Inleiding en leeswijzer… Het belang van creativiteit Kan een mens functioneren zonder creatief te zijn? Veel mensen denken dat zoiets niet (meer) kan. Creativiteit als 21st century skill 1 wordt vaak zelfs als onmisbaar beschouwd om te kunnen functioneren. Het onderwijs roert zich op dit gebied. Zo heeft de Onderwijsraad 2 geadviseerd om te gaan werken aan curriculumvernieuwing en daarbij de 21st century skills 3 aandacht te geven. Aan de verschillende pleidooien voor aandacht voor creativiteit binnen het onderwijs liggen economische en niet-economische motieven ten grondslag. Economisch gezien zijn creatieve gedachten nodig voor innovatiekracht, die moet leiden tot meer banen, productie en diensten 4. Maar ook vanuit een andere gedachten, bijvoorbeeld de gedachte dat het onderwijs zich niet zozeer moet richten op economische groei, maar op het voorbereiden van leerlingen op democratisch burgerschap 5, wordt gepleit voor meer aandacht voor creativiteit. Er zijn ook waarschuwingen te horen; het onderwijs zou de creativiteit tegenwoordig eerder afleren dan stimuleren6. Dat zou jammer zijn, want het benutten van de creatieve vermogens blijkt de motivatie, de diepgang van het leren en de prestaties te doen stijgen 7. Redenen genoeg, zo lijkt het, om de creativiteitsontwikkeling van leerlingen en studenten bewust te stimuleren. De vraag naar wat er dan precies gestimuleerd zou moeten worden en hoe dat kan, is een vraag die velen bezighoudt. Er lijken handvatten nodig. Daarin wil deze handreiking voorzien; het is bedoeld om concrete aanwijzingen te geven aan ieder die zich in wil zetten om het onderwijs op Pabo’s en basisscholen te verrijken. Daarvoor is allereerst verheldering van de term creativiteit nodig. 1 Voogt & Pareja Roblin, 2010 De Onderwijsraad (mei 2014) http://www.onderwijsraad.nl/publicaties/2014/een-eigentijdscurriculum/volledig/item7128 3 Ledoux, Meijer,Van der Veen & Breetvelt (2013) De term skills wordt soms gemakshalve vertaald tot vaardigheden, maar eigenlijk gaat het om een samenspel van kennis, vaardigheden, houding en reflectie 4 Van Nistelrooij, 2011 ; Jacobs, Rutten & IJdens, 2006.; TNO, 2005 5 Nussbaum, 2011 6 Robinson (2006) en Delnooz (2010) 7 Lucas, Claxton en Spencer, 2012; Laevers, 2013; Brouwers, 2010) (Ellen de Vught 2 Definities van creativiteit Er bestaan wereldwijd heel veel verschillende definities van het begrip creativiteit. Ze zijn gecategoriseerd in vijf focusgebieden 8. In een definitie kan het accent liggen op de persoon, op het cognitieve proces of de werkwijze, op de lifestyle of persoonlijke ontwikkeling, op het product of op een interactie tussen die verschillende focusgebieden. Figuur 1: Bron: http://www.gifted.uconn.edu/nrcgt/reports/rm02170/rm02170.pdf table 1, blz 9 Wanneer een opleiding of een school zich wil gaan richten op het stimuleren van de creativiteit, zal een definitie gekozen worden die past bij de eigen visie op leren 9. Het onderwijs kan veel invloed uitoefenen op het proces; meer dan op de andere focusgebieden. Het proces dat toewerkt naar een product. In deze handreiking is ervoor gekozen de focus in de definitie te leggen op het creatieve proces en het product daarvan. Andere keuzen om de definitie van creativiteit op te baseren, zoals een definitie die de nadruk legt op de lifestyle of op persoonlijke eigenschappen, zouden ook gemaakt kunnen worden, maar zijn hier niet uitgewerkt. 8 National Research Centre for the Gifted and Talented [NRC/GT] Treffinger et al. (2002) 9 Zocca (2010) Voorbeeld 1: Creativiteit is het scheppend vermogen om samen of individueel nieuwe en/of ongebruikelijke maar toepasbare oplossingen voor bestaande problemen te vinden (SLO, 2014) Voorbeeld 2: Creativiteit is een gezamenlijk of individueel proces waarin originele ideeën die van waarde zijn tot stand worden gebracht, door middel van het doorbreken van bestaande patronen (De Jong, 2012). Hierboven staan twee verschillende voorbeelden van definities; beide een interactie van proces en product 10. Beide wijzen op het belang van het samenwerken. Beide wijzen ook op vernieuwing of originaliteit. Dat laatste mag binnen het onderwijs uitgelegd worden als vernieuwend voor de persoon; de vorm van creativiteit die Csikszentmihalyi11 omschrijft als creativiteit met een kleine ‘c’. Creativiteit met een grote ‘C’ wordt beschouwd als wereldwijd vernieuwend. Ideeën en oplossingen die door (vak)specialisten als vernieuwend worden beschouwd. Binnen de Pabo’s en basisscholen zal die creativiteit met de grote C zeker aan bod komen; vooral om te inspireren. Als kinderen bijvoorbeeld het werk van Leonardo da Vinci, J. S. Bach of Daan Roosegaarde ontdekken, zal dit hun eigen werk kunnen verrijken. Maar begeleiders binnen het (basis)onderwijs zullen niet als doel stellen dat leerlingen zulke grootse ideeën en oplossingen bedenken en uitwerken. In het onderwijs moeten leerlingen en studenten zich wel blijvend ontwikkelen en overstijgen, ieder op eigen niveau en in eigen tempo. Binnen het onderwijs wordt dus creativiteit met een kleine ‘c’ gestimuleerd, ook wanneer hoge eisen gesteld worden aan de producten die leerlingen maken. 10 SLO (2014): Bronnen voor de definitie van de SLO lijken: Csikszentmihalyi, M. (2011). Creativiteit. Over 'flow', schepping en ontdekking. Amsterdam: Boom. En Robinson, K. (2011). Het Element. Als Passie En Talent Samenkomen. Houten: Spectrum. De Jong (214) De definitie van De Jong is gebaseerd op die van Robinson en Schumpeter. Robinson definieert creativiteit als: ‘the process of having original ideas that have value’ (2006). Jacobs (2005) spreekt, onder verwijzing naar Schumpeter, over het doorbreken van bestaande patronen en het tot stand brengen van nieuwe combinaties. Daarnaast heeft de theorie van Reid en Solomonides (2007) de definitie van De Jong (2012) beïnvloed. Deze theorie wijst erop dat creatieve producten niet enkel van individuen afkomstig hoeven te zijn maar ook sociaal geconstrueerd kunnen zijn. Csikszentmihalyi (1996) geeft duidelijkheid over ‘de waarde van creatieve producten’ en het woord ‘origineel’. In de theorie van Csikszentmihalyi wordt onderscheid gemaakt tussen creativiteit met grote en ‘kleine c’. Creativiteit met een ‘kleine c’ manifesteert zich in het dagelijks leven. Creativiteit met ‘grote C’ behoort bij grote gebeurtenissen en bij zeer begaafde mensen. Creativiteit met ‘kleine c’ kan overal verschijnen; dit vanuit de gedachte dat niet ieder mens de wereld groots kan veranderen, maar wel nieuwe ideeën kan bedenken die zowel stimulerend als bevredigend zijn (Csikszentmihalyi, 1996). 11 Csikszentmihalyi, 1996 Behalve de creativiteit met grote en kleine c wordt ook gesproken over speelse en doelgerichte creativiteit 12. Speelse creativiteit, ook wel creativiteit type 1 genoemd, geeft ruimte om ‘maar wat te doen’. Doelgerichte of toegepaste creativiteit, creativiteit type 2, leidt tot succesvolle innovaties en tot waardevolle producten. Er wordt gesteld dat iemand eerst een heleboel ervaringen moet opdoen met type 1 voordat iemand creatieve producten type 2 kan produceren. Het ontwikkelen van creatieve vermogens Om tot creatieve producten te komen zijn creatieve vermogens nodig. In de spreektaal wordt hieronder vaak het creatief denken verstaan. Maar eigenlijk dekt die beschrijving de lading niet. Het creatief denken genereert weliswaar heel veel ideeën en oplossingen, maar uit al die ideeën moeten ook de beste gekozen worden om die vervolgens uit te werken in producten. Creativiteit gaat niet alleen over het genereren van heel veel ideeën (synthetische vaardigheden), maar ook over het kunnen kiezen van de beste oplossing (analytische vaardigheden) en over het uitwerken ervan (praktische vaardigheden). Wanneer iemand beschikt over creatieve vermogens kan hij balanceren tussen synthetische, analytische en praktische vaardigheden13. Volgens Sternberg en Williams (1996) zijn alle drie de vermogens ontwikkelbaar. Ook Gagné (2008) gaat ervan uit dat creativiteit te ontwikkelen is. Als de omgevingsfactoren en de intrapersoonlijke omstandigheden gunstig zijn, kunnen die werken als katalysatoren en kunnen persoonlijke mogelijkheden uitgroeien tot talenten. Hattie (2009) ziet een groot positief effect op de creatieve denkvaardigheden door training, oefening en het stimuleren van die creatieve denkvaardigheden. Ledoux et al. (2013) benoemen twee competenties die voorwaardelijk zouden zijn voor de ontwikkeling van advanced skills, waaronder creativiteit; metacognitieve en sociale competenties. Volgens Veenman (2013) bepaalt metacognitie voor ca. 40% het leerresultaat; meer dan intelligentie, motivatie of andere factoren. Veenman definieert metacognitie als de kennis en vaardigheden die nodig zijn om het leergedrag te controleren en aan te sturen. Aanvullen: info uit Een eigentijds curriculum (Onderwijsraad) en ?? over wat er in basisonderwijs en middelbare school en vervolg moet (kan worden gedaan… 12 Wegerif R. (2010). Mind Expanding, Teaching for Thinking and Creativity in Primary Education.Milton Keynes: Open University Press. 13 Sternberg en Williams (1996) Creatieve processen Over de manieren waarop creatieve producten tot stand komen, de creatieve processen, is veel geschreven14. Creatieve processen blijken uit verschillende stappen te bestaan. Iedere theorie beschrijft, vaak in een model, een aantal stappen waaruit het creatieve proces zou (kunnen) bestaan. Hierna worden twee modellen uitgelicht; beide passend bij de eerder uitgelichte definities van creativiteit (voorbeeld 1 en 2 op bladzijde 3) . Het gebruik van een gekozen model geeft studenten en begeleiders eenzelfde taal, ongeacht vanuit welk vakgebied de creatieve procesbegeleiding wordt aangevlogen. De SLO beschrijft creativiteit als het scheppend vermogen om samen of individueel nieuwe en/of ongebruikelijke maar toepasbare oplossingen voor bestaande problemen te vinden. Zij onderscheidt vier fasen van het (cyclische) creatieve proces; oriënteren, onderzoeken, uitvoeren en evalueren. Deze fasen zijn niet scherp gescheiden, maar lopen in elkaar over en soms door elkaar heen. Centrale vaardigheid binnen deze cyclus is het reflecteren op die verschillende fasen. Deze fasen zijn nodig om tot een nieuwe ontdekking of tot een werk te komen. Ze zijn toepasbaar op ieder mogelijk probleem, idee of thema. De vaardigheid reflecteren is onderdeel van iedere fase van het proces en zorgt ervoor dat de leerling gestimuleerd wordt om na te denken over zijn keuzes, de zeggingskracht van zijn werk of de gebruikte materialen en technieken. Meestal vindt er eerst een gezamenlijk startmoment plaats, waarna leerlingen het proces in een verschillend tempo of op een verschillend niveau doorlopen. Leerlingen doorlopen, al dan niet zelfstandig, het creatieve proces. Na de fase van evaluatie worden nieuwe doelen gesteld en volgt de fase van oriëntatie op een (nieuw) thema of (nieuwe) opdracht. Een leerkracht of een leerling kan er ook voor kiezen zich te beperken tot één enkele fase van het proces. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer leerlingen kennis en vaardigheden moeten verwerven ten aanzien van technieken en materialen die nodig zijn voor de verwerking van een volgende opdracht (accent op onderzoeksfase) of wanneer een beschouwingsles gegeven wordt (accent op oriëntatiefase). Het kan zijn dat de leerling, gezien zijn ontwikkeling op dat moment, steeds dezelfde fase herhaalt (accent op onderzoeks- of uitvoeringsfase) of om reproductieve vaardigheden te oefenen, zoals zingen of spelen (uitvoerende fase). Daarbij moet worden opgemerkt dat een creatief proces niet lineair hoeft te verlopen. Zo grijpen leerlingen soms terug naar een eerder doorlopen fase omdat ze bijvoorbeeld vastlopen in hun huidige fase van het creatieve proces. Uitgangspunt blijft echter steeds dat deze 'afzonderlijke' fasen uitgevoerd worden binnen het grotere geheel van het cyclische creatieve proces. Meer informatie over de verschillende fasen is te vinden op: http://kunstzinnigeorientatie.slo.nl/leerlijn/proces/ 14 Osborn, 1953; De Bono, 1967; Bransford & Stein, 1984; Majaro, 1992; Lee & Cho, 2007; Reid & Solomonides, 2007; Villalba, 2010. De Jong beschrijft creativiteit als een gezamenlijk of individueel proces waarin originele ideeën die van waarde zijn tot stand worden gebracht, door middel van het doorbreken van bestaande patronen (2012). Het ‘creatief procesmodel’ [CPM] 15 dat hierbij uitgewerkt is, beschrijft negen stappen; kaderen, waarnemen, focussen, verbeelden, divergeren, experimenteren, convergeren, vormgeven en presenteren. Uitgangspunt is hier niet het cyclische karakter van creatieve processen, maar wordt beschouwd als een proces dat grillig verloopt16. De volgorde van de stappen ligt niet vast. Iedere stap kan een aantal malen terugkomen binnen één proces. Een creatief proces kan een individueel proces zijn, maar het kan zeker ook een proces zijn waar op verschillende momenten anderen bij betrokken zijn. Soms wordt zelfs iedere stap door meerdere mensen samen uitgewerkt. Samenwerken wordt daarbij beschouwd als een werkvorm die meerwaarde kan opleveren en de kwaliteit van het product ten goede kan komen. Meer informatie over het CPM en de creatiewijzer is te vinden op: http://webcms-acc.avans.nl/bedrijven-en-instellingen/onderzoek/pabo-partner-inkennis/publicaties Het belang van creativiteit voor kinderen Kinderen zijn ontdekkers, onderzoekers, kunstenaars, ondernemers en wetenschappers; alles in aanleg en alles ineen17. Door te experimenteren doen kinderen nieuwe ervaringen op die ze toevoegen aan hun leerproces. Er is sprake van fundamenteel leren waarbij kinderen door interactie met de wereld om hen heen de wereld ervaren en de opgedane ervaringen interpreteren. Zij geven betekenis aan hun ervaringen. Kinderen leren wanneer zij de betekenis van ervaringen herzien waardoor begrip, waardering of acties ontstaan. Grote betrokkenheid en een gevoel van welbevinden zijn voorwaarden voor fundamenteel leren. Grote betrokkenheid, zoals die te vinden is tijdens creatieve processen, ontstaat vanuit de drang om te experimenteren en te ontdekken, en vanuit de intrinsieke interesses en de wil om grip te krijgen op de werkelijkheid. Expressie en verbeelding maken het daarnaast mogelijk om gevoelens en betekenissen te (re)produceren. Het stelt kinderen in staat om de wereld zo volledig mogelijk te verkennen. Creativiteit gaat samen met het kijken vanuit verschillende invalshoeken, flexibiliteit, humor bij het spelen met de realiteit en het riskeren in conflict te komen met de omgeving. Conflicten die kunnen ontstaan als nieuwe ideeën een bedreiging zijn voor de bestaande orde18. 15 16 17 De Jong, 2014 Pamela Burnhard benadrukt ook het niet cyclische karakter, het niet lineaire maar grillige verloop Huisingh, A. (2012). In A. Weterings & S. Plamper. Begrijpen met je handen. Een andere kijk op kind en creativiteit. Amsterdam: Reed Business Education.. 18 Laevers, F. (2000). Forward to basics! Deep-level-learning and the experiential approach. Early Years, 20 (2), p.20-29. Ontwikkeling van creativiteit bij kinderen Wanneer kinderen leren door uit te proberen maken zij sporen. Tijdens het onderzoeken van het materiaal ontstaat het eerste onverwachte spoor, waarna meerdere sporen volgen. Van het een komt het ander en dat wat het kind zich voorstelt wordt in werkelijkheid uitgevoerd. Hierbij denken kinderen niet of iets goed of fout is, het is gewoon19. Om creativiteit bij kinderen te kunnen herkennen is kennis nodig over welke houding en welk gedrag van kinderen een rol spelen bij creatieve activiteiten. Onderzoek laat zien dat je vijf verschillende kenmerken kunt onderscheiden20: Nieuwsgierigheid, deelkenmerken: vragen stellen, onderzoeken en verwonderen, kritisch zijn over aannames. Doorzettingsvermogen, deelkenmerken: niet opgeven bij moeilijkheden, anders durven zijn, onzekerheid verdragen Fantasie (verbeelding), deelkenmerken: spelen met mogelijkheden, verbindingen leggen, intuïtie gebruiken Samenwerkend, deelkenmerken: producten delen, feedback geven en ontvangen, doeltreffend samenwerken. Discipline, deelkenmerken: technieken ontwikkelen, kritisch reflecteren, maken en verbeteren. In Cultuur in de Spiegel in de praktijk (SLO) beschrijven Copini, Van Dorsten en Ekster de ontwikkeling van het cultureel bewustzijn bij kinderen. Het doel daarbij is om leerkrachten handvatten te geven om het onderwijs af te stemmen op de cultuur van de leerling en de ontwikkeling van zijn cultureel bewustzijn (ook wel metacognitieve ontwikkeling genoemd)21 De beschreven ontwikkeling van de basisvaardigheden waarnemen, verbeelden, conceptualiseren en analyseren bieden aanknopingspunten voor de creatieve ontwikkeling. Hierbij mag niet vergeten worden dat de ontwikkeling van de beheersing van de basisvaardigheden afhankelijk is van de ontwikkeling van de hersenen en van de sociaal en fysieke omgeving. Er kunnen dus tussen kinderen grote onderlinge verschillen bestaan. 19 Weterings, A. & Plamper S. (2012). Begrijpen met je handen. Een andere kijk op kind en creativiteit. Amsterdam: Reed Business Education (p. 19). 20 Lucas, B Claxton, G. & Spencer, E. (2012). Progression in student creativity in school: first steps of formative assessments.OECD Education Working Paper No. 86. 21 Copini, E. Van Dorsten, T. & Ekster, W. (2014). Ontwikkeling van het cultureel bewustzijn tussen 4 en 18 jaar. In M. Van der Hoeven; L. Sluijsmans; R. Van de Vorle & B. Van Heusden (Eds.), Cultuur in de Spiegel in de praktijk (p. 20-36). Enschede: SLO In leeftijdsprofielen worden de volgende voor de creativiteitsontwikkeling relevante ontwikkelingen beschreven: 4-5 jaar – van zelfwaarneming naar zelfverbeelding Jonge kinderen kunnen voor het eerst persoonlijke en specifieke herinneringen opslaan die als referentiepunten dienen voor het culturele bewustzijn. Door samen met de kinderen herinneringen op te halen wordt het culturele referentiekader van het kind versterkt en uitgebreid. Deze herinneringen zijn de basis voor de zelfwaarneming. Door zelfverbeelding kunnen zij niet alleen terugkijken, maar zich ook een voorstelling maken van de toekomst (p.22). In deze periode is nabootsing een vorm van zelfwaarneming. Wanneer kinderen samen een verhaal uitbeelden, is juist hun sterke zelfverbeelding te herkennen. Deze vorm van spelen verbetert het vermogen om verschillende perspectieven in te kunnen nemen. Naarmate het kind ouder wordt, neemt de complexiteit van de zelfverbeelding in het spel toe. Er zijn verschillende relaties gevonden tussen het vroege doen-alsof spel en latere creativiteit. Door te spelen met de realiteit oefenen kinderen vaardigheden die hen later kunnen helpen om bijvoorbeeld problemen op te lossen en divergent te denken (p. 24 ). 5-7 jaar – Zelfverbeelding Het socio-dramatische spel dat steeds complexer wordt, is gebaseerd op het samenspelen waarbij verbeeldingen met elkaar gedeeld en uitgebreid worden. Dit is ook de periode van het constructieve spel waarin kinderen actief hun omgeving vormgeven door iets te maken. Zo kan de omgeving dus zelf gemaakt en gemanipuleerd worden. Kinderen kunnen situaties oefenen zonder dat dit serieuze gevolgen heeft. Zij kunnen denken en handelen buiten de beperkende kaders van de realiteit om (p.25). 7-9 jaar – van zelfverbeelding naar zelfconceptualisering Conceptuele denkvaardigheden, zoals denken over sociale normen en relaties, maken zelfconceptualisering mogelijk. Kinderen gebruiken steeds meer abstracte taal die verwijst naar de waarden, eigenschappen, meningen en houdingen van zichzelf en anderen. Naast de toenemende zelfconceptualisering hebben zij vaak ook nog een sterke (p. 26). zelfverbeelding. Deze is echter meer naar binnen gekeerd en daardoor minder zichtbaar voor anderen. Een voorbeeld hiervan is het bedenken van complete fantasiewerelden. De complete fantasiewerelden zijn een voortzetting van de verbeelding uit de vroegere kindertijd en komen waarschijnlijk voor bij 1 op de 10-30 kinderen. Vaak wordt het spel geheim of gedeeltelijk geheim gespeeld, alleen of met hele goede vrienden. Deze vorm van doen-alsof-spel is zeer persoonlijk en helpt het kind om de wereld beter te begrijpen en nieuwe kennis op te doen. Vaak worden echte situaties in de fantasiewereld nagespeeld. Het spel heeft vaak een verhalende (narratieve) structuur en een systeem van regels die in de fantasiewereld gelden. Vaak worden er voorwerpen gebruikt om de wereld vorm te geven (p.27). 10-14 – zelf-conceptualiseren wordt dominanter Er is veel belangstelling voor de werkelijkheid om zich heen. Wat verbeeld is moet echt lijken en aansluiten bij het beeld wat de leeftijdsgroep, al dan niet gezamenlijk, van de realiteit heeft. Verbeeldingen kunnen ook extreem fantastische elementen hebben, maar de verbeelden waarden (vriendschap, angst, moed, liefde, vertrouwen) moeten herkenbar zijn. Fantasiefiguren hebben stereotype kenmerken. Het talige denken domineert en maakt het mogelijk waarnemingen en verbeeldingen te integreren tot concepten, de beginnende concepten en ideeën meer te verhelderen en te verscherpen. De rol van de leerkracht In Engeland (CapeUK) zijn een aantal programma’s ontwikkeld waaruit bleek dat partnerschappen van scholen met creatieve partners positieve weerslag hadden op het leren van kinderen. Er bleken daarbinnen twee stromingen te ontstaan. De ene richtte zich op het ontwikkelen van professionele creativiteit……………….blz 29 Hoe bedenk je het Bij het lesgeven maakt men onderscheid tussen het creatief lesgeven en het lesgeven om creativiteit te ontwikkelen. Het ‘creatief lesgeven’ is het op creatieve wijze vormgeven van onderwijs waarbij de leerkracht in zijn creatief handelen een rolmodel is voor kinderen. Bij het ‘lesgeven om creativiteit te ontwikkelen’ organiseert de leerkracht onderwijsactiviteiten waarin het mogelijk is voor kinderen om te exploreren en te creëren. Het creatief lesgeven kan zonder het lesgeven om creativiteit te ontwikkelen, maar het laatste kan niet zonder het eerste22. Om creatieve processen te kunnen begeleiden moet een leerkracht niet alleen kennis hebben van algemene didactiek en vakdidactiek, maar ook vakkennis ontwikkelen over creativiteit Deze vakkennis bestaat uit metacognitieve kennis over creatieve processen in het algemeen en over zijn eigen creatieve vaardigheden. Samen met de vakdidactische kennis is de leerkracht in staat om deze vakkennis te vertalen naar het ontwikkelingsniveau en de belevingswereld van de verschillende leerlingen23. 22 Cremin, T. (2009). Creative teaching and the creative teachers. In A. Wilson (Ed.), Creativity in Primary Education (p.36-46). Exeter: learning Matters. 23 Schulman, L.S. (1987). Knowledge and teaching: foundations of the new reform. Harvard Educational Review,57 (1), p. 1-22. Onderzoeksresultaten naar het begeleiden van creatieve processen geven informatie over voorwaarden die bepalend zijn voor succesvol begeleiden. Uit onderzoeken blijkt dat: Leerkrachten die kinderen stimuleren in creatieve processen veel waarde hechten aan een nieuwsgierige houding en het nemen van risico’s, aan eigenaarschap en autonomie. Leerkrachten vaak samenwerken met kinderen, maar ook met collega’s en met experts buiten de school. In co-creatie zoekt de leerkracht voortdurend naar wegen om de verbeelding en ideeën van kinderen in het onderwijs te betrekken24. Dynamische interacties tussen kinderen en leerkrachten voeden de fantasie en het spel, het denken in mogelijkheden en het stellen van vragen, de betrokkenheid, de samenwerking en de autonomie 25. Om te kunnen experimenteren kinderen in een betekenisvolle leeromgeving tijd en ruimte krijgen waarbij het van groot belang is dat de leerkracht op tijd afstand neemt en kinderen observeert om op het juiste moment weer in het proces te stappen om te kunnen ondersteunen26. Intrapersoonlijke kenmerken invloed hebben, zoals: talenten, fysieke en mentale mogelijkheden, temperament, waardes, behoeftes, interesses, zelfkennis, autonomie, doorzettingsvermogen en motivatie27. schema webster gaat over creatief proces Gagné over talent Naast intrapersoonlijke kenmerken ook de omgevingskenmerken een rol spelen. In een betekenisvolle leeromgeving voor creatieve activiteiten is sprake van tijd, ruimte en een stimulerende omgeving die het mogelijk maken om vragen te stellen, te spelen, betrokken te zijn, te innoveren, risico’s te nemen, te fantaseren en te verbeelden, zelfsturend en doelgericht te werken, samen te werken en een dialoog aan te gaan. Bij het ontwikkelen van activiteiten het van belang is een balans te zoeken tussen de gegeven kaders en het geven van vrijheid 28 24 Cremin, T. (2013). Series Editor’s Foreword. In P. Burnard, P. & R. Murphy (Eds), Teaching Music Creatively (vii-x). London: Routledge. 25 Cremin, T, Burnard P. & Craft, A. (2006). Pedagogy and possibility thinking in the early years. Thinking Skills and Creativity 1(2) 108-119. 26 Craft, A., McConnon, L. & Matthews, A. (2012). Child-initiated play and professional creativity: Enabling fouryear-olds’ possibility thinking. Thinking Skills and Creativity 7(1) 48-61 27 Gagné, F. (2011). Academic Talent Development and the Equity Issue in Gifted Education. Talent Development & Excellence, 3(1), 3-22. 28 Hoogeveen, K. & Bos, E. (2013). Opvattingen over de ontwikkeling van creativiteit in het onderwijs. In M. Van Hoorn (red). Cultuur + Educatie, 36 (13), 41-61. Beschrijving van kennis en vaardigheden: Om een beeld te kunnen vormen van het handelen van de student in het kerndeel en het profieldeel van de pabo zijn kennis en vaardigheden opgenomen in onderstaand schema. De kennis en vaardigheden hebben betrekking op: 1. De creatieve ontwikkeling van de student . 2. Het creatief lesgeven 3. Het stimuleren van de creatieve ontwikkeling bij kinderen. 4. Het samenwerken Kerndeel De creatieve ontwikkeling van de student: Profieldeel/ Startbekwaam De creatieve ontwikkeling van de student: De student is in staat met hulp van anderen een zelf doorlopen creatief proces te analyseren en heeft beginnend inzicht in zijn eigen creatieve kwaliteiten. De student ontwikkelt metacognitieve kennis van creatieve processen, kent zijn creatieve vaardigheden en werkt zelfsturend aan de ontwikkeling daarvan. Het creatief lesgeven: Het creatief lesgeven: De student geeft met hulp van anderen op creatieve wijze vorm aan losstaande onderwijsactiviteiten door zijn eigen creativiteit in te zetten waardoor de lesinhouden en de leefwereld van de leerlingen op elkaar aansluiten. De student geeft op creatieve wijze vorm aan onderwijs door zijn eigen creativiteit in te zetten waardoor de lesinhouden en de leefwereld van de leerlingen op elkaar aansluiten. Het stimuleren van creatieve ontwikkeling bij kinderen: Het stimuleren van creatieve ontwikkeling bij kinderen: De student stimuleert de creatieve processen van een kleine groep leerlingen door hiervoor met hulp van anderen onderwijsactiviteiten te bedenken, in te leiden, uit te voeren en te evalueren. De student stimuleert de creatieve ontwikkeling van de kinderen in zijn groep door onderwijsactiviteiten te bedenken, in te leiden, uit te voeren en te evalueren die hun creatieve processen stimuleren. Samenwerken met anderen: Samenwerken met anderen: De student weet welke hulp hij van anderen nodig heeft voor zijn creatieve ontwikkeling en het begeleiden van creatieve processen en vraagt hiernaar. De student werkt samen met collega’s, waaronder vakleerkrachten en culturele partners bij het stimuleren van creativiteit bij kinderen en zet daarbij zijn kwaliteiten in. 11 Startbekwaam De creatieve ontwikkeling van de student: De student ontwikkelt metacognitieve kennis van creatieve processen, kent zijn creatieve vaardigheden en werkt zelfsturend aan de ontwikkeling daarvan. Het creatief lesgeven: De student geeft op creatieve wijze vorm aan onderwijs door zijn eigen creativiteit in te zetten waardoor de lesinhouden en de leefwereld van de leerlingen op elkaar aansluiten. Het stimuleren van creatieve ontwikkeling bij kinderen: De student stimuleert de creatieve ontwikkeling van de kinderen in zijn groep door onderwijsactiviteiten te bedenken, in te leiden, uit te voeren en te evalueren die hun creatieve processen stimuleren. INDICATOREN Blijk geven van een nieuwsgierige en onderzoekende houding. Scheppen van voorwaarden voor zichzelf om een creatief proces te kunnen doorlopen. De verschillende fasen van een creatief proces bij zichzelf toepassen. Reflecteren op zijn creatieve processen en ontwikkeling. Samen te werken in creatieve processen. Samenwerken met anderen: De student werkt samen met collega’s, waaronder vakleerkrachten en culturele partners bij het stimuleren van creativiteit bij kinderen en zet daarbij zijn kwaliteiten in. Een rolmodel zijn tijdens onderwijsactiviteiten door: - een open houding te tonen en door niet bang te zijn om fouten te maken. - flexibel te zijn en vanuit meerdere gezichtspunten in te spelen op situaties in de klas; alternatieven te zien en deze toe te passen. - de autonomie en intrinsieke motivatie van kinderen te stimuleren. Voor zichzelf voorwaarden scheppen om creatief les te kunnen geven. Rekening houden met verschillen tussen leerlingen. Reflecteren op het creatieve wijze vormgeven van onderwijsactiviteiten. Organiseren van een betekenisvolle leeromgeving die creatieve processen mogelijk maken. Herkennen van verschillende fasen van een creatief proces bij kinderen en het stimuleren van dit proces waarin ruimte is voor samenwerking, het stellen van open vragen, het uitstellen van een waardeoordeel, het divergeren en convergeren. Toepassen van een procesgerichte didactiek ( introduceren, informeren, instrueren, observeren, begeleiden en reflecteren/nabeschouwen) Aansluiten bij de ontwikkeling van kinderen aangaande het creatief proces. Stimuleren van de ontwikkeling van vakspecifieke vaardigheden bij kinderen die het creatief uiten van kinderen ondersteunen. Stimuleren van reflectie door de kinderen en tussen de kinderen onderling in creatieve processen. Bij het samenwerken de (pedagogische) kwaliteiten inzetten, gebruikmaken van kennis over hoe kinderen leren en kennis over de individuele mogelijkheden van ieder kind. Een holistische onderwijsaanpak mogelijk maken door bij het samenwerken verbindingen te leggen tussen de leerervaringen van kinderen en de verschillende ontwikkelingsgebieden. Gebruik maken van de kwaliteiten van collega’s en andere samenwerkingspartners bij het stimuleren van de creativiteit van kinderen Reflecteren op het samenwerken met collega’s. 12