© 2008 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten Interne doorbelasting van facilitaire kosten bij het Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid (NIFV): Zin of onzin ? Het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) is een bij wet opgericht zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Het is ontstaan uit het Nibra (Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding), die de hogere brandweeropleidingen verzorgde. In 2004 is de positie van het NIFV geconcretiseerd door het behandelen van het Position Paper in de Tweede Kamer. Hierin staat de gezamenlijke visie van het NIFV en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het NIFV moet zich ontwikkelen tot een multidisciplinair erkend en gezaghebbend instituut. Om zich als zodanig te profileren is in 2006 het merkenbeleid ingevoerd en wordt gewerkt met verschillende academies (brands), zodat de diverse doelgroepen zich kunnen herkennen in het instituut. Naast het verzorgen van de leergangen Brandweermanagement zijn er andere taken bijgekomen zoals: het inhoudelijk en redactioneel beheren van handboeken, leidraden en handreikingen op het terrein van brandweer, GHOR (Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen), crisisbeheersing en rampenbestrijding en het fungeren als deskundigensteunpunt voor professionals en beleidsmakers. Voor het uitvoeren van deze wettelijke taken wordt een rijksbijdrage ontvangen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Naast uitvoering van de wettelijke taken worden er ook markttaken uitgevoerd voor diverse overheidsgerelateerde partijen (gemeenten, ziekenhuizen, enzovoort). Het ‘bedrijf’ NIFV Het NIFV beweegt zich in een politiek landschap. Externe factoren hebben grote invloed op de bedrijfsvoering en ontwikkeling van het instituut. De scheiding tussen publieke en marktactiviteiten zal steeds beter verantwoord moeten worden, ook financieel. Het NIFV is een hybride organisatie. De toetsing van het beleid wordt steeds meer aan veronderstellingen gekoppeld die passen bij marktwerking. Beleidsresultaten worden gedefinieerd in termen van prestaties die inzichtelijk moeten worden gemaakt. De kroon benoemt het bestuur van het NIFV. Dit bestuur, dat uit vijf leden bestaat waaronder de voorzitter, is verantwoordelijk voor het algemene beleid en benoemt de directeur. De directeur benoemt de medewerkers. Hieronder volgt het organogram van de organisatie. B e d r i j f s e c o n o mi e v o o r d e d i e n s t e n s e c t o r 1 © 2008 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten Directie en bestuur van het NIFV worden bij hun beleidsbepaling geadviseerd en terzijde gestaan door verschillende commissies en overlegorganen. Er werken ruim 130 medewerkers en er zijn in totaal zo'n 300 gastdocenten aan het instituut verbonden. Het NIFV beschikt over moderne opleidings-, oefen-, congres- en hotelfaciliteiten. Het NIFV werkt met afdelings- en projectgebonden budgetten. De projectleiders zijn eindverantwoordelijk voor het projectresultaat, de academie- en afdelingsmanagers zijn verantwoordelijk voor het totale afdelingsresultaat. Aanleiding voor een veranderde systematiek van doorbelasting Het NIFV kreeg tot en met 2006 financiering van het Ministerie van Binnenlandse Zaken op basis van werkelijke kosten voor de wettelijke taken. Dit hield in dat faciliteiten die in stand werden gehouden voor de voltijds officiersopleiding volledig op deze opleiding werden belast. Als de rest van de organisatie ook deze faciliteiten kon gebruiken, was dit mooi meegenomen, het kostte vrijwel niets omdat het immers al was gefinancierd. Hierbij kan je denken aan de vaste kosten van de voertuigenstalling, hotel, lokalen en bar. Vanaf 2007 wordt gewerkt met een andere systematiek: het NIFV maakt per opleiding een berekening van de kosten en biedt dit als offerte aan aan het ministerie. In goed overleg wordt de definitieve prijs bepaald. Het risico is vervolgens geheel voor het NIFV. Het ministerie komt het werkveld en het NIFV tegemoet door een percentage van de opleiding te vergoeden. Dit percentage wordt jaarlijks herzien. Bovenstaande aanpassing betekent een flinke wijziging in de manier van doorbelasten bij het NIFV. Waar voorheen anderen nog konden ‘profiteren’ van de faciliteiten van 2 B e d r i j f s e c o n o mi e v o o r d e d i e n s t e n s e c t o r © 2008 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten het NIFV, zal er nu ‘afgerekend’ moeten gaan worden. Er wordt een strikte scheiding verwacht in het kader van ‘good governance’ tussen financiering van de wettelijke taken en de overige activiteiten die plaatsvinden bij het NIFV. 1.1 Financiële structuur Binnen het NIFV wordt gewerkt met een kostenplaatsstructuur en een projectstructuur. De projecten staan geplaatst in een PMC-structuur (product/marktcombinaties). Iedere opdracht, boek, onderzoek, training of opleiding is een project. Algemene of niet-specifiek gerelateerde kosten binnen een afdeling worden geboekt op de kostenplaats van de betreffende afdeling. Daarnaast worden de kosten van de ondersteunende afdelingen zoals P&O, Directie (staf), Financiën en Facilitaire Zaken verwerkt in de overheadkosten. Deze kosten worden gedeeld door het aantal fte’s in het primaire proces en op basis van werkelijke fte’s per afdeling als kosten doorbelast. De overheadkosten van het NIFV zijn relatief hoog als je het vergelijkt met het bedrijfsleven. Echter een benchmarkrapport met ZBO's van Berenschot uit 2007 geeft aan dat het NIFV op een gemiddeld niveau van kosten zit binnen deze instituten. Het hoofd Facilitaire Zaken, mw. Wiegand, heeft van de directie de opdracht gekregen kostenbewust, efficiënt en effectief de faciliteiten te organiseren voor het NIFV. Voorheen werd een klein gedeelte van de kosten direct doorbelast door Facilitaire Zaken en verdween de rest van de kosten in de overhead. De afdeling Financiën belastte een groot deel van de facilitaire kosten op basis van de begroting door. Facilitaire Zaken heeft in overleg met de Controller en afdeling Financiën een nieuw doorbelastingsmodel ontwikkeld, waarmee het merendeel van de kosten wordt doorbelast op basis van werkelijk gebruik. Dit wordt geïnitieerd vanuit de afdeling Facilitaire Zaken. Oude doorbelastingstructuur Facilitaire Zaken De afdeling Facilitaire Zaken werkte in 2007 met een in- en externe prijslijst. De interne prijzen zijn bedoeld voor de interne doorbelasting en de externe tarieven voor externe partijen die direct bij de afdeling inkopen. De interne prijzen waren gebaseerd op variabele materiële kosten. Bijvoorbeeld bij kosten van een drankje bij een borrel werd de kale inkoopprijs van een drankje berekend. Er werd geen rekening gehouden met locatie, personeels- en handelingkosten. Alleen als er significant meer cateringpersoneel moest worden ingehuurd voor een activiteit dan werden deze uren op basis van een intern tarief doorberekend. Dit betekende dat hierin elke keer weer een afweging moest worden gemaakt. De externe tarieven waren gebaseerd op inschatting van de totale kosten en vergelijk met anderen in de markt. De afdeling Financiën verzorgde de verdere doorbelasting van de facilitaire kosten door op basis van de begroting maandelijks door te belasten aan de diverse afdelingen. Dit bedrag was als volgt tot stand gekomen: tijdens de begrotingsbesprekingen werden de facilitaire kosten op basis van ervaringscijfers zo goed mogelijk ingeschat. Daarnaast werd het verbruik door de diverse afdelingen op basis van ervaringscijfers ingeschat. Kosten werden waar mogelijk direct toegewezen. Een voorbeeld hiervan zijn de kosten van het wagenpark. Het is bekend welke auto bij welke afdeling hoort en welke kosten hiervoor worden verwacht. Auto's werden dus allemaal op basis van werkelijkheid toegewezen aan de afdelingen. De doorbelasting gebeurde verder op basis van de vastgestelde bedragen van de begroting. Ook werden er kosten op basis van ‘beschikbaar houden voor’ direct toegewezen. Voorbeelden hiervan zijn de kosten van ademluchtapparatuur voor de afdeling Opleiden en de kosten van de congreszaal voor de afdeling Congresbureau. Gebouwgerelateerde kosten werden op basis van het m 2-gebruik van de afdeling toegewezen inclusief alle algemene ruimtes. De m2 van de bar en lokalen werden bijvoorbeeld doorbelast aan de afdeling opleidingen. Overige kosten werden op basis B e d r i j f s e c o n o mi e v o o r d e d i e n s t e n s e c t o r 3 © 2008 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten van fte per afdeling verrekend. Nadat dit alles was vastgesteld, was dit een vast gegeven voor het gehele jaar. Als in de praktijk de kosten erg uit de pas gingen lopen met de begrote kosten, dan zorgde Financiën voor een correctie op basis van het verschil. Hierover vond geen actieve communicatie plaats tussen de afdeling Facilitaire Zaken en Financiën. Ook de managers hadden hier maar beperkt inzicht in. Door de afdeling Financiën werden facilitaire kosten op het projectnummer van de voltijds officiersopleiding geboekt. Op de overige projecten kwamen alleen die facilitaire kosten terecht die via Facilitaire Zaken waren doorbelast (op basis van interne prijs). Nieuwe doorbelastingstructuur Het uitgangspunt van de nieuwe structuur is dat er wordt doorbelast op basis van werkelijke kosten en werkelijk gebruik. Alle doorbelastingen gebeuren onder regie van Facilitaire Zaken. Financiën belast niets meer eigenhandig door. Facilitaire Zaken kan de managers managementinformatie verschaffen over alle doorbelastte facilitaire kosten. Op verzoek kan dit op project- en/of soort faciliteit worden gespecificeerd. De afdeling Facilitaire Zaken werkt met een prijslijst gebaseerd op integrale kostprijzen. Prijzen zijn gebaseerd op afname- en bezettingscijfers van 2007. De huurkosten voor een zaal zijn bijvoorbeeld gebaseerd op de totale kosten gedeeld door het bezettingspercentage van 2007. Personeelskosten zijn, voor zover direct toe te wijzen, meegenomen in de prijzen. Er is onderscheid gemaakt in directe kosten en indirecte kosten. In het document ‘Doorbelastingstructuur Facilitaire Zaken NIFV 2008’ staan alle directe kosten per categorie benoemd en wordt inzichtelijk gemaakt welke prijs is bepaald, welke systematiek wordt gehanteerd, hoe de verrekening plaatsvindt en wie er verantwoordelijk voor is. De verrekening vindt elke maand plaats op basis van de actuele gegevens. Indirecte kosten zijn de niet direct toe te wijzen kosten zoals de personeelskosten van het hoofd van de afdeling. Deze kosten blijven via de overhead verrekend worden door Financiën. Het is de bedoeling dat dit in de nieuwe situatie om een significant lager bedrag gaat dan in de oude situatie. 4 B e d r i j f s e c o n o mi e v o o r d e d i e n s t e n s e c t o r