bot alkalische fosfatase

advertisement
BOT ALKALISCHE FOSFATASE
DE MOLECULE
Vier verschillende genen coderen voor de isoënzymen
van alkalische fosfatasen (AP): tissue non-specific
(TNAP), intestinal (IAP), placental (PLAP) en germ cell
specific (GCAP). Onder de TNAP onderscheidt men
verder bot, lever en nier AP, die het gevolg zijn van
weefselspecifieke posttranslationele modificaties van het
genuine TNAP.
Bot AP is een glycoproteïne, dat als tetrameer met een
totaal moleculair gewicht van ongeveer 200 kD, vastzit
op de buitenkant van de celmembraan van de osteoblasten. De vasthechting op deze
membraan gebeurt door middel van een glycosyl phosphatidyl inositol (GPI) anker. Dit
anker is gevoelig voor extracellulaire fosfolipasen, waardoor bot AP kan losgemaakt
worden van de celmembraan, en in het bloed kan diffunderen onder de vorm van
dimeren. Dimerisering en de aanwezigheid van Mg en Zn zijn vereisten voor de
enzymatische activiteit van het enzym.
Bot AP is overigens een stabiel enzym (het werd als actief enzym teruggevonden in het
skelet van Oud-Egyptische mummies). De rol van het bot AP is nog niet volledig
opgehelderd, doch vrijwel zeker is zij betrokken bij de mineralisatie van de botmatrix. In
tegenstelling tot osteocalcine, dat via de nier verwijderd wordt, wordt bot AP door de
lever geëlimineerd. Dit gegeven kan belangrijk zijn bij de keuze van de merker bij nierof leverinsufficiëntie. Ostase® is de commerciële naam voor een immunologische
dosering van de massa van bot AP in het bloed.
© L ABO N UYTINCK
TO E PA S S I N G S G E B I E D
Ostase® is geen tumormerker in de strikte zin van het
woord, maar eerder een metastasemerker gebaseerd op de
osteoblastenreactie bij botmeta's. Overigens reikt het
toepassingsgebied van Ostase® verder dan de oncologie
alleen, en is de bepaling nuttig bij osteoporose, renale
osteodystrofie en ziekte van Paget. De referentiewaarden
zijn afhankelijk van geslacht en leeftijd (hogere waarden
in functie van de leeftijd).
Bij het prostaatcarcinoma gaat botmetastasering gepaard
met osteoblastische lesies, waarbij de botaanmaak een verhoogde productie van bot AF
met zich meebrengt. Bij 86% van de patiënten met een positieve botscan, is Ostase® in
bloed verhoogd (d.w.z. >19 mg/l). Bij 91% van de patiënten met een negatieve botscan
valt Ostase® in bloed binnen het referentiegebied. De combinatie van PSA en Ostase®
lijkt een goed middel te zijn bij de opvolging van prostaatcarcinoompatiënten. In 69%
van de gevallen bestaat er een correlatie tussen beide parameters. Soms echter is PSA
laag, en neemt men toch een stijging waar van Ostase® waar. Het zou hier om een
voortschrijdend metastaseringsproces gaan, waarbij de therapie de PSA productie in de
carcinoomcellen onderdrukt. In nog andere gevallen stijgt PSA ondanks stabiele Ostase®
resultaten. Deze situatie sluit niet uit dat er metastasering optreedt buiten het skelet,
bijvoorbeeld in de lymfeklieren.
Ten slotte is Ostase® ook nuttig gebleken bij de opvolging van borstcarcinoompatiënten.
Hoewel de botmetastasering hierbij eerder gepaard gaat met een stimulatie van de
osteoclasten dan van de osteoblasten, zijn de lesies vaak niet zuiver osteolytisch, maar
van het gemengde type (osteolytisch/osteoblastisch).
© L ABO N UYTINCK
Download