De provincies: Kijk zo zit dat De culturele infrastructuur op regionale schaal in kaart gebracht Carla van Deijck-Hofmeester – Willem-Jan Raijmakers – Eva van Deijck De provincies: Kijk zo zit dat De provincies: Kijk zo zit dat De culturele infrastructuur op regionale schaal in kaart gebracht Carla van Deijck-Hofmeester – Willem-Jan Raijmakers – Eva van Deijck Inhoud Groningen Fryslân Drenthe Voorwoord 6 Inleiding 7 Rijk, geldstromen voor cultuur 8 Cultuurnota Fondsen Regelingen De rijksgeldstromen bijeen genomen 9 12 18 24 Culturele instellingen 26 Provincies, uitgaven cultuur 40 Noord-Holland Flevoland Utrecht Overijssel Gelderland Zuid-Holland Noord-Brabant Zeeland Limburg Eenmalige investeringen provincies 44 Particuliere instellingen 46 Provincies en gemeenten, regionaal cultuurbeleid 48 Groningen Fryslân Drenthe Overijssel Gelderland Flevoland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg De culturele ondersteuningsstructuur Bekendheid bij de gemeenten? Cultureel erfgoed, cultuurhistorie Cultuur en economie 50 53 56 59 62 65 68 71 74 77 80 83 86 92 94 106 Voorwoord Inleiding In 2005 toonden de provincies in de IPO-publicatie ‘De provincies. Kiezen in cultuurbeleid’ de rijkdom van hun kunst- en cultuurbeleid. Binnen deze diversiteit hebben alle provincies een herkenbaar profiel als makelaar, verbinder, aanjager en vernieuwer. Vanuit deze positie formuleerden de provincies een aantal gezamenlijke speerpunten, die samen de IPO-agenda Cultuur vormen. Het tweede deel gaat dieper in op vier andere speerpunten van de IPO-agenda Cultuur: • regionaal cultuurbeleid en samenwerking met gemeenten, • de ondersteuningsstructuur voor kunst en cultuur, • cultureel erfgoed, • cultuur en economie. Eén van de speerpunten op deze agenda is het belang van de regionale culturele infrastructuur. Met de Staten­ verkiezingen en nieuwe afspraken over cultuurconvenanten in het vooruitzicht vroegen de gezamenlijke provincies Raijmakers & Hofmeester om het verzorgings­ niveau voor kunst en cultuur op regionale schaal in kaart te brengen. Het resultaat treft u aan in deze publicatie. De uitkomst van het onderzoek biedt interessante aanknopingspunten voor iedereen die zich bezighoudt met kunst- en cultuurbeleid. Ze bestaat uit twee delen. Het eerste deel laat aan de hand van kaarten en tabellen zien waar de geldstromen van het rijk en provincies voor kunst en cultuur terecht komen en hoe culturele instellingen geografisch zijn gespreid over Nederland. Deze publicatie is tot stand gekomen met medewerking van de rijksfondsen, de Raad voor Cultuur, gemeenten, de Economische Voorlichtingsdienst, het Projectbureau Belvedère en de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten. Den Haag, 22 februari 2007 De vraagstelling Het kan nuttig zijn om vanuit een andere hoek naar feiten te kijken dan men gewend is. Wij vroegen ons dat af toen de twaalf provincies via het Interprovinciaal Overleg (IPO) ons de opdracht gaven de infrastructuur voor kunst en cultuur op regionale schaal in kaart te brengen: • Hoe is het met de spreiding van culturele instellingen over het land? • Welke instrumenten zijn er voor Rijk en provincies beschikbaar om in samenwerking met gemeenten een krachtig regionaal beleid te voeren? • Hoe verhouden de ondersteuningsinstellingen op niveau van Rijk en provincie zich tot elkaar? • Waar liggen de mogelijkheden voor een effectief en efficiënt (integraal) erfgoedbeleid? • Waar liggen mogelijkheden voor een effectief integraal beleid voor cultuur en economie? Wij hebben het rijksbeleid onderzocht op grond van de beschikbare documenten en op informatie, die wij kregen van de Raad voor Cultuur, de fondsen en uitvoerders van regelingen. De provincies hebben elk een uitgebreide vragenlijst ingevuld en met hen hebben we ook een uitvoerig gesprek gevoerd. De gemeenten hebben wij een zo kort mogelijke vragenlijst gestuurd, gericht op bovengenoemde onderwerpen. Daarbij stond vast dat we geen volledig beeld van het gemeentelijke cultuurbeleid zouden krijgen, maar dat was uitdrukkelijk ook niet de bedoeling. Bijna 70% van de gemeenten hebben de vragenlijsten ingevuld, sommige uitvoering, andere summier. Dat is een hoog percentage. De resultaten De resultaten zijn op de meeste fronten opvallend. Wij gaan daar in de diverse hoofdstukken nader op in maar noemen hier vast enkele van onze conclusies: 1 Het rijksbeleid is vooral gericht op kwaliteit en slechts in beperkte mate op participatie. De geldstroom van het Rijk komt grotendeels terecht in Amsterdam. De andere grote steden blijven daarbij achter en dat laatste geldt in nog sterkere mate voor de provincies. Dat gaat ook op voor de spreiding van de culturele instellingen met rijkssubsidie. 2 Het rijksbeleid legt in de cultuurnota een zwaar accent op de podiumkunsten. 3 Het Actieplan Cultuurbereik (ook een initiatief van het Rijk) is een uitstekend instrument voor Rijk en provincies om in samenwerking met gemeenten een krachtig regionaal beleid te voeren. 4 Er vindt geen afstemming plaats tussen Rijk en provincies op het gebied van de ondersteuningsinstellingen, ook niet in die sectoren waar de provincies op dat punt een veel zwaardere inspanning leveren dan het Rijk. 5 Provincies hebben door hun verantwoordelijkheden op het gebied van ruimtelijke ordening en de inrichting van het landelijke gebied goede mogelijkheden om te komen tot een effectief en efficiënt integraal erfgoed­ beleid. Provincies stimuleren ruimtelijke kwaliteit door het verbinden van cultuurbeleid en ruimtelijk beleid en de uitvoering daarvan. 6 De mogelijkheden voor een effectief integraal beleid op gebied van cultuur en economie voor Rijk en provincies zijn divers en afhankelijk van de identiteit van een regio. Dit is een greep uit de resultaten van het onderzoek. Het is dus de moeite waard om het cultuurbeleid eens vanuit een andere gezichtshoek te bekijken. De vele kaarten en grafieken in dit boek versterken die con­ clusie. Wij hopen dat de lezer ons daarin zal volgen. Carla van Deijck-Hofmeester Willem-Jan Raijmakers Eva van Deijck Rijk, geldstromen voor cultuur 10 Twee geldstromen Dit eerste deel is bedoeld om inzicht te geven in de omvang, de aard en de diversiteit van de geldstromen die borg staan voor het behoud en de ontwikkeling van onze culturele infrastructuur en voor een brede schakering van culturele activiteiten. Globaal kan men stellen dat er twee belangrijke bronnen zijn waaruit de cultuur kan putten. Ten eerste is dat de burger zelf, in zijn hoedanigheid van klant of gebruiker levert hij een financiële bijdrage aan onze culturele infrastructuur. Dat doen ook de galeries, de particuliere balletscholen, de vrije producenten van theater en concerten, bedrijven die een culturele instelling sponsoren of de maecenas die een museum inricht of een fonds in het leven roept. De bijdrage van de burger is niet gering, zeker als we alle uren zouden kapitaliseren die de vrijwilligers in de kleine musea, de bibliotheken of de verenigingen van amateurkunst en cultuurhistorie investeren. De tweede belangrijke steunpilaar is de overheid. Gemeenten, provincies en het Rijk dragen bij aan onze culturele infrastructuur en het culturele leven. Algemeen wordt aangenomen dat dertig procent van de overheidsbijdrage van de kant van het Rijk komt, dat de provincies ongeveer tien procent bijdragen en de gemeenten zestig procent. In dit onderzoek concentreren wij ons op de geldstromen van Rijk en provincies, hun onderlinge relaties en op de vraag hoe de rijksgeldstromen over het land en zijn inwoners zijn verdeeld. De geldstromen van de gemeenten zijn niet aan de orde. Naast de geldstromen laten we ook zien waar de instellingen gevestigd zijn die door Rijk en/of provincies en de gemeenten worden gesubsidieerd. Instellingen die alleen door gemeenten worden gesubsidieerd komen in het kader van dit onderzoek niet aan bod. Verderop in deze publicatie komen de gemeenten wel in beeld maar vanuit het perspectief van specifieke thema’s. Als regel hebben wij gebruik gemaakt van de cijfers over 2005, het eerste jaar van de huidige cultuurnota. Dus betreffen de cijfers het actuele beleid. De keuze voor 2006 was niet mogelijk omdat de te raadplegen jaarverslagen eind 2006 nog niet beschikbaar waren. Een enkele keer hebben we gekozen voor cijfers van de hele cultuurplanperiode 2005-2008, bijvoorbeeld als het gaat om de incidentele investeringen van provincies. Een meerjarenoverzicht heeft dan minder van een momentopname en in tegenstelling tot de kleine verschillen tussen het eerste en tweede jaar van de cultuurplanperiode, zijn hier de verschillen per jaar wel groot en geeft een overzicht over vier jaren een evenwichtiger beeld. Verdeling taken Rijk, provincies en gemeenten Rijk, provincies hebben in het verleden afspraken gemaakt over de taken van elk van de overheden op het gebied van kunst en cultuur. Het Rijk zorgt voor de productie van kunst, de gemeente voor de afname en de provincie voor de spreiding. In een twintigtal jaren is men soms bewust en soms onbewust van deze koers afgeweken. Toch kun je nog altijd stellen, dat er maar weinig accommodaties nog rechtop staan als de gemeenten hun bijdrage stoppen. De productie van kunst zou geminimaliseerd worden, zodra het Rijk zijn handen daarvan aftrekt. De cultuurhistorie verliest haar plaats in het integrale beleid ruimtelijke ordening en het bibliotheekwezen en de cultuureducatie raken ontwricht als de provincies hun cultuurbegroting schrappen. Op onderdelen maken overheden nog wel afspraken over een taakverdeling (het vernieuwde bibliotheekbeleid). Ook wijst de wetgever taken toe (zoals bij de monumentenzorg, archeologie, archieven). Rijksgeldstromen cultuur Momenteel bedraagt het rijksbudget 876 miljoen, in het jaar 2005 was dat 886 miljoen. Dit budget komt op vijf verschillende manieren in de cultuursector terecht: 1 Via de cultuurnota, 2 Via de publieke cultuurfondsen; 3 Via structurele en incidentele regelingen; 4 Via eenmalige impulsen; 5 Via de kosten van de ambtelijke organisatie (waar­toe bijvoorbeeld ook de Rijksdienst voor Archeologie Cultuurlandschap en Monumentenzorg behoort). Omdat ons onderzoek naar de rijksmiddelen zich niet uitstrekte tot de mediabegroting van het Rijk, en we een verantwoorde vergelijking wilden maken, laten we in dit onderzoek ook de middelen die de provincies aan regionale omroep besteden buiten beschouwing. De specifieke op cultuur gerichte fondsgelden van het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties vallen wel binnen dit onderzoek. Cultuurnota Culturele instellingen kunnen via de cultuurnotaprocedure aanspraak maken op een vierjarige subsidie van het Rijk. De Uitgangspuntenbrief Cultuur van juli 2003 markeerde het begin van de cultuurnotaprocedure 2005-2008. In tegenstelling tot de twee vorige uitgangspuntenbrieven cultuur geeft deze brief niet aan wat de uitgangspunten zijn voor het beleid van de volgende periode. Om de regels en bureaucratie terug te dringen en de eigen verantwoordelijkheid van de instellingen te vergroten, beperkte staatssecretaris Van der Laan haar uitgangspuntenbrief tot een beschrijving van de procedure, de criteria, de subsidievoorwaarden en verantwoordingsregels van de cultuurnotaprocedure 2005-2008. De contouren van het nieuwe cultuurbeleid legde Van der Laan vast in een aparte beleidsbrief cultuur ‘Meer dan de Som’, die in het najaar van 2003 verscheen. Op basis van de criteria uit de Uitgangspuntenbrief Cultuur dienden 843 instellingen een aanvraag in voor een bedrag van circa 660 miljoen. Van der Laan vroeg aan de Raad van Cultuur om bij het beoordelen van de inzendingen naast het gebruikelijke criterium van kwaliteit aandacht te besteden aan de volgende punten: • Bijdrage aan het bereiken van nieuwe publieks­ groepen; • Bijdrage aan culturele diversiteit; • Bijdrage aan stedelijke en regionale dynamiek. Op basis van de door de Raad uitgebrachte kwaliteitsoordelen in het ‘Cultuurnota-advies 2005-2008, Spiegel van de cultuur’ en de aanvulling daarop, zijn door het kabinet de uiteindelijke subisidiebeslissingen genomen. Vanuit de cultuurnota ontvangen ruim 450 instellingen (exclusief 7 fondsen) een vierjarige subsidie voor een totaal bedrag van 365 miljoen per jaar. Convenanten De staatssecretaris beslist niet alleen over alles. Er is overleg met de drie grote steden en de provincies, verdeeld over vijf landsdelen en de grotere steden in dat landsdeel gezamenlijk. Zij geven aan wat hun prioriteiten voor de komende periode zijn. Een substantieel deel van de toewijzingen komt tot stand via convenanten tussen het rijk en de steden of de genoemde groepen provincies en steden. In een convenant is geregeld in hoeverre het Rijk een voor vier jaar geldende structurele bijdrage zal gaan leveren en welk aandeel van één of meer provincies en of steden komt. De convenantsafspraken zijn voor het rijksdeel opgenomen in de cultuurnota. De kaart In de kaart van de cultuurnota (en in de meeste daaropvolgende kaarten) hanteren wij een indeling in zes sectoren, globaal volgens de lijn die de Raad voor Cultuur heeft aangehouden: • Beeldende kunst, vormgeving en bouwkunst; • Podiumkunsten; • Bibliotheken/media (waaronder film, omroep en letteren); • Amateurkunst/cultuureducatie; • Erfgoed (archieven, monumenten/archeologie, musea en regionale geschiedenis); • Bovensectoraal. De kaart toont de inspanningen van het Rijk per sector en per provincie. Maatstaf was de plaats van vestiging van een instelling of in het geval van een festival, de locatie van het festival. Apart tonen we de investeringen van het Rijk in elk van de drie grote steden. Alle cijfers zijn omgerekend per hoofd van de bevolking. De kaart toont het eerste deel van een drieluik. We zullen na de drie afzonderlijke delen getoond te hebben over de hele linie enkele conclusies trekken. Significant voor dit onderdeel is de zeer grote aandacht van het Rijk voor de podiumkunsten (de grote gezelschappen kosten veel geld, 48%) en het erfgoed (dat zijn vooral de rijksmusea, 35%), samen goed voor 80% van het totaal. Rijksgeldstromen via cultuurnota per sector (2005) Sector BK/V/B Uitgaven in kader van cultuurnota Percentage € 24.757.689 7% Podiumkunsten € 177.250.211 48% Bibliotheken/media € 22.995.259 6% € 10.647.166 3% € 126.206.348 35% € 3.625.141 1% € 265.681.814 100% AK/CE Erfgoed Bovensectoraal Totaal 11 Rijksgeldstromen via cultuurnota (2005) Totaal cultuurnota Bedragen per provincie per sector per inwoner in euro’s Bedragen per provincie per inwoner in euro’s (Noord-Holland exclusief Amsterdam, Zuid-Holland exclusief Den-Haag en Rotterdam) Amsterdam 215,79 Den Haag 67,55 Rotterdam 35,39 12 13 Totaal cultuurnota Per provincie per inwoner in percentages (afgerond op hele getallen) Amsterdam Den Haag Beeldende kunst, vormgeving en bouwkunst Podiumkunsten Dans, muziek/muziektheater, theater Bibliotheken/media Bibliotheken, film, letteren Amateurkunst en cultuureducatie Cultureel erfgoed Archieven, monumenten/ archeologie, musea, regionale geschiedenis Bovensectoraal Rotterdam Drenthe 0,1% Flevoland 0,1% Zeeland 0,3% Fondsen Fondsen hebben een geheel eigen positie binnen het cultuurbestel. Het zijn de enige instellingen die namens het Rijk subsidies kunnen verstrekken aan instellingen en kunstenaars. Cultuurfondsen zijn door het Rijk opgericht om subsidiebeslissingen met een relatief simpel karakter op een eenvoudige en efficiëntere wijze te kunnen afdoen. In 2005 waren de volgende cultuurfondsen actief (volgens opgave OCW): • Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten (FAPK) • Fonds voor Podiumprogrammering en Marketing (FPPM) • De Mondriaanstichting • Stimuleringsfonds voor Architectuur (SfA) • Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst (Fonds BKVB) • Het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (NLPVF) • Fonds voor de Letteren (FvdL) • Het Nederlands Fonds voor de Film (Filmfonds) • Het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties (Stimuleringsfonds) • Het Fonds voor de Scheppende Toonkunst • Bedrijfsfonds voor de Pers 14 Verandering fondsenstructuur De staatssecretaris heeft in het kader van een herijking van de cultuurnota het voornemen om de fondsen vanaf de komende cultuurnotaperiode ook de mogelijkheid te geven vierjarige subsidies te verstrekken. In de praktijk zal dit tot gevolg hebben dat een groot aantal kleine initiatieven in de podiumkunsten niet langer deel zal nemen aan de zware cultuurnotaprocedure, maar zich zal wenden tot de podiumkunstfondsen. De financiële middelen die daarmee gemoeid zijn zullen worden overgeheveld naar de podiumkunstfondsen. Deze taakuitbreiding van de podiumfondsen leidde tot de vraag of de huidige taakverdeling en inrichting van de drie podiumfondsen daartoe de meest geschikte is. De commissie Alons kreeg opdracht te onderzoeken welke fondsstructuur het beste bij de nieuwe situatie past en bracht eind 2006 advies uit. Na te hebben onderzocht of die structuur uit een fonds voor dans & theater en een fonds voor muziek zou moeten bestaan, heeft de Commissie gekozen voor een overkoepelend fonds, Fonds voor Muziek, Dans en Theater. In dat nieuwe fonds gaan zowel het FAPK, het FPPM als het fonds voor Scheppende Toonkunst op. Verspreiding middelen uit de cultuurfondsen In 2005 komt er 95 miljoen euro uit de cultuurfondsen (niet alle fondsen worden gevoed vanuit de cultuurnota, het Stimuleringsfonds en het Bedrijfsfonds voor de Pers worden gevuld uit de STER gelden voor televisie­ reclame). Waar gaan de middelen uit de publieke cultuurfondsen naar toe? We kijken naar provinciale spreiding van de middelen in 2005 van zeven van de elf fondsen. Voor twee van deze fondsen (Filmfonds en Stimuleringsfonds) betreft het niet het totaal van de middelen maar alleen de subsidiestromen voortkomend uit de regionale regeling. Hieronder volgt een korte omschrijving van de fondsen. Fonds voor Amateur en Podiumkunsten Het Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten verstrekt subsidies aan professionals en amateurs op het gebied van dans, muziek/muziektheater, theater, literatuur, audiovisuele kunst, beeldende kunst voor beurzen, projecten, presentaties in het buitenland en internationale samenwerkingsprojecten. Het FAPK verstrekte in 2005 totaal voor 11,7 miljoen euro aan subsidie. Fonds voor Podiumprogrammering en Marketing Het Fonds voor Podiumkunsten en Marketing verstrekt subsidies aan podia, festivals en concoursen op het gebied van (semi) professionele podiumkunsten en marketing. Het FPPM ondersteunt de podia in hun contacten met publiek, podiumkunstenaars en andere organisaties en instellingen en stimuleert podia een lange termijn beleid te ontwikkelen op het gebied van programmering en marketing. Het FPPM verstrekte in 2005 totaal voor 4,9 miljoen euro aan subsidie. Een aantal provincies zet middelen in via FPPM. De Mondriaanstichting De Mondriaan Stichting ondersteunt projecten op het gebied van beeldende kunst en cultureel erfgoed in binnen- en buitenland met als doel de belangstelling voor en vraag naar kunst en cultureel erfgoed te verdiepen en vergroten. Het fonds verstrekt ook meer programmatische subsidies op het gebied van culturele diversiteit, internationalisering, eCultuur, cultuureducatie en exper­tisebevordering. De Mondriaan Stichting verstrekte totaal in 2005 voor 18,7 miljoen euro aan subsidie. Stimuleringsfonds voor Architectuur Het Stimuleringsfonds voor Architectuur verstrekt subsidies op het gebied van architectuur, stedenbouw, landschapsarchitectuur, interieurarchitectuur en aanverwante disciplines. Het fonds verleent projectsubsidies op basis van verschillende subsidieregelingen, zogenaamd de regeling projectsubsidies Architectuur, regeling projectsubsidies Belvedere en de HGIS-regeling voor internationale projecten. Het SfA verstrekte totaal in 2005 voor 4,3 miljoen euro aan subsidie. Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst Het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst verstrekt subsidies aan individuele beeldend kunstenaars, vormgevers, architecten en bemiddelaars. De doelstelling van het Fonds BKVB is de bevordering van de kwaliteit van de beeldende kunst, vormgeving en bouwkunst in Nederland. Het BKVB verstrekte totaal in 2005 voor 12,2 miljoen euro aan subsidie. Het Nederlandse Fonds voor de Film Het Nederlandse Fonds voor de film ondersteunt filmmakers bij het ontwikkelen, realiseren en distribueren van films. Het fonds is betrokken bij de totstandkoming van lange speelfilms, documentaire films, experimentele films, korte films, animatiefilms en bijzondere activiteiten op het gebied van film. In 2005 verstrekte het fonds voor 19,0 miljoen euro aan subsidie, waarvan 319.433 euro voor de regionaal georiënteerde regeling ‘Filmfestivals, filmmanifestaties en filmtheater’. Het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties Het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties verstrekt subsidies voor de productie en/of ontwikkeling van radio- en televisieprogramma’s en programmamateriaal (eCultuur) ten behoeve van de landelijke en publieke omroep. In 2005 verstrekte het Stimuleringsfonds totaal voor 15,4 miljoen euro aan subsidie waarvan 1 miljoen aan de regionale omroepen. Het Stimuleringsfonds wordt niet gefinancierd vanuit de cultuurnota, maar vanuit de reclame-inkomsten van de Stichting Etherreclame (STER). De overige fondsen Het Fonds voor de Scheppende Toonkunst, het Fonds voor de Letteren en het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (NLPVF) zijn fondsen waarbij het niet van belang is op welke plaats in het land de bijdrage wordt ontvangen. De invloed op de lokale en regionale infrastructuur is te beperkt. Het Bedrijfsfonds voor de Pers heeft onze opdrachtgever buiten het onderzoek gehouden. Alle bedragen die met deze fondsen gemoeid zijn, hebben wij uiteraard wel mee­ geteld met de totale rijksgeldstroom. Rijksgeldstromen, de fondsen (2005) Cultuurfondsen Totaal BKVB Podium FAPK € 11.715.361 € 10.710.105 FPPM € 4.876.375 € 4.876.375 Mondriaan Stichting SfA BKVB € 18.739.975 € 5.819.010 € 4.284.117 € 4.284.117 € 12.152.567 € 12.152.567 Bib/media € 12.920.965 € 1.982.500 € 1.982.500 FvdL € 4.754.678 € 4.754.678 Filmfonds € 19.043.915 € 19.043.915 Stimuleringsfonds € 15.369.116 € 15.369.116 Pers Totaal per sector € 1.746.372 € 1.746.372 € 474.275 € 95.139.251 Erfgoed € 1.005.256 NLPVF* Toonkunst* AK/CE € 474.275 € 22.255.694 € 17.332.852 *Cijfer van begroting cultuurnota, geen cijfers in jaarverslag kunnen vinden/geen jaarverslag beschikbaar € 41.624.484 € 1.005.256 € 12.920.965 15 Rijksgeldstromen via fondsen (2005) Totaal fondsen Bedragen per provincie per fonds per inwoner in euro’s Bedragen per provincie per inwoner in euro’s 16 17 Totaal fondsen Per provincie per inwoner in percentages (afgerond op hele getallen) Fonds voor Beeldende kunsten, Vormgeving en Bouwkunst (BKVB) Mondriaan Stichting Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten (FAPK) Stimuleringsfonds voor Architectuur (STA) Fonds voor Podium­ programmering en Marketing (FPPM) Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties Private fondsen, provinciale en gemeentelijke fondsen In dit kader spelen naast de overheidsfondsen (ook provincies en gemeenten gebruiken fondsen als beleidsinstrument) de private fondsen een grote rol. Er zijn er veel en samen geven zij jaarlijks een zeer hoog bedrag uit aan een diversiteit aan culturele activiteiten. Het is goed om te bedenken dat het VSB-fonds in 2005 liefst 21 miljoen euro aan cultuur heeft uitgegeven. Ook het Prins Bernhard Cultuurfonds vormt een belangrijke factor: ruim 17 miljoen euro investeert het fonds (landelijk en regionaal) in de cultuur. De VandenEnde Foundation investeerde in 2005 vijf miljoen. Deze fondsen vormen een stevig fundament, maar er is meer, want er zijn vele tientallen kleinere fondsen die samen ook een aanzienlijke bijdrage leveren aan ons culturele leven. Een kleurrijke bijdrage want elk fonds legt zijn eigen accenten en hanteert uiteraard ook eigen criteria. 18 Ons onderzoek reikte niet zover om hier conclusies te kunnen trekken, maar het belang van de private fondsen is aantoonbaar groot. Het Rijk heeft de laatste jaren de begrippen afstemming, doeltreffendheid en doelmatigheid hoog in het vaandel gedragen, maar heeft daarbij in mindere mate de instellingen van de andere overheden en de private instellingen betrokken. Het is de moeite waard dit bij de grote op handen zijnde veranderingen bij de fondsen wel te doen. Dat geldt ook voor de belangrijke provinciale en lokale fondsen. Afstemming lijkt gewenst en vanuit oogpunt van doeltreffendheid en doelmatigheid is de vraag of bepaalde gelden beter op centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen worden toegewezen relevant. De grote steden De hoge totalen van de provincies Noord-Holland en Zuid-Holland verdienen een kanttekening. Zeker in Noord-Holland kan men stellen dat bijna alle middelen uit de fondsen in Amsterdam terecht komen. Dat geldt vooral voor fondsen op het gebied van de podiumkunsten en de beeldende kunst, maar opvallend genoeg ook voor de amateurkunst. Het overige deel van de provincie wordt op alle terreinen slechts mondjesmaat bediend vanuit de fondsen. In Zuid-Holland speelt hetzelfde, zij het minder extreem met Rotterdam en Den Haag. Mondriaan: opvallende verschillen De Mondriaanstichting heeft twee hoofdtakken, de ene richt zich specifiek op de beeldende kunst en vormgeving, de andere op het cultureel erfgoed (vooral het aspect musea). De verdeling over de regio is zeer verschillend. De fondsgelden voor beeldende kunst gaan in belangrijke mate (ruim 40%) naar Noord-Holland Subsidie Beeldende Kunst en Vormgeving Mondriaanstichting Subsidie Erfgoed Mondriaanstichting (Amsterdam), bij erfgoed gaat bijna twee derde van de middelen naar Zuid-Holland. Het feit dat in Amsterdam een opvallend hoog per­ centage van de BK-gelden terecht komt, hangt natuur­lijk samen met het grote aantal beeldend kunstenaars dat daar gevestigd is. De verschillen zijn echter zo groot dat voor een volledige verklaring nader onderzoek op zijn plaats is. Dat geldt ook voor de toedeling aan ZuidHollandse erfgoedinstellingen in een ander segment van het Mondriaanfonds. Fondsen uitgaven Rijk per sector (afgerond op hele getallen) FAPK: Amateurkunst en professionele podium­ kunsten gescheiden De professionele podiumkunsten en de amateurkunst (zowel podiumkunsten als alle andere disciplines) zijn beide ondergebracht bij het FAPK. Uiteraard ligt het zwaartepunt bij de professionele podiumkunsten (het bestede bedrag was in 2005 ruim tien keer het bedrag dat naar de amateurkunst ging). Maar hoe was de verdeling over het land? Bij de professionele podiumkunsten gaat ruim 60% van de gelden naar Noord-Holland (lees vooral Amsterdam). Dat is niet verrassend maar dat Noord-Holland (ook weer Amsterdam) eveneens met afstand het hoogste percentage van de gelden voor de amateurkunstprojecten toegewezen heeft gekregen, is moeilijk verklaarbaar. 19 Subsidie Amateurkunst Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten Subsidie Professionele Podiumkunsten Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten Grote verschillen tussen de sectoren. Er zijn grote verschillen tussen de diverse sectoren. Nu zijn ook niet alle sectoren en disciplines in gelijke mate gebaat bij een geldstroom via fondsen. Het gaat om incidentele bijdragen. De behoefte daaraan is bij de bibliotheken minder dan bij de podiumkunsten en bij de musea groter dan bij het archiefwezen. Maar daar waar kunst geproduceerd of getoond wordt kunnen fondsen een grote bijdrage leveren. Bovendien verschilt de omvang van de sectoren en daarmee waarschijnlijk ook de vraag en de behoefte vanuit de sector, zowel kwantitatief als kwalitatief. De verdeling van de gelden uit de rijksfondsen over de sectoren levert een zeer wisselend beeld op. We hebben daarvoor de BK-gelden en de erfgoedgelden van de Mondriaanstichting gescheiden en de subsidiegelden voor de amateurkunst en de podiumkunsten bij het FAPK. We hebben hier alle fondsen van het Rijk en de totale uitgaven van de fondsen opgenomen. Interessant is dat de sector media hier het hoogste scoort vooral omdat Film en Culturele Omroepproducties beide tot deze sector behoren. Verder kan men spreken van een redelijke mate van evenwicht. Duidelijk is dat de amateurkunst, de cultuureducatie en de bibliotheken het niet van bijdragen uit de fondsen moeten hebben. Regelingen Naast de Cultuurnota en de fondsen vormen regelingen een belangrijke derde poot voor de rijksuitgaven voor kunst en cultuur. Deze regelingen zijn verschillend van karakter en status. In dit hoofdstuk geven wij een korte omschrijving per regeling. De kaart en de tabel geven informatie over de bestemming van de financiën in 2005. 20 Monumentenzorg Op grond van artikel 34 van de Monumentenwet 1988 verstrekt de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (de RACM) subsidies ten behoeve van de instandhouding van beschermde (rijks)monumenten. Momenteel bestaat er een overgangssituatie waarin subsidie wordt verstrekt via zowel het sinds 1 februari 2006 gefaseerd in werking tredende Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim) als het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 (Brrm 1997), het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten (Brom) en het Besluit rijkssubsidiëring historische buitenplaatsen (Brhb). Ook het Besluit rijkssubsidiëring grootschalige restauraties (Brgr) was in 2005 nog van kracht. Op Prinsjesdag 2005 heeft het Rijk een kleine 100 miljoen euro extra voor het wegwerken van de restauratieachterstand beschikbaar gesteld. In totaal had het Rijk in 2005 169,5 miljoen beschikbaar voor monumentenzorg. Het RACM geeft aan in 2005 aan alle regelingen monumentzorg samen 82,4 miljoen te hebben uitgegeven. Wij maken gebruik van de gegevens van het RACM wat betreft de verspreiding van de middelen monumentenzorg over de provincies. Archeologie Het Europese Verdrag van Valletta uit 1992 (het Verdrag van Malta) regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: de veroorzaker betaalt. Ter implementatie van het Verdrag is onlangs de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Gemeenten of provincies kunnen een specifieke uitkering verkrijgen voor de bestrijding van de kosten van opgravingen, voor zover die kosten niet redelijkerwijs volledig voor rekening dienen te komen van gemeente, provincie of degene die tot opgraven is verplicht. De uitgaven van het Rijk voor het Verdrag van Malta en subsidies archeologie bedroegen in 2005 7,3 miljoen euro. Archieven Alle overheidsinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor zorgvuldig beheer van hun eigen archieven. De Archiefwet uit 1995 stelt eisen aan de inrichting van archiveringssystemen en bewaarplaatsen, conservering, openbaarheid en toegankelijkheid. Het beheer van historische rijksarchieven die door overheidsorganisaties zijn overgebracht naar een rijksarchiefbewaarplaats, is door de rijksoverheid deels op afstand geplaatst. In alle provinciehoofdsteden, behalve in Zuid-Holland, zijn de provinciale rijksarchiefdiensten met andere cultuurhistorische instellingen ondergebracht in een Regionaal Historisch Centrum (RHC). In Zuid-Holland fungeert het Nationaal Archief als provinciale rijksarchiefbewaarplaats. Dat beheert daarnaast de historisch-maatschappelijke waardevolle archieven van de centrale rijksoverheid die door bijvoorbeeld ministeries zijn overgebracht. In 2005 gaf het Rijk 23,9 miljoen uit aan archieven waarvan een groot deel was bestemd voor de Regionaal Historische Centra. Daarnaast besteedde het Rijk in 2005 15,5 miljoen aan het Nationaal Archief. Bibliotheken Het kabinet heeft structureel 26 miljoen euro aan extra geld beschikbaar gesteld voor de vernieuwing van openbare bibliotheken. Over de wijze waarop dat geld wordt besteed, heeft het kabinet met provincies en gemeenten eind 2004 afspraken gemaakt. De belangrijkste maatregel is de opheffing van de scheiding tussen de openbare bibliotheek en de blindenbibliotheek. In 2005 was het Rijksvoorzieningenplan Bibliotheekwerk voor Blinden en Slechtzienden 2002-2004 (RVP) nog van kracht, daaraan besteedde het Rijk 13,5 miljoen. Met ingang van 1 januari 2007 voeren de openbare bibliotheken de regie over de bibliotheekvoorziening voor blinden en slechtzienden. Voor de vernieuwing van openbare bibliotheken gaf het rijk in 2005 8,8 miljoen uit. Het rapport ‘Monitor provinciale uitgaven bibliotheekwerk 2003-2006’ van Benz & Benz gaf ons zicht op de verspreiding van de rijksmiddelen voor de bibliotheekvernieuwing over de provincies. Cultuurbereik In het Actieplan Cultuurbereik 2001-2004 stond de doelstelling ‘cultuurbereik’ centraal. Het project werd samen met 30 steden en de provincies uitgevoerd en bestond uit drie verschillende geldstromen, namelijk Cultuurbereik, Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving en Cultuur en School. In de periode 2005-2008 zijn de geldstromen Cultuurbereik en Cultuur en School samengevoegd tot één geldstroom, die de financiële basis vormt voor het Actieplan Cultuurbereik II (13,7 miljoen euro). De doelstelling van het Actieplan Cultuurbereik 20052008 luidt als volgt: ‘het versterken van het cultureel bewustzijn van burgers door het vergroten van zowel het publieksbereik als de actieve participatie in kunst en cultuur’. Om dit doel te verwezenlijken werkt het ministerie van OCW samen met de dertig grote gemeenten en alle provincies. Kleinere gemeenten kunnen deelnemen via de provincie. De deelnemende gemeenten en provincies hebben vierjarenprogramma’s ontwikkeld, waarin zij aangeven hoe ze in hun eigen plaats of provincie de deelname aan cultuur willen vergroten. De financiering van het Actieplan Cultuurbereik berust op matching, provincies ‘matchen’ het bedrag van het Rijk. In totaal werd er door het Rijk 13,8 miljoen besteed aan het Actieplan. De convenantafspraken geven ons zicht op de verspreiding van de middelen over de provincies. Cultuur en School Meer onderwijs mèt en over cultuur, dat is het doel van het project Cultuur en School van het Ministerie van OCW. Om dit te stimuleren werkt het ministerie samen met gemeenten en provincies, culturele instellingen en onderwijs organisaties. Het Rijk concentreert zich op voorzieningen voor scholen, docenten en leerlingen. De vouchers (cultuurbonnen voor leerlingen) zijn hiervan de belangrijkste. Ook kennisontwikkeling over cultuureducatie en de communicatie behoort tot haar verantwoordelijkheid. De gemeenten en provincies richten zich bij Cultuur en School vooral op het tot stand brengen van een continue en structurele samenwerking tussen culturele instellingen en scholen. Het ministerie van OCW geeft door middel van de regeling ‘Versterking Cultuureducatie in het Primair Onderwijs’ een extra stimulans aan cultuureducatie in de periode van 2004 tot en met 2008, Scholen ontvangen euro 10,90 per leerling. In het schooljaar 2004/2005 hebben 712 scholen gebruik gemaakt van de subsidieregeling. In het schooljaar 2005/2006 waren dat er 2178. De twaalf provincies en 30 gemeenten die samenwerken in het Actieplan Cultuurbereik spelen een rol bij het stimuleren en ondersteunen van scholen bij visievorming en netwerkvorming en zorgen voor voldoende cultuureducatief aanbod. Daarvoor maken zij aanspraak op een bedrag van 1 euro (2004 en 2005) en 1,5 euro (2005-2007) per leerling in het primair onderwijs. Geldstroom BKV Met ingang van 2005 is de Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving (BKV) losgekoppeld van het Actieplan Cultuurbereik. De afspraken die OCW, IPO en VNG maakten over de inzet van de Geldstroom BKV in de periode 2005-2008 zijn vastgelegd in een nieuw beleidskader. In totaal is met de Geldstroom BKV een bedrag van 16,7 miljoen euro gemoeid. De Geldstroom BKV wordt ingezet ter versterking van de sector beeldende kunst en vormgeving. Het accent ligt hierbij op het faciliteren van collectieve voorzieningen en investeringen voor de ontwikkeling van kunstenaars en vormgevers. De steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven, Maastricht, Arnhem, Enschede en Groningen, Tilburg, Den Bosch, Breda, Leeuwarden en Zwolle en de provincies zijn de rechtstreekse partners van het Rijk bij de Geldstroom BKV. Actieprogramma Ruimte en Cultuur Het Actieprogramma Ruimte en Cultuur bundelt het architectuur- en het Belvederebeleid voor de periode 2005-2008. Zeven departementen (OCW, VROM, LNV, V&W, BuZa, EZ en Defensie) werken samen om de culturele ambities in het ruimtelijke beleid te versterken. Met de acties uit het Actieprogramma Ruimte en Cultuur wil het Rijk anderen verleiden om tot een hogere architectonische en cultuurhistorische kwaliteit van stedelijke en landelijke gebieden te komen. De uitvoering en doorwerking van het architectuur- en Belvedèrebeleid krijgt vorm in een aantal gerichte acties. Het gaat onder meer om voorbeeldprojecten (bijvoorbeeld het Nieuwe Rijksmuseum Amsterdam, Routeontwerp van snelwegen, Overdracht defensieterreinen), wettelijk kader (bijvoorbeeld beschermde stads- en dorpsgezicht) en investeringsprogramma’s (bijvoorbeeld cultuurimpuls Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing). Belvedere staat voor een respectvolle omgang met cultuurhistorische waarden binnen ruimtelijke ontwikkelingen. De strategie hierbij is die van ‘behoud door ontwikkeling’. Het Belvedere-beleid wordt uitgevoerd namens de bewindslieden van OCW, VROM, LNV en V&W door het projectbureau Belvedere. Het project Belvedere kent sinds 2000 een subsidieregeling; de Regeling projectsubsidies Belvedere. Aan 300 projecten is inmiddels subsidie verstrekt. De subsidieregeling wordt uitgevoerd door het Stimuleringsfonds voor Architectuur. In 2005 verstrekte het fonds voor 1,2 miljoen euro aan projectsubsidie vanuit deze regeling. Het Belevedere-beleid wordt gefinancierd door de ministeries van vrom, ocw, lnv. Uit het actieprogramma Ruimte en Cultuur blijkt dat de ministeries gezamenlijk het Belvedere- 21 beleid in 2005 financieren voor een bedrag van 7,4 miljoen euro. OCW gaf in 2005 in totaal 2,2 miljoen uit aan het Actieprogramma Ruimte en Cultuur. Andere departementen dragen ook bij. Cultuur en ICT In 2006 is de Stimuleringsregeling ‘Digitaliseren met Beleid’ van kracht geworden. Met deze subsidieregeling wil het ministerie van OCW het digitaliseringsproces duurzaam inbedden in organisatie, beleid en werkprocessen van culturele erfgoedinstellingen. De overheid wil burgers een betere toegang bieden tot cultuur en culturele informatie en daarmee hun deelname aan de informatiemaatschappij en de groei van de kenniseconomie bevorderen. ICT is daarbij een belangrijk hulpmiddel. De afgelopen jaren konden erfgoedinstellingen, bibliotheken en creatieve laboratoria participeren in onderzoeksprogramma’s die mogelijk gemaakt zijn door EU-fondsen, het Actieprogramma Elektronische Snelwegen, de Interdepartementale Commissie voor Economische Structuurversterking, werkgroep Kennisinfrastructuur en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. OCW besteedde in 2005 een bedrag van 2,7 miljoen aan Cultuur en ICT. 22 Cultuur en Economie Het programma Cultuur en Economie heeft als doel de economische potentie van cultuur en creativiteit te versterken, door het creatieve vermogen van Nederland een impuls te geven. Tegelijkertijd wil het programma zorgen voor een groter cultureel bewustzijn in de economische sector. Voor het onderdeel Creative Challenge Call stelden de bewindslieden geld beschikbaar voor projectvoorstellen, die tot media augustus 2006 ingeleverd konden worden. In het najaar van 2006 werden in het kader van de Creative Challenge Call 39 projecten gehonoreerd voor een bedrag van 3 miljoen euro. In 2005 besteedde het Rijk een bedrag van 422.000 euro aan Cultuur en Economie. Internationaal Cultuurbeleid (HGIS) De afgelopen jaren hebben de ministeries van Buitenlandse Zaken (BZ) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) een internationaal cultuurbeleid ontwikkeld. Sinds 1997 wordt extra geld uitgetrokken voor internationaal cultuurbeleid uit de middelen van de Homogene Groep voor Internationale Samenwerking (H-GIS). Gemakshalve wordt gesproken van de ‘HGISCultuurmiddelen’. Voor het jaar 2005 reserveerde het ministerie van Buitenlandse Zaken het bedrag van 9,7 miljoen euro voor de HGIS-cultuurmiddelen. Het budget is deels bestemd voor eenmalige grootschalige internationale culturele projecten met een looptijd van maximaal drie jaar en een subsidiebehoefte van tenminste 150.000 euro. Belangrijke aandachtspunten bij de besteding van het budget zijn intensivering van internationale culturele betrekkingen, profilering van de Nederlandse cultuur en samenwerking tussen culturele organisaties in Nederland en het buitenland. Over de besteding van een ander deel beslissen het Fonds voor Amateurkunsten en Podiumkunsten, de Mondriaan Stichting, het Stimuleringsfonds voor Architectuur en het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds. Dit aan de fondsen gedelegeerde deel van de HGIS-Cultuurmiddelen is bestemd voor kleinschalige internationale projecten. OCW besteedde in 2005 een bedrag aan 1,3 miljoen euro aan Internationaal Cultuurbeleid. Geldstroom per regeling In nevenstaande tabel staan de bedragen, die in 2005 binnen de verschillende regelingen zijn uitgetrokken. In de daaropvolgende kaart ziet men de verdeling van de gelden per sector over de provincies. Rijksgeldstromen, de regelingen (2005) Regelingen Monumentenzorg Archeologie Totaal € 82.374.054 € 7.300.000 Archieven € 39.444.000 Bibliotheken € 14.358.728 Geldstroom BKV (regionale Dynamiek) € 16.744.210 Actieplan Cultuurbereik (regionale Dynamiek) € 13.815.669 Versterking Cultuureducatie P.O. Cultuur en School € 1.655.702 € 13.303.000 Cultuur en ICT € 2.650.000 Ruimte en cultuur (cultuurimpuls ISV 2) € 2.293.000 Cultuur en economie Internationaal Cultuurbeleid (HGIS) Totaal € 422.000 € 1.270.000 € 195.630.363 23 Rijksgeldstromen via regelingen (2005) Totaal regelingen Bedragen per provincie per sector per inwoner in euro’s Bedragen per provincie per inwoner in euro’s 24 25 Totaal regelingen Bedragen per provincie per inwoner in percentages (afgerond op hele getallen) Geldstroom beeldende kunst en vormgeving Bibliotheken Cultuureducatie primair onderwijs Monumenten Actieplan Cultuurbereik De rijksgeldstromen bijeen genomen De drie stromen betekenen samen een bijdrage van het Rijk voor cultuur van 656 miljoen in 2005. Al bij al is die bijdrage hoger, want er is regelmatig sprake van een eenmalige impuls (bijvoorbeeld op het vlak van het erfgoed of de bibliotheekvernieuwing). Daarnaast hebben we de ambtelijke organisatie buiten ons onderzoek gehouden (daar vallen rijksdiensten als De Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumentenzorg onder). OCW heeft volgens de kamerstukken in 2005 886 miljoen euro uitgegeven aan cultuur. Van de genoemde 656 miljoen kunnen we van ongeveer 539 miljoen bepalen waar in het land die gelden terechtkomen. De overige 117 miljoen is niet naar regio’s te verdelen. Veelal omdat het Rijk zijn uitgaven niet zodanig verantwoordt, dat een verdere toedeling moge­ lijk is, deels omdat het om in internationaal verband te besteden middelen gaat. Dat totale bedrag hebben we weergegeven via een bedrag per inwoner en voorts geven we aan welke percentages dat oplevert. Verdeling van de rijksgeldstroom in 2005 De totale verdeling van de rijksgelden levert opvallend grote verschillen op. In de provincie Noord-Holland (inclusief Amsterdam) besteedt het Rijk verreweg het meeste geld: € 90,27 per inwoner. Tweede en derde provincie zijn Zuid Holland en Utrecht op grote afstand van Noord-Holland met respectievelijk € 44,38 en € 37,24. In Flevoland en Drenthe investeert het Rijk vrijwel niets (€ 14,06 en € 11,27 per inwoner). Op enkele onderdelen van het beleid hanteert het Rijk een verdeelsleutel (bijvoorbeeld een bedrag per inwoner, zoals bij het Actieplan Cultuurbereik). In dat geval is er wel sprake van een evenwichtiger verdeling. Des te opvallender is het dat in het vervolg van deze publicatie zal blijken dat juist de kleinere provincies een hoog bedrag per inwoner investeren in cultuur en dat de twee Hollanden het laagst scoren. Totaal rijksgeldstromen Bedragen per provincie per inwoner in euro’s en in percentages Discrepantie Er is meer onderzoek nodig om precies te kunnen duiden hoe de grote verschillen tot stand komen. In ieder geval kan men vaststellen dat een beleid gericht op cultuurparticipatie een evenwichtiger verdeling dient te vertonen. Is het rijksbeleid puur gericht op kwaliteit dan zal de huidige verdeling ongetwijfeld de juiste zijn. 26 27 Totaal rijksgeldstromen via cultuurnota, fondsen en regelingen (2005) Provincie Groningen Cultuurnota Fondsen Regelingen Totaal € 10.526.437 € 814.133 € 5.323.766 € 16.664.336 € 3.345.000 € 947.241 € 6.080.541 € 10.372.782 € 150.000 € 176.247 € 2.899.109 € 3.225.356 Overijssel € 15.474.259 € 881.507 € 7.003.752 € 23.359.518 Gelderland € 35.400.342 € 2.811.924 € 13.140.927 € 51.353.193 € 125.000 € 527.975 € 849.638 € 1.502.613 € 19.114.184 € 3.492.844 € 11.486.077 € 34.093.105 Noord-Holland (inclusief A’dam) € 170.314.011 € 19.792.122 € 22.356.289 € 212.462.422 Zuid-Holland (inclusief steden) € 88.679.470 € 15.335.771 € 22.193.381 € 126.208.622 € 498.750 € 368.727 € 3.585.467 € 4.452.944 Noord-Brabant € 11.293.205 € 3.680.593 € 19.593.322 € 34.567.120 Limburg € 10.761.156 € 1.517.088 € 8.875.094 € 21.153.338 Fryslân Drenthe Flevoland Utrecht Zeeland Overige fondsen landelijk € 44.793.079 Overige regelingen landelijk € 72.243.000 Totaal overig landelijk Totaal € 117.036.079 € 365.681.814 € 95.139.251 € 195.630.363 € 656.451.428 Culturele instellingen 28 De provincies zijn geïnteresseerd in het aantal en de spreiding van • de culturele instellingen die meerjarige subsidie ontvangen van het Rijk; • de culturele instellingen die een meerjarige subsidie ontvangen van het Rijk samen met een provincie en/of met een gemeente; • de culturele instellingen die een meerjarige subsidie ontvangen van een provincie, al dan niet samen met een gemeente; Het overzicht daarover staat in de hiernavolgende kaarten. De instellingen zijn uitgesplitst in de vijf al bekende sectoren Beeldende Kunst/Vormgeving en Bouwkunst, Podiumkunsten, Bibliotheken/Media, Amateurkunst/ Cultuureducatie, Erfgoed en Bovensectoraal. De eerder gebruikte onderverdeling komt in de meeste gevallen ook hier terug. Te zien is waar de door Rijk, provincie en/of gemeente gesubsidieerde instellingen gevestigd zijn en welke overheid (-heden) meerjarig bijdragen. Ook hier is de situatie in 2005 genomen. Soms is er sprake van subsidiëring door meer provincies of gemeenten. De plaats van vestiging is bepalend voor de plaatsing op de kaart. We gaan hieronder kort in op de afzonderlijke kaarten. Beeldende kunst, vormgeving en bouwkunst Ongeveer 70 instellingen krijgen een meerjarige subsidie van Rijk en/of provincie en gemeente. Het zwaartepunt ligt in Amsterdam. Gezamenlijke financiering door Rijk en provincie en/of gemeente komt afgezien van de drie grote steden niet veel voor. Dat is afhankelijk van de accenten die de partners leggen bij de convenantonderhandelingen. Noord-Brabant en Limburg hebben wel verschillende van deze combinaties en ook in Flevoland, Overijssel, Groningen en Utrecht vind je een voorbeeld. Podiumkunsten Het is al niet meer verrassend dat deze kaart verreweg het grootste aantal instellingen toont. Het Rijk legt een sterk accent op de podiumkunsten en bij de podium­ kunsten gaat het dan niet om individuele kunstenaars maar groepen of instellingen. Op deze kaart vindt men 309 instellingen. Bij 261 van hen is het Rijk betrokken via een meerjarige subsidiëring. In 120 gevallen is een provincie (mede-) subsidiënt en 149 keer doet een gemeente mee. In de drie grote steden gaat het alleen om de combinatie Rijk en gemeente, behalve in enkele gevallen in Amsterdam, waar dan een ook door de provincie Noord-Holland gesubsidieerde instelling gevestigd is. Het Rijk geeft aan 111 podiumkunstinstellingen in Amsterdam een meerjarige subsidie. 81 van hen krij­gen louter rijkssubsidie en 30 instellingen krijgen ook subsidie van de provincie (5) of de gemeente (25). Bibliotheken/media In deze sector gaat het om 77 instellingen die onderling sterk van karakter verschillen. De kaart toont ook hier een accent bij Amsterdam. Dat komt vooral omdat de landelijk werkende filmorganisaties in meerderheid in Amsterdam zijn gevestigd. De landelijke instellingen op gebied van letteren verdelen zich over de drie grote steden. Dat de Friese taal een aparte plaats inneemt komt ook op de kaart tot uiting. Dat geldt in mindere mate overigens ook voor Drenthe en Groningen. Het bibliotheekwezen is uiteraard gespreid en heeft een minimum aan centrale organisaties (in Den Haag). Amateurkunst/cultuureducatie Ruim 70 organisaties komen nog op deze kaart voor. Door fusies op landelijk niveau loopt dat aantal enigszins terug. Iedere provincie heeft zijn eigen instellingen, soms verenigd in één grote organisatie, soms meer opgesplitst. Opvallend op dat punt is bijvoorbeeld Noord-Holland dat als enige provincie nog met 7 af­ zonderlijke ondersteuningsorganisaties voor de cultuureducatie werkt. Het hoge aantal instellingen in Utrecht is te verklaren omdat daar veruit de meeste grote landelijk werkende organisaties op gebied van amateurkunst en cultuureducatie gevestigd zijn. In Amsterdam gaat het om kleinere instellingen. Erfgoed Hier treft men een redelijk evenwichtig gevulde kaart aan. Per onderdeel liggen de accenten nogal verschillend. Zo heeft het Rijk bemoeienis met musea, die vooral te vinden zijn in de Randstad en het centrum van het land: Amsterdam, Den Haag, Utrecht, Zuid- en NoordHolland, Gelderland. Daarnaast met een enkel museum in Groningen, Fryslân, Noord-Brabant en Overijssel. Een provincie als Groningen onderhoudt veel kleine musea met een cultuurhistorische waarde. Gelderland heeft naast grote musea ook veel organisaties op het gebied van de regionale geschiedenis. Zeeland heeft aandacht voor alle onderdelen, vooral voor kleine erfgoedorganisaties. Bovensectoraal Een grote groep in deze sector wordt gevormd door internationaal werkende organisaties, die vooral in Amsterdam gevestigd zijn. Verder gaat het om onderzoeksinstellingen, algemene kunstorganisaties, brede ondersteuningsinstellingen en bijzondere organisaties als De Balie, Nexusinstituut en De Vrede van Utrecht. Toelichting op de kaarten Een aantal instellingen ontvangt subsidie van meer dan één provincie. Dat is niet zichtbaar op de kaarten. De icoontjes zijn geplaatst in de provincie van vestiging. Niet op de kaarten Niet op deze kaarten staan de culturele instellingen die alleen maar door een gemeente worden gesubsidieerd. Het gaat uitdrukkelijk om die instellingen waarbij sprake is van een betrokkenheid van het Rijk en/of één of meer provincies. 29 Instellingen beeldende kunst, vormgeving en bouwkunst Groningen 001 Fotografie Noorderlicht 002 Pavlov Medialab Fryslân 003 Kunstenaarscollectief Voorheen de Gemeente Drenthe 004 KIK (Kunst in Kolderveen) 005 Centrum Beeldende Kunst 006 007 008 009 010 011 012 013 014 015 016 017 018 Amsterdam Overijssel Kunstvereniging Diepenheim Perron 1 Safe Kunststichting Borne Het Torentje Almelo Broeikas A 1 as Gelderland Plaatsmaken Fashion at Arnhem Triënnale Landschap Fort Asperen De Olifant Centrum Beeldende Kunst Gelderland Flevoland 019 Museum De Paviljoens 020 Corosia, Centrum Beeldende Kunst Flevoland Utrecht 021 Centrum Beeldende Kunst Utrecht 022 Kunstuitleen Noord-Holland 023 Kunstuitlenen 024 025 026 027 Zeeland Buro BK Vlissingen Stichtng BK Middelburg Galerie van den Berge, Goes Centrum Beeldende Kunst Zeeland Noord-Brabant 028 De Beyerd, Centrum voor beeldende kunst 029 Lokaal 01 030 Europees Keramisch Werkcentrum 031 Kunstenaarsinitiatiev de Cacaofabriek 032 Mu Art Foundation (De Witte Dame) 033 Nieuwe Brabantse Kunststichting (NBKS) Limburg 034 Jan van Eyck Akademie 035 Museum Het Domein 036 Odapark 037 038 039 040 041 042 043 044 045 046 047 048 049 050 051 052 053 054 055 056 Amsterdam De Appel Doors of Perception Droog Design Fonds voor Beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst Gate Foundation Materiaalfonds voor Beeldende Kunst en Vormgeving Mediamatic Mondriaan Stichting Premsela Stichting Rijksakademie van Beeldende Kunsten Stichting Ateliers 63 Stichting Kunst en Openbare Ruimte (SKOR) Stichting Montevideo Stichting Submarine Media Trans Artists Trustfonds Rijksakademie Virtueel Platform, Vereniging het W139 Waag Society, Maatschappij voor Oude en Nieuwe Media (MONM) Young Designers & Industry Den Haag 057 Federatie Kunst Uitleen 058 Stroom Haags centrum voor beeldende kunst 059 060 061 062 063 064 065 066 067 068 Rotterdam ArchiNed bv Archiprix Europan Nederland Het Berlage Instituut Nederlands Architectuurinstituut Stichting BONAS Stimuleringsfonds voor Architectuur Nederlands Foto Museum V2-Organisatie Witte de With, center for contemporary art Den Haag 30 31 Rotterdam Meebetalende overheden R Rijk P Provincie G Gemeente Beeldende kunst en vormgeving Architectuur en stedenbouw Instellingen podiumkunsten Groningen 001 Noord Nederlandse Dans/ Galili Dance 002 Op Roakeldais, volksdans 003 Stichting Jungle Warriors 004 Noorderslag 005 Prime 006 Stichting Noord Nederlands Orkest 007 Grover Pop 008 Haydn Muziekfestival 009 Peter de Grote Festival 010 De Citadel Jeugdtheater 011 Grand Theatre 012 Noord Nederlands Toneel 013 Noorderzon 014 Jonge Harten Festival 015 De Noorderlingen 016 Theater te Water Bedragen per provincie per inwoner in euro’s Amsterdam 018 019 020 021 022 Fryslân Spanga het Verona van West­ stellingwerf Capella Frisia Fryske Toaniel Stifting Tryater Terschellings Oerol Festival Tryater n Meeuw 023 024 025 026 027 Drenthe Take Root Stichting Peergroup Stichting De Lege Ruimte De Reus, jeugdtheater Axis festival 017 Den Haag 32 Overijssel 028 Stichting Productiehuis OostNederland 029 Nationale Reisopera 030 Stichting Orkest van het Oosten 031 Valerius ensemble 032 Twentse Mattheus Passion 033 Jeugdtheater Sonnevanck 034 Stichting Theater Gnaffel 035 Tam tam 036 037 038 039 040 041 042 043 044 045 Rotterdam 046 047 048 049 Gelderland Introdans De Ereprijs Nationaal Jeugd Orkest Gelderse Muziek Zomer Het Gelders Orkest Music Meeting Rhythm of Reason Stichting Keesen & Co Stichting Theater Adhoc Stichting Theaterwerkplaats Generale Oost Toneelgroep Oostpool Stichting Theatergroep Kwatta Stichting Interart, jeugdtheater Stichting Culturele festivals Gld Flevoland 050 Nieuw Nederlands Net 051 052 053 054 055 056 057 058 059 060 061 062 063 064 065 066 067 068 069 070 071 Meebetalende overheden 072 073 074 075 R Rijk P Provincie 076 077 078 079 G Gemeente Dans Podiumkunsten algemeen Theater Muziek en muziektheater Utrecht Merkx & Dansers Moderne Dans en Beweging/ Springdance Festival Raras Budaya Stichting TamTam productions Utrecht String Quartet Xynix Amsterdam Loeki Stardust Quartet Stichting Iraqi Maqam Ensemble Dutch Jazz Orchestra De Nederlandse Bachvereniging Jazz en Geïmproviseerde Muziek Utrecht Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziek­geschiedenis Organisatie Oude Muziek RASA Slagwerkfestival The Big Bang Stichting Camerata Trajectina Stichting Rosa Ensemble Stichting Yo! Toonbank Het Filiaal, Jeugdtheatergroep Huis a/d Werf / Festival a/d Werf producties Jongerentheatergroep DOX Stichting De Berenkuil Stichting Festivalbureau Storm Stichting De Paardenkathedraal Utrecht Stichting Growing up in Public Stichting Theatergroep Aluin ’t Barre Land Stichting Bambie Noord-Holland 080 Amsterdams Kamermuziek­centrum De Suite 081 De Helling 082 The Amsterdam Baroque Orchestra & Choir 083 Combattimento Consort Amsterdam 084 Internationaal Orgelfestival Haarlem 085 Opera Trionfo 086 Stichting Egidius 087 Stichting Parkanyi Kwartet 088 Stichting Calefax 089 Cello Octet Conjunto Ibérico 090 Stichting Salon- Dans- en Filmorkest 091 Moer-staal 092 Aurelia Saxofoon Kwartet 093 Stichting Jazz in Motion 094 Stichting Vrije Val 095 Poppodia 096 Jazz en kamermuziekpodia 097 Unieke Zaken 098 De Proeve 099 Stichting Het Speeltheater 100 Stichting Kalebas Produkties 101 Stichting Toneelschuur Producties t.b.v. Rieks Swarte 102 Toneelgroep Het Volk 103 Toneelschuur Producties 104 Stichting Vis à Vis 105 ’t Muztheater 106 Theaterpodia Zuid-Holland 107 Doelenensemble 108 Stichting Black Straight Music 109 Stichting Jazz & Wereldmuziek Kollektief 110 Stichting De Veenfabriek 111 Popunie Z-H 112 Zuidhollanse poppodia 113 Stichting Theatergroep Max 114 Stichting Studio Peer 115 Stichting ELS Zeeland Stichting Nieuwe Muziek Zeeland Zeeuwse poppodia Het Zeeuws orkest Festival Terneuzen, Hulst en Sluis Stichting Zeeland Nazomer Festivals 121 Stichting Het Bedrijf 122 Festival Vlissingen 123 Bevrijdingsfestival 116 117 118 119 120 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 Noord-Brabant Dansvoorziening/Station Zuid T.r.a.s.h. LaMelis United C De Stilte Josquin des Prez en tijdgenoten (Cappella Pratensis) Muzieklab Brabant Paul van Kemenade Quintet Stichting Bevordering Muziek­ improvisatie (SBM) Stichting Alfa Stichting Palinckx BraM Stichting De Wetten van Kepler Stichting The Pigthing Theater Artemis Theaterfestival Boulevard ’s-Hertogenbosch Het Zuidelijk Toneel Productiehuis Brabant Theatergroep Drieons Koning Carlos Festival cement Verkadefabriek Plaza Futura Chassé theater Theater de nieuwe Vorst Limburg Nederlandse Dansdagen Stichting Orlando Festival Festival Musica Sacra Intro Limburgs Symphonie Orkest Opera Zuid Charles Hennen Concours Collegium ad Mosam Studium Chorale WMC Kerkrade Het Vervolg Productiehuis Limburg (vh Het Huis van Bourgondië) 161 Het Laagland 162 Limburg Festival 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184 185 186 187 188 189 190 191 192 193 194 195 196 197 198 199 200 201 202 203 204 205 206 207 208 209 210 211 212 213 214 215 216 217 218 219 220 221 222 223 224 225 226 227 228 229 230 231 232 233 234 235 236 237 238 239 240 241 242 243 244 245 246 247 248 249 250 251 252 253 Amsterdam Dansgroep Krisztina de Châtel Danstheater AYA DWA Emio Greco & PC Hans Hof Ensemble Het Internationaal Danstheater Het Nationale Ballet Julidans Stichting A3ana Stichting Date Stichting Henny Jurriëns Stichting ISH Amsterdam Roots Festival Amsterdam Sinfonietta Asko Ensemble Bik Bent Braam Coöperatieve Verening Orkest de Volharding u.a. De Jazzorganisatie De Nederlandse Opera De Oefening de Kunst Donemus (v.h. MuziekGroep Nederland) Dutch Jazz Connection Fonds voor de Scheppende Toonkunst Grote Prijs van Nederland Het Nieuw Ensemble Holland Symfonia Huygens-Fokker Ives Ensemble Jazz Orchestra of the Concertgebouw Jeugdorkest Nederland Koninklijk Concertgebouworkest Koninklijk Instituut voor de Tropen Kulsan Maarten Altena Ensemble Mondriaan Kwartet Muziekgebouw aan ’t IJ Muziekgezelschap Cappella Amsterdam Nationaal Muziekinstrumenten Fonds Nationaal Pop Instituut Nationaal Vioolconcours Oskar Back Nederlands Jazz Archief Nederlands Kamerkoor Opera Studio Nederland Orkest van de Achttiende Eeuw Paradiso-Melkweg Productiehuis Proma Samponé Music Productions Sferra Slagwerkgroep Amsterdam Slagwerkgroep Den Haag Stichting Brisk Stichting Brokken Stichting Composers Pool Stichting De kamervraag Stichting De Muziekwerkplaats (Oorproeven) Stichting Fabchannel Stichting Gaudeamus Stichting het Nederlands Blazers Ensemble Stichting Jazz in Amsterdam (Bimhuis) Stichting Jeugdige Oren Stichting Marmoucha Stichting Nederlands Philhar­ monisch Orkest Stichting Nederlands Vocaal Laboratorium Stichting Nederlandse Strijk­kwartet Academie Stichting Paradiso Amsterdam Stichting Schönberg Ensemble Stichting Stroom Studio voor Electro-Instrumentale Muziek Toonkunst-Bibliotheek Vereniging Nederlandse Poppodia en -Festivals Vereniging Vrienden van het Lied Wereld Muziektheater Festival Willem Breuker Kollektief Het Nederlands Fluitorkest [NES]theaters Amsterdams Kleinkunst Festival (AKF) Carver Caspar Rapak Cosmic Theater De Amsterdamse School (DasArts) De Nieuw Amsterdam De Theatercompagnie D’Electrique Dood Paard Gasthuis, werkplaats & theater Golden Palace Handtheater Het Syndicaat Het Toneel Speelt Het Veem theater Holland Festival 254 255 256 257 258 259 260 261 262 263 264 265 266 267 268 269 270 271 272 273 Huis aan de Amstel Made in da Shade Mug met de gouden tand Orkater Plotloos Drama Prima Materia Stichting Het Toneelschap B&D Stichting Kassys Stichting Ozu Stichting Poppentheater Kollektief Stichting RAST – Nederlands-Turks Theater Atelier Suver Nuver Teatro Munganga Theater Instituut Nederland Theater van de Verbeelding (Dogtroep) Theatergroep Delta Theatergroep Wederzijds Toneelgroep Amsterdam Vakblad voor de Podiumkunst/ De Theatermaker Zep Den Haag 274 Holland Dance Festival 275 Stichting Korzo (CaDance Festival) 276 Stichting Korzo (productiehuis voor de dans) 277 Stichting Nederlands Dans Theater 278 Davina van Wely Vioolconcours 279 Het Residentie Orkest 280 Korzo Muziekproducties 281 Nederlands Muziek Instituut 282 Prosiris 283 Schönberg Kwartet 284 Stichting LOOS 285 Stichting S & L (POW Ensemble) 286 Vioolprijs Iordens-Baronesse Sweerts de Landas 287 Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten 288 Fonds voor Podiumprogrammering en Marketing 289 De Appel, Toneelgroep 290 de Haagse Kunststichting (Het Nationale Toneel) 291 Stichting Alba 292 Stichting Annette Speelt 293 Stichting Stella Den Haag 294 Theater aan het Spui 295 296 297 298 299 300 301 302 303 304 305 306 307 308 309 Rotterdam Conny Janssen Danst Dance Works Rotterdam Dansateliers Scapino Ballet Rotterdam Stichting Meekers Rotterdams Philharmonisch Orkest Stichting Jazz International Rotterdam Stichting Motel Mozaique Theater Lantaren/Venster Het Onafhankelijk Toneel Het Waterhuis Rotterdamse Schouwburg Productiehuis Theatergroep Bonheur Theaterproduktie Rotterdam (RO Theater) V/h De Bende 33 Instellingen bibliotheken/media Bedragen per provincie per inwoner in euro’s Amsterdam 001 002 003 004 005 006 Groningen Doe Maar Dicht Maar Locomotief/Pavlov Liga ’68 Biblionet Bureau Groninger Taal en Cultuur Stichting Grunneger Toal 007 008 009 010 011 012 013 014 Fryslân Noorderlijk Film Festival Centrum voor Film in Friesland Bibliotheekservice Fryske Rie Europeesk Bureau Lytse Talen Ons Bilt Stellingwarver Skrieversronte Rie Fryske Beweging 015 016 017 018 019 Drenthe Provinciale Bibliotheekcentrale Drentse Toal Redactie Roet St. uitgaven Oeze Volk Festival Vrouwenfilms Overijssel 020 Overijsselse Bibliotheek Dienst (OBD) 021 PBAM 022 Stadsarchief en Atheneaum­ bibliotheek 023 024 025 026 027 Gelderland Contact Film Cinematheek Europese Stichting Joris Ivens Literatuurfestival De Wintertuin Radboud universiteit Biblioservice Flevoland 028 Samenwerkende bibliotheken Utrecht 029 Holland Animation Film Festival 030 Nederlands Film Festival 031 NIF – Nederlands Instituut voor Filmeducatie 032 Mira Media 033 Provinciale Bibliotheek Centrale Utrecht Noord-Holland 034 Probiblio Zuid-Holland 035 Probiblio Zeeland 036 Film by the sea 037 Zeeuwse Bibliotheek 038 Zeeuws Tijdschrift 039 040 041 042 Noord-Brabant Nederlands Instituut voor Animatie­film Vereniging van Brabantse Filmtheaters Universiteit Tilburg, Brabant Collectie Cubiss Limburg 043 Poëziefestival Landgraaf 044 Bibliotheekhuis Limburg 045 046 047 048 049 050 051 052 053 054 055 056 057 058 059 060 061 062 063 064 065 Amsterdam Cinekid Nederland Cinemien Film- en Videodistributie Film in Concert Filmmuseum FORUM for international cofinancing of documentaries Holland Film Promotion International Documentary Film­ festival Amsterdam Maurits Binger Film Instituut Nederlands Fonds voor de Film Skrien Stichting Film Events Stichting Fuurland/De Filmkrant Amsterdam Vluchtstad El Hizjra Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten Fonds voor de Letteren Nederlands Fonds voor Midden en Oost-Europese Boekprojecten Nederlands Literair Produktie- en Vertalingenfonds Schrijvers, School, Samenleving Stichting Lezen Oxford House Het Nederlands Persmuseum Den Haag 066 Koninklijke Bibliotheek 067 Vereniging van Openbare Biblio­theken 068 de Winternachten 069 Dichter aan huis 070 Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum 071 Other World Productions 072 073 074 075 076 077 Rotterdam Stichting Filmfestival Rotterdam BulkBoek’s Dag van de Literatuur Lezersfeest Passionate Poetry International Hal 4, Digital-playground Den Haag 34 35 Rotterdam Meebetalende overheden R Rijk P Provincie G Gemeente Film Letteren Bibliotheken Media Taal/letteren Instellingen amateurkunst/cultuureducatie 001 002 003 004 005 006 007 Groningen Kunststation C IVAK Stichting Jonge Harten De Prins van Groningen Koepels Amateurkunst Paradox De Steeg Fryslân 008 It Frysk Amateurteniel 009 Jeugdtheater ’n Meeuw 010 Keunstwurk Drenthe 011 Kunst en Cultuur Drenthe 012 NSKK Overijssel 013 Kunst en Cultuur Overijssel Gelderland 014 EDU-ART 015 Kunst en Cultuur Gelderland 016 Jeugdtheaterscholen Amsterdam Flevoland 017 Centrum Amateurkunst Flevoland 018 Steunfuncties Kunstzinnige Vorming 024 025 026 027 028 029 030 Utrecht Beeldende Amateurkunst Cultuurnetwerk Nederland De Kunstengilde Landelijk Centrum voor Amateurdans Nederlands Centrum voor Volkscultuur Planet jr. Productions Stichting ZIMIHC Stut, Theater Talens Palet UNISONO (LOAM, NIB, SNK) Vocaal Talent Nederland Kunst Centraal 031 032 033 034 035 036 037 038 039 040 Noord-Holland De Kunst Artiance/SKV Noord-Kennemerland t Platform Fluxus PierK Kreater Gerard Boedijn Triade SWING Stichting Hoorn-Oude Muziek Nu 019 020 021 022 023 Zuid-Holland 041 Jeugdtheaterhuis 042 Kunstgebouw 043 Nationale Jeugd Blaasorkesten en Ensembles 044 St. Educatieve Orkest Projecten (SEOP) 045 Stichting Koorbegeleidingen 046 047 048 049 050 051 052 053 054 Zeeland Scoop Zeeuws Centrum Amateurtoneel Danzee SAKO Zeeland Jeugdtheaterhuis Noord-Brabant Kinderen en Poëzie Cantrum amateurkunst NoordBrabant Brabants Instituut voor School en Kunst Federatie van Schuttersgilden Amsterdam Buitenkunst Dans in School Jongerentheater 020 Ricciotti Ensemble School der Poëzie (SdP) Stichting Allaboutus Film Factory Stichting Bekijk ’t Stichting Don’t Hit Mama Stichting Meer Doen met Cultuur, de Kunstbende 066 Stichting Schrijven 067 Theaterwerk NL 057 058 059 060 061 062 063 064 065 Den Haag 068 Stichting Prinses Christina Concours Rotterdam 069 Autoped 070 Rotterdams Wijktheater (RWT) 071 Villa Zebra Limburg 055 Huis voor de Kunsten Limburg 056 WMC Kerkrade Den Haag 36 37 Rotterdam Meebetalende overheden R Rijk P Provincie G Gemeente Amateurkunst/ cultuureducatie Instellingen erfgoed Amsterdam 001 002 003 004 005 006 007 008 009 010 011 012 013 014 015 016 017 018 019 020 021 Groningen Gronings Audio Visueel Archief Libau steunpunt Noordelijk Archeologisch Depot Monumentenwacht De Groninger Molens Groningen Orgelland Oude Groninger Kerken Nationaal Rijtuigmuseum Grafisch Museum Borg Verhildersum Fraeylemaborg Klooster Ter Apel Menkemaborg Folkingestraat Synagoge Museum Stad Appingedam Noordelijk Scheepvaartmuseum Openluchtmuseum Het Hoogeland Veenkoloniaal Museum Groninger Museum Museumhuis Groningen St. Oorlogs- en verzetsmateriaal Gelderland 049 Gelders Audio Visueel Archief 050 Stichting Historisch BoerderijOnderzoek 051 Monumentenwacht 052 Vrienden der Geldersche Kastelen 053 Stichting Museum Slot Loevestein 054 Paleis Het Loo, Nationaal Museum 055 Nederlands Openluchtmuseum 056 Afrika Museum 057 Bijbels Openluchtmuseum 058 Het Nationale Park De Hoge Veluwe/Jachthuis St. Hubertus 059 Kröller-Müller 060 Stichting Gelders Erfgoed 061 Staringinstituut 062 Gelderland Bibnliotheek 063 Tweestromenland 064 Vereniging Gelre 065 Werkgroep Kadastrale Atlas 066 Het Valkhof 022 023 024 025 026 027 028 029 030 031 032 033 Fryslân Tresoar De Monumentenwacht De Fryske Mole Alde fryske Tsjerken Frysk Erfskip Evenemint Steunpunt Monumentenzorg Princessehof Scheepvaartmuseum Fries Museum Fries Natuurmuseum Fries Landbouwmuseum Museumfederatie 067 068 069 070 071 Drenthe Drents Audio Visueel Archief Drents Plateau Monumentenwacht Het Drentse Landschap Drents Hunebedcentrum Drents Museum Federatie Drentse Musea en Oudheidkamers 041 Drentse Historische Vereniging 034 035 036 037 038 039 040 Den Haag 042 38 043 044 045 046 047 048 Rotterdam Meebetalende overheden R Rijk P Provincie G Gemeente Archieven Musea Regionale geschiedenis Monumenten en archeologie Overijssel Historisch Centrum Overijssel Audiovisueel Archief Het Oversticht Rijksmuseum Twenthe De Fundatie Natura Docet IJsselacademie Monumentenwacht 072 073 074 075 076 077 078 079 080 081 082 083 084 Flevoland Nieuw Land Erfgoed Mobiele Collectie Nederland Nieuw Land Erfgoed Nieuw Land Erfgoed Nieuw Land Erfgoed Utrecht Archeologische Monumentenwacht Nederland Monumentenwacht Archeologisch depot Utrecht Erfgoedhuis Erfgoedhuis Huis Doorn Museum Catharijneconvent Stichting Geld- en Bankmuseum Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland Centraal Museum Slot Zuylen Kasteel Amerongen Erfgoedhuis Noord-Holland 085 Monumentenwacht 086 Stelling van Amsterdam 087 Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland 088 Stichting Kasteel Radboud 089 Rijksmuseum Het Zuiderzee­ museum 090 Teylers Museum 091 Rijksmuseum Muiderslot 092 Museum Sypesteyn 093 Museaal en Historisch Perspectief Noord-Holland 099 100 101 102 Zuid-Holland Erfgoedhuis Zuid-Holland Erfgoedhuis Zuid-Holland Stichting Nationaal Glasmuseum Museum Boerhaave Naturalis, Nationaal Natuur­ historisch Museum Rijksmuseum van Oudheden Rijksmuseum voor Volkenkunde Erfgoedhuis Zuid-Holland Erfgoedhuis Zuid-Holland 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 Zeeland Stichting Behoud Hoogaars Vereniging DeZeeuwse Molen Het kerkje van Ellesdiek Archeologische Werkgemeenschap Boerderijenstichting Zeeland Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Zeeuws Museum Stoomtrein Goes-Borsele Terra Maris Bond Heemschut Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Het werkend Zeeuws Trekpaard 094 095 096 097 098 Noord-Brabant Monumentenwacht Monumentenhuis Museum Jan Cunen Noordbrabants Museum Natuurmuseum Brabantse Museumstichting Brabantse Regionale Geschied­ beoefening 123 Brabants Heem 116 117 118 119 120 121 122 Limburg 124 Monumentenwacht 125 Steunpunt Archeologie en Monumentenzorg Limburg 126 Huis voor de Kunsten 127 Bonnefantenmuseum 128 Limburgs Museum 129 Industrion 130 Huis voor de Kunsten 131 Bond Heemschut Amsterdam 132 DIVA 133 Stichting Archiefschool 134 Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland 135 Convent van Gemeentelijke Archeologen 136 Nationaal Contact Monumenten 137 Stichting voor de Nederlandse Archeologie 138 Bijbels Museum 139 Hollandsche Schouwburg 140 Joods Historisch Museum 141 Koninklijk Instituut voor de Tropen 142 Museumvereniging 143 Nationale Stichting Nieuwe Kerk Amsterdam 144 Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam 145 Rijksmuseum Amsterdam 146 Six Stichting 147 Van Gogh Museum Den Haag 148 Stichting Centraal Bureau voor Genealogie 149 Vereniging Digitaal Erfgoed Nederland 150 Kastelenstichting Holland en Zeeland 151 Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis 152 Museum de Gevangenpoort 153 Museum van het Boek/Museum Meermanno-Westreenianum 154 Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie Rotterdam 155 Wereldmuseum Rotterdam 39 Instellingen bovensectoraal Groningen 001 Huis van de Groninger Cultuur Flevoland 007 St. Gulliver Zeeland 012 Scoop Fryslân 002 Algemiene Fryske Underrjocht Kommisje Utrecht 008 Vrede van Utrecht Noord-Brabant 013 Nexus instituus Noord-Holland 009 Kunst en Cultuur Noord-Holland Limburg 014 Stichting Restauratie Atelier Limburg 015 Wereldfestival Parade Brunssum 016 Cultura Nova Overijssel 003 Kunst en Cultuur Overijsssel (KCO) Gelderland 004 InterArt 005 Stichting Rhythm of Reason 006 Stichting voor Kunst en Cultuur Gelderland Zuid-Holland 010 Kunstgebouw 011 PJ Partners Amsterdam 017 Binoq Atana, Stichting Bestuurlijke Diversiteit Nederland 018 Boekmanstichting 019 CODART 020 Culture Coalition 021 De Balie 022 European League of Institutes of the Arts ELIA 023 Federatie van Kunstenaars­ verenigingen 024 Kunst en Jeugd in Europa/ EUnetART 025 Stichting AIDA Nederland 026 ZO 027 Stichting Internationale Culturele Activiteiten 028 Imagine IC Rotterdam 029 Kunst & Zaken 030 Sahne 031 Stichting Netwerk Diversiteit Amsterdam 40 41 Rotterdam Meebetalende overheden R Rijk P Provincie G Gemeente Bovensectoraal Provincies, uitgaven cultuur Inleiding Al sinds 1994 maken de gezamenlijke provincies met regelmaat in publicaties inzichtelijk op welke terreinen van het cultuurbeleid zij actief zijn. Het cijfermateriaal van de boekjes geeft een beeld van de forse groei van hun uitgaven over de loop der jaren. Ze verwoorden de intenties, zwaartepunten en effecten van het beleid. De laatste uitgave verscheen in september 2005 onder de titel ‘De provincies kiezen in cultuurbeleid’. Wij maken hier gebruik van de cijfers uit dat onderzoek. Uitgaven De kaart laat zien wat de provincies in 2005 uitgaven per inwoner. Omdat ons onderzoek naar de rijksmiddelen zich niet uitstrekte tot de mediabegroting van het Rijk, maken we ook de middelen die de provincies aan de regionale omroep besteden hier niet zichtbaar. We gebruiken voor de indeling in sectoren dezelfde systematiek die we bij de kaarten van het Rijk toepasten. De categorie ‘bovensectoraal’ bevat uitgaven die niet zijn uit te splitsen naar één discipline; bijvoorbeeld uitgaven voor cultuurprijzen, adviescommissies of bepaalde onderdelen van actieprogramma’s cultuurbeleid. Ook uitgaven die typische ‘des provincies’ zijn zoals de investeringen in beleid dat zich richt op samenhangend regionaal of gebiedsgericht cultuurbeleid zijn opgenomen in deze categorie. ‘Cultureel erfgoed’ is een beetje een containerbegrip. Ze omvat een uitgebreid aantal disciplines, zoals monumentenzorg, archeologie, musea, regionale cultuur en geschiedenis en archieven. We geven een uitsplitsing in de tabel. Uitgaven provincies cultureel erfgoed (2005) Provincie Cultuurhistorie Musea Regionale cultuur monumentenzorg/ Archieven Totaal en geschiedenis archeologie Groningen € 605.667 € 3.546.700 € 320.900 € 50.000 € 4.523.267 Fryslân € 2.432.432 € 3.710.884 € 2.444.627 € 120.345 € 8.708.288 Drenthe € 1.365.246 € 2.725.190 € 235.115 € 50.000 € 4.375.551 Overijssel € 1.217.100 € 1.335.015 € 276.200 € 222.000 € 3.050.315 Gelderland € 8.510.471 € 1.283.560 € 952.237 € 405.700 € 11.151.968 € 763.400 € 1.097.600 € 481.200 € 40.600 € 2.382.800 Utrecht € 9.819.000 € 401.000 € 16.000 € 1.696.000 € 11.932.000 Noord-Holland € 2.851.900 € 923.600 € 52.200 € 270.800 € 4.098.500 Zuid-Holland € 5.372.680 € 175.000 € 70.400 € 284.000 € 5.902.080 Zeeland € 2.296.871 € 1.798.823 € 42.100 € 78.638 € 4.216.432 Noord-Brabant € 3.945.696 € 7.416.257 € 1.775.522 € 300.000 € 13.437.475 Limburg € 3.804.595 € 7.953.832 € 666.807 pm € 12.425.234 € 42.985.058 € 32.367.461 € 7.333.308 € 3.518.083 € 86.203.910 Flevoland Totaal 42 43 Uitgaven provincies amateurkunst en cultuureducatie (2005) Provincie Cultuureducatie Amateurkunst Totaal Groningen € 756.800 € 521.900 € 1.278.700 Fryslân € 958.686 € 1.077.000 € 2.035.686 Drenthe € 463.000 € 1.369.235 € 1.832.235 Overijssel € 665.300 € 375.200 € 1.040.500 € 3.594.566 € 1.461.615 € 5.056.181 € 666.186 € 180.900 € 847.086 Utrecht € 2.197.000 € 492.000 € 2.689.000 Noord-Holland € 3.704.314 € 706.100 € 4.410.414 Zuid-Holland € 1.650.609 € 436.874 € 2.087.483 € 891.188 € 853.660 € 1.744.848 Noord-Brabant € 3.163.400 € 986.299 € 4.149.699 Limburg € 1.622.954 € 1.318.106 € 2.941.060 € 20.334.003 € 9.778.889 € 30.112.892 Gelderland Flevoland Zeeland Totaal Provincies uitgaven cultuur (2005) Totaal uitgaven cultuur Bedragen per provincie per sector per inwoner in euro’s Bedragen per provincie per inwoner in euro’s 44 45 Totaal uitgaven cultuur Bedragen per sector in euro’s Beeldende kunst en vormgeving Podiumkunsten Dans, Muziek/muziektheater, Theater Media Bibliotheken, Film, Letteren, Omroep Amateurkunst en cultuureducatie Cultureel erfgoed Bovensectoraal 14.100.000 16.700.000 54.400.000 30.100.000 86.200.000 11.700.000 Eenmalige investeringen provincies Provincies investeren in cultuur In de periode 2005-2008 investeren de provincies gezamenlijk 140 miljoen in éénmalige projecten, dus naast de jaarlijkse structurele uitgaven voor cultuur. Opvallend is dat bijna 65% van dat bedrag wordt besteed aan ‘erfgoed’. Ruim 33 miljoen gaat naar monumentenzorg en archeologie en daar is dan vooral veel aandacht voor restauratie. Ruim 57 miljoen gaat naar de musea voor verbouwing of nieuwbouw van de accommodatie. Een tweede opmerkelijk gegeven is dat de provincies fors investeren in accommodaties, ongeveer 63% van het totaal. Naast de 57 miljoen voor de musea (voor het overgrote deel geldt het hier de eigen provinciale musea) bijna 20 miljoen voor podia en ruim 11 miljoen voor overige accommodaties. Des te opmerkelijker omdat het overgrote deel van de accommodaties tot de verantwoordelijkheden van de gemeenten behoort. Buiten de genoemde terreinen vinden we nog investeringen van provincies in de vorm van eenmalige impulsen in diverse disciplines. Overijssel doet dat op een breed front van cultuureducatie tot opera en van amateurkunst tot festivals, maar ook in thema’s als Cultuur en Ruimte en Cultuur en Economie. Utrecht investeert eenmalig in de Regionale Historische Centra en Noord-Brabant kiest voor de beeldende kunst. Totaal eenmalige investeringen provincies Bedragen per provincie in euro’s Er zijn grote verschillen. Noord-Holland besluit tot een extra investeringsimpuls van 600 miljoen, waarvan ruim 22 miljoen besteed wordt aan investeringen in de culturele sfeer. Zuid-Holland echter heeft in het geheel geen eenmalige investeringen. Noord-Brabant komt in de periode 2005-2008 zelfs tot ruim 28 miljoen, waarvan ruim 15 miljoen voor het Noord-Brabants Museum. Ook hoog scoren Gelderland (podia), Utrecht (monumenten) en Friesland en Drenthe in de musea. 46 47 Totaal eenmalige investeringen provincies Bedragen per sector in euro’s 57.027.000 19.475.000 11.580.000 33.289.000 11.948.000 2.487.000 4.400.000 Accomodatie musea Accomodatie podiumkunsten Accomodatie overig Ontwikkeling onderhoud erfgoed (monumenten/ archeologie) Impuls sectoren Diversen (promotie onderzoek informatie digitalisering) Besteding nog toe te wijzen Particuliere instellingen Vooral de burgers betalen de cultuur Als de honderden miljoenen je om de oren vliegen die jaarlijks door de overheid aan cultuur worden besteed, kan de indruk ontstaan dat cultuur door de overheid wordt betaald. Niets is minder waar. Dit onderzoek gaat niet verder in op de directe bijdrage van de burger. Die is echter niet gering en bestaat uit meer dan het kaartje voor het concert of het lesgeld van de muziekschool. Een kapitale bijdrage wordt geleverd door de vrijwilligers. Het aantal mensuren dat wordt besteed aan het besturen van verenigingen of instellingen, aan het beheren van musea en oudheidkamers, aan amateurarcheologie of de organisatie van lokale manifestaties en festivals, is letterlijk van onschatbare waarde. Daarnaast zijn er delen van onze culturele infrastructuur die zichzelf in de markt goed staande kunnen houden: de galerieën, veel balletscholen, de particuliere muziek- Culturele particuliere initiatieven/instellingen docenten, de architecten, de vrije theaterproducenten en concert­organisatoren. Niet gering is ook de bijdrage van particuliere fondsen, zoals het VSB-fonds, het Prins Bernhard Cultuurfonds, tientallen kleinere fondsen en enkele grote loterijen. Tenslotte zijn er dan ook nog de particuliere initiatieven van vermogende en/of enthousiaste cultuurliefhebbers die een opvallende plaats innemen van bovenregionaal belang. We vroegen gemeenten en provincies de initiatieven die bij hun bekend waren aan ons door te geven. We hebben gekeken of die particuliere initiatieven een even onregelmatige spreiding over het land vertonen als de gesubsidieerde kunstinstellingen. We hebben de grote steden buiten beschouwing gelaten en weten dat we niet compleet zijn en dat opname op deze lijst arbitrair is. Niettemin: kijken we naar de particuliere instellingen van bovenregionaal belang dan zijn zij goed verdeeld over het hele land. 48 49 Groningen 01 Groningen, Puddingfabriek, Fryslân 02 Franekeradeel, Eise Eisinga Planetarium 03 Heerenveen, Museum Belvédère 04 Heerenveen, Landgoed ZoFier galerie 05 Nijefurd, Jopie Huisman Museum 06 Nijefurd, Beeldhouwcentrum Koudum 07 Wûnseradiel, Kazematten Museum 08 Wûnseradiel, Aldfaers Erf Drenthe 09 Noordenveld, Kunstpaviljoen Nieuw Roden 10 Tynaarlo, De Buitenplaats Eelde 11 Westerveld, Shakespeare Diever 12 13 14 15 Overijssel Almelo, Gal. & beeldent. Groeneveld Dinkelland, Gal. & Mus. Ton Schulten Hellendoorn, De Lantaarn Hengelo, De Wolvecampprijs HeArtpool Gelderland 16 Arnhem, Wijnmuseum 17 Barneveld, Nederlands Pluimveemuseum 18 Lingewaal, Beeldentuin Asperen 19 Nijmegen, Poppdium Merleijn 20 Nijmegen, Vlaams Cultureel Kwartier 21 Wageningen, Het Depot 22 Zutphen, De Librije Flevoland 23 Dronten, Lowlands festival 24 Noordoostpolder, Architectuur Museum Nagele 25 26 27 28 Utrecht Houten, Tentoonst. op de Forten Maarssen, Beelden aan de Vecht Utrecht, Beatrix Theater Utrecht, Aboriginal Art Museum Noord-Holland 29 Amstelveen, Museum Jan van der Togt 30 Heerhugowaard, De Waerdse Tempel 31 Hoorn, Museum 20e eeuw 32 Hoorn, Affiche Museum 33 Medemblik, Stoomtr. HoornMedemblik 34 Opmeer, Scheringa Museum Zuid-Holland 35 Alphen aan den Rijn, Archeon 36 Lisse, Kasteel Keukenhof 37 Ridderkerk, Planetarium Mus. J. Post school Zeeland 38 Middelburg, Theater De Wegwijzer Noord-Brabant 39 Eindhoven, Museum Kunstlicht in de Kunst 40 Eindhoven, Dafmuseum 41 Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Van Gogh Doc. Museum 42 Oisterwijk, Oisterwijk Sculptuur 43 Tilburg, De Pont 44 Woudrichem, Yellow Fellow Limburg 45 Arcen en Velden, Kasteeltuinen Arcen 46 Landgraaf, Pinkpop Festival 47 Simpelveld, Zuid-Limburgse stoomtreinmij. Beeldende kunst, vormgeving en bouwkunst Podiumkunsten Dans, muziek/muziektheater, theater Bibliotheken/media Bibliotheken, film, letteren Amateurkunst en cultuureducatie Cultureel erfgoed Archieven, monumenten/ archeologie, musea, regionale geschiedenis Bovensectoraal Provincies en gemeenten, regionaal cultuurbeleid 50 Initiatieven van provincies Er zijn het laatste decennium twee onderdelen van het cultuurbeleid waarop provincies het voortouw hebben genomen en waarop zij ook succesvol zijn. Aan de ene kant is dat het ontwikkelen van integraal beleid op het terrein van ruimtelijke ordening, landschap en cultuurhistorie. Daar komen we later in deze publicatie op terug. Aan de andere kant is dat het ontwikkelen van samenwerkingsverbanden met gemeenten en regionaal cultuurbeleid. Van recente datum is het beleid op het gebied van cultuur en economie dat enkele provincies hebben ontwikkeld of aan het ontwikkelen zijn. We wijden er in dit boekje een apart hoofdstuk aan, maar maken hier melding van het beleid, omdat de provincies hier bij uitstek een vliegwiel- of aanjaagfunctie vervullen en het beleid zonder samenwerking niet of nauwelijks gestalte zal krijgen. Zoals gezegd: het ontwikkelen van samenwerkingsverbanden en regionaal cultuurbeleid gaat al veel langer terug. Over het algemeen uit zich dat in vormen van krachtig stimuleringsbeleid, meer dan bijvoorbeeld in complementair beleid. Gemeenten In de enquête onder de gemeenten hebben we 440 van de 443 Nederlandse gemeenten elk vijf vragen gesteld. 303 Gemeenten hebben (op tijd) een antwoord ingestuurd. Dat is 68,9%, een hoge respons, die overigens niet gelijkmatig over het land gespreid is, zoals de kaarten per provincie laten zien. De drie grote gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Den Haag hebben wij niet op deze wijze benaderd, want zij bekleden op veel gebieden van het kunst en cultuurbeleid een uitzonderingspositie. Zij hebben zelf naast de gemeentelijke ook de provinciale rol uit te voeren. Op de vraag of een gemeente een actueel geldende cultuurnota heeft antwoordden 138 gemeenten (31,8%) bevestigend en 42 gemeenten 9,5% deelden mee dat die cultuurnota in de maak is en binnenkort ter wereld komt. Meer dan 40% van de gemeenten heeft dus het beleid op papier gezet of is daar mee bezig. We hebben de gemeenten gevraagd naar de speerpunten van hun beleid en naar de vormen van samenwerking onderling en met de provincie. Met name de vraag naar de samenwerking is van belang. Per provincie geven we weer welke samenwerkingsverbanden tussen welke gemeenten bestaan. Daarin zijn wij natuurlijk niet compleet. Soms vergeet men iets op te geven en heeft de andere gemeente de lijst niet ingevuld. Maar daarom is de informatie niet minder van belang. Zowel de grotere steden in de provincies (denk aan Noord-Brabant, Overijssel) als de kleinere gemeenten bevestigen het belang van de rol die de provincies in dit proces spelen. Veel gemeenten zijn ook bereid om mee te investeren en het systeem van matching dat vooral bij het Actieplan Cultuurbereik goed werkt, genereert gelden voor cultuur. Conclusies Onze eerste conclusie is: Provincies kiezen met een krachtig stimuleringsbeleid voor het benutten van de sterke kanten van het middenbestuur: ze hebben een overzichtspositie en staan tegelijkertijd zo dicht bij de lokale praktijk dat zij daar genuanceerd op kunnen inspelen. In vrijwel alle interviews die wij met de ver­ tegenwoordigers van provincies hebben gehad wordt het Actieplan Cultuurbereik als het beste instrument voor dit beleid gezien. Overigens zou dat in mindere mate ook kunnen gelden voor de Geldstroom Beeldende Kunst, maar de spelregels rond deze regeling maken hem minder aantrekkelijk. Provincies hanteren verschillende methodes om de samenwerking met de gemeenten en/of een regionaal beleid tot stand te brengen. • Provincies benaderen gemeenten één op één en gaan een bilateraal samenwerkingsverband aan. Die keuze maken bijvoorbeeld Noord-Holland en Overijssel. • Provincies verdelen hun provincie in regio’s en ontwikkelen met de betreffende gemeenten in die regio een toegespitst beleid. Groningen heeft daar al lang ervaring mee en ook Zuid-Holland en Limburg volgen deze weg. • Provincies selecteren een qua identiteit homogeen gebied en ontwikkelen met de gemeenten een gebiedsgericht beleid, passend bij die identiteit. Gelderland begon jaren geleden met twee gebieden (NoordOost Veluwe en Rivierenland) en mede op aandringen van de gemeenten zijn daar sinds enige tijd de Achterhoek en de West-Veluwe aan toegevoegd. In alle gevallen is het noodzakelijk om over flexibele middelen te beschikken. Matching van gelden is niet persé nodig, maar het vergroot wel het onderlinge commitment (en de beschikbare middelen). Provincies investeren veel flexibele gelden in de versterking van de lokale en regionale culturele infrastructuur, waarbij zij vormen van samenwerking tussen de gemeenten dikwijls als voorwaarde stellen. Onze tweede belangrijke conclusie is dat de meeste vormen van samenwerking van gemeenten door de provincie zijn geïnitieerd dan wel dat de provincie daarbij nauw betrokken is. Dat laatste is het geval bij de bibliotheekvernieuwing, door het Rijk ingezet met een belangrijke rol voor de provincies in het veranderingsproces. Een mooi neveneffect blijkt te zijn dat gemeenten gemakkelijker samen aan tafel gaan zitten, ook om andere samenwerkingsvormen te bespreken. De vele samenwerkingsverbanden op het gebied van de Centra voor de Kunsten en de Muziekscholen komen bijna altijd zonder tussenkomst van de provincie tot stand, vaak via een Gemeenschappelijke Regeling. Waar het gaat om projecten, eenmalige activiteiten, aandacht voor speciale doelgroepen etc. is de provincie vaak de overheid die aanzet tot samenwerking. Daarvoor is een band nodig met de gemeenten. Het is opvallend dat juist daar waar de provincies systematisch samenwerken met de gemeenten (bijvoorbeeld via de hierboven genoemde kanalen) de relatie tussen gemeente en provincie ook van de kant van de gemeenten wordt bevestigd en gewaardeerd. 51 Groningen > 100.000 inwoners 60.000 - 100.000 inwoners 30.000 - 60.000 inwoners < 30.000 inwoners Samenwerkingsverband theater Samenwerkingsverband bibliotheken Regionale creatieve netwerken Samenwerkingsverband centra voor de kunsten/ muziekscholen 52 53 Versterking culturele infrastructuur gemeenten en regionale samenwerking De provincie Groningen heeft twee in elkaars verlengde liggende langlopende projecten die ervoor zorgen dat gemeenten actief samenwerken met de provincie en elkaar en dat er meer mensen actief en passief bij cultuur betrokken raken. Voor de periode tot 2008 zijn er concrete te bereiken resultaten geformuleerd, zoals 5% stijging publieksbereik, vijf grote producties, is het organisatorisch vermogen van de amateurkunst versterkt via acht sterke organisatoren en is een bloeiend amateurkunstenaarsnetwerk ontstaan. 1 Regionale Cultuur Plannen: Het doel van de plan­nen is om meer mensen actief en passief bij cultuur te betrekken met initiatieven van regionaal belang. De provincie voert dit project uit in samenwerking met tweeëntwintig van de vijfentwintig Groninger gemeenten. De gemeenten dragen zelf ook financieel bij. Er zijn vier regio’s: Noord Groningen (acht van de negen gemeenten doen mee), Oost Groningen (alle negen gemeenten), Westerkwartier (alle vier gemeenten) en Gorecht (één gemeente van de drie doet mee). 2 Regionale Creatieve Netwerken; ter ondersteuning van de Regionale Cultuurplannen. De Netwerken richten zich onder meer op: • Ontwikkeling van de amateurkunst; • Totstandkoming van nieuwe interdisciplinaire projecten; • Netwerkontwikkeling en versterking organisatorisch vermogen. Bij deze netwerken zijn alle vijfentwintig gemeenten in Groningen actief betrokken. Het soort activiteiten binnen de kaders van de Regionale Cultuur Plannen en Regionale Creatieve Netwerken heeft een grote diversiteit: literatuurroutes, theatervoorstellingen, De Watervloot (een maritieme manifestatie met theater en muziek, educatieve projecten (Kleintje Dierenpad), open atelierroutes, bijzondere concerten, Staal op Fraeylema (een manifestatie met beeldhouwers en dichters op de Borg Fraeylema), open monumentendag en vele andere activiteiten. Ook uit de opgaven van de gemeenten blijkt dat de vier genoemde regio’s een stevige basis vormen voor cultuurbeleid op allerlei terreinen. Voor de gemeenten is het in principe het niveau waarop wordt samengewerkt. Bij de bibliotheekvernieuwing blijven dezelfde grenzen bestaan maar is er soms wel een verdergaande deling. Datzelfde geldt voor de centra voor de kunsten en muziekscholen. Ook zij bewegen zich binnen de bestaande regio, zij het soms op een iets kleinere schaal dan de hele regio. Interessant is de vrij unieke vorm van samenwerking op het gebied van de theateraccommodatie in OostGroningen. De gemeenten Scheemda, Reiderland, Bellingwedde en Winschoten, subsidiëren gezamenlijk Theater De Klinker in Winschoten. Daardoor kan de kwantiteit en de kwaliteit van de voorstellingen hoog zijn en zijn er goede faciliteiten voor de amateurgezelschappen uit deze gemeenten. Fryslân Schriftelijke cultuurnota Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding Geen schriftelijke cultuurnota Deelname aan enquête Geen deelname aan enquête 54 55 De speerpunten in het cultuurbeleid van de gemeenten in Groningen Van de vijfentwintig Groningse gemeenten hebben er vijftien op deze enquête gereageerd. Acht van hen melden te werken met een actuele cultuurnota. Ons zicht op de speerpunten van gemeenten in de provincie Groningen wordt beperkt door de matige respons en zeker door het feit dat de stad Groningen niet heeft meegedaan. Dat maakt voor een gebied met een zo grote centrumstad wel een verschil. Opvallend is dat de gemeenten die wel hebben geantwoord dat uitgebreid doen. Ze zijn actief op een breed terrein. Sterk voorbeeld is de gemeente Winsum die een uitgewogen beleid presenteert, waarin alle belangrijke kernvoorzieningen een plaats krijgen. Daarnaast is het aantal genoemde evenementen opvallend en zijn juist op dat vlak de effecten van het Regionaal Cultuur Plan zichtbaar. Het beeld dat de gemeenten gezamenlijk oproepen is dat van een breed beleid. Veel aandacht voor de cultuureducatie in en buiten de school, zorg voor de openbare bibliotheek, de amateurkunst, het museum. Een aantal gemeenten neemt het belang van het cultuurtoerisme op in de prioriteiten van het cultuurbeleid, waar vrijwel alle gemeenten de aandacht voor de eigen burger, vaak speciaal de jongeren, hoog in het vaandel hebben. De provinciale inzet voor de Regionale Cultuur Plannen en Regionale Cultuur Netwerken is terug te vinden in de antwoorden van veel gemeenten en het grote aantal samenwerkingsverbanden, steeds binnen dezelfde regio. Versterking culturele infrastructuur gemeenten en regionale samenwerking De provincie werkt langs zes wegen aan een verbetering van de culturele infrastructuur van de gemeenten: 1 Informeren en stimuleren: Fryslân propageert de nota ‘Pop met Beleid, handreiking voor gemeenten’. Deze heeft POPNL in samenwerking met haar leden in Brabant (BraM), Limburg (SPL) en Zuid-Holland (Popunie) laten opstellen ter ondersteuning van de lokale popsector. Hetzelfde geldt voor de handreiking ‘Cultuureducatie de kracht van lokaal en provinciaal beleid’ een uitgave van De Kunstconnectie/VKV in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De provincie wil de gemeenten zo informeren en stimuleren. 2 Door middel van het Stadsconvenant Leeuwarden, hoofdstuk cultuur, wil men de positie van Leeuwarden als culturele hoofdstad van Fryslân versterken voor zowel de eigen bevolking als de toeristen. Samenwerking van verschillende instanties en individuen moeten ertoe leiden dat het kunstenaarsklimaat in Leeuwarden op een hoger niveau komt te staan. 3 De ‘A7 zone’ is een economisch samenwerkings­ verband tussen provincie en aan de A7 gelegen gemeenten. In dit verband worden ook culturele doelen nagestreefd, als bijvoorbeeld de realisering van het ‘Cultureel Kwartier Sneek’ dat onder meer de bouw van een theatercentrum voor permanente zomerprogrammering behelst, waarmee een impuls wordt gegeven aan het Friese toerisme 4 Via het Marsrouteplan stimuleert en coördineert de provincie de bibliotheekvernieuwing. 5 Het Actieplan Cultuurbereik ziet Fryslân net als de meeste andere provincies als het instrument bij uitstek om door samenwerking met gemeenten de regionale culturele infrastructuur uit te bouwen. > 100.000 inwoners 60.000 - 100.000 inwoners 30.000 - 60.000 inwoners < 30.000 inwoners Samenwerkingsverband bibliotheken Schriftelijke cultuurnota Gezamenlijke cultuurnota Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding Samenwerkingsverband centra Geen schriftelijke cultuurnota voor de kunsten/muziekscholen Gezamenlijk beleid behoud Stellingwerver Deelname aan enquête streektaal en streekcultuur Geen deelname aan enquête 56 57 6 De provincie is betrokken bij de (streek)archieven en werkt samen met gemeenten en instellingen aan projecten op het gebied van kunst en recreatie in het kader van plattelandsontwikkeling, zoals bijvoorbeeld het project ‘Kleurrijk Anders’ in Zuidoost Friesland. In dit project werken zes musea samen om bezoekers te laten kennismaken met de cultuurhistorische en landschappelijke identiteit van het gebied via exposities, wandel- en fietsroutes. Een aantal van de beleidsinstrumenten dat Fryslân inzet om de culturele infrastructuur van de gemeenten en/of de regionale culturele infrastructuur te verstevigen hebben betrekking op een beleidsterrein dat uniek is voor Fryslân, namelijk de Friese taal: • Bestuursafspraak Friese Taal en Cultuur (2001-10); • Taalnota, Algemene Wet Bestuursrecht, handreiking gemeenten in Fryslân (besluiten van ministerie BZK); • www.gemeentenfrysk.nl, verordening Friese taal in het schriftelijk verkeer. De speerpunten in het cultuurbeleid van de gemeenten in Fryslân Zevenentwintig gemeenten hebben meegedaan aan de enquête. Zeven geven aan dat ze over schriftelijk geformuleerd cultuurbeleid beschikken. Drie gemeenten hebben een cultuurnota in voorbereiding. Met nog geen 92.000 inwoners is Leeuwarden de grootste gemeente, Smallingerland volgt met ruim 54.000 inwoners, gevolgd door Heerenveen met een krappe 43.000 inwoners. Deze gemeenten voeren alle drie een volwaardig cultuurbeleid. Ze hebben de beschikking over een breed voorzieningenniveau, dat ze in stand willen houden en op onderdelen willen versterken. Leeuwarden geeft extra aandacht voor jongeren, en ook Heerenveen geeft aan dat jongeren een speciale doelgroep vormen. Overigens zijn er zeker nog vijf andere gemeenten die eveneens een accent leggen bij die doelgroep. Popbeleid en cultuureducatie zijn de instrumenten die daarvoor worden ingezet. Vrijwel alle gemeenten geven de volgende speerpunten/ sectoren aan: • Amateurkunst • Bibliotheken • Centrum voor de kunsten/muziekschool • Participatie Een bijzonder accent: bij het bibliotheekwerk noemt een viertal gemeenten de combinatie met een Historisch Informatie Punt (HIP) c.q. het archief. Erfgoed scoort zo wie zo hoog: zeven gemeenten noemen erfgoed als speerpunt van beleid. Dat varieert van het versterken van cultuurhistorische dragers, waaronder verstaan wordt het in standhouden van monumentale gebouwen, en het weer opbouwen van karakteriekstieke ‘wâld­ húskes’ (Dantumadeel), tot het ontwikkelen van (deel) beleid, het stimuleren van publicaties en aandacht voor roerend erfgoed. Een aantal gemeenten noemt ook zijn musea. Echte Friese accenten komen we ook tegen: het dorpshuis als multifunctionele accommodatie waar ook tal van culturele activiteiten plaatsvinden, is een bekend verschijnsel in de Friese dorpen. Ooststellingwerf, Tytsjerksteradiel, en Wûnseradiel noemen ze apart omdat ze instandhouding, nieuwbouw en/of programmering belangrijk vinden. De Friese taal komt als aandachtspunt voor in de opgaven van Menaldumadeel en Tytsjerksteradiel. Het Stellingwerfs neemt een grote plaats in het cultuurbeleid van Weststellingwerf en Ooststellingwerf die hun beleid gezamenlijk hebben geformuleerd. De verbinding cultuur en economie en dan met name gericht op het toerisme is de Friese gemeenten niet vreemd: Dongeradeel, Kollummerland en Nieuwkruisland en Schiermonnikoog geven die relatie expliciet aan. Terschelling noemt Oerol. Opvallend is dat, naast Leeuwarden, Smallingerland en Heerenveen, slechts vier gemeenten het aandachtsgebied beeldende kunst noemen. Drenthe > 100.000 inwoners 60.000 - 100.000 inwoners 30.000 - 60.000 inwoners < 30.000 inwoners Gezamenlijk cultuur overleg Samenwerkingsverband centra voor de kunsten/muziekscholen 58 59 Versterking culturele infrastructuur gemeenten en regionale samenwerking De provincie werkt langs zeven wegen aan een ver­ betering van de culturele infrastructuur: 1 Actieplan Cultuurbereik: Drenthe heeft binnen het Actieplan Cultuurbereik veel ruimte gemaakt om de gemeentelijke infrastructuur te kunnen versterken. Dit betekent dat gemeenten ondersteuning kunnen krijgen bij het maken van beleidsplannen. Daarnaast kunnen ze financiële ondersteuning krijgen voor activiteiten mits de gemeente dat zelf aanvraagt, liefst in de vorm van een plan. Plannen in het kader van het Actieplan worden ondersteund door een projectaanjager/begeleider van de provincie Drenthe. Voor het Actieplan Cultuurbereik geldt: De provincie stelt samenwerking tussen gemeentelijke instellingen als voorwaarde en vraagt een gemeentelijke bijdrage. 2 De Provinciale Uitmarkt: De provincie ondersteunt de gemeenten bij de promotie van gemeentelijke activiteiten met een gezamenlijke uitmarkt. Dit houdt in dat er gemeenschappelijke publiciteit wordt gegenereerd en de gemeenten geld hebben voor activiteiten op de provinciale Uitmarkt dag: activiteiten per gemeenten en één hoofdactiviteit in Drenthe. 3 ‘Oktobermaand Kindermaand’: Vanuit het Actieplan Cultuurbereik heeft de provincie het project ‘Oktobermaand Kindermaand’ geïnitieerd. Het project houdt in dat culturele instellingen één maand per jaar hun instelling gratis toegankelijk maken voor kinderen en speciale activiteiten organiseren voor deze doelgroep. 4 De ‘Culturele Gemeente’: Deze regeling houdt in dat de provincie eens per twee jaar 90.000 euro extra investeert in de lokale culturele infrastructuur van een gemeente op voorwaarde dat deze gemeente het bedrag matcht. 5 Advisering Festivals: De provincie heeft een festivalcoördinator die gemeenten en gemeentelijke instellingen kan helpen met de totstandkoming van festivals. 6 Bibliotheekvernieuwing: De provincie ondersteunt het bibliotheekvernieuwingsproces. Belangrijke aandachtspunten zijn het gebruik van de bibliotheek als podium en de aansluiting bij andere voorzieningen. 7 Regionale bijeenkomsten: De provincie belegt regionale bijeenkomsten waarin gemeenten, instellingen en culturele organisaties kennismaken met elkaar en stimuleert daarbij onderlinge samenwerking. De meeste gemeenten reppen nauwelijks over onderlinge samenwerking. Zij geven wel het Centrum voor de Kunsten/Muziekschool aan en spreken veelvuldig over het door de provincie geïnitieerde onderlinge overleg, maar daar blijft het bij. Wel werken gemeenten enthousiast en op veel terreinen samen met de provincie en melden gemeenten ook de provincie hard nodig te hebben. De speerpunten in het cultuurbeleid van gemeenten in Drenthe Elf van de twaalf gemeenten in de provincie Drenthe reageerden op de enquête, Vijf van deze gemeenten hebben een cultuurnota. Assen formuleert een uitgebreid cultuurbeleid dat ruim aandacht schenkt aan de vragen van de eigen burgers, maar tegelijk ook oog heeft voor de cultuurtoeristen en de invloed van het cultuurbeleid bij de vestiging van bedrijven. De slogan ‘Levendig Assen’ levert een programma op met veel evenementen en festivals naast een stevige infrastructuur met ruim aandacht voor het theater, de amateurkunst, de beeldende kunst, stimulering van bepaalde doelgroepen, mede via een sterk centrum voor de kunsten. Het veel grotere Emmen voert ook een uitgebreid beleid, maar beperkt zich hier tot enkele steekwoorden, waarbij van belang is dat de prioritaire doelstellingen van het college van B&W ook gelden voor het kunst- en cultuurbeleid. Dat zijn Jeugd, Bereikbaarheid, Wonen en Werken. Overijssel Schriftelijke cultuurnota Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding Geen schriftelijke cultuurnota Deelname aan enquête Geen deelname aan enquête 60 61 Zorgvuldig is het beleid van een aantal andere Drentse gemeenten zeker te noemen. Midden-Drenthe bijvoorbeeld evalueert, past aan en vernieuwt. Niet spectaculair maar wel doordacht. Tynaarlo heeft een uitgebreide en recente nota, waarin zowel de verschillende aspecten van de cultuurhistorie als de openbare bibliotheek, de regionale geschiedenis, de beeldende kunst en de amateurkunst aan bod komen en ook specifiek de cultuureducatie in primair en voortgezet onderwijs naast de nodige festivals en manifestaties (toch al een Drentse specialiteit). Aa en Hunze legt een accent bij integraal beleid, maar ook op jongeren. Coevorden kiest voor een ononderbroken lijn in de kunsteducatie van vier tot achttien jaar en voor spraakmakende kunst in de openbare ruimte. Een gemeente als De Wolden met veel kernen kies voor het behoud van de voorzieningen in die kernen en van de verenigingen die de voorzieningen gebruiken. Hoogeveen daarentegen heeft meer een centrumfunctie en zet in op het theater met een sterk groeiende publieks­ groep. Ook de andere professionele instellingen en voorzieningen krijgen veel aandacht. Op het terrein van de cultuureducatie is Hoogeveen zelfs een landelijk voorbeeld. Verder is samenwerking van groot belang. Versterking culturele infrastructuur gemeenten en regionale samenwerking De provincie werkt langs zes wegen aan een verbetering van de culturele infrastructuur van de gemeenten en/of regio’s. 1 Inhoudelijke en financiële ondersteuning: De provincie Overijssel heeft in het kader van het Actieplan Cultuurbereik Vuur en Vlam 2005-2008 met zeven gemeenten, te weten Zwartewaterland, Kampen, Hellendoorn, Dinkelland, Twenterand, Tubbergen en Hof van Twente, een arrangement opgesteld. Doel is de gemeenten ondersteunen bij het komen tot een zelfstandig en substantieel kunst- en cultuurbeleid. De gemeenten beschreven de stand van zaken van 2004, de gewenste stand van zaken eind 2008, de waarde van de plannen voor de bevolking en de identiteit van de gemeente en de inzet (budget en uren) van de gemeente zelf. Na overleg met en goedkeuring van de provincie hebben de gemeenten een vierjarenplan opgesteld voor de (verdere) ontwikkeling van hun kunst- en cultuurbeleid. Met deze gemeenten heeft de provincie vervolgens een convenant afgesloten. Elk van deze gemeenten ontvangt voor de uitvoering van het arrangement jaarlijks een subsidie van de provincie van iets meer dan 42.000 euro. De gemeente legt er minstens evenveel bij (uit te drukken in geld of in personele inzet). 2 Subsidie Culturele ontwikkeling: ‘Amateurkunst; vitaal platteland’ is een onderdeel van de regeling Culturele ontwikkeling. Instellingen en organisaties in Overijssel kunnen een beroep doen op deze regeling voor amateurkunstprojecten en activiteiten die plaatsvinden in Overijssel buiten de vijf grote steden. > 100.000 inwoners 60.000 - 100.000 inwoners 30.000 - 60.000 inwoners < 30.000 inwoners Netwerkstad Twente, diverse disciplines Schriftelijke cultuurnota Cultuurhistorisch informatie Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding en educatie centrum Geen schriftelijke cultuurnota Samenwerkingsverband centra voor de kunsten/muziekscholen Deelname aan enquête IJsselacademie (streektalen en regionale geschiedenis) Geen deelname aan enquête 62 63 3 Grote stedenbeleid: Overijssel heeft een provinciaal grote stedenbeleid waaruit eveneens investeringen in de culturele infrastructuur worden gefinancierd. Het betreft de steden Deventer, Zwolle, Almelo, Enschede en Hengelo. 4 Beleid subregionale kernen: Overijssel heeft een beleid subregionale kernen waaruit eveneens investeringen worden gedaan in de culturele infrastructuur. Het betreft de gemeenten Steenwijkerland en Hardenberg. 5 Beleid beeldende Kunst: Met steun van de provincie stimuleren drie instellingen voor beeldende kunst in Deventer, Hengelo en Diepenheim in nauwe samenwerking de productie en verspreiding van beeldende kunst. Hiermee bevordert men de kwaliteit en de publieke belangstelling. Er wordt ook samengewerkt met de kunstacademies en de architectuurcentra in de provincie. Dat geldt tevens voor de vijf kunstenaarsinitiatieven. Daarnaast zijn er zes instellingen specifiek gericht op de presentatie van beeldende kunst. 6 De drie grote festivals van bovenlokaal belang: Muziekfestival Twente ( Enschede), De Stad als Theater (in en om Zwolle) en Kunsten op straat (twaalf gemeenten in heel Overijssel). De speerpunten in het cultuurbeleid van de gemeenten in Overijssel Met eenentwintig van de vijfentwintig gemeenten is Overijssel opvallend goed vertegenwoordigd in de enquête. Van die eenentwintig hebben er maar liefst vijftien een cultuurnota, terwijl vier gemeenten een dergelijk document aan het voorbereiden zijn. Een bijzonder groot aantal Overijsselse gemeenten noemt als speerpunt van cultuurbeleid de doelgroep jongeren, al dan niet als specifiek onderdeel van een breder kader als cultuurparticipatie en cultuurbeleving. Opvallend is ook dat dat gemeenten zijn buiten het stedelijk gebied. Hoge prioriteit wordt daarnaast gegeven aan: • Het bibliotheekbeleid; • De cultuureducatie op de scholen en in de vrije tijd; • De beeldende kunst • Het erfgoed; • Het cultuurtoerisme. Het Actieplan Cultuurbereik is ook in Overijssel een sterk instrument. Veel (vooral kleinere) gemeenten zeggen dat het cultuurbeleid gericht is op de eigen burger, hoewel in die groep dus ook wel de gerichtheid op het toerisme bestaat. De grote gemeenten leggen veel nadruk op vormen van integraal beleid met andere beleidssectoren. Genoemd worden economie (meerdere malen), stedelijke ontwikkeling en maatschappelijke ontwikkeling. Opvallend is het intensieve samenwerkingsverband binnen de Netwerkstad Twente, waar vrijwel alle denkbare onderdelen van cultuur onderwerp van overleg en gezamenlijk beleid zijn. Enschede zet zwaar in op muziek (vooral muziektheater) en beeldende kunst (vooral mediakunst en kunst in de openbare ruimte). Ook euregionale samenwerking is voor Enschede belangrijk: het netwerk met Osnabrück en Münster. Hengelo profileert zich via de beeldende kunst (het middensegment) en toneel/theater. Gelderland > 100.000 inwoners 60.000 - 100.000 inwoners 30.000 - 60.000 inwoners < 30.000 inwoners Samenwerkingsverband bibliotheken Gebiedsgericht cultuurbeleid Samenwerkingsverband cultuurhistorie (monumentenzorg/archeologie/ landschap) Samenwerkingsverband centra voor de kunsten/muziekscholen Samenwerkingsverband archieven 64 65 Versterking culturele infrastructuur gemeenten en regionale samenwerking Gelderland geeft aan dat men optimale spreiding van cultuurdeelname en culturele activiteiten over de provincie hoog in het vaandel heeft door als doelen te formuleren: • Effectief maken van het Gelders cultuurbeleid in heel Gelderland; • Cultuurdeelname buiten de grote Gelderse steden stimuleren; • Cultureel vermogen van Gelderse gemeenten en instellingen versterken. Gelderland gebruikt daarvoor een drietal instrumenten: 1 Subsidieregeling Kulturhusen: Deze regeling heeft als doel de sociaal-culturele cohesie en dynamiek in kleine kernen te versterken door het stimuleren van de bouw van accommodaties waarin verschillende sociale en culturele voorzieningen een plaats krijgen. 2 Subsidieregeling aankopen en opdrachten beeldende kunst, waarmee men de gemeenten wil stimuleren in beleid rond kunst in de openbare ruimte. 3 Project “Gebiedsgericht Cultuurbeleid”. Door samenwerking tussen gemeenten en de provincie wordt met dit instrument aan het culturele klimaat in de regio een extra impuls gegeven. Per regio kan de eigen identiteit benadrukt worden en worden er specifieke speerpunten benoemd die in projecten worden uitgewerkt. Er zijn vier regio’s voor gebiedsgericht beleid. Ze worden op de kaart weergegeven • Noord-Veluwe (zes gemeenten) • West-Veluwe (zes gemeenten) • Achterhoek (acht gemeenten) • Rivierenland (negen gemeenten) Gelderland zet zijn Stichting Kunst en Cultuur in voor dit project, door de coördinatoren bij deze organisatie aan te haken. Dat heeft mede tot effect dat de gemeenten die bij het project betrokken zijn de SKCG goed blijken te kennen, hetgeen voor de vele andere activiteiten van de SKCG aantrekkelijk kan zijn. Bij de uitvoering van dit beleid zet de provincie middelen in van het Actieplan Cultuurbereik. 4 Gebiedsgericht is ook het beleid op het terrein van de cultuurhistorie (archeologie, monumentenzorg, culturele landschappen). Gelderland onderscheidt een tiental gebieden met een geheel eigen ‘cultuurhistorisch DNA’. Binnen die gebieden zoekt de provincie samenwerking met gemeenten en andere betrokken partners. De gemeenten bevestigen het belang van het project gebiedsgericht cultuurbeleid: bijna alle betrokken gemeenten maken melding van het feit dat ze in één van de vier regio’s samenwerken. De rol van de provincie wordt daarbij zeer gewaardeerd. Ook de bibliotheekvernieuwing en de kunstencentra/muziekscholen leiden tot samenwerkingsverbanden die veelvuldig worden aangegeven. De speerpunten in het cultuurbeleid van de gemeenten in Gelderland In totaal heeft Gelderland zesenvijftig gemeenten, acht­ enveertig daarvan hebben op de enquête gereageerd. De kaart toont dat zeventien gemeenten een cultuurnota hebben en dat zeven gemeenten een dergelijk beleidsdocument aan het voorbereiden zijn. De drie grootste Gelderse gemeenten participeren in het convenant tussen Rijk, provincie en gemeenten: Arnhem, Nijmegen en Apeldoorn. De cultuurnota van Apeldoorn beslaat maar liefst tien jaar (2004-2014). De stad richt zich op een krachtige verbinding tussen ruimtelijke kwaliteit en de culturele ontwikkeling onder de noemer ‘ongekende schoonheid’. Het tweede speerpunt ‘Jong muzikaal talent’ wordt geoperationaliseerd door te investeren in organisaties voor jong muzikaal talent en in planontwikkeling voor een Nationaal Centrum voor Jong Muziektalent. Het motto van Arnhem luidt ‘Cultuur is van en voor iedereen’ Het cultuurbeleid heeft tot doel: een gunstig klimaat te scheppen voor kunst en cultuur, met aandacht voor kwaliteit, innovatie, diversiteit, participatie en spreiding. Een doelstelling die de gemeente in een breder kader van integraal beleid wil plaatsen. Er worden relaties gelegd met andere beleidsterreinen, bijvoorbeeld door cultuur in te zetten als impuls voor kwaliteitsbesef en kwaliteit in stedelijke en maatschappelijke ontwikkeling. Flevoland Schriftelijke cultuurnota Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding Geen schriftelijke cultuurnota Deelname aan enquête Geen deelname aan enquête 66 67 Arnhem noemt de ontwikkeling van een nieuw Kenniscluster (bibliotheek, archief, ROC, kunst en cultuureducatie en Volksuniversiteit en Historisch Museum) en een nieuw Kunstencluster (theater, museum en filmhuis met kunsteducatie). Beide clusters verbonden met horeca en detailhandel en uitgaan. Nijmegen wil de culturele identiteit van de stad versterken, een sterk cultureel klimaat creëren zodat er een aangenaam leefklimaat voor de bewoners ontstaat, en de stad ook aantrekkelijk is voor bezoekers. De Gemeente zet in op het behoud van het gevarieerde cultuuraanbod in de stad en stimuleert samenwerking. Bovendien streeft de stad een omgeving na waarin kunstenaars en productiegezelschappen inspiratie vinden. In het bijzonder wil Nijmegen zich profileren als film en muziekstad. Ede als vierde grote stad zet in op: de kracht van het buitengebied; de erfgoedkernen; de musea; het stedelijk centrum; amateurkunstenaars (het culturele fundament) en cultuureducatie. Alle gemeenten die betrokken zijn bij het project gebiedsgericht cultuurbeleid maken daar melding van. Dat de gemeenten de instandhouding van accommo­ daties serieus nemen zien we terug in de antwoorden: acht gemeenten geven dat expliciet als speerpunt aan, daarnaast worden er ook nieuwe accommodaties ontwikkeld. Soms in de vorm van een Kulturhus of dorpshuis (vier maal), soms in de vorm van een veel omvat-­tend cultureel cluster (Oude IJsselstreek). Opvallend is het aantal malen dat cultuureducatie/kunstzinnige vorming als belangrijk aandachtsgebied genoemd wordt: twintig maal. Beeldende kunst wordt in Gelderland in verhouding tot andere provincies dikwijls aan­ gegeven: vijftien maal. Ook meer dan elders maken gemeenten gewag van het al dan niet in regionaal verband toegankelijk maken van de archieven. Amateurkunst en bibliotheekwerk zijn als overal belangrijke beleidsterreinen. Erfgoed en cultuurhistorie scoren hoog zeventien maal worden ze genoemd als aandachts­ gebied. Dat de verbinding met andere beleidsterreinen ook buiten de grote steden gezocht wordt blijkt uit het feit dat relaties met promotie, toerisme, en/of sociaal beleid/participatie, woon- en leefklimaat door achttien gemeenten vermeld worden. Versterking culturele infrastructuur gemeenten en regionale samenwerking Flevoland met zijn unieke ontstaansgeschiedenis telt slechts zes gemeenten. Almere, Lelystad en Noord­ oostpolder hebben een eigen cultuurnota. Met elk van de gemeenten heeft de provincie regelmatig contact. Flevoland geeft aan drie wegen te bewandelen om de infrastructuur van de gemeenten en de regionale samenwerking te versterken: 1 Cofinanciering van culturele projecten: Het ondersteunen van de culturele infrastructuur en van activiteiten op cultureel gebied. In principe subsidieert de provincie met name projecten met een boven lokale uitstraling. Puur gemeentelijke activiteiten behoren, aldus de provincie, tot de verantwoordelijkheid van individuele gemeenten. De provincie zet hiervoor middelen in uit het Actieplan Cultuurbereik en de Regeling Geldstroom Beeldende Kunst 2 Gezamenlijke afstemming van beleid. Almeres en de provincie hebben een brede afstemming over het totale pakket; zo is er op gebied van podiumkunsten sprake van een gezamenlijk convenant met FPPM/FAPK en er is een gezamenlijke beoordelingscommissie met betrekking tot het aanvragen van productiesubsidies. Ook wordt er overlegd over de inzet van de provinciale BKV-gelden en Almere is samen met de provincie betrokken bij het cultuurconvenant met het Rijk. Bij andere gemeenten is de afstemming meer gericht op specifieke speerpunten of accenten in het beleid. Bij Lelystad en Noordoostpolder gaat het vooral om landschapskunst, en cultureel erfgoed. In de gesprekken met Noordoostpolder vormt daarnaast ook de archeologie een belangrijk punt van aandacht. Urk richt zich vooral op de monumentenzorg en Dronten op het landschap. De contacten met de provincies zijn dan ook vooral aan die aandachtsgebieden gewijd. 3 De bibliotheekvernieuwing krijgt in Flevoland vorm in twee basisbibliotheken met één gezamenlijk service bureau. Op instellingsniveau zijn er samenwerkingsverbanden op het gebied van onderwijsprojecten kunstzinnige vorming tussen Lelystad, Dronten en Almere. Evenals Zeewolde meldt Urk samenwerking tussen provincie en gemeente op het gebied van archieven. Het museum, aldus Urk, heeft connecties met diverse gemeenten. > 100.000 inwoners Schriftelijke cultuurnota 60.000 - 100.000 inwoners Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding 30.000 - 60.000 inwoners Geen schriftelijke cultuurnota < 30.000 inwoners Deelname aan enquête Samenwerkingsverband bibliotheken Geen deelname aan enquête 68 69 De speerpunten in het cultuurbeleid van de gemeenten in Flevoland Alle zes de gemeenten van Flevoland hebben de enquête tijdig ingestuurd. Drie van hen hebben een eigen cultuurnota. In Almere zijn kunst en cultuur voortdurend in ontwik­ keling. Het heeft een gevarieerd aanbod aan theaters, musea, expositieruimten en galerieën. De schouwburg, het kunstencentrum CKV, de bibliotheek en Casla hebben nieuwe hoogwaardige en grotere accommodaties in het stadshart. Dat brengt grotere ambities en omvangrijkere exploitatietaken met zich mee, waar de gemeente extra budgetten voor beschikbaar stelt. De gemeente ondersteunt de beoefening van kunst, door professionals en amateur en hecht belang aan de organisatie van culturele evenementen (sommige met landelijke uitstraling). Almere wil het maatschappelijk draagvlak vergroten voor het uitvoeren van de wettelijke taak op het gebied van archeologie en stelt zich ten doel de identiteit van Almere te versterken door het bewustzijn van de burgers te vergroten over de eigen voorgeschiedenis. Het centrale uitgangspunt voor het cultuurbeleid van Flevoland is dat het cultuurbeleid bijdraagt aan de maatschappelijke ontwikkeling die Lelystad momenteel ondergaat. Sociale samenhang, de identiteit en het imago van Lelystad zijn daarbij de sturende principes. Het betekent voor het cultuurbeleid dat het: • De inwoners van Lelystad de mogelijkheid moet bieden om zich te kunnen ontplooien door actieve en receptieve deelname aan cultuuruitingen; • Garanties moet bieden voor de diversiteit binnen het culturele aanbod, waarbij volop recht wordt gedaan aan de behoeften en mogelijkheden van de verschillende groepen inwoners van Lelystad; • De interactie tussen de inwoners van Lelystad onderling en de binding met hun directe leefomgeving (stad en wijk) moet stimuleren; • Moet bijdragen aan het imago van Lelystad als een aantrekkelijke woon-, werk- en recreatiestad. Noordoostpolder heeft de volgende speerpunten geformuleerd: • Brede deelname aan cultuur (actief, passief) onder meer door middel van aanbod CKV, theater, beeldende kunst (tentoonstellingen, opdrachten, kunstuitleen) • Voor een breed publiek de cultuurhistorische ontwikkeling van Noordoostpolder duidelijk maken. Bijvoorbeeld via aanbod/activiteiten van het Museum Schokland, dat de geschiedenis toont van het voormalige eiland in de Zuiderzee. In 1859 werd het eiland ontruimd na zware stormen en landafslag was de situatie onleefbaar geworden. Met de drooglegging van de Noordoostpolder werd Schokland ‘een eiland op het droge’. In 1995 is het voormalige eiland Schokland door de UNESCO aangewezen als Werelderfgoed Dronten, Zeewolde en Urk beschikken niet over een cultuurnota. Zeewolde geeft aan dat er na een periode van begrotingstekorten en bezuinigingen er niet veel aandacht en maar een klein budget beschikbaar is voor kunst en cultuur en dat er geen specifieke speerpunten zijn. Dronten heeft het voornemen om kunst in de buitenruimte te inventariseren, een cultureel platform te initiëren en nieuwe culturele initiatieven te initiëren. Urk heeft een plaatselijke Stichting Culturele Activiteiten die jaarlijks subsidie ontvangt voor diverse culturele activiteiten. Educatie en participatie staan hoog op de prioriteitenlijst. En een belangrijk aandachtspunt is het museum. De gemeente heeft onlangs middelen beschikbaar gesteld voor een grote verbouwing/renovatie. Het museum heeft tot taak de unieke en rijke historie van Urk in als zijn facetten te belichten. De gemeente ziet in het museum een instrument om bij te dragen aan de economische, toeristische, culturele en educatieve ontwikkeling van Urk. Utrecht > 100.000 inwoners 60.000 - 100.000 inwoners 30.000 - 60.000 inwoners < 30.000 inwoners Samenwerkingsverband bibliotheken Plan voor gezamenlijke kadernota cultuur Samenwerkingsverband centra voor de kunsten/ muziekscholen 70 71 Versterking culturele infrastructuur gemeenten en regionale samenwerking De provincie werkt langs vijf wegen aan een versteviging van de culturele infrastructuur van de gemeenten: 1 ‘Vrede van Utrecht’: De provincie werkt in dit programma samen met de gemeente Utrecht. Het is een veelomvattend programma waar subsidies voor worden in gezet. Het doel is het bereiken van de volgende effecten: • Versterking van de infrastructuur; • Vergroting van de uitstraling van de regio; • Verbetering van de toegankelijkheid voor publiek. 2 De provincie verstrekt projectsubsidies voor de infrastructuur van het cultureel erfgoed, bijvoorbeeld voor restauraties in relatie tot toegankelijkheid voor publiek. Denk bijvoorbeeld aan vier miljoen euro voor de molens, of aan de investeringen in Grebbelinie en Nieuwe Hollandse Waterlinie. 3 In het kader van ‘Van Collectie naar Connectie’ zijn er subsidies voor musea. Door middel van het finan­ cieren van gratis museumweekenden draagt de provincie bij aan het vergroten van het publieksbereik van de (gemeente-)musea. Door middel van bijdragen aan restauratie en/of herinrichting kunnen de musea hun profiel moderniseren en daarmee hun positie verbe­ teren. De Museumwerf Vreeswijk, het Geld- en Bank­ museum en Museum van Speelklok tot Pierement ontvingen elk 150.000 euro van de provincie. 4 De provincie heeft met een aantal gemeenten in Utrecht convenanten afgesloten op het gebied van cultuurbereik. Naast vergroten van cultuurbereik in gemeenten streeft de provincie daarmee een versterking van het cultuurbeleid van de gemeenten na. Uiteindelijk wil de provincie met alle gemeenten een dergelijk convenant afsluiten. 5 Door ondersteuning van facilitaire voorzieningen (Centrum Beeldende kunst, Kunstuitleen, Grafisch Atelier) en door ondersteuning van gemeentelijk beleid (via convenanten en kunstopdrachten) stimuleert de provincie de beeldende kunst in de gemeenten. De provincie heeft convenanten afgesloten met Zeist, Nieuwegein, Amersfoort en Veenenendaal. Voor samenwerkingsprojecten zet de provincie middelen in als cofinanciering binnen het Actieplan Cultuurbereik, de Cultuur Historische Hoofdstructuur en Cultuur Historische Effect Rapportages. De focus ligt echter meer op één op één relaties tussen provincie en gemeenten. We krijgen dit van de zijde van de gemeenten bevestigd. Er zijn een aantal gemeenten bezig met het formuleren van cultuurbeleid, dankzij de (financiële) prikkels hiertoe van de provincie. Breukelen en Woudenberg maken melding van de (mogelijke) vorming van een kleinschalig cultuurhuis waarbij ze steun krijgen van de provincie. De speerpunten in het cultuurbeleid van de gemeenten in Utrecht Utrecht telt negentwintig gemeenten, zoals op de kaart te zien is hebben veertien gemeenten meegedaan aan de enquête. Een opvallend lage score. Ter vergelijking: de eenendertig Friese gemeenten leverden zevenentwintig respondenten op. Maar om de vergelijking door te zetten, waar zeven van de zevenentwintig Friese respondenten zegt over een cultuurnota te beschikken, daar zijn het in Utrecht acht van de veertien. De stad Utrecht is convenantpartner van Rijk en provincie. De cultuurnota 2005-2008 draagt als titel ‘Cultuur is kapitaal’. ‘Kunst en cultuur dragen bij aan de attractieve uitstraling, sterke economische positie, maar ook aan de vitaliteit van wijken en buurten waar mensen op een plezierige manier samenleven’ zo stelt de nota en Utrecht streeft ernaar zich te positioneren als kweekplaats van talent en ontmoetingsplaats met internationale allure. Wat extra aandacht betekent voor innovatief en creatief ondernemerschap, voor goede culturele voorzieningen en voor een inspirerend cultureel klimaat. De stad maakt zich samen met de provincie op om in 2013 op grootste wijze de Vrede van Utrecht te vieren en wil zich kandidaatstellen als Culturele Hoofdstad van Europa in 2018. Noord-Holland Schriftelijke cultuurnota Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding Geen schriftelijke cultuurnota Deelname aan enquête Geen deelname aan enquête 72 73 De speerpunten van Amersfoort (tweede grote stad van Utrecht), zijn het op peil brengen van de culturele infrastructuur, het stimuleren van vraaggestuurd aanbod en de profilering van Amersfoort als cultuurstad, via thema’s als ‘Stad als Podium’ (evenementen en festivals), de ‘Cultuurhistorie van Amersfoort’ en het thema ‘Kunst en Architectuur’. Opvallend is dat een aantal gemeenten opgeeft zich bezig te houden met nieuwbouw of aanpassing van culturele accommodaties. Houten gaat een theater annex cultureel centrum bouwen, Woerden zoekt naar oplossingen voor ruimtelijke problemen bij het kunstencentrum en het museum en wil een cultureel casco ontwikkelen op een defensie eiland, Leusden en Vianen maken melding van nieuwe multifunctionele accommodaties (cultuurhuis) als belangrijk aandachtsgebied binnen hun cultuurbeleid. Maarssen heeft een stappenplan ontwikkeld waarin beschreven staat hoe de gemeente samen met Loenen en Breukelen een kadernota Kunst & Cultuur 2007-2010 wil opstellen. Directe aanleiding daartoe zijn de kansen die het Actieplan Cultuurbereik van de provincie biedt. In dat kader komen we bij diverse gemeenten het verschijnsel cultuurconsulent en/of cultuurmakelaar tegen. Amateurkunst is een belangrijk beleidsterrein binnen de gemeenten, het wordt vaak in samenhang met participatie genoemd, evenals het organiseren van festivals die ten doel hebben de plaatselijke bevolking in aanraking te brengen met kunst en cultuur. Ook cultuureducatie scoort hoog, voor zeker vijf gemeenten is het een wezenlijk speerpunt van beleid. Leusden heeft zich ten doel gesteld het muziekonderwijs in het basisonderwijs te integreren. Versterking culturele infrastructuur gemeenten en regionale samenwerking Aan de basis voor de samenwerking tussen NoordHolland en de gemeenten ligt een zeer directe één op één benadering van de provincie. Na in het verleden vooral nauwe contacten met de tien grotere steden (Amsterdam valt hier buiten) te hebben ontwikkeld, heeft de provincie vervolgens alle gemeenten stuk voor stuk benaderd, deels met hulp van de Stichting Kunst en Cultuur Noord-Holland. Zeker de algemene instrumenten die Noord-Holland inzet bereiken veel gemeenten. 1 Actieplan Cultuurbereik: Doel is het cultureel bewustzijn van burgers te versterken door het vergroten van zowel publieksbereik als de actieve participatie aan aller­ lei vormen van kunst en cultuur, inclusief het erfgoed. Veel van de vierenzestig Noord-Hollandse gemeenten doen hier aan mee. Het betreft hier altijd cofinanciering met gemeenten. In 2005 was die verhouding als volgt: 75% provincie en 25% gemeente. 2 Middelen beschikbaar voor extra eenmalige investeringen worden onder meer ingezet in co-financiering met gemeenten. De programma’s in Noord-Holland reiken alleen voor cultuur al tot enkele tientallen miljoenen; vooral voor restauratie en herontwikkeling van gebouwd erfgoed. Daarnaast zet Noord-Holland nog in op de afzonderlijke disciplines: • Bibliotheken: Deelverordening Stimuleringsregeling totstandkoming basisbibliotheken. Subsidie ter stimulering van samenwerking bibliotheken in kleine gemeenten met minder dan 30.000 inwoners. • Muziek (amateur): Deelverordening Begeleiding Amateurzang. Subsidie ter bevordering van professionele instrumentale begeleiding van amateurzang. Subsidie wordt verleend aan koren etc. • Musea: Deelverordening Museumondersteuning. Investeringsbijdragen aan musea met een groot aantal doelstellingen, gericht op de verbreding of verdieping van de publieke belangstelling; voorts op de kwaliteit van het eigen profiel van het museum, van de vaste presentatie, van de beheers- en behoudscondities en de veiligheid. Ook nieuwe vormen van samenwerking van musea en/of registratie van de eigen collectie behoren tot de doelstellingen. • Beeldende kunst: Beleidsregel BKV; subsidieverlening aan organisaties die op professionele wijze actief zijn in de sector beeldende kunst en vormgeving ter bevordering van de vergroting van de publieke belangstelling voor beeldende kunst en vormgeving, het versterken van de relatie tussen aanbod en afname op dat gebied en het versterken van de infrastructuur beeldende kunst en vormgeving. Deelverordening Beeldende kunst in de openbare ruimte; subsidie ter bevordering dat beeldende kunst integraal deel uitmaakt van de bevordering van de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting. • Cultureel erfgoed: INTERREG III project European Route of Industrial Heritage: Toeristisch recreatieve ontwikkeling van industrieel erfgoed in de regio Noordzeekanaal­ gebied. Dit betreft de gemeenten: Amsterdam, Haarlemmerliede & Spaarnwoude, Haarlem, Haar­ lemmermeer, Velsen, Beverwijk, Wormer en Zaanstad. ERIH: Samenhangende toeristisch recreatieve ontwikkeling van industrieel erfgoed in Noordzee­ kanaalgebied. 74 Veel reacties op de samenwerking met de provincie van de kant van de gemeenten, maar relatief weinig samenwerkingsverbanden. Samenwerking is in Noord-Holland geen voorwaarde om geld uit het Actieplan te krijgen, dus dat heeft wel zijn effecten. De speerpunten in het cultuurbeleid van de gemeenten in Noord-Holland Noord-Holland telt liefst eenenzestig gemeenten, waarbij Amsterdam een aparte en bijzondere positie inneemt, omdat die in grote delen van het cultuurbeleid ook de functies van een provincie vervult. De provincie NoordHolland heeft dus vooral zorg voor de zestig overige gemeenten. Van hen hebben zevenendertig gemeenten tijdig gereageerd op de enquête. Zestien van deze gemeenten hebben een actuele cultuurnota. Het zijn in tegenstelling tot een aantal andere provincies niet de grotere gemeenten die een uitgebreid en breed pakket van speerpunten formuleren, het zijn vooral de kleinere gemeenten die dat doen. Uitzondering is Amstelveen dat wel een uitgebreid en evenwichtig beleid formuleert, dat zich duidelijk concentreert op de eigen burger, maar dat is gezien de geografische ligging van de stad niet vreemd. De gemeente kiest de rol van regisseur en legt veel verantwoordelijkheid bij de instellingen/organisaties, waarbij zowel de zorg voor het eigen bedrijf als voor de onderlinge samenwerking duidelijk wordt geaccentueerd. De kleinere gemeenten leggen een zwaar accent op de cultuureducatie, vooral in de scholen maar ook wel in de muziekscholen en centra voor de kunsten. Meer dan elders noemen de gemeenten expliciet de amateurkunst. Ook de openbare bibliotheek vormt een belangrijk aandachtsgebied. Ruim aandacht is er verder voor het erfgoed en voor manifestaties. Kunst en economie en cultuurtoerisme zijn (overigens schaars genoemde) voorbeelden van integraal beleid. Het brede beleid van Heerhoguwaard valt op. Interessant is de prioriteit van de gemeente Beemster, die zich richt op een hechte relatie met de status van UNESCO werelderfgoed en van de gemeente Graft-De Rijp, die als enige expliciet de aandacht voor erfgoededucatie noemt voor de eigen jeugd. 75 > 100.000 inwoners 60.000 - 100.000 inwoners 30.000 - 60.000 inwoners < 30.000 inwoners Schriftelijke cultuurnota Samenwerkingsverband bibliotheken Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding Samenwerkingsverband archeologie Geen schriftelijke cultuurnota Samenwerkingsverband centra voor de kunsten/muziekscholen Deelname aan enquête Samenwerkingsverband cultuurtoerisme Geen deelname aan enquête Samenwerkingsverband beeldende kunst Niet bij onderzoek betrokken Zuid-Holland > 100.000 inwoners 60.000 - 100.000 inwoners 30.000 - 60.000 inwoners < 30.000 inwoners Samenwerkingsverband kunstuitleen Samenwerkingsverband bibliotheken Gezamenlijke cultuurvisie Samenwerkingsverband centra voor de kunsten/muziekscholen Actieprogramma cultuurbereik/ cultuurplatformen 76 77 Versterking culturele infrastructuur gemeenten en regionale samenwerking Met haar vele gemeenten, werkt Zuid-Holland met tien vaste regio’s, die op de kaart samenwerkingsverbanden zijn aangegeven. De provincie werkt langs zes wegen aan een verbetering van de culturele infrastructuur van de gemeenten en/of de regio: 1 Actieplan Cultuurbereik (breed, alle disciplines en combinaties van disciplines (incl. erfgoed)): Het Actieplan Cultuurbereik is de provinciale uitwerking van het landelijke Actieplan, gebaseerd op afspraken tussen Rijk, IPO en VNG. Centrale doelstelling is vergroting van het cultureel bewustzijn van de bewoners van ZuidHolland. (Bereik: 60% van alle gemeenten in de tien regio’s). 2 Beeldende Kunst en Vormgeving (BKV): Het provinciaal beeldende kunstbeleid is gericht op inbreng van kunst en cultureel erfgoed in ruimtelijk beleid (culturele planologie) en stimulering van gemeenten om een samenhangend beleid te ontwikkelen voor beeldende kunst en vormgeving. De provincie stimuleert vormgeving als onderdeel van beeldende kunst met een percentageregeling publieke kunst. 3 Subsidie platform cultuureducatie (cultuureducatie: alle disciplines incl. erfgoed): Het doel van het provin­ ciaal cultuureducatiebeleid is om leerlingen van het primair en voortgezet onderwijs in Zuid-Holland structureel in aanraking te brengen met cultuur. Dit wil de provincie bereiken door de ontwikkeling van een doorlopende leerlijn voor cultuureducatie te stimuleren, zowel op school als in buitenschoolse activiteiten (in negen van de tien regio’s). 4 Samenwerkingsprojecten met Rotterdam en DenHaag: op het terrein van film en dans. Het doel van de samenwerkingsprojecten is de culturele mogelijkheden en kwaliteiten van de grote steden meer ten goede te laten komen aan de regio. Betere samenwerking tussen provinciale en stedelijke culturele instellingen is daarbij ook aandachtspunt. 5 De provincie is wettelijk verantwoordelijk voor het beheer van archeologische gegevens en vondsten van opgravingen op een groot deel van het grondgebied. Zuid-Holland ondersteunt gemeenten hierin door de aanstelling van gemeentelijke of regionale archeologen te bevorderen. 6 De Regionale Agenda’s Samenleving worden door de gemeenten en de provincie opgesteld, waarbij de regio kiest voor een aantal samenlevingsonderwerpen en hierover met de provincie prestatie-afspraken maakt. De provincie stelt hiervoor een bedrag per regio beschikbaar. In negen regio’s is een RAS vastgesteld. Een bijzonder element in het beleid van Zuid-Holland is dat zij in de afzonderlijke regio’s werkt met zogenaamde ‘aanjagers’. Dat zijn geen professionals van de provincie maar mensen uit de regio zelf met netwerken en ingangen bij de lokale politiek. De provincie en de gemeenten delen de kosten samen (matching). Een voorwaarde voor de subsidie is dat gemeenten binnen een regio samenwerken. Veel van de responderende gemeenten vermelden het Cultuurplatform en/of het Actieplan Cultuurbereik expliciet als belangrijk onderdeel van hun beleid. Het gaat in de meeste gevallen om gemeenten die participeren in het Actieplan via de weg van de provincie. Zeeland Schriftelijke cultuurnota Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding Geen schriftelijke cultuurnota Deelname aan enquête Geen deelname aan enquête Niet bij onderzoek betrokken 78 79 De speerpunten in het cultuurbeleid van de gemeenten in Zuid-Holland De provincie Zuid-Holland telt inclusief Rotterdam en Den Haag zevenenzeventig gemeenten. Veertig daarvan deden mee aan de enquête. Van die veertig hebben er zestien gemeenten hun cultuurbeleid op schrift gesteld, vier gemeenten hebben een cultuurnota in voorbereiding. Opmerkelijk is vooral dat de gemeenten sterk verschillende antwoorden geven. Veel gemeenten in Zuid-Holland gaan uitgebreid op hun speerpunten in en we zien een grote diversiteit aan prioriteiten. Vier sectoren worden duidelijk vaker genoemd dan de andere: • Cultuureducatie (in de scholen); • Beeldende kunst / kunst in de openbare ruimte; • Bibliotheek; • Museum(beleid). Heringedeelde gemeenten zijn druk met het formuleren van beleid. Opvallend is de gezamenlijke cultuurvisie en het daaruit voortvloeiende gezamenlijke beleid van de vier gemeenten op Goeree-Overflakkee. Vormen van integraal beleid worden sporadisch genoemd (met economie en erfgoed). Interessante bijzonderheden zijn de ontwikkeling van een Cultureel Kwartier. Zowel Gouda als Spijkenisse zijn daar intensief mee bezig. Schoonhoven gaat zich meer profileren als ‘zilverstad’. Gorinchem en Zoetermeer vallen op door hun brede en uitgewogen beleidsuitgangspunten. Anders dan elders is er weinig verschil te constateren tussen de grotere en de kleinere gemeenten. Het beleid van de grotere gemeenten loopt over meer terreinen, maar dat leidt niet tot andere speerpunten. Versterking culturele infrastructuur gemeenten en regionale samenwerking De provincie zet gericht een viertal instrumenten in om de culturele infrastructuur van de gemeenten te verstevigen: 1 Stimulering van de samenwerking op alle terreinen van het cultuurbeleid; 2 De inzet van wat Zeeland aanduidt als haar ‘dragende instellingen’, te weten de Zeeuwse Bibliotheek, Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, Scoop, CBK Zeeland en het Zeeuws Museum; 3 Programma matching (vier programma’s in het kader van het Actieplan Cultuurbereik; Cultuur en School, Jeugd en Cultuur, Erfgoed toegankelijk en Cultureel Ondernemerschap); 4 Uitvoeringsnota’s over diverse afzonderlijke sectoren (bibliotheken en alle onderdelen van het erfgoedbeleid). > 100.000 inwoners Schriftelijke cultuurnota 60.000 - 100.000 inwoners Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding 30.000 - 60.000 inwoners Geen schriftelijke cultuurnota < 30.000 inwoners Deelname aan enquête Samenwerkingsverband theaters Geen deelname aan enquête Samenwerkingsverband bibliotheken Samenwerkingsverband cultuureducatie Samenwerkingsverband centra voor de kunsten/muziekscholen Samenwerkingsverband popmuziek 80 81 Bevordering van de regionale samenwerking tussen de gemeenten bereikt de provincie door op een aantal beleidsterreinen met vaste regio’s te werken: Walcheren, de Bevelanden, Schouwen-Duiveland/Tholen en Zeeuws Vlaanderen. Concreet gebeurt dat momenteel in het museumbeleid en het beleid op gebied van popmuziek. Een opvallend groot samenwerkingsverband betreft de Zeeuwse Muziekschool, die ten behoeve van alle Zeeuwse gemeenten werkt met veel dependances. Tussen de theaters in Middelburg en Goes bestaat een zeer nauw samenwerkingsverband. De reorganisatie van het bibliotheekwezen heeft zijn beslag gehad, behalve op Walcheren. De speerpunten in het cultuurbeleid van de Zeeuwse gemeenten Slechts één van de dertien Zeeuwse gemeenten deed niet mee aan de enquête. Acht gemeenten hebben een cultuurnota, twee gemeenten hebben een nota in voorbereiding. Vrijwel alle Zeeuwse gemeenten leggen de nadruk op het belang van een breed op vele sectoren gericht beleid. Alle aspecten van het cultuurbeleid krijgen op een evenwichtige wijze aandacht. De meest genoemde punten zijn: • Alle gemeenten op één na noemen hun museum­ beleid, drie gemeenten spreken ook over een actuele specifieke museumnota; • Het bibliotheekbeleid wordt expliciet genoemd door acht van de negen kleinste gemeenten; • De cultuureducatie (muziekschool e.a.) is voor een groot aantal gemeenten een aandachtspunt; • De amateurkunst; • De beeldende kunst (kunst in openbare ruimte); • Andere aspecten van het erfgoedbeleid (archieven, monumenten). Met name de negen kleinere gemeenten noemen nevenstaande elementen met regelmaat. Zeeland heeft geen grote steden. Terneuzen is de grootste gemeente (55.000 inwoners), gevolgd door Middelburg en Vlissingen. De accenten van deze gemeenten verschillen van die van de kleinere gemeenten. Terneuzen heeft een aparte positie. Daar zet men het cultuurbeleid systematisch opnieuw in de steigers na een recente herindeling. Vlissingen valt op door het extraverte karakter van de speerpunten: veel podiumkunsten (waaronder expliciet popcultuur), veel festivals en evenementen en veel zorg voor de beeldende kunst. Middelburg heeft een benadering waarin de cultuurhistorie een kernrol speelt. Dus veel aandacht voor de facelift van het Zeeuws Museum. Ook het nieuw te bouwen theater is een speerpunt van beleid. Verschillende gemeenten noemen vormen van integraal beleid, koppelingen naar bedrijfsvestiging en toerisme. Noord-Brabant > 100.000 inwoners 60.000 - 100.000 inwoners 30.000 - 60.000 inwoners < 30.000 inwoners Brabantstad, stedelijk samenwerkingsverband Samenwerkingsverband bibliotheken Marktplaatsen cultuureducatie Samenwerkingsverband cultuurhistorie (monumentenzorg/archeologie/landschap) Samenwerkingsverband centra voor de kunsten/muziekscholen 82 83 Versterking culturele infrastructuur gemeenten en regionale samenwerking De provincie werkt langs vijf wegen aan een verbetering van de culturele infrastructuur van de gemeenten en/of de regio: 1 De provincie hanteert de mogelijkheden van het Actieplan Cultuurbereik. De provincie subsidieert de ‘Uitpunten’ in openbare bibliotheken. De Uitpunten vormen lokale/regionale satellieten van de provinciale site www.UitinBrabant.nl. De Uitpunten verstrekken regio­ nale informatie over het cultuuraanbod via een website en op veel plekken ook in de vorm van een informatie­ loket. Doel is bevordering van de cultuur­deelname in de regio. Het gaat om de volle breedte van het cultuuraanbod. 2 Basisbibliotheken: Marsrouteplan voor de bibliotheekvernieuwing. 3 Podiumkunsten/film: Programmeringssubsidie voor het kleinschalig theater en de kleinschalige dans (gemeenten: Tilburg, Den Bosch, Eindhoven, Breda, Oss, Roosendaal, Vught en Helmond). Doel is de spreiding van het kleinschalige, gesubsidieerde aanbod over Noord-Brabant. 4 Stimulering tot oprichten en in standhouden van ‘Marktplaatsen’ cultuureducatie. Met de Marktplaatsen creëert de provincie een makelaarsfunctie tussen lokaal onderwijs en cultureel veld (kunsten en cultureel erfgoed; lokaal, regionaal en nationaal), ter versterking van het cultuureducatie-aanbod in de scholen. Het streven is dat te bereiken met alle gemeenten buiten de grote steden. 5 Brabant Stad: het samenwerkingsverband met en van de grote steden Breda, Den Bosch, Eindhoven, Helmond en Tilburg. De provincie zorgt voor overleg en afstemming van het beleid van de steden. Het initiatief rond de Marktplaatsen heeft ook een effect op de samenwerking van gemeenten onderling. Verscheidene gemeenten melden de gezamenlijke ontwikkeling van een marktplaats. Opvallend is het door de Kempische gemeenten genoemde samenwerking op gebied van cultuurhistorie. Een ander opvallend samenwerkingsverband is het project ‘Kunst aan de A50’, waarin de gemeenten Bernheze, Landerd, Uden, Veghel, Sint Oedenrode, Son en Breugel en Eindhoven samenwerken. Limburg Schriftelijke cultuurnota Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding Geen schriftelijke cultuurnota Deelname aan enquête Geen deelname aan enquête 84 85 De speerpunten in het cultuurbeleid van de gemeenten in Noord-Brabant Achtenzestig Noord-Brabantse gemeenten zijn goed voor vijftig ingezonden enquêteformulieren. Achtentwintig gemeenten hebben een cultuurnota. Zeven gemeenten zijn bezig met het ontwikkelen van cultuurbeleid. Het opvallendst binnen de eindeloze diversiteit en veelheid van de genoemde speerpunten is dat veel gemeenten de door de provincie geïnitieerde Marktplaatsen ook als een prioriteit benoemen. Hetzelfde doet zich voor bij de Uitpunten maar wel in mindere mate. Vaak in directe relatie tot de Marktplaats, noemen de gemeenten cultuureducatie in de scholen als speerpunt. Dat is bijzonder omdat dit onderwerp enkele jaren terug nog geen item was binnen het cultuurbeleid van de meeste gemeenten. De initiatieven die het Rijk met Cultuur en School en de Regeling Versterking Cultuureducatie Primair Onderwijs heeft genomen, hebben effect, ook op het gemeentelijk beleid. Na cultuureducatie is beeldende kunst/kunst in de openbare ruimte voor zeer veel gemeenten een belangrijk aandachtspunt. Jongeren zijn de meest genoemde specifieke doelgroep. Regelmatig genoemde speerpunten en sectoren zijn verder: het formuleren/vastleggen van beleid, de amateurkunst, het museum, de bibliotheek en opvallend want duidelijk meer dan in sommige andere provincies: de podia en de centra voor de kunsten/muziekscholen. Oosterhout heeft een gedegen prioriteitstelling, waar vooral de infrastructuur een accent krijgt. De vijf grote steden hebben vooral een thematische benadering, allemaal een veelomvattend en grootstedelijk beleid met duidelijke accenten naar een eigen en zich onderscheidende identiteit. Waarschijnlijk is dat één van de vruchten van ‘Brabant Stad’. Voor integraal beleid moeten we ook in de grotere steden zijn. Versterking culturele infrastructuur gemeenten en regionale samenwerking Limburg zet verschillende beleidsinstrumenten in om te komen tot een steviger culturele infrastructuur bij de gemeenten en tot een effectieve regionale samenwerking: 1 Financiële bijdrage t.b.v. de realisatie van een (ook voor popconcerten geschikte) middenzaal bij de stadsschouwburg Heerlen te Heerlen. 2 Financiële ondersteuning van ontwikkelingen op het terrein van kunst, cultuur (creatieve industrie) in de ontwikkelingswijk Q4 te Venlo. 3 Investering in vrijgekomen fabriekspand van de ENCI ten einde het project AINSI te realiseren; een multifunctionele accommodatie voor instellingen op het gebied van kunst en cultuur en bedrijven in de creatieve sector te Maastricht. 4 Het geven van uitvoering aan een deel van het Actieplan Cultuurbereik via subsidiëring van Limburgse regio’s. Zes Limburgse regio’s hebben een eigen Regionaal Actieplan Cultuurbereik 2005-2008 opgesteld. Op basis hiervan en van de jaarlijks te actualiseren Regionale Jaarprogramma’s worden provinciale middelen aan de regio’s overgedragen onder de voorwaarde dat de regio’s minimaal eenzelfde bedrag bijdragen als de provincie. Grofweg gaat het om een provinciale bijdrage van 1 euro per inwoner. De gemeenten Heerlen en Maastricht kennen een eigen Actieplan Cultuurbereik. De gemeente Heerlen participeert in de regio Parkstad in het provinciale programma. Maastricht neemt geen deel aan het provinciale programma. Doel van het Regionaal Actieplan is dat (regio)gemeenten kunst- en cultuurbeleid ontwikkelen en uitvoeren, hierbij in regionaal verband samenwerken en (meer) middelen (zowel financieel als in ambtelijke aandacht en capaciteit) hiervoor vrijmaken. Uit de antwoorden van de gemeenten blijkt dat het Regionale Actieplan een grote aantrekkelijkheid heeft voor de gemeenten. Veel gemeenten geven aan dat zij met een op hen en hun samenwerkingspartners toegespitst activiteitenpakket veel mogelijkheden hebben. Verder is interessant dat er samenwerkingsverbanden zijn op het gebied van cultuurtoerisme en creatieve industrie. Ook bij de theaters zijn er samenwerkings­ verbanden (o.a. Parkstad). De speerpunten in het cultuurbeleid van de gemeenten in Limburg Van de veertig Limburgse gemeenten hebben er drie­ entwintig op de enquête gereageerd. Acht van deze gemeenten hebben een actuele cultuurnota. Per 2007 zijn een aantal gemeenten door herindeling samengegaan in een grotere gemeente. Dat is te zien in de antwoorden: nogal wat gemeenten noemen het opnieuw formuleren van beleid een belangrijk speerpunt op dit moment (overigens niet alleen heringedeelde gemeenten). De kleinere gemeenten in Limburg leggen hun zwaartepunt veelal bij de zogenaamde kernactiviteiten, als openbare bibliotheek, amateurkunst, muziekschool/centrum voor de kunsten, het archief en het museum of de oudheidkamer. Opvallend is de grote aandacht voor de cultuureducatie in het onderwijs, zeker het basisonderwijs, maar ook het voortgezet onderwijs. Op het terrein van de beeldende kunst zijn er veel diverse activiteiten die als speerpunt worden geformuleerd (atelierroutes, educatieve projecten met kunstenaars, Kunst in de Openbare Ruimte. Het cultureel erfgoed heeft voort­ durend aandacht. Het versterken van de eigen culturele infrastructuur is vaak een uitgangspunt en imagoversterking en dynamiek worden meer dan eens genoemd. Helden heeft een nieuwe en voor een relatief kleine gemeente aantrekkelijke theateraccommodatie, die in hoge mate commercieel wordt geëxploiteerd. Imago en stadspromotie zijn bij de grote steden Venlo en Heerlen ook onderdelen van hun beleid (Maastricht heeft geen antwoorden ingezonden). 86 Heerlen heeft een duidelijk grootsteedse aanpak, aandacht voor de centrumfunctie van de stad, regionale samenwerking, integraal beleid op gebied van cultuur en economie, zorg voor het productieklimaat zijn daar voorbeelden van. Daarnaast zet de gemeente de ingezette ontwikkelingen door, zoals de versterking van het multifunctionele cultuurcentrum het Glaspalies, de middenzaal in het theater en de investering in de musea en blijven amateurkunst, cultuureducatie belangrijk. Venlo is toe aan een periode van herpositionering en heeft een aanpak op zes terreinen tegelijk: Cultiplex (een clustering van culturele instellingen), het Museum van Bommel-van Dampakt, de kunstzinnige vorming, het cultuurpunt Venlo, de subsidiekaders en het stadsontwikkelingsproject Maasboulevard, dat een specifiek op cultuur gericht onderdeel kent. Daarnaast is de komende Floriade aanknopingspunt voor een stevig cultuurbeleid. Opvallend bij de overige gemeenten is de brede en ook diepe aanpak van Kerkrade met veel zorg voor de eigen burger en oog voor samenwerking met anderen en regionalisering in Parkstad-verband. 87 > 100.000 inwoners 60.000 - 100.000 inwoners 30.000 - 60.000 inwoners < 30.000 inwoners Creative industry Schriftelijke cultuurnota Samenwerkingsverband bibliotheken Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding Regionale actieprogramma’s cultuurbereik Geen schriftelijke cultuurnota Samenwerkingsverband centra voor de kunsten/muziekscholen Deelname aan enquête Samenwerkingsverband cultuurtoerisme Geen deelname aan enquête De culturele ondersteuningsstructuur Bij dit thema gaan we in op de verdeling in verantwoordelijkheden tussen Rijk, provincies en gemeenten en op de inzet van financiële middelen door Rijk en provincies. We onderzochten in hoeverre het deel van de ondersteuningsstructuur waar het Rijk verantwoordelijk voor is, aansluit en is afgestemd op het provinciale deel. Bovendien zochten we naar andere beleidsinstrumenten op het vlak van de ondersteuning dan voor dat doel geheel of gedeeltelijk ingerichte instellingen. Tenslotte stelden we ons de vraag: kennen de gemeenten de provinciale ondersteuningsinstellingen en maken ze er gebruik van? 88 Rijk – provincies – gemeenten Van een formele, expliciet vastgelegde taakverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten op het terrein van de ondersteuning is slechts sprake op onderdelen van het beleid. Het thema ondersteuning is geen onderwerp van gezamenlijk of bewust gekozen complementair beleid. Alleen op het moment dat voor een bepaalde cultuursector beleid wordt vastgesteld, is soms sprake van afspraken op het gebied van de ondersteuning. Bij monumentenzorg, archeologie en archieven gebruikt de rijksoverheid daarvoor het middel wetgeving. In het bibliotheekbeleid is de rol van de Provinciale Service Organisaties in het verleden en ook opnieuw voor de toekomst duidelijk vastgelegd. Op het terrein van de cultuureducatie en amateurkunst zijn lang geleden, in de jaren tachtig, afspraken gemaakt over de taken van de diverse overheden en daarbij ook over de verantwoordelijkheden voor de steunfunctie. Gemeenten hebben in veel mindere mate ondersteuningsinstellingen op gebied van cultuur. Uitzondering zijn de drie grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, die op vrijwel het hele cultuurterrein ook de functie van de provincies hebben en dus ook zelf een ondersteuningsstructuur opgebouwd hebben. De stad Utrecht heeft niet die status van provincie, maar op het gebied van de cultuureducatie heeft de stad wel een eigen ondersteunende instelling. Een tweede uitzondering vormt een aantal grotere steden die een Centrum voor Beeldende Kunst hebben. Afstemming Rijk en provincies Het Rijk heeft in de Cultuurnota 2005-2008 besloten tot een reorganisatie van de ondersteuningsstructuur en voert die inmiddels uit. Begin 2005 heeft de staats- secretaris de criteria aangeduid die de meerwaarde van de activiteiten van ondersteunende instellingen voor het culturele veld moeten vaststellen. Naast de aard en de kwaliteit van de activiteiten zijn afstemming, doeltreffendheid en doelmatigheid van de activiteiten de criteria die het rijk hanteert bij de reorganisatie. Er vindt geen afstemming plaats met andere overheden. Ook bij de provincies blijkt over het algemeen dat men op ambtelijk niveau geen zicht heeft op de aansluiting van de landelijke ondersteuningsstructuur op de provinciale. Waar van afstemming weinig sprake is, is de vraag naar de doeltreffendheid en de doelmatigheid onvoldoende te beantwoorden. Opvallend is wel dat de provinciale instellingen zelf onderling steeds meer afstemming zoeken. Dat is te zien aan de koepelvorming op diverse terreinen. Zo zijn recentelijk de organisatie OPEN voor de provinciale erfgoedinstellingen en de Raad van Twaalf voor de instellingen voor ondermeer de cultuureducatie, amateurkunst en professionele kunsten in het leven geroepen. Rijk en provincie naast elkaar We zetten de inspanningen van Rijk en provincie naast elkaar en zoeken naar accenten bij de ene en de andere overheid. Voor een goede vergelijking moeten we zorgen met min of meer hetzelfde begrip ondersteuning of steunfunctie te werken. Een ondersteunende instelling ondersteunt iemand of iets, dus kunstenaars (professionals en amateurs), instellingen, scholen, leraren, sociaal culturele centra, accommodaties, gemeenten etc. etc. Het Rijk hanteert kennelijk een wat breder begrip. Om een redelijke vergelijking mogelijk te maken, hebben we uit de lijst van ondersteunende instellingen van het Rijk buiten beschouwing gelaten: 1 Pure opleidingen (zoals de Rijksacademie en de Jan van Eyck Academie); 2 Organisaties die op het buitenland gericht zijn (CODART, Holland Film Promotion e.a.); 3 Organisaties die overwegend producerend zijn of een podium (RASA); 4 Presentatieinstellingen (De Balie); 5 Fondsen (Materiaalfonds); 6 Prijsvragen (Europan); Aandeel Rijk en provincies in de ondersteuningsstructuur (2005) Sector Uitgaven Rijk Percentage Uitgaven Percentage provincies Beeldende Kunst, Vormgeving, Bouwkunst € 11.108.805 27,5% € 3.866.335 5,4% Podiumkunsten € 7.637.038 18,9% € 1.323.800 1,8% Bibliotheken/Media € 8.762.500 21,7% € 35.455.800 49,4% Amateurkunst/Cultuureducatie * € 7.795.500 19,3% € 21.042.057 29,3% Erfgoed * € 3.090.776 7,7% € 10.152.246 14,1% Bovensectoraal € 1.974.852 4,9% € 40.369.471 100% Totaal 0% € 71.840.238 100% * De rijksuitgaven ten behoeve van de provinciale ondersteuningsstructuur zijn opgenomen onder ‘uitgaven Rijk’. Het betreft een bijdrage aan de stichting Koorbegeleiding Zuid-Holland en de bijdragen aan de steunpunten archeologie en monumentenzorg. Financiële inspanning: Rijk 36%, provincies 64% We hebben vervolgens de uitgaven van het Rijk en de provincies in 2005 vergeleken. We hebben de reorganisatie en bezuiniging die het Rijk voor ogen heeft dus buiten beschouwing moeten laten, omdat die in 2005 nog niet zijn geëffectueerd. De drie grote steden met ‘provinciale taken’ op het terrein van cultuur blijven hier ook buiten beschouwing. Het is van belang hierbij in ogenschouw te nemen dat wij de ambtelijke organisaties buiten het onderzoek hebben gelaten. Op het terrein van archeologie en monumentenzorg is sprake van rijksdiensten: de Rijksdienst voor Monumentenzorg en de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB); in 2006 gefuseerd tot de RACM. Daarom is het bedrag van de rijksuitgaven op het terrein van erfgoed relatief laag. Op het totaal van € 112.209.709 van Rijk en provincies samen draagt het Rijk jaarlijks 36% bij en de provincies 64%. Rijk: professionele kunsten, provincies de andere sectoren Bijna de helft van de rijksinspanning op het gebied van de ondersteunende instellingen gaat naar de professionele kunsten (zeker als we de uitgaven voor film en letteren meetellen, die in de bovenstaande tabel onder media vallen). Bij de provincies is dat nog geen 10%. In de sectoren bibliotheken/media, amateurkunst/cultuureducatie en erfgoed is de bijdrage van de provincies in absolute bedragen drie tot vier maal de rijksbijdrage, meer dan 90% van de totale jaarlijkse investering van de provincies. Een verscheidenheid aan vormen Provincies zorgen voor de uitvoering van ondersteuningstaken vooral via instellingen. Sommige provincies schakelen daarvoor een groot aantal verschillende instellingen in, andere concentreren hun steunfunctie in enkele grote instellingen. De laatste jaren ontwikkelt zich vooral vanuit het provinciale bestuur de behoefte om tot grotere concentraties te komen. Iedere provincie heeft één grote provinciale serviceorganisatie voor de bibliotheken. In elf van de twaalf provincies is er een centrum voor Beeldende Kunst, niet in Groningen. In vijf van de elf is het centrum voor beeldende kunst onderdeel van een groot en meer disciplines omvattende instelling, in de andere zes provincies is sprake van een zelfstandig centrum voor beeldende kunst. De provinciale ondersteuningsstructuur op het gebied van podiumkunsten is heel beperkt. Alleen in Noord-Brabant (nog wel) en in Zuid-Holland zijn zelfstandige instellingen, beide op het terrein van de muziek. In een viertal provincies zijn de podiumkunsten een bescheiden onderdeel van een bredere instelling. Popmuziek krijgt in de meeste gevallen veel of alle 89 Culturele ondersteuningsstructuur aandeel Rijk en provincies (2005) aandacht. Zwaar geschut zetten bijna alle provincies in op amateurkunst en cultuureducatie. Limburg heeft als enige provincie in het verleden geen instelling voor cultuureducatie in het leven geroepen, maar de beschikbare gelden gedecentraliseerd naar gemeenten, waar zij in de loop van de tijd bijna allemaal zijn verdwenen. In Friesland, Drenthe, Overijssel, Zuid-Holland en Zeeland zijn de steunfuncties voor de amateurkunst gezamenlijk onder het dak van een grote instelling ondergebracht, die dan altijd nog meer steunfunctietaken heeft. In Noord-Brabant staat een fusie van de instellingen voor amateurkunst en cultuureducatie voor de deur. In Groningen, Gelderland, Flevoland, Utrecht en Noord-Holland zijn de steunfuncties amateurkunst en cultuureducatie in verschillende organisaties ondergebracht. Bijzonder: in Noord-Holland is sprake van zeven regionale instellingen. Tenslotte het erfgoed. Er is een groei naar samenhang en concentratie te constateren. In Zuid-Holland, Zeeland, Drenthe en Flevoland zijn zeer brede erfgoedcentra opgebouwd. In Utrecht, Noord-Brabant en NoordHolland zijn die in de maak. In Limburg ontwikkelt men de steunfunctie erfgoed in een allesomvattende koepel, waar ook de kunsten, amateurkunst en cultuureducatie aandacht (gaan) krijgen. Gelderland en Overijssel voeren een strikte scheiding door tussen monumenten, landschap en archeologie enerzijds en musea en regionale geschiedenis anderzijds. In Groningen en Fryslân werkt men nog met veel kleine organisaties. Bedragen per sector in euro’s 90 11.108.805 Rijk 3.866.335 Provincies Beeldende kunst, vormgeving en bouwkunst 7.636.038 Rijk 1.323.800 Provincies Podiumkunsten Dans, muziek/muziektheater, theater 8.762.500 Rijk 35.455.800 Provincies Bibliotheken/media Bibliotheken, film, letteren 7.795.500 Rijk 21.042.057 Provincies Amateurkunst en cultuureducatie 3.090.776 Rijk 10.152.246 Provincies Cultureel erfgoed Archieven, monumenten/ archeologie, musea, regionale geschiedenis 1.974.852 Rijk 0 Provincies Bovensectoraal Provincies: ontwikkeling naar concentraties Provincies hebben hun ondersteuningsinstellingen hoog in het eigen vaandel staan. Zij hebben in het recente verleden bijna niet gekort op de ondersteuning. Er is wel een stevige groei geweest. Zo is het aantal ondersteuningsinstellingen op het terrein van de amateurkunst gegroeid (Zimhic in Utrecht en Huis voor de Kunsten in Limburg). Opvallend is ook dat men toewerkt naar grotere concentraties binnen een bepaalde sector. Op dat punt is er geen directe afspraak of relatie met het rijksbeleid. Wel ziet men dezelfde verschijnselen tegelijk optreden. De trend die herkenbaar is, wordt in NoordBrabant duidelijk verwoord: ‘streven naar minder organisaties’. Met de groei van de aandacht voor het erfgoedbeleid zien we ook de centrale organisaties in die sector meer vorm krijgen. Dat hebben we eerder al aangegeven. Is een centrale organisatie verkieslijk? De overheid die denkt dat daarmee een bezuiniging valt te realiseren komt meestal bedrogen uit. De kleine organisaties zijn daadkrachtig in een beperkt aantal manuren per week. Maar samenhang in het beleid en dus afstemming is wel degelijk een voordeel. Bovendien blijkt uit ons onderzoek dat gemeenten de grote organisaties beter kennen. Naast instellingen: andere instrumenten voor de ondersteuning Vrijwel de hele ondersteuningsfunctie is ondergebracht bij de diverse instellingen. Provincies ontwikkelen nog wel andere instrumenten voor de uitoefening van de steunfunctie. Op onze vraag welke antwoordden zij als volgt: • Drenthe, Zuid-Holland en Noord-Brabant zetten aanjagers of coördinatoren in op specifieke en vaak ook tijdelijke aandachtspunten in het beleid. ZuidHolland bijvoorbeeld zet via de culturele aanjager kracht bij aan het beleid rond het Actieplan Cultuur­ bereik. Noord-Brabant en Drenthe doen hetzelfde in het kader van de geldstroom Beeldende Kunst. Drenthe heeft daarnaast nog een festivalcoördinator en een opdrachtencoördinator. • Overijssel bouwt systematisch de mogelijkheid in voor ad hoc onderzoek, mogelijk door derden, mogelijk in projectvorm. • Noord-Holland laat het programmabureau ‘Stelling van Amsterdam’ ondersteuningstaken ontwikkelen. • Noord-Brabant schakelt de KPC-groep in, een door de rijksoverheid gesubsidieerd adviescentrum voor het onderwijs. • Ambtelijke ondersteuning bij het aanvragen van sub­ sidies wordt in Overijssel aangeboden. • Groningen werkt met programma’s met concrete en exact geformuleerde outputdoelstellingen in de regio­ nale cultuurplannen op het terrein van de amateurkunst en de cultuureducatie. • Utrecht heeft een trefpunt theatermakers & school, waar men een mobiel atelier ontwikkelt en uitzet op scholen voor voortgezet onderwijs. • Zeker een aanvulling op het gebied van de ondersteuning zijn de gericht ontwikkelde websites. Het opvallendst in dit kader is de door de provincie NoordBrabant in nauwe samenwerking met de gemeenten ontwikkelde marktplaats cultuureducatie, een loket, waar vraag en aanbod bij elkaar komen. Mogelijk is het gebruik van digitale netwerken wel een van de belangrijkste ontwikkelingen in de ondersteuning, zie ook wat er gebeurt bij de bibliotheken, archieven. 91 Culturele ondersteuningsstructuur uitgaven provincies (2005) Totaal ondersteuningsstructuur Bedragen per provincie per sector per inwoner in euro’s Bedragen per provincie per inwoner in euro’s 92 93 Totaal ondersteuningsstructuur Per sector in percentages Beeldende kunst, vormgeving en bouwkunst Podiumkunsten Dans, muziek/muziektheater, theater Bibliotheken/media Bibliotheken, film, letteren Amateurkunst en cultuureducatie Cultureel erfgoed Archieven, monumenten/ archeologie, musea, regionale geschiedenis Bekendheid bij de gemeenten? 94 Kennen de gemeenten hun provinciale ondersteuningsinstituten en maken zij daar ook gebruik van? We hebben deze vraag aan de gemeenten gesteld zonder de namen van de instellingen voor te leggen. Het algemene beeld is opvallend: goed kennen de gemeenten in alle provincies de ondersteunende instelling op het terrein van de cultuureducatie. Voor het overige is de bekendheid met de ondersteunende instellingen beperkt. Wij maken daarbij de kanttekening dat gemeenten de zeker bij hen bekende provinciale bibliotheekcentrale kennelijk vaak niet als een ondersteunende instelling zien. Wij vermoeden ook dat een aantal gemeenten niet aan de erfgoedinstellingen gedacht heeft. Opvallend is dat gemeenten de gebundelde instellingen beter weten te vinden dan de kleinere op een beperkte discipline of sector gerichte instellingen. De grote instellingen Kunst en Cultuur Gelderland en Noord-Holland scoren vooral hoog bij hun gemeenten doordat zij een actieve rol spelen in de in beide provincies ontwikkelde programma’s ter versterking van de samenwerking met de gemeenten. Groningen (25 gemeenten, 14 respondenten) Het overgrote deel van de respondenten kent en gebruikt de diensten van Kunststation C (de ondersteuningsinstelling op het gebied van de cultuureducatie). Daarnaast worden het Museumhuis, het Huis voor de Groninger Cultuur en De Prins van Groningen (amateurkunst) meermaals genoemd. Fryslân (31 gemeenten, 26 respondenten) Tien van de zesentwintig Friese gemeenten die de enquête invulden kennen de provinciale ondersteuningsinstituten voor kunst en cultuur niet. Alle andere kennen en werken met Keunstwurk, zonder uitzondering op het terrein van de cultuureducatie, maar ook gebruiken een aantal gemeenten de afdeling Beeldende Kunst van Keunstwurk. Een paar gemeenten zegt samen te werken met De Museumfederatie. Drenthe (12 gemeenten, 11 respondenten) De Drentse gemeenten kennen hun provinciale ondersteuningsinstituten goed. Alle gemeenten geven aan gebruik te maken van Kunst en Cultuur Drenthe, Ook van Drents Plateau, Drentse Taol, het Centrum Beeldende Kunst en de Bibliotheekcentrale worden door een behoorlijk aantal (25-50%) gemeenten diensten afgenomen. Overijssel (25 gemeenten, 21 respondenten) Kunst en Cultuur Overijssel (KCO) is een instelling met een brede taakstelling. Bijna 90% van de responderende gemeenten zegt KCO te kennen en de meeste gemeenten zeggen ook dat ze van de diensten van KCO gebruik maken. Opvallend is dat men in de voorbeelden niet alleen refereert aan activiteiten op het terrein van de cultuureducatie, maar een verscheidenheid aan vormen van ondersteuning noemt. Gelderland (56 gemeenten, 49 respondenten) Ongeveer 80% van de gemeenten kent EDU-ART, de provinciale instelling op gebied van cultuureducatie. Een aantal gemeenten geeft daarbij aan geen gebruik van EDU-ART te maken. De stichting Kunst en Cultuur Gelderland wordt door ruim 60% gekend en ook gebruikt, waarbij opvalt dat veel gemeenten expliciet het gebiedsgerichte cultuurbeleid noemen. CBK Gelderland haalt een score van 40%, de stichting Cultureel Erfgoed en Biblioservice komen tot de helft daarvan. Flevoland (6 gemeenten, 6 respondenten) Bijna alle gemeenten maken gebruik van de steunfunctie cultuureducatie. De ondersteuning door de instellingen op het gebied van amateurkunst, beeldende kunst, cultuurhistorie en bibliotheekwerk wordt in beperkte mate genoemd. Utrecht (29 gemeenten, 14 respondenten) Van het relatief lage aantal responderende gemeenten in de provincie Utrecht is ruim de helft bekend met Kunst Centraal, het instituut voor cultuureducatie. Verder is er enige bekendheid met het Erfgoedhuis, maar de nieuwe organisatie voor de amateurkunst Zimihc en het Centrum Beeldende Kunst zijn bij de gemeenten bijna niet bekend. Noord-Holland (60 gemeenten, exclusief Amsterdam, 37 respondenten) In Noord-Holland is niet de steunfunctie kunsteducatie de meest genoemde ondersteuningsinstelling, maar Kunst en Cultuur Noord-Holland (53%). Men noemt KCNH opvallend vaak in verband met het door de provincie opgezette culturele netwerk van gemeenten. De steunfunctie kunsteducatie wordt genoemd door 40% en relatief hoog scoort het Museaal en Historisch Perspectief (30%). Zuid-Holland (75 gemeenten exclusief Den Haag en Rotterdam, 40 respondenten) Een kleine 70% van de responderende gemeenten kent het Kunstgebouw en maakt daar ook gebruik van. Ruim 40% kent en gebruikt het Erfgoedhuis Zuid-Holland. Ook dat is relatief een hoge score, als we kijken naar vergelijkbare organisaties in veel andere provincies. Meer dan in de meeste andere provincies noemen relatief veel gemeenten hier ook Probiblio, de provin­ ciale bibliotheekorganisatie. Ook regelmatig genoemd is P.J. Partners, het ZuidHollandse expertisecentrum voor het jeugdbeleid, dat ook een cultuurtaak heeft. Zeeland (13 gemeenten, 12 respondenten) Scoop, het Zeeuwse instituut voor Sociale en Culturele Ontwikkeling en de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) strijden om de hoogste naamsbekendheid bij de gemeenten. Ze winnen beide. Scoop is bij tien responderende gemeenten, SCEZ bij negen gemeenten bekend. Noord-Brabant (68 gemeenten, 50 respondenten) In Noord-Brabant zijn veel steunfunctie-instellingen, maar geen van hen is bij de helft van de respondenten bekend, zelfs niet de instelling voor cultuureducatie BISK (43%), het terrein waarop in andere provincies een hoge graad van bekendheid bestaat. Relatief hoog scoort de NBKS met 30% en ook Cubiss, de bibliotheekorganisatie scoort in Brabant hoger dan elders (25%). De bekendheid van het Centrum voor Amateurkunst (18%) en de instellingen voor erfgoed en muziek is bij de gemeenten erg laag. Wel noemen gemeenten meermalen het PON (instituut voor advies, onderzoek en ontwikkeling in Noord-Brabant), maar die instelling is door de provincie niet als steunfunctieorganisatie aangemerkt. Limburg (40 gemeenten, 23 respondenten) De provincie heeft een zeer beperkt aantal steunfunctie-instellingen. Twee derde van de responderende gemeenten kennen het Huis voor de Kunsten en de meeste maken er ook gebruik van. Verder noemt men het Bibliotheekhuis en het Steunpunt Archeologie en Monumentenzorg, maar met mate. Limburg heeft in tegenstelling tot de andere provincies geen groot instituut voor de ondersteuning van de cultuureducatie. Dat maakt de totaalscore wat minder dan elders. 95 Cultureel erfgoed, cultuurhistorie 96 Archieven, musea, regionale geschiedenis monumentenzorg, archeologie, culturele landschappen het behoort allemaal tot het domein van het cultureel erfgoed. Bij dit thema gaan we echter uitsluitend in op cultuurhistorie: monumentenzorg, archeologie, culturele landschappen. Het terrein kortom van het plaatsgebonden erfgoed. Een sector die de laatste jaren sterk in beweging is, de aandacht in het beleid verlegt zich van behoud naar ontwikkeling, van objectgericht naar gebiedsgericht, van sectoraal cultuurhistorisch belang naar integraal cultuurhistorisch belang Wij schetsen het wettelijke kader, kijken daarbij naar de taken en rollen van de verschillende overheidslagen. We geven een beeld van het ijkjaar 2005: hoe verhouden de financiële inspanningen van de provincies zich ten opzichte van die van het Rijk. Vervolgens nemen we het provinciale beleid onder de loep. Welke instrumenten gebruiken de provincies, om cultuurhistorische waarden inzichtelijk te maken, in stand te houden en te verankeren in andere beleidsterreinen. Nog één opmerking vooraf: we wijden ook in dit hoofdstuk veel woorden aan de overheid, maar niet zonder de belangrijke rol aan te stippen die juist bij dit beleidsterrein vervuld wordt door het particulier initiatief. Voor een groot deel ligt de verantwoordelijkheid voor het behoud van cultureel erfgoed immers bij de eigenaren. De overheid zorgt voor wet- en regelgeving, en voor financiële en beheersmatige ondersteuning, om het erfgoed, voor zover het niet in het bezit is van de overheid zelf, te behoeden voor verval of, erger nog, vernietiging. Ook de inzet van de vele vrijwilligers die juist op het terrein van cultuurhistorie actief zijn, willen we niet onvermeld laten. Wettelijk kader, Rijk – provincies – gemeenten De Monumentenwet 1988 regelt hoe monumenten aangewezen kunnen worden als beschermd (Rijks) monument en welke voorschriften gelden met betrekking tot het “wijzigen, verstoren, afbreken of verplaatsen” van een beschermd monument. De wet heeft betrekking op gebouwen en objecten, maar ook op stads- en dorpsgezichten, op archeologische monumenten boven en onder water en op het uitvoeren van archeologisch onderzoek. Kort samengevat is de wettelijke taakverdeling tussen overheden in de monumentenzorg als volgt: Het Rijk wijst Rijksmonumenten aan, de provincies adviseren en de gemeenten zorgen voor instandhouding door het afgeven van vergunningen. Enkele aanpassingen in de Monumentenwet zijn van zeer recente datum. Het Besluit Rijkssubsidiëring instandhouding Monumenten (BRIM) beoogt het onderscheid tussen restauratie en onderhoud weg te nemen en voegt de ‘potten’ samen van het Besluit Rijkssubsidiëring restauratie monumenten en (Brrm) en het Besluit Rijkssubsidiëring onderhoud monumenten (Brom). Waar voorheen provincies en een aantal gemeenten de rol van budgethouder vervulden, en in die rol de rangorde in de urgentie van aanvragen bepaalden, zal nu sprake zijn van directe subsidieverlening voor woonhuisrestauraties aan de monumenteneigenaar via het revolving fund van het Nationaal Restauratiefonds (NRF) zonder tussenkomst van een andere overheid. De overige subsidies worden via de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) verstrekt. De Wet op archeologische monumentenzorg (Wamz) (op 19 december 2006 door de Eerste Kamer aange­ nomen) regelt de implementatie van het Verdrag van Valetta (Malta) van 1992. Het belangrijkste doel dat wordt nagestreefd is het archeologische erfgoed in de bodem te bewaren en beschermen. Vooronderzoek maakt duidelijk of er archeologische waarden in het geding zijn. Wanneer dat het geval is volgt een traject waarbij naar inpassing in de ruimtelijke orde wordt gekeken. Slechts als verstoring niet voorkomen kan worden, zijn opgravingen van waardevolle archeolo­ gische vondsten aan de orde. Het principe daarbij is dat de verstoorder betaalt. Vervolgens komen ook zaken als registratie en onderbrengen in depots aan de orde. Op het gebied van archeologie is de verdeling van de overheidstaken kort samengevat als volgt: gemeenten moeten in hun bestemmingsplannen rekening houden met archeologie. Provincies krijgen de taak om archeologische attentiegebieden aan te wijzen. Ze krijgen de taak om het archeologische belang mee te wegen bij het verlenen van ontgrondingenvergunningen en ze spelen een belangrijke rol bij het opnemen van de archeo­ logische waarden in de Milieu Effect Rapportage. Het Rijk schept voorwaarden voor een goede uitvoering van de Wamz, en staat bij ‘eigen’ projecten als de Betuweroute of de HSL-lijn pal voor de belangen van de archeologie. Bij het scheppen van voorwaarden, het verstrekken van subsidies en het voorzien in een kennis- en ondersteuningsstructuur speelt de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (recente fusie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek) een belangrijke rol. De dienst maakt deel uit van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en is belast met uitvoering en handhaving van de Monumentenwet. Daarnaast voert de RACM verschillende taken uit op het gebied van ontsluiting van informatie, kennisoverdracht, beleidsontwikkeling, onderzoek etc. Het Nationaal Restauratiefonds is partner bij het beheer van de financiën, onder meer door leningen te verstrekken uit het ‘Revolving Fund’. Het geld in dit fonds circuleert. De rente en aflossing uit de Restauratiefonds-hypotheken worden namelijk opnieuw uitgeleend voor extra restauraties. Op die manier is er sprake van ‘recycling’ van monumentengeld. Hiernaast wordt het fonds gevoed met de subsidie van het ministerie van OCW. De Stichting Erfgoed Neder­ land, waarin sinds januari 2007 de koepelorganisaties: Nationaal Contact Monumenten (NCM); Vereniging voor documentaire informatievoorziening en het archiefwezen (DIVA) en de Stichting voor de Nederlandse Archeologie (SNA) de krachten hebben gebundeld is een speler in de kennis- en ondersteuningsstructuur waar het Rijk in voorziet. De Erfgoedinspectie tenslotte houdt toezicht op naleving van wettelijke eisen en voorschiften. De overheden beperken zich niet tot hun wettelijke rollen en taken. De grote steden en veel gemeenten breiden hun zorg uit naar gemeentelijke monumenten. Een eigen bureau op het gebied van monumentenzorg- en archeologie, de welstands- en of monumentencommissie, de banden met de monumentenverenigingen, de stadsarcheologische dienst, subsidieverordeningen; het zijn allemaal elementen waar gemeenten in meer of mindere mate in voorzien. Ook de provincies nemen hun verantwoordelijkheid, we komen daar nog uitgebreid over te spreken. 97 Belvedere gebieden en nationale landschappen 98 Belvedere gebieden Nationale landschappen Begrensd Begrensde linie/stelling Nader te begrenzen Bron: www.belvedere.nu Cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting Het inzicht dat een ontwikkelingsgerichte omgang met de cultuurhistorische kwaliteiten meer kansen biedt dan het streven naar behoud alleen brengt, vindt zijn beslag in het beleid van alle overheidslagen. In een snel veranderend Nederland groeit de zorg om de kwaliteit van de stedelijke omgeving en het plattelandsgebied. Verbinding tussen ruimtelijk beleid en cultuurbeleid richt zich op een stevige inbreng van cultuurhistorie bij de ruimtelijke inrichting. Al in 1996 pleiten de provincies in de publicatie De provincie; partner in cultuurbeleid voor een gebiedsgerichte en integrale aanpak. Ze zijn bezig met het inzichtelijk maken van cultuurhistorische waarden en de aanzetten tot een volwaardige integratie van cultuurhistorie in de planvorming zijn zichtbaar. Het Rijk (een beleidsinitiatief van de ministeries van VROM, OCW, LNV en V&W) komt medio 1999 met een beleidsnota over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijk inrichting: de Nota Belvedere. De centrale doelstelling van het beleid is als volgt verwoord ‘de cultuurhistorische identiteit wordt sterker richtinggevend voor de inrichting van de ruimte, en het rijksbeleid zal daarvoor de goede voorwaarden scheppen’. Tegelijk met de nota is de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland uitgebracht. De bedoeling is dat Belvedere gestalte krijgt in het beleid en de uitvoeringspraktijk van vele betrokkenen. De ministeries zorgen voor ondersteuning in de vorm van een projectbureau en een subsidieregeling. Sinds 2000 hebben rond 300 projecten subsidie ontvangen. Het Actieprogramma Ruimte en Cultuur, 2005-2008 bundelt het architectuur- en het Belvederebeleid en streeft naar een meer complete en consistente inbreng vanuit het cultuurbeleid in het ruimtelijke beleid. Het Actieprogramma staat in het verlengde van de Nota Ruimte (2005) .De acties sluiten aan bij de uitvoeringsprogamma’s van zeven betrokken ministeries (OCW, LNV, EZ, VROM, Buitenlandse Zaken, Verkeer en Waterstaat, Defensie). In de nota ruimte zijn de vierendertig Belvedere gebieden (gedeeltelijk) opgegaan in twintig nationale landschappen. Het is aan de provincies om de Nationale Landschappen te begrenzen in de streekplannen en integrale uitvoeringsprogramma’s te ontwikkelen. Provincies werken kernkwaliteiten van nationale landschappen nader uit. De provincies krijgen in 2007 de volledige verantwoordelijkheid voor de inrichting van het platteland, ze hebben hun provinciale meerjarenprogramma’s plattelandsontwikkeling (pMJP’s) gereed en krijgen de beschikking over het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Binnen de pMJP’s is uiteraard aandacht voor cultuurhistorische waarden. Voor de inzet van culturele kwaliteiten voor stedelijke vernieuwing fourneert het ministerie van OCW middelen aan het beleidskader ISV2, prestatieveld ‘omgevingskwaliteit’. ISV staat voor Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing. Het komt rechtstreeks ten goede aan 30 gemeenten, de niet-rechtstreekse gemeenten kunnen via de provincies aanspraak maken op ISV-middelen. 99 Cultureel erfgoed uitgaven Rijk en provincies (2005) De inzet van de provincies nader verkend Allereerst geven we een beeld van de financiële inspanningen in 2005. We brengen zowel de uitgaven van het rijk als die van de provincies in kaart. Het gaat om middelen die op structurele basis beschikbaar zijn. Apparaatskosten brengen we niet in beeld om de eenvoudige reden dat die voor ons niet inzichtelijk zijn. Niet die van de provincies die met elkaar een respectabel aantal fte’s inzetten, maar ook niet die van OCW. Dat laatste betekent dat ook de kosten van de RACM (in 2005 nog de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek) niet zijn opgenomen. Als dienst maken zij immers deel uit van het ministerie. Bedragen per provincie in euro’s (Rijksuitgaven inclusief grote steden) Niet uit te splitsen per provincie Incidentele uitgaven Maar er is meer. De kaart toont alleen de uitgaven die een structureel karakter dragen. De incidentele middelen die voor dit beleidsterrein beschikbaar zijn in de beleidsperiode 2005-2008, zijn het vermelden waard. Bij de overgang van Brmm en Brom naar Brim is geconstateerd dat er nog van een grote restauratieachterstand sprake is. Op Prinsjesdag 2005 heeft het kabinet besloten tot een extra impuls voor de monumentenzorg uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) van € 97,5 miljoen. Deels ter voeding van het Revolving Fund van Nationaal Restauratie Fonds. Deels om restauratieachterstanden weg te werken. In december 2006 maakte de RACM de beschikkingen bekend waarmee € 32,9 miljoen werden verdeeld over 56 Rijksmonumenten in elf provincies. Het FES voorziet ook in extra middelen ten behoeve van de (overgangs-) ‘Regeling specifieke uitkeringen excessieve opgravingskosten’. Met ingang van 25 september 2006 kunnen gemeenten of provincies een beroep doen op die regeling wanneer de kosten voor archeologische opgravingen redelijkerwijs niet (geheel) ten laste kunnen komen van de betreffende gemeente of provincie. Voor 2006 komt 3 miljoen beschikbaar uit het Fonds voor 2007 7 miljoen. De gelden worden toegevoegd aan het reguliere budget van 1,25 miljoen op jaarbasis. Extra impulsen van de provincies Een informatierondje langs de provincies levert inzicht in vele miljoenen op die, naast de structurele middelen, incidenteel beschikbaar zijn voor de cultuurhistorie in de periode 2005-2008. Een inventarisatie: 100 101 Extra impulsen provincies (2005-2008) Provincie Overijssel Utrecht Bedrag Besteding € 300.000 € 4.000.000 Beheer en behoud molens € 3.000.000 Restauratie Kasteel Amerongen € 1.000.000 Steenfabriek Bosscherwaarden € 312.000 Noord-Holland Restauratie monumenten € 10.800.000 Archeologie: Romeinse route (Limes) Herontwikkeling Erfgoed (vb. € 728.000 in 2005 voor de restauratie van industrieel monument De Adelaar te Wormerveer € 1.200.000 € 827.000 Noord-Brabant Zeeland € 11.000.000 € 850.000 Behoud en beheer archeologie Restauratie van monumenten zoals kerken, molens, een sluis en boerderijen Extra budget voor instandhouding erfgoed Restauratie kwetsbare monumenten, bepalend voor het gezicht voor Zeeland (kerken, molens, boerderijen, sluis) Cultureel erfgoed Totaal € 33.289.000 Monumentenzorg, archeologie, culturele landschappen, uitgaven Rijk (2005) Provincie Brrm * Brom* eenjarig Brom* meerjarig Brhb* Brgr* Groningen € 2.928.311 € 364.112 € 392.166 Fryslân € 2.847.541 € 625.845 € 1.141.460 Drenthe € 1.633.116 € 175.570 € 147.790 Overijssel € 3.516.652 € 451.840 € 398.314 € 89.806 Gelderland € 4.998.841 € 919.499 € 737.192 € 202.807 € 9.643 € 810 € 3.782.597 € 568.757 € 590.860 € 11.336.531 € 682.361 € 1.199.040 Zuid-Holland (inclusief Rotterdam en Den Haag) € 5.459.597 € 954.670 € 1.327.422 € 108.803 Zeeland € 2.141.996 € 263.557 € 336.153 € 9.965 Noord-Brabant € 5.154.034 € 620.656 € 881.174 Limburg € 4.814.632 € 527.303 € 923.622 € 48.797 € 48.623.491 € 6.154.980 € 8.075.193 € 571.443 Flevoland Utrecht Noord-Holland (inclusief Amsterdam) Totaal € 111.265 Belvedere (via SfA) € 1.855.589 Steunpunten (via RDMZ) Totaal € 68.067 € 3.752.656 € 75.000 € 34.034 € 4.723.880 € 70.000 € 68.067 € 2.094.543 € 10.000 € 68.067 € 4.534.679 € 225.761 € 68.067 € 9.007.756 € 12.600 € 23.053 € 3.347.091 € 45.000 € 1.759.515 € 236.252 € 59.034 € 15.272.733 € 4.281.852 € 219.077 € 68.067 € 12.419.488 € 68.067 € 2.819.738 € 135.669 € 68.067 € 14.537.500 € 39.345 € 68.067 € 6.421.766 € 1.056.104 € 650.204 € 84.053.362 € 7.677.900 € 18.921.947 € 8.445.570 Niet uit te splitsen over de provincies zijn verder nog de volgende rijksmiddelen: het activiteitenbudget van het ROB van € 2.238.000; de instellingen met een landelijke taak die het *Opgave RCAM Rijk via de cultuurnota financiert voor een totaalbedrag van € 1.032.116; ISV-2 Cultuurimpuls via Cultuur en Ruimte (50% OCW en 50% VROM) van 8 miljoen; ILG-2 Cultuurimpuls via Cultuur en Ruimte (LNV). In totaal betreft het een bedrag van € 13.520.116. 