De provincies: Kijk zo zit dat

advertisement
De provincies:
Kijk zo zit dat
De culturele infrastructuur
op regionale schaal in kaart gebracht
Carla van Deijck-Hofmeester – Willem-Jan Raijmakers – Eva van Deijck
De provincies: Kijk zo zit dat
De provincies:
Kijk zo zit dat
De culturele infrastructuur
op regionale schaal in kaart gebracht
Carla van Deijck-Hofmeester – Willem-Jan Raijmakers – Eva van Deijck
Inhoud
Groningen
Fryslân
Drenthe
Voorwoord
6
Inleiding
7
Rijk, geldstromen voor cultuur
8
Cultuurnota
Fondsen
Regelingen
De rijksgeldstromen bijeen genomen
9
12
18
24
Culturele instellingen
26
Provincies, uitgaven cultuur
40
Noord-Holland
Flevoland
Utrecht
Overijssel
Gelderland
Zuid-Holland
Noord-Brabant
Zeeland
Limburg
Eenmalige investeringen provincies
44
Particuliere instellingen
46
Provincies en gemeenten, regionaal cultuurbeleid
48
Groningen
Fryslân
Drenthe
Overijssel
Gelderland
Flevoland
Utrecht
Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
De culturele ondersteuningsstructuur
Bekendheid bij de gemeenten?
Cultureel erfgoed, cultuurhistorie
Cultuur en economie
50
53
56
59
62
65
68
71
74
77
80
83
86
92
94
106
Voorwoord
Inleiding
In 2005 toonden de provincies in de IPO-publicatie ‘De
provincies. Kiezen in cultuurbeleid’ de rijkdom van hun
kunst- en cultuurbeleid. Binnen deze diversiteit hebben
alle provincies een herkenbaar profiel als makelaar,
verbinder, aanjager en vernieuwer. Vanuit deze positie
formuleerden de provincies een aantal gezamenlijke
speerpunten, die samen de IPO-agenda Cultuur vormen.
Het tweede deel gaat dieper in op vier andere speerpunten van de IPO-agenda Cultuur:
• regionaal cultuurbeleid en samenwerking met
gemeenten,
• de ondersteuningsstructuur voor kunst en cultuur,
• cultureel erfgoed,
• cultuur en economie.
Eén van de speerpunten op deze agenda is het belang
van de regionale culturele infrastructuur. Met de Staten­
verkiezingen en nieuwe afspraken over cultuurconvenanten in het vooruitzicht vroegen de gezamenlijke
provincies Raijmakers & Hofmeester om het verzorgings­
niveau voor kunst en cultuur op regionale schaal in kaart
te brengen. Het resultaat treft u aan in deze publicatie.
De uitkomst van het onderzoek biedt interessante aanknopingspunten voor iedereen die zich bezighoudt met
kunst- en cultuurbeleid.
Ze bestaat uit twee delen. Het eerste deel laat aan de
hand van kaarten en tabellen zien waar de geldstromen
van het rijk en provincies voor kunst en cultuur terecht
komen en hoe culturele instellingen geografisch zijn
gespreid over Nederland.
Deze publicatie is tot stand gekomen met medewerking
van de rijksfondsen, de Raad voor Cultuur, gemeenten,
de Economische Voorlichtingsdienst, het Projectbureau
Belvedère en de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten.
Den Haag, 22 februari 2007
De vraagstelling
Het kan nuttig zijn om vanuit een andere hoek naar
feiten te kijken dan men gewend is. Wij vroegen ons
dat af toen de twaalf provincies via het Interprovinciaal
Overleg (IPO) ons de opdracht gaven de infrastructuur
voor kunst en cultuur op regionale schaal in kaart te
brengen:
• Hoe is het met de spreiding van culturele instellingen
over het land?
• Welke instrumenten zijn er voor Rijk en provincies
beschikbaar om in samenwerking met gemeenten
een krachtig regionaal beleid te voeren?
• Hoe verhouden de ondersteuningsinstellingen
op niveau van Rijk en provincie zich tot elkaar?
• Waar liggen de mogelijkheden voor een effectief
en efficiënt (integraal) erfgoedbeleid?
• Waar liggen mogelijkheden voor een effectief
integraal beleid voor cultuur en economie?
Wij hebben het rijksbeleid onderzocht op grond van
de beschikbare documenten en op informatie, die wij
kregen van de Raad voor Cultuur, de fondsen en uitvoerders van regelingen. De provincies hebben elk een
uitgebreide vragenlijst ingevuld en met hen hebben
we ook een uitvoerig gesprek gevoerd. De gemeenten
hebben wij een zo kort mogelijke vragenlijst gestuurd,
gericht op bovengenoemde onderwerpen. Daarbij stond
vast dat we geen volledig beeld van het gemeentelijke
cultuurbeleid zouden krijgen, maar dat was uitdrukkelijk
ook niet de bedoeling. Bijna 70% van de gemeenten
hebben de vragenlijsten ingevuld, sommige uitvoering,
andere summier. Dat is een hoog percentage.
De resultaten
De resultaten zijn op de meeste fronten opvallend.
Wij gaan daar in de diverse hoofdstukken nader op in
maar noemen hier vast enkele van onze conclusies:
1 Het rijksbeleid is vooral gericht op kwaliteit en slechts
in beperkte mate op participatie. De geldstroom van het
Rijk komt grotendeels terecht in Amsterdam. De andere
grote steden blijven daarbij achter en dat laatste geldt in
nog sterkere mate voor de provincies. Dat gaat ook op
voor de spreiding van de culturele instellingen met rijkssubsidie.
2 Het rijksbeleid legt in de cultuurnota een zwaar
accent op de podiumkunsten.
3 Het Actieplan Cