen te mogen verkopen, en dat is een natuurlijk
iets gegeven het feit dat wij ons graag verzekeren tegen allerhande calamiteiten. Kijken
we alleen naar de definitie van een putoptie, dan rijst vanzelf de vraag of zoiets dergelijks
wellicht ook mogelijk is door het woord ‘verkopen’ te vervangen door het woord ‘kopen’.
We komen dan op de volgende definitie:
Een calloptie geeft de houder het recht om gedurende een afgesproken tijd aandelen (of
een andere onderliggende waarde) te kopen tegen een vooraf overeengekomen prijs.
Dit klinkt ook heel aardig in de oren: stel je denkt dat het aandeel Koninklijke Olie
binnen een aantal weken behoorlijk in waarde zal stijgen, dan zou je daarop kunnen
anticiperen door het recht te verwerven de aandelen te mogen kopen tegen een prijs van,
zeg, 60 Euro. De optie die ons dit recht verschaft tot april 2000 kost op 19 januari, als het
aandeel zelf op 59.55 Euro staat, ongeveer 3.40 Euro per aandeel, dus 340 Euro per
honderd stuks. Stel dat het aandeel inderdaad flink stijgt, en in april 66 Euro noteert. Dan
kunnen we ons recht uitoefenen, de aandelen kopen van de tegenpartij voor slechts 60
Euro per stuk, en deze dan meteen te koop aanbieden op de beurs voor 66 Euro. Na deze
transactie hebben we 600 Euro winst gemaakt, maar hier dient de aanschaf van de
calloptie nog van afgetrokken te worden, zodat in totaal een winst resulteert van 260
Euro. Overigens dient men zich wel te realiseren dat men voor deze transctie 6000 Euro
in de achterzak dient te hebben, anders kan de aanschaf van de aandelen niet
plaatsvinden. Al met al is de gemaakte investering 6000 Euro voor de aankoop van de
aandelen, en 340 Euro voor de calloptie, in totaal dus een investering van 6340 Euro,
terwijl de winst 260 Euro is. Dat is, omgerekend, een winst van 4.1 procent in 3 maanden
tijd.
In onderstaande grafiek zien we de winst/verlies zoals die bij aanschaf van bovenstaande
calloptie is als functie van de waarde van het aandeel in april:
1500
1000
500
Calloptie
68
65
62
59
Aandeel
56
-500
53
50
0
-1000
-1500
Figuur 2.2
Kopen we het aandeel meteen op 19 januari voor een prijs van 59.55 Euro, dan zien we
dat er een behoorlijk verlies resulteert als het aandeel tot 50 Euro zou dalen in april.
Daarentegen maken we meteen winst als de prijs van het aandeel boven 59.55 Euro
noteert, en zelfs zo’n 1000 Euro winst als het aandeel richting 70 Euro zou stijgen. Met
de aanschaf van een calloptie kunnen we afwachten wat de prijsontwikkeling van het
aandeel is. Gaat het aandeel in een dalende trend, en noteert onder de 60 Euro in april,
dan resulteert voor ons een verlies van 340 Euro, zijnde de aanschaf van de calloptie.
Maar als het aandeel stijgt, en in april boven de 63.40 Euro stijgt, dan kunnen we winst
behalen door de aandelen aan te schaffen en snel weer te verkopen. Enerzijds beperkt een
5
calloptie dus enigszins de hoogte van de winst, omdat we een premie moeten betalen voor
de aanschaf van de calloptie. Anderzijds zijn we niet verplicht de aandelen te kopen, en
kunnen we er van af zien als de trend onverhoopt neerwaarts is gericht.
Eigenschappen van opties
Gebruik van opties zonder aandelen
Hoewel de winst in het voorbeeld aan het eind van de vorige sectie niet onaardig was, kun
je je afvragen of dit niet beter kan. Immers, de actie om de aandelen eerst voor 60 Euro te
kopen en ze vervolgens terstond te verkopen lijkt enigszins nutteloos. Kunnen we niet het
verschil tussen die aankoop- en verkoopprijs incasseren zonder dat we de al die
aandelentransacties moeten uitvoeren? Het antwoord is ‘ja, dat kan’. We hebben namelijk
al eerder gezien dat een optie een verhandelbaar recht is, en dat wil dus zeggen dat we het
recht door zouden kunnen verkopen. Het is duidelijk dat als het aandeel 66 Euro noteert,
andere beleggers best geneigd zullen zijn om voor mijn optie (die hen immers de
mogelijkheid biedt de aandelen voor 60 Euro in handen te krijgen) 6 Euro neer te tellen
per aandeel, ofwel mij 600 Euro te betalen voor mijn optiecontract. Dit klinkt al veel
aardiger in de oren: 340 Euro betaald in januari, en in april 600 Euro terugkrijgen. Dat is
een winst van (diezelfde) 260 Euro op een investering van slechts 340 Euro (de 6000
Euro voor de aanschaf van de aandelen laten we lekker op de bank staan), zodat onze
winst plotseling 76.5 procent zou bedragen. Anders gezegd: stel we zouden het gehele
beschikbare bedrag van 6340 Euro in callopties hebben belegd, dan was de winst niet 260
Euro geweest doch zo’n 4800 Euro. Het moge duidelijk zijn dat dit een riskante
aangelegenheid is, hetgeen we zullen illustreren met een grafiek. Hieronder zien we de
gemaakte winst/verlies in de beide situaties, namelijk dat we 6340 Euro uitgeven voor de
aandelenaankoop en de calloptie enerzijds, en anderzijds het gehele bedrag van 6340
Euro besteden aan callopties.
15000
10000
Met aanschaf
aandeel
5000
68
65
62
59
56
53
50
0
Louter
callopties
-5000
-10000
Figuur 2.3
Heel duidelijk te zien is dat de winst met louter callopties weliswaar gigantisch kan
oplopen, maar dat we pas vanaf een prijs van ongeveer 64 Euro winst gaan maken. Het
risico is dus erg groot, en men dient zich toch wel achter de oren te krabben alvorens dit
soort riskante transacties te gaan uitvoeren. De toverwoorden risico en rendement uit de
eerste les komen hier weer om de hoek kijken, en in les 3 zullen we er dan ook nader op
ingaan. De kern van de zaak is echter dat we dus een calloptie kunnen kopen en verkopen
zonder dat er een aandeel aan te pas komt. Het is dan ook interessant te zien hoe de
waardeontwikkeling van zo’n sec calloptie is. Dat wordt als volgt geïllustreerd:
6
Calloptie
800
600
400
200
Calloptie
68
65
62
59
56
50
-200
53
0
-400
Figuur 2.4
Beneden de 60 Euro is er verlies, omdat de calloptie dan niets meer waard is en we er
toch 340 Euro voor hebben betaald. Vanaf een waarde van 63.40 Euro per aandeel
beginnen we winst te maken op de calloptie, en tussen 60 en 63.40 Euro is er een verlies
wat kleiner is dan de aanschafprijs van de calloptie.
Putopties kunnen we ook aankopen en verkopen zonder dat daar aandelentransacties mee
gepaard gaan. In het voorbeeld wat we gaven bij Figuur 2.1 gingen we er van uit dat we
de putoptie aankochten om ons aandelenbezit te verzekeren, en dat lukte aardig: ons
verlies bleef daardoor beperkt tot maximaal 390 Euro. In dat voorbeeld was onze
gedachte dat het aandeel wel zou stijgen in waarde, maar dat we ons verlies wilden
beperken. Als we een putoptie kopen zonder in het bezit van aandelen te zijn, dan
verandert de situatie drastisch: we zullen dan graag willen dat het aandeel (fors) zal dalen.
Immers, een putoptie is niets waard als de prijs van het aandeel hoger ligt dan de
uitoefenprijs van het aandeel. Wie wil er immers aandelen kunnen verkopen tegen een
prijs die onder de huidige waarde van het aandeel ligt? Koopt men dus een putoptie sec,
dan zal het achterliggende idee zijn dat het aandeel in waarde zal gaan dalen. Teruggaand
naar het voorbeeld in Figuur 2.1 zien we dan de volgende waardeontwikkeling van de
putoptie:
Putoptie
800
600
400
200
Putoptie
68
65
62
59
56
50
-200
53
0
-400
Figuur 2.5
Ook dit is weer logisch: bij een prijs van het aandeel boven 60 Euro maken we verlies,
want dan is onze putoptie niets meer waard. Het verlies is dan de gehele aankooppremie
van de optie, namelijk 290 Euro. Vanaf 57.10 Euro en lager maken we winst, want dan
heeft de putoptie waarde en meer dan de aanschafprijs van de optie. Tussen 57.10 en 60
Euro hebben we nog steeds verlies omdat de waarde van de optie in april dan weliswaar
niet nul is, maar wel lager dan wat we er oorspronkelijk voor hebben betaald.
Uit het voorgaande blijkt overduidelijk dat opties ook gebruikt kunnen worden om te
beleggen, zonder dat er aandelen (of een andere onderliggende waarde) aan te pas komen.
Moeilijkheid is echter dat er een termijn vast zit aan opties, dit kan 1 maand zijn, 3
maanden, 1 jaar, 5 jaar, maar de termijn is in principe eindig. Nadat die termijn is
7
verstreken wordt de balans opgemaakt, en als de optie geen waarde meer heeft dan is dat
jammer maar helaas. Dan is er niet meer de mogelijkheid om nog maar even verder af te
wachten, een mogelijkheid die bij aandelen wel altijd bestaat. Beleggen in opties is
daardoor dus wel wat riskanter.
Het schrijven van callopties
In het voorgaande zijn we er steeds van uitgegaan dat wij de opties kochten, zowel in het
geval van putopties als in het geval van callopties. Maar, zoals al enige keren aangehaald,
is er ook altijd een tegenpartij in het spel. Dat is nodig, want wij verwerven een bepaald
recht door de aankoop van een optie, en er zal een tegenpartij moeten zijn die aan de
verplichtingen zal moeten voldoen als wij dat recht gaan uitoefenen. We hebben ook
gezien dat opties verhandelbaar zijn, wat betekent dat het verworven recht overdraagbaar
is. Er ontstaat dan echter een verwarrende situatie, qua taalgebruik. Wij verkopen de
optie, en de koper ervan verwerft de rechten die met de optie gepaard gaan. Bij deze
transactie is er dus een koper en een verkoper in het spel, terwijl er nog steeds de
tegenpartij is van het eerste uur die de verplichtingen dient aan te gaan. Om verwarring te
voorkomen wordt deze tegenpartij waarmee het contract is afgesloten, niet een verkoper
genoemd, doch de schrijver. Als het optiecontract voor de eerste keer wordt verhandeld,
feitelijk dus bij het ontstaan/opmaken van het contract, wordt de optie door ons gekocht
en door een tegenpartij geschreven. Vandaar de gangbare term dat we een optie ook
kunnen schrijven.
Het schrijven van opties brengt verplichtingen met zich mee. Als we een calloptie
schrijven, dan verplichten we ons de aandelen te leveren tegen een vooraf afgesproken
prijs. Er zijn dan twee mogelijke situaties:


We zijn reeds in het bezit van voldoende aandelen. In dat geval kunnen we de
aandelen terstond leveren als daar om gevraagd wordt. We spreken dan van gedekt
schrijven.
We zijn niet in het bezit van de aandelen, of hebben onvoldoende aandelen in bezit
om onze verplichtingen na te kunnen komen. In dat geval zullen we aandelen op de
beurs dienen te kopen om ze vervolgens te leveren. In dit geval spreken we van
ongedekt schrijven.
Laten we deze beide gevallen eens onder de loep nemen. Daartoe gaan we weer terug
naar ons voorbeeld van Koninklijke Olie op 19 januari 2000. Het aandeel noteerde 59.55
Euro, en een call april 2000 met uitoefenprijs 60 Euro kostte toen 3.40 Euro. Stel we
nemen 100 aandelen in ons bezit, en vermoeden dat het aandeel Koninklijke Olie niet zo
erg zal stijgen de komende maanden. We besluiten om eens een calloptie te gaan
schrijven. Dit levert ons 340 Euro aan premie op voor de 100 aandelen in ons bezit. We
gaan dan wel de verplichting aan om tot april de aandelen te leveren voor de afgesproken
prijs van 60 Euro per aandeel. Stijgt het aandeel tot 66 Euro, dan zal de houder/koper van
het optiecontract ons waarschijnlijk wel opdragen om de aandelen te gaan leveren voor 60
Euro per stuk. Omdat we echter 3.40 Euro per aandeel aan premie hebben ontvangen,
hebben we dus feitelijk 63.40 per aandeel gekregen, terwijl we het aangeschaft hadden
voor 59.55 Euro op 19 januari. Een winst van in totaal 385 Euro op een investering van
5955 Euro, procentueel een winst van 6.47 procent. Als het aandeel in april 60 Euro
noteert, dan zal de koper van de optie ons niet vragen om de aandelen te leveren. In dat
geval hebben we 340 Euro in de zak gestoken, en hebben we nog steeds de 100 aandelen
in portefeuille. Een aardige extra opbrengst naast het eventueel uitgekeerde dividend. Het
schrijven van callopties levert een aandelenbezitter dus extra rendement op.
In de volgende grafiek bekijken we deze situatie nog wat nauwkeuriger, voor een reeks
van mogelijke aandelenkoersen in april. Op de horizontale as de waarde van het aandeel
8
in april, op de verticale as de winst, zowel in geval we alleen de aandelen bezitten als
wanneer we daarnaast ook nog een calloptie schrijven.
1500
1000
Enkel
aandelen
500
Aandelen plus
schrijven
calloptie
68
65
62
59
56
53
-500
50
0
-1000
-1500
Figuur 2.6
Duidelijk te zien is dat, voor lagere waarden van de aandelenkoers in april, het verlies
minder is als we een calloptie schrijven. Vanaf ongeveer 56 Euro hebben we zelfs winst
in plaats van verlies, en vanaf 59.55 Euro (de oorspronkelijke aankoopprijs) hebben we
meer winst dan in het geval van het aanhouden van enkel de aandelen. Het addertje onder
het gras is dat we onze winst limiteren tot maximaal 385 Euro (zijnde het verschil tussen
de uitoefenprijs van 60 Euro en de oorspronkelijke aankoopprijs van 59.55 Euro, plus de
premie van 3.40 Euro per aandeel voor de calloptie), ook al stijgt het aandeel tot in de
hemel. Vanaf een koers van 63.40 Euro zou het aanhouden van alleen de aandelen
voordeliger geweest zijn.
Tot zover het gedekt schrijven. Nu naar het ongedekt schrijven van callopties. Stel we
maken dezelfde inschatting als zo-even, maar nu zijn we niet van plan om de aandelen te
kopen. We durven het risico wel aan, zogezegd, en zijn vrij zeker van onze zaak. We
schrijven dus een calloptie, en incasseren de premie van 340 Euro. Het volgende grafiekje
laat zien wat er gebeurt bij verschillende waarden van het aandeel in april:
Geschreven calloptie
400
200
68
65
62
59
56
50
-200
53
0
-400
Geschreven
calloptie
-600
-800
Figuur 2.7
Tot en met een koers van 60 Euro is er niets aan de hand, en steken we de 340 Euro
premie in onze zak. Vanaf 60 Euro kalft er al wat van deze winst af, om bij 63.40 Euro
per aandeel in een verlies over te gaan. En dit verlies loopt op tot in totaal 660 Euro bij
een koers van 70 Euro per aandeel. Als dit laatste gebeurt, hebben we dus een verlies
9
gegenereerd van 660 Euro terwijl we slechts 340 Euro hebben ontvangen, bijna het
dubbele aan verlies! Dat is geen beste investering, en toont aan dat het ongedekt schrijven
van callopties met grote risico’s gepaard kan gaan.
Overigens is ongedekt schrijven van callopties niet zo maar mogelijk. Door de grote
risico’s die ermee gepaard gaan, eisen banken en andere financiële instellingen dat de
schrijver van een calloptie middelen achter de hand heeft om eventueel de te leveren
aandelen aan te kunnen kopen. Immers, als de koers van het aandeel naar 70 Euro gaat,
dan zal de koper van de calloptie ons sommeren om de aandelen te gaan leveren voor 60
Euro. We dienen dus in staat de zijn de aandelenaankoop te financieren. Hiertoe is de
zogenaamde margin-verplichting in het leven geroepen: ofwel er dient geld op een
geblokkeerde rekening gestort te worden, ofwel een deel van een bestaande aandelen- of
obligatieportefeuille (maar dat kunnen andere aandelen zijn) wordt gereserveerd voor de
door de bank opgelegde margin. Hoe hoog deze margin-verplichting is, is afhankelijk van
de koers van het aandeel, de uitoefenprijs, en is in formules vastgelegd.
Het schrijven van putopties
Ook bij putopties is er een kopende en een schrijvende partij. Putopties kunnen dus ook
geschreven worden. Er is echter een belangrijk verschil met het schrijven van callopties.
Een calloptie schrijven betekent zich verplichten de aandelen te leveren, en we hebben
gezien dat dit onder andere kan als men de aandelen in zijn bezit heeft. Op die manier is
het risico niet erg groot, men incasseert de premie en kan al of niet verplicht worden de
aandelen af te geven. Bij het schrijven van een putoptie gaat men echter de verplichting
aan om aandelen te kopen, en het is duidelijk dat dit altijd ongedekt is. En daarmee is het
schrijven van putopties, evenals het ongedekt schrijven van callopties, een riskante zaak.
De bank zal daarom ook altijd een margin-verplichting opleggen ter meerdere zekerheid
dat men aan de verplichtingen zal kunnen voldoen.
Laten we weer een voorbeeld nemen, en teruggaan naar de situatie van Figuur 2.1. Op 14
januari 2000 noteerde het aandeel Koninklijke Olie 61 Euro, en de putoptie met als
afloopmaand april en uitoefenprijs 60 Euro deed 2.90 Euro. Als wij besluiten om deze
putoptie te schrijven, ontvangen we dus 290 Euro, en verplichten ons de aandelen te
kopen tegen een prijs van 60 Euro zodra we daartoe worden opgeroepen. Natuurlijk doen
we dit alleen als we er enigszins van overtuigd zijn dat het wel snor zit met het aandeel,
dus als we denken dat het aandeel gelijk zal blijven of zal stijgen in waarde. In de
volgende grafiek zien we het resultaat van deze transactie voor verschillende
aandelenkoersen in april:
Geschreven putoptie
400
200
-400
68
65
62
59
56
50
-200
53
0
Geschreven
putoptie
-600
-800
Figuur 2.8
In dit geval zien we dat we de premie van 290 Euro in de zak kunnen steken als het
aandeel maar boven de 60 Euro blijft. Daaronder wordt het echter hachelijk, en als het
10
aandeel fors lager noteert dan kan ons verlies aardig oplopen. Dit is geheel vergelijkbaar
met het geval van de ongedekt geschreven callopties: als onze verwachting over het
presteren van het aandeel niet waargemaakt wordt, dan kan dit tot een hoge verliespost
leiden. Het schrijven van putopties is dus een riskante aangelegenheid, en zeker niet aan
te bevelen voor beginnende beleggers.
Allerlei
Tot nog toe zijn we vrij vaag geweest over wanneer optiecontracten nu precies ophouden
te bestaan. In onze voorbeelden hebben we voortdurend gerekend met de afloopmaand
april, maar het moge duidelijk zijn dat beleggers wel een precieze datum willen
vastleggen, en niet zoiets vaags als ‘ergens in april’. Daarom is vastgelegd dat in
optiecontracten gehandeld kan worden tot en met de 3e vrijdag van de maand. Als we dus
praten over een call april 2000, dan loopt het betreffende contract tot en met de 3 e vrijdag
van de maand april 2000. De 3e vrijdag van de maand heet dan ook expiratiedag, op die
dag expireren/verlopen de optiecontracten met als afloopmaand die betreffende maand.
Maar de calls met afloopmaand mei lopen natuurlijk gewoon door na de 3 e vrijdag in
april, en expireren pas op de 3e vrijdag in mei.
Optiecontracten zijn op allerlei mogelijke manieren gestandardiseerd. Zo hebben we al
gezien dat het altijd handelt over 100 aandelen, en dat de afloopmaand is vastgelegd.
Voortdurend worden er nieuwe optiecontracten in het leven geroepen door de Optiebeurs
(Amsterdam Exchanges). Vaak worden in de loop van de week waarin contracten
expireren weer nieuwe optiecontracten geïntroduceerd met als afloopmaand de
daaropvolgende maand. Dit gebeurt meestal in de loop van de expiratieweek teneinde
beleggers de mogelijkheid te geven hun posities door te rollen, dat wil zeggen hun
aprilopties van de hand te doen en te vervangen door soortgelijke opties met als
afloopmaand de maand erna.
De afloopmaanden verschillen nogal voor de verschillende aandelen die genoteerd staan
aan de effectenbeurs. Voor de grote aandelenfondsen bestaan er optiecontracten voor elke
maand van het jaar. Deze worden op gezette tijden gedurende het jaar geïntroduceerd. Er
zijn optiecontracten die slechts 1 maand lopen, maar ook contracten die 3 maanden of 1
jaar lopen. En er zijn zelfs langlopende optiecontracten met een duur van 5 jaar. Deze
laatste bestaan echter voornamelijk voor de allergrootste fondsen zoals Philips en
Koninklijke Olie. Voor kleinere fondsen zijn er slechts optiecontracten met
afloopmaanden die steeds een kwartaal verspringen, en hierin bestaan ook weer
verschillen, sommige fondsen hebben dan januari, april, juli en oktober (bijvoorbeeld
Wolters-Kluwer) als afloopmaand, anderen hebben juist februari, mei, augustus en
november als afloopmaand (bijvoorbeeld Stork). Het rijtje maart, juni, september,
december is niet in gebruik, behalve dan voor de grotere fondsen waarvoor toch al elke
maand in gebruik is. Ook opties op valuta (dollar bijvoorbeeld) en edelmetalen (goud)
hebben dit soort afloopmaanden. Als belegger dient men hier op verdacht te zijn.
Naast de afloopmaand en de contractgrootte is ook de uitoefenprijs gestandardiseerd.
Afhankelijk van de hoogte van de aandelenkoers zelf springen de uitoefenprijzen met 1, 2
of 5 Euro. De Optiebeurs houdt het koersverloop van een aandeel nauwlettend in de
gaten. Mocht Koninklijke Olie bijvoorbeeld plotseling sterk oplopen, van 60 naar 70
Euro, dan zullen er initieel geen opties met een uitoefenprijs van bijvoorbeeld 72 Euro
zijn. Komt de koers echter in de buurt van de 70 Euro, dan zal er vraag zijn naar dit soort
contracten, en zal de Optiebeurs ook opties introduceren met uitoefenprijs 72 Euro. In de
krant en op teletekst is dit heel goed te zien, dan staat er namelijk in het rijtje ‘vorige
koers’ een prijs van 0.00 Euro.
11
Dat brengt ons bij de informatievoorziening betreffende opties in de krant, op teletekst, en
elders. In de krant vinden we, onder het hoofdje ‘Optiebeurs’, de volgende gegevens over
opties op het aandeel Koninklijke Olie (selectie):
serie
omzet
vk
slot
Kon. Olie
59.75
c jan 60.00 2779 0.15 0.10
c feb 62.50 231
1.10
c apr 55.00 235 6.40b 6.70
c apr 60.00 536 3.50 3.60
c o01 58.99 526 9.20 9.55
p jan 60.00 912 1.25 1.00
p apr 60.00 706 3.70 3.60
op.contr.
13053
14431
9341
93393
11102
9114
In de eerste kolom zien we ‘serie’ staan, hier wordt bedoeld om welk optiecontract het
precies gaat. Een ‘c’ betekent een calloptie, een ‘p’ is de aanduiding voor putopties.
Vervolgens staat er, na die ‘c’ of ‘p’, de afloopmaand en daarna de uitoefenprijs. Het is
dus meteen duidelijk om welk optiecontract het hier gaat. Een uitzondering is de 5e in het
bovenstaande rijtje, hier handelt het zich om de optie met afloopmaand oktober in het jaar
2001, de ‘o’ staat hier dus voor oktober. Deze heeft ook een vreemde uitoefenprijs, welke
nog stamt uit de tijd dat aandelen in guldens werden genoteerd. 58.99 Euro
correspondeert met 130 gulden, oorspronkelijk was de aanduiding voor deze reeds lang
bestaande optie ‘c o01 130.00’.
In de tweede kolom staat de omzet, welke aangeeft hoeveel optiecontracten er verhandeld
zijn op de betreffende beursdag. ‘vk’ geeft weer de vorige koers aan, dus de slotkoers van
eergisteren, terwijl ‘slot’ de laatstgedane koers van gisteren aangeeft. In deze kolom zien
we ook dikgedrukt, achter ‘Koninklijke Olie’, de slotkoers van het aandeel staan.
Tenslotte bevat de laatste kolom het totaal aantal openstaande optiecontracten voor de
betreffende serie. Soms wordt deze informatie gebruikt om te beoordelen hoe het
koersverloop van het aandeel zal zijn voor en tijdens de expiratie. Immers, we mogen er
van uit gaan dat de schrijvende beleggers niet genegen zullen zijn om de geïncasseerde
optiepremies terug te betalen of zelfs een verlies te maken. Als er bijvoorbeeld veel
calloptiecontracten van een bepaalde serie uit staan vlak voor de expiratie, dan mag men
verwachten dat de koers gedrukt zal gaan worden. Maar er zijn ook andere effecten die
dan een rol gaan spelen, en tegenwoordig lijken de koersbewegingen van de aandelen
nogal geregisseerd te worden door de Optiebeurs. We komen hier later nog op terug als
we over de praktijk praten. Dit geldt ook voor de toevoeging ‘b’ bij de prijs van 6.40 voor
de c apr 55.00. Deze ‘b’ staat voor ‘bieden’; ook hier komen we later op terug, het is een
indicatie van het feit dat het nog niet zo simpel is om een optie ook daadwerkelijk te
verwerven voor een bepaalde prijs.
Index-opties
Aan het einde van de vorige les hebben we gesproken over de Amsterdam Exchanges
Index en de manier waarop deze wordt berekend. Er zijn beleggers die zich nauwkeurig
houden aan de weging van deze index, en dus precies evenveel aandelen ABN Amro
aanhouden als er in de weging voor de AEX zitten, hetzelfde voor aandelen Aegon,
Philips, Koninklijke Olie, Unilever en de andere fondsen die meewegen in deze index. In
beurstermen wordt dit wel aangeduid met de term een mandje aandelen. Duidelijk is dat
men, als men voldoende middelen heeft, ook een aantal mandjes kan aanschaffen. Maar
men volgt dus wel precies de verhoudingen tussen de aantallen aandelen van de
verschillende fondsen zoals die aangegeven wordt in de AEX. Ook (of: juist) deze
beleggers willen ook wel extra rendement halen, en zullen graag callopties schrijven op
hun aandelenbezit. Dat wordt echter een lastige zaak: mogelijkerwijs hebben ze precies
12
100 aandelen Koninklijke Olie, maar vanwege de weging in de AEX zal men dan juist
meer of minder dan 100 aandelen Philips in zijn bezit hebben. Of misschien wel 179, wat
geen veelvoud is van 100. Het wordt dus lastig om voor alle 25 individuele fondsen
optiecontracten af te sluiten, zo niet onmogelijk. Gelukkig is er voor deze beleggers een
alternatief, zij kunnen een calloptie afsluiten op de AEX, een zogenaamde index-optie.
Dit is een optiecontract wat precies is afgestemd op de weging van de diverse aandelen in
de AEX. Er is echter wel een groot verschil met aandelenopties: als men zo’n optie koopt,
dan kan men niet eisen van de schrijver dat hij je een mandje aandelen levert. Indexopties leveren dus geen aandelentransacties op, zij worden op de expiratiedag contant
afgerekend. Dat werkt als volgt. Stel we kopen een call AEX met als uitoefenmaand
januari en uitoefenprijs 640. Als de AEX dan bijvoorbeeld eindigt op 653 op de 3e vrijdag
van de maand januari, dan zitten er 13 punten verschil met de uitoefenprijs in. Aangezien
het ook bij index-opties om honderd stuks gaat, wordt er dan 1300 Euro afgerekend: de
koper/houder van het optiecontract krijgt 1300 Euro overgemaakt, en de schrijver van de
optie krijgt een bankafschrift waarop staat dat er 1300 Euro van zijn rekening is
afgeschreven. Mocht de AEX onder 640 eindigen op die 3e vrijdag, dan wordt er niets
verrekend, de optie is dan waardeloos afgelopen. Voor putopties werkt dit natuurlijk
precies andersom, als de AEX op 630 eindigt en de uitoefenprijs van de put was 640, dan
zal de koper 1000 (100x10) Euro ontvangen, maar als de AEX boven de 640 eindigt, dan
ontvangt hij niets. Het volgende simpele plaatje illustreert dit; op de horizontale as staat
de slotkoers van de AEX op de expiratiedag, op de verticale as de uitkering van zowel de
call als de put januari 640.
1200
1000
800
Calloptie
600
Putoptie
400
200
64
8
64
5
64
2
63
9
63
6
63
3
63
0
0
Figuur 2.9
Overigens is de bepaling van de slotkoers van de AEX niet een geheel simpele zaak.
Omdat het nogal eenvoudig zou zijn om 1 enkele koers te manipuleren door nog snel wat
aandelen te kopen of verkopen voor een absurde prijs, is gekozen voor een systeem
waarbij op de 3e vrijdag van de maand de stand van de AEX elke minuut tussen 15.30 uur
en 16.00 uur (in totaal dus 31 koersen) worden geregistreerd. Het gemiddelde van deze
koersen wordt dan de zogenaamde afrekenkoers. Vaak zien we tussen half vier en vier
een zeer hektisch koersverloop ten teken dat verschillende beleggers verschillende ideeën
hebben over een zo gunstig mogelijke afrekenkoers, er wordt dus in hoge mate
geprobeerd het koersverloop te manipuleren. De kleine belegger staat aan de kant en ziet
het, soms met lede ogen, aan.
13
Europese, Amerikaanse en Aziatische opties
Iedere optie kent een afloopmaand. In de beoordeling van opties zijn we steeds uitgegaan
van de slotkoers op de expiratiedag, maar voor veel soorten opties mag men ook
tussentijds overgaan tot het uitoefenen van zijn rechten, i.e. tot het vorderen van de
aandelen of de verkoop ervan. We hebben al gezien dat index-opties worden afgerekend
tegen de vastgestelde afrekenkoers, dit gebeurt op de expiratie-dag. Bij aandelenopties is
dit niet het geval, en is men vaak vrij om dit te doen wanneer men dat maar wil binnen de
looptijd van de optie. Dit verschil wordt aangegeven door een onderscheid te maken
tussen Europese en Amerikaanse opties. Er zijn bovendien ook nog Aziatische opties, die
weer andere eigenschappen hebben. We gaan er hier niet verder op in, omdat er vaak
geen verwarring over mogelijk is. Slechts de zeer doorgewinterde beleggers zullen te
maken krijgen met deze verschillen.
Warrants en futures
Warrants
Warrants zijn heel erg vergelijkbaar met opties, ook zij geven het recht op de aankoop
van aandelen gedurende een bepaalde tijd tegen een vastgestelde prijs. Het verschil met
opties is dat warrants worden uitgegeven door een onderneming, zij fungeren dus
zogezegd als ‘tegenpartij’ en verplichten zich de aandelen te leveren wanneer de koper
van de warrant daarom vraagt. Een ander verschil met opties is dat degene die een
calloptie gedekt schrijft reeds in het bezit is van de aandelen, hij heeft deze op een eerder
tijdstip reeds aangeschaft. Opties gaan dus over reeds bestaande aandelen. Bij warrants is
dit anders, daar worden nieuwe aandelen uitgegeven als de houder van de warrant vraagt
om levering van aandelen. Het aandelenkapitaal wordt hiermee dus vergroot, en dit zullen
beleggers niet altijd fijn vinden, immers meer aandelen betekent een kleinere winst per
aandeel. Warrants worden daardoor ook verhandeld op de effectenbeurs, en niet op de
optiebeurs. Warrants hebben ook vaak een wat langere looptijd dan opties.
Futures
Opties hebben lange tijd aardig voorzien in de behoeften van beleggers, maar de laatste
jaren wint de zogenaamde future snel aan belangstelling. Een future is een financieel
termijncontract, en evenals bij opties wordt er afgesproken dat een bepaalde
onderliggende waarde op een afgesproken datum en voor een vastgestelde prijs kan
worden gekocht of verkocht. Het grote verschil met opties is dat men bij opties feitelijk
handelt in rechten, men kan zich het recht verschaffen eventueel aandelen te kopen of
verkopen maar hoeft zich van dit recht niet te bedienen. Bij futures wordt er rechtstreeks
in de onderliggende waarde gehandeld, en is men als koper verplicht tot aankoop op de
gestelde termijn. De verkoper van de future verplicht zich tot levering op termijn. Er zal
bij een future dus uiteindelijk altijd gehandeld worden in de onderliggende waarde,
terwijl dit bij opties lang niet altijd het geval is. Futures of termijncontracten bestaan op
de meest uiteenlopende onderliggende waarden, van oudsher gaat het om goederen zoals
bijvoorbeeld aardappelen. Men kan afspreken aardappelen te kopen na de oogst voor een
bepaalde prijs, omdat men bijvoorbeeld zeker wil zijn dat door onvoorziene
omstandigheden de prijs wordt opgedreven ten tijde van de oogst. Financiele
14
termijncontracten handelen vaak in vreemde valuta, zoals de dollar. Als een bedrijf weet
dat het over 1 jaar een grote aanschaf moet doen en deze dient te voldoen in dollars, dan
kan het voordelig zijn een termijncontract voor de gewenste hoeveelheid dollars af te
spreken en deze dan aan te schaffen tegen een nu vastgestelde prijs. Mocht de dollar dan
over 1 jaar veel meer waard geworden zijn, dan is deze transctie een lucratieve geweest.
Natuurlijk kan de dollar ook inzakken, en zou men de dollars dus goedkoper hebben
kunnen kopen. Een termijncontract neemt deze onzekerheid weg, men weet precies waar
men aan toe is. Futures zijn er tegenwoordig ook op de AEX, waarbij men dus kan
afspreken dat men over 3 maanden (zogenaamd) de AEX zal kopen tegen een nu reeds
vastgestelde prijs. Als de AEX dan duidelijk hoger is dan deze prijs, dan is er winst
gemaakt met de future. Natuurlijk bestaat die onderliggende waarde ‘AEX’ niet, dus ook
deze future wordt, evenals index-opties, in contanten afgerekend. Voor meer informatie
wordt verwezen naar de uitvoerige brochure ‘Futures’ van de AEX Optiebeurs.
Slotwoord bij de 2e les
In deze les hebben we geprobeerd een indruk te geven van opties, warrants en futures,
maar vooral betreffende opties. Het is een redelijk lastige materie, en het kost tijd om zich
alle begrippen eigen te maken. Calls en puts, kopen en schrijven, expiratie, uitoefenprijs,
allemaal begrippen waar men aan zal moeten wennen. Dit kost tijd, en het is zeker niet zo
dat men bij eerste kennismaking met deze materie dit allemaal meteen in het hoofd zal
hebben. Daarnaast zal in de praktijkles (Les 5) blijken dat er bij het handelen in opties
nog wat andere zaken een rol gaan spelen. Niets om zich bang voor te maken, maar wel
iets om aan te wennen. Het wordt dan ook aangeraden om deze les nog eens een aantal
keren door te lezen en zich de begrippen eigen te maken. Daarnaast is in deze les slechts
een selectie van onderwerpen gekozen en is de behandeling zeker niet uitputtend geweest.
Er is voldoende literatuur voor geïnteresseerden om nog eens meer over opties te lezen.
Zo putten tekstboeken zich vaak uit in allerlei beleggingsstrategieën met opties. Hier
komen we in Les 5 nog wel op terug, het zou nu teveel van het goede worden. Advies
dus: probeer eens te wennen aan de begrippen, zoek eens in de krant naar de sectie
‘Optiebeurs’, kijk op teletekst pagina’s 530, 531 en 532 en probeer te begrijpen wat daar
allemaal staat.
15
Download