102 103 Beleid en instrumenten Alle provincies hebben beleid ontwikkeld op het gebied van cultuurhistorie. • Groningen, Overijssel, Flevoland en Noord-Holland hebben hun beleid beschreven in hun algemene cultuurnota; • Fryslân heeft haar beleid vastgelegd in de aparte Nota Erfgoed, die uit twee delen bestaat: archeo­logie en cultuurhistorie, en monumentenzorg. • Het integrale projectplan cultuurhistorie van Drenthe is nog in de conceptfase; • De Gelderse nota draagt de titel ‘Steeds opnieuw schitteren. Belvoir 2, beleidsnota cultuurhistorie 20052008 (de identiteit van Gelderland in tien Gebieden)’; • Utrecht heeft haar beleid uit ‘Dat moet je breed zien, cultuurprogramma 2005-2005’ uitgewerkt in het meerjarenprogramma Cultuurhistorische Hoofdstructuur; • Zuid-Holland beschrijft in de ‘Voortgangsnotitie Culturele Planologie’ (2006) de stand van zaken met betrekking tot de culturele planologie uit haar ‘Cultuurplan 2005-2008: Identiteit en Inspiratie’; • Zeeland heeft onlangs de nota ‘Cultuurhistorie en Monumenten 2007-2012’ vastgesteld als uitvoeringsnota van de cultuurnota ‘Cultuur Continue’;. • Noord-Brabant werkte het beleid uit de cultuurnota ‘Weten, maken, beleven’ uit in de nota Monumenten 2004-2007: ‘van object naar project’; • De Limburgse ‘Nota Provinciaal Erfgoedbeleid’ is in 2006 uitgekomen Het beleid dat de provincies beschrijven kenmerkt zich in meer of mindere mate door een gebiedsgerichte aanpak en een integrale benaderingswijze. Zo is in de Gelderse beleidsnota’s heel mooi de ontwikkeling te zien van traditionele objectgerichte monumentenzorg naar een cultuurhistorisch beleid dat uitgaat van behoud door ontwikkeling, waarbij de historische stedenbouw, archeologie en het historische landschap de beleidsterreinen vormen (periode 2001-2004, Belvoir 1). Vervolgens is er de omslag naar een beleid dat kiest voor een gebiedsgerichte aanpak (Belvoir 2005-2008). De provincie is daarbij opgedeeld in tien gebieden die elk als het ware een eigen entiteit vertonen, met eigen specifieke cultuurhistorische waarden die typerend zijn voor die regio’s. Voor de uitvoering van de ambitieuze werkprogramma’s per gebied zoekt de provincie de samenwerking met gemeenten en andere betrokken organisaties. De provincie Overijssel geeft vorm aan een gebiedsgerichtprogramma voor het ‘streekeigen erf’ gericht op het bewaren dan wel reanimeren van voor de streek typerende boerenerven, bestaande uit gebouwen en beplanting, die van cultuurhistorische en landschappelijke waarde zijn. Zuid-Holland heeft zich in haar Cultuurplan ten doel gesteld, de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van gebieden te versterken door cultuur te betrekken bij planologie. Halverwege de beleidsperiode maakt de provincie een tussenbalans op. In de voortgangsnotitie Culturele Planologie beschrijft ze de stand van zaken, waarbij onder meer te lezen is dat de cultuurhistorische waarden (vastgelegd in de cultuurhistorische hoofdstructuur) als onderlegger fungeren voor ontwikkelingen in verstedelijkingsprojecten. Ook Utrecht investeert in cultuurhistorische gebiedsprojecten en zo zijn er meer voorbeelden, waarbij we de importantie van Belvedere niet onvermeld willen laten. De doorwerking van het benoemen van Belvederegebieden, en de uitvoering van Belvedereprojecten is een onderzoek op zich waard. De provincies hebben op basis van de Wet ruimtelijke ordening, en sinds kort ook op basis de Wet inrichting landelijk gebied, verantwoordelijkheden (gekregen) die mogelijkheden bieden om op de ingeslagen weg voort te gaan en het beleid uit te bouwen. Goede samenwerking van de beleidsterreinen cultuur, landschap, natuur, water, groen, ruimtelijke ordening binnen de provincies zijn daarbij een vereiste. In onze rondgang gaven alle provincies aan dat die lijnen er waren en steeds korter werden. Integraal werken met ruimtelijke ordening is eerder regel dan uitzondering. Cultuurhistorische waardenkaarten Type en beschikbaarheid cultuurhistorische waardenkaarten Provincie Soort kaart Hoe beschikbaar Groningen cultuurhistorische waardenkaart op aanvraag Fryslân cultuurhistorische kaart Fryslân (informatief)* www.fryslan.nl/chk Drenthe cultuurhistorische waardenkaart (informatief)* op aanvraag Overijssel cultuurhistorische atlas (informatief) www.overijssel.nl/cultuur/erfgoed Gelderland cultuurhistorische waardenkaart http://geodata2.prv.gelderland.nl/apps/chw/ Flevoland cultuurhistorische waardenkaart op aanvraag Utrecht cultuurhistorische atlas Utrecht www.provincie-utrecht.nl/chat Noord-Holland cultuurhistorische waardenkaart http://chw.noord-holland.nl Zuid-Holland cultuurhistorische hoofdstructuur http://chs.zuid-holland.nl Zeeland cultuurhistorische hoofdstructuur www.zeeland.nl/chs Noord-Brabant cultuurhistorische waardenkaart http://chw.brabant.nl Limburg cultuurhistorische waardenkaart www.limburg.nl/cultuurhistorie * Fryslân en Drenthe zijn bezig met de waardering 104 105 Cultuurhistorische waardenkaarten Het inventariseren, selecteren en waarderen van cultuurhistorische waarden is binnen de geschetste ontwikkelingsrichting van cruciaal belang. Integratie van de cultuurhistorie in de ruimtelijke planning is immers alleen dan mogelijk wanneer de waarden gekend zijn en verankerd worden in ruimtelijke ordeningsinstrumenten als streekplannen of provinciale omgevingsplannen. Toegankelijkheid voor andere partijen die verantwoordelijkheid dragen voor ontwikkelingen in de ruimte, niet in de laatste plaats de gemeenten, is daarbij uiteraard van belang. Het is wel zo effectief als de waarden al in het stadium van planvorming kunnen worden meegenomen. We hebben de provincies gevraagd naar de stand van zaken op het gebied van de cultuurhistorische waarden­ kaarten. Een overzicht laten we op de nevenstaande kaart zien. Cultuurhistorische waardenkaart Cultuurhistorische waardenkaart (informatief) Cultuurhistorische hoofdstructuur www Digitaal beschikbaar De cultuurhistorische waardenkaarten zijn vrijwel allemaal opgebouwd uit de lagen; archeologie, historische geografie, historische (steden) bouwkunde. Fryslân voegt daar aardkunde aan toe. De kaart van NoordBrabant is zeer uitgebreid en toont historische bouwkunst (MIP/Rijksmonumenten); historische stedenbouw; historische geografie (vlakken en lijnen); historisch groen (structuren/monumentale bomen); historische zichtrelaties (molenbiotopen, schootsvelden, eendenkooien, zichtrelaties); archeologische monumenten; indicatieve archeologische waarden. De kaart van Zuid-Holland geeft zaken weer op structuurniveau plus de individuele molens met hun biotopen. Ook de Zeeuwse kaart is een structuurkaart. 106 Overige instrumenten Vrijwel alle provincies zetten in op instandhouding van cultuurhistorische waarden door subsidies te verstrekken voor onderhoud en/of restauratie via subsidieregelingen. Zuid-Holland maakt daarbij een heel specifieke keuze door alleen in te zetten op molens. Negen provincies (Groningen, Friesland, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland, Noord-Brabant of Zeeland) kennen het instrument van het Cultuurfonds voor Monumenten. Vanuit de fondsen worden leningen verstrekt voor restauratie van gemeentelijke en provinciale monumenten. Voor de vulling van het fonds tekenen de provincies en het Prins Bernhard Cultuurfonds in samenwerking met het Nationaal Restauratiefonds. De provinciale monumentenwachten zijn in alle provincies actief. Het netwerk van Steunpunten dat de provincies samen met het Rijk financieren is over vrijwel het hele land uitgerold. In een enkele provincie is het Steunpunt Erfgoed nog in ontwikkeling, zoals in Flevoland waar het zijn huisvesting zal vinden in het Nieuw Land Erfgoedcentrum. Er zijn meer provincies waar het Steunpunt zich genesteld heeft te midden van ander organisaties op het gebied van erfgoed. In Groningen is Libau gevestigd, Drenthe kent het Drents Plateau; Overijssel Het Oversticht, Utrecht Het Erfgoedhuis. In Zuid-Holland is het Steunpunt opgenomen in het zeer veel omvattende Erfgoedhuis. Zeeland kent de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland waarbij het Steunpunt is aangehaakt. Noord-Brabant heeft het Steunpunt gevestigd in het Monumentenhuis. Waarmee meteen is aangegeven dat de instandhouding van organisaties op het gebied van cultuurhistorie ook tot het instrumentarium van de provincies behoort. In een aantal provincies zijn, dankzij de inspanningen van de provincie, naast deze grotere instellingen ook kleinere specialistische instellingen actief. Denk aan boerderijenstichtingen, molenstichtingen etc. Voor een overzicht verwijzen we naar de kaart waarop alle erfgoedinstellingen worden weergegeven De monumentenverordeningen en ontgrondingverordeningen zorgen voor de bescherming van het erfgoed . Ook opdrachtgeverschap dient genoemd te worden als instrument: bijvoorbeeld tot het verrichten van strategische verkenningen. Tenslotte: door de provincies zelden genoemd, maar toch hier te memoreren is de inbreng van de deskun­digheid van de provincie zelf. Een voorbeeld: het Natio­naal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie, is een inter­departementaal project waarbij de vijf betrokken departementen samenwerken met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke orga­ nisaties, eigenaren, private partijen en burgers. De provincies zijn vertegenwoordigd in ambtelijke werkgroepen en leveren projectleiders. Publieksbereik en educatie Het cultureel erfgoed moet niet onder een glazen stolp terecht moet komen, maar zichtbaar en toegankelijk zijn voor het publiek. Provincies dragen daar aan bij, door de archeologische depots open te stellen, en te communiceren en te informeren, bijvoorbeeld via brochures, boekwerken en publieksvriendelijke internet applicaties. De cultuurhistorische kaart van Utrecht is ook voor ‘niet deskundigen’ zeer interessant. Hij is in boek­vorm beschikbaar, maar ook zeer toegankelijk via de provinciale website. Groningen vertelt haar verhalen op www.hetverhaalvangroningen.nl, Limburg werkt aan de culturele biografie die eveneens via een website ontsloten zal worden. Fryslân verspreidt archeologische steunpunten over haar provincie, kleine permanente tentoonstellingen over een bepaald archeologisch thema met videopresentaties en publieksboeken. De steunpunten zijn ‘te gast’ bij andere organisaties, ze worden gerund door vrijwilligers. Ook Groningen kent een systeem van archeologische informatiepunten. De provincie zet veelal middelen in uit het Actieplan Cultuurbereik. Zo realiseerde Noord-Holland de tentoonstelling ‘Schatten onder je voeten’ en het boek ‘Het land van Hilde’ met dit geld. Opvallend is dat bijna alle provincies voor het maken van hun educatieprogramma’s voor de scholen de Erfgoedinstelling inschakelen en niet de algemene steunfunctie-instelling op het gebied van cultuureducatie. Voor de ontwikkeling van toeristische routes en activiteiten zien we samenwerkingsverbanden tussen de cultuurhistorie en economie in het bijzonder met de afdelingen recreatie en toerisme. Ontwikkelkansen voor erfgoed Erfgoed heeft de laatste decennia een stevig maatschappelijk draagvlak ontwikkeld. Mede doordat de provincies het voortouw hebben genomen zijn er grote vorderingen gemaakt met het integrale beleid, vooral in de directe relatie met Ruimtelijke Ordening en Landschapsbeheer. De provincies hebben meer dan welke overheid om overzicht te comboneren met het zicht op de details, juist daar waar het oog voor de regionale identiteit van wezenlijk belang is. Provincies die kiezen voor een actief beleid op gebied van toerisme hebben een sterke troef in handen met het erfgoed. Daar zorgt het al genoemde draagvlak voor en de groeiende inte­ resse voor historie van burgers met vrije tijd. Recent onderzoek heeft aangetoond dat het culturele erfgoed van waarde is voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Kansen voor integraal beleid liggen hier dus met eco­ nomie, de sector die veelal ook het toerismebeleid ontwikkelt. Anderzijds is het erfgoed een duidelijke bron voor een breder cultuureducatiebeleid dan voorheen. Dat is overigens al enige jaren duidelijk en op veel niveaus ook al gerealiseerd in programma’s erfgoed­ educatie (o.a. met inzetten van middelen van het Actieplan Cultuurbereik). 107 Cultuur en economie ‘Creative City’, creatieve industrie, cultuur & economie ‘een kansrijke combinatie’. Termen die gonzen, rondzingen, en opgeld doen en terecht zo laten diverse onderzoeken zien: cultuur (en creativiteit) zijn van belang voor de economie en andersom. Vormgeving, architectuur en dance dragen bijvoorbeeld direct bij aan de welvaart. En indirect trekt een bloeiend cultureel leven in een stad nieuwe bedrijven en organisaties aan. Maar zo blijkt ook uit de onderzoeken van een echte win-winsituatie is nog lang geen sprake. De cultuursector en het bedrijfsleven leven in gescheiden werelden. Dat zou anders moeten. 108 Rijk Het Rijk zet daar op in. De ministeries van OCW en EZ werken nauw samen in een programma dat ze eind 2005 hebben beschreven in ‘Ons Creatieve Vermogen, beleidsbrief Cultuur en Economie’. Het programma, waar ruim 15 miljoen euro voor wordt uitgetrokken, voorziet in de volgende elementen:. Een bureau voor versterking van het cultuurmecenaat, betere financiële condities voor creatieve bedrijven, verbetering van de randvoorwaarden voor het intellectueel eigendom. De creatieve exportpositie wordt versterkt en het cultureel ondernemerschap wordt een structureel onderdeel in het kunstvakonderwijs. De Creative Challenge Call, last but not least is een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren. Bedrijven uit de creatieve bedrijfstakken en andere delen van de Nederlandse economie konden projectvoorstellen indienen, waarbij zaken als kennisuitwisseling en samenwerking centraal staan. Op 9 november 2006 werd bekend gemaakt welke 39 van de 425 ingediende voorstellen in aanmerking kwamen voor subsidie (per project 67% van de kosten met een maximum van een ton). De projecten variëren van het op gang brengen van de kruisbestuiving tussen meubelfabrikanten, interieurbouwers, ontwerpers en architecten tot een netwerkproject voor creatieve boeren, van een innovatiemarathon voor informal investors tot het samenbrengen van de gameindustrie met de filmwereld. Leden van de Vereniging van Metalen ramen en de gevelbranche gaan in de slag met mensen uit de creatieve sector, artiesten en bands worden via het Noorderslagfestival in contact gebracht met bedrijven om iets aan merk- en marktpositionering te doen. Creatieve professionals worden als creatieve buddy gekoppeld aan mensen uit het bedrijfsleven. De kaart ‘Creative Challenge Call’ laat zien hoe de verdeling van de aangevraagde en gehonoreerde projecten over Nederland is. Provincies De verbinding tussen cultuur en economie is de provincies niet vreemd. Al vele jaren ligt die er op het gebied van cultuur en toerisme. Wie kent niet Gelderland Cultuurland, het project dat in de zomermaanden voorziet in allerlei culturele activiteiten die bij uitstek interessant zijn voor toeristen? Aan het Masterplan Cultuurtoerisme leveren de sectoren cultuurhistorie, cultuur en economie elk hun aandeel. Overijssel en Gelderland werken samen in het project Momentum waarbij op cultureel aanbod gerealiseerd wordt op bijzondere locaties. Ook Momentum is met name voor de toeristen bedoeld. Zeeland Nazomerfestival zorgt al jaren met interessant cultureel aanbod voor verlenging van het seizoen en ook Noord-Holland legt accenten bij de verbreding van het aanbod van toeristische recreatieve (culturele) voorzieningen, waarbij bijvoorbeeld De Stelling van Amsterdam een belangrijke rol speelt. In Zuid-Holland werken cultuur en economische zaken (toerisme en recreatie) samen in de uitvoering van een vierjarig beleidsplan: de Agenda Vrije Tijd. Ook Flevoland heeft, zij het in bescheiden mate, middelen beschikbaar op het snijvlak van cultuur en toerisme. Grote festivals of manifestaties die een behoorlijk aantal bezoekers trekken, genereren ook een economisch effect. Provincies besteden daar, naast de gelden uit de ‘cultuurpot’ ook nogal eens middelen aan vanuit economie/toerisme. Een inventarisatie van dergelijke evenementen, met minimaal een bezoekersaantal van 25.000 en een stevig budget ziet men op de kaart ‘Grootschalige evenementen’. Dat het beleidsthema cultuur & economie ook op andere fronten veel potentie heeft, is de provincies natuurlijk niet ontgaan. Overijssel heeft het Actieprogramma cultuur en economie 2006-2007 ingesteld, met als doel het vergroten van de werkgelegenheid in Overijssel door het stimuleren van de creatieve bedrijfstakken. Het budget van het aanjaagprogamma bedraagt één miljoen euro en is bestemd voor een aantal stedelijke projecten, drie expertmeetings en voor uitvoeringskosten. Ook Limburg heeft al beleid geformuleerd: de uitvoeringsnotitie ‘Crea­ tieve Industrie’ terwijl de plannen van Utrecht, Fryslân, en Noord-Brabant op dit momenten (begin 2007) in een vergevorderd stadium verkeren. Limburg zoekt het vooral in de bundeling en koppeling van initiatieven (‘crossovers’) en in de euregionale dimensie. We noemen twee voorbeelden: het project Q4 in Venlo ‘Van Broeinest naar Broedplaats’ heeft aangezichtsverbetering van de wijk ten doel door inzet van kunstenaars en ondernemers. Hiermee is een provinciale inzet van 2,5 miljoen euro gemoeid. In euregionaalverband (met o.a. Genk, Eupen en Alsdorp) wordt gewerkt aan de herontwikkeling van de ENCI-gebouwen van Peutz tot een multifunctionele locatie waarin onder andere het Gemeentelijk Centrum voor Beeldende Kunst, de Limburgse Federatie voor Amateurtoneel, ateliers en bedrijfsunits komen. In geld uitgedrukt bedraagt de provinciale inzet 950.000 euro. Utrecht bereidt een programma Cultuur en Economie voor, waarmee de provincie de creatieve kracht van de culturele sector wil inzetten voor economische bedrijvigheid, en creatief klimaat wil ontwikkelen in de Utrechtse regio. Door te investeren in projecten voor de creatieve klasse wil de provincie het vestigingsklimaat van de Utrechtse regio voor creatieve en innovatieve bedrijven versterken. Tevens wil ze de creativiteit en innovativiteit bij bedrijven bevorderen door de relatie tussen de culturele en de economische sectoren te versterken. De hoofdlijnen van het programma zijn: ‘Creatieve Hot Spots’ (stimuleren van broedplaatsen van creativiteit); ‘Welkom in Utrecht’ (versterken vestigingsklimaat voor creatieve klasse). Het Noord-Brabantse plan van aanpak Programma Cultuur & Economie bevat een beschrijving van bestaande initiatieven en activiteiten. Zeker in het stedelijke netwerk ‘BrabantStad’ is de creatieve bedrijvigheid groot. Het beschrijft de opzet voor een programma dat zich richt op het verbeteren van randvoorwaarden; het inzetten op creatieve industrie als basis en de verbindingen met de culturele sector en de economische sector; en het optimaliseren van de waardeketen van ontwikkeling tot distributie en verkoop. Met de projecten die worden voorgestaan, is vooralsnog een bedrag van 400.000 euro gemoeid. Een belangrijk project dat aanzetten vindt in het programma is de nominatie van Brabant­Stad als Culturele Hoofdstad van Europa 2018. Groningen heeft voor de cultuurperiode 2005-2008 ‘Creatieve Stad’ als één van de beleidsuitgangspunten gekozen. Het behelst het subsidiëren van culturele initiatieven die op het beleidsterrein actief zijn; en beleidsontwikkeling op het vlak van (creatief) ondernemerschap. In 2005 vond de manifestatie ‘Groningen Gist’ plaats in samenwerking met de stad Groningen. De provincie heeft culturele organisaties die een aanvraag indienden bij Creative Challenge Call gefaciliteerd. Noord-Holland is bezig met het oprichten van creatieve broedplaatsen in Amsterdam en stelt onder meer middelen beschikbaar (UNA gelden) voor hergebruik van industrieel erfgoed voor de creatieve industrie. Zeeland wil gaan onderzoeken of de stimulering van economische bedrijvigheid voor Zeeland kansen biedt. Drenthe is op het snijvlak van economie en cultuur bezig met de ontwikkeling van een kunstopleiding voor locatietheater. Met betrekking tot Gevangenisdorp Veenhuizen en Frederiksoord lopen twee projecten die de economische uitnutting van cultuurhistorie gepaard laten gaan aan behoud en ontsluiting. Gelderland vaart een heel eigen koers en blijft prioriteit geven aan de samenhang tussen cultuur en toerisme. Conclusie Provincies hebben goede ontwikkelingskansen voor een integraal beleid economie en cultuur. Waar die kansen precies liggen is afhankelijk van: • de geografische ligging en structuur van de provincie; • de aanwezigheid van kunstvakopleidingen; • de aanwezigheid van actieve creative city’s’; • de ambities van het provinciebestuur. Zo hebben provincies met grote mogelijkheden en ambities op het gebied van toerisme veel kansen. De provincies die de ambitie hebben bedrijven of inwoners aan te trekken, kunnen daarvoor hun kunst- en cultuurbeleid goed inzetten, maar dan wel in samenspraak met de gemeenten. 109 Grootschalige evenementen provincies Fryslân 01 Oerol € 90.000 02 Heeren van het Veen (opening Sportstad Heerenveen) € 100.000 03 Exposities Friese Musea € 400.000 04 Media Art festival (budget gemeente Leeuwarden € 312.000,–) € 20.000 05 Culturele opening Friesland Vaart € 300.000 06 Bevrijdingsfestival € 20.000 07 Harlingen visserij dagen culturele programmering € 150.000 08 Zonnebotenrace, culturele programmering € 150.000 Drenthe 09 Manifestatie Oranjekanaal (div. bijdragende partijen totaal budget € 133.125) € 20.000 10 Praagse Lente (div. bijdragende partijen totaal budget € 146.000) € 50.000 11 Pinksterblom festival Frederiksoord (div. bijdragende partijen totaal budget € 130.000) € 10.000 Overijssel 12 Enschede Muziekfestival € 90.000 13 Kunsten op Straat Overijssels Straatheaterfestival € 90.000 14 Stad als theater Zwolle € 100.000 Gelderland 15 Gelderse Muziekzomer € 130.000 16 Triënnale Landschapsarchitectuur € 75.000 17 Strawinsky-festival € 60.000 18 Mode Biënnale € 75.000 19 Gelderland Cultuurland € 233.000 20 Music Meeting € 66.000 Utrecht 21 Utrecht Manifest biënnale design en maatschappij, bijdrage provincie onder voorbehoud € 100.000 Noord-Holland 22 Karavaan (samen met 11 gemeenten) bijdrage provincie € 265.000 Zuid-Holland 23 Internationaal Film Festival Rotterdam € 120.000 Zeeland 24 Zeeland Nazomerfestival € 278.000 25 Film by the sea € 45.000 Noord-Brabant 26 Theaterfestival Boulevard € 65.000 27 Festival Mundial € 40.850 28 Festival Cement € 100.000 De bedragen zijn op jaarbasis. Sommige festivals keren jaarlijks terug bijvoorbeeld Zeeland Nazomer­ festival, andere eens in de paar jaar (biënnale en triënnale), weer andere zijn eenmalige evenementen. 110 111 Beeldende kunst, vormgeving en bouwkunst Podiumkunsten Dans, muziek/muziektheater, theater Bibliotheken/media Bibliotheken, film, letteren Amateurkunst en cultuureducatie Cultureel erfgoed Archieven, monumenten/ archeologie, musea, regionale geschiedenis Bovensectoraal Creative Challenge Call 112 113 Aanvraag niet gehonoreerd Aanvraag gehonoreerd Colofon Copyright © maart 2007, Raijmakers & Hofmeester, adviseurs in cultuur Alle rechten voorbehouden ISBN- 978-90-802572-8-3 Dit is een uitgave van de gezamenlijke provincies De publicatie is op te vragen bij: Het Interprovinciaal Overleg (IPO) Postbus 16107 2500 BC Den Haag Telefoonnummer (070) 888 12 12 Faxnummer (070) 888 12 80 Of te downloaden via de website: www.ipo.nl Onderzoek & tekst Raijmakers & Hofmeester, adviseurs in cultuur Maarssen www.adviseursincultuur.nl Grafisch ontwerp en infographics Bloemendaal & Dekkers Amsterdam www.bloemendaalendekkers.nl Drukwerk Drukkerij Lecturis Eindhoven Bronnen De gegevens voor deze publicatie zijn voor een belangrijk deel verstrekt door de Fondsen, de Raad voor Cultuur, de EVD (Creative Challenge Call), het projectbureau Belvedere, de Rijksdienst voor Archeo­logie, Cultuurlandschap en Monu­ menten, de 12 provincies en door een groot aantal gemeenten. Daarnaast hebben we gebruik gemaakt van de volgende bronnen: Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 20062007 stuk 30800VIII; Cultuurnota 2005-2008 ‘Meer dan de Som’ (OCW); brief Staatssecretaris Medy van der Laan ‘Verschil maken’; advies commissie Alons ‘Naar een fonds voor muziek, dans en theater’; jaarverslagen van de Fondsen; Actieprogramma Ruimte en Cultuur; Actieplan Cultuurbereik, Geldstroom BKV, Cultuur & School en Regeling Versterking Cultuureducatie: www.cultuurbereik.nl www.cultuurplein.nl; Benz & Benz ‘Monitor provinciale uitgaven bibliotheekwerk 2003-2006; www.bibliotheekvernieuwing.nl; de beleidsnota’s cultuur en cultuurhistorie van de 12 provincies; Raijmakers & Hofmeester ‘De Provincies; Kiezen in Cultuurbeleid’ (2005); JJ advies ‘Kunst de voelsprieten van de samenleving’. Raijmakers & Hofmeester heeft gestreefd naar een zo nauwkeurig mogelijke weergave van de gegevens en kan niet aansprakelijk worden gesteld voor onjuiste gegevens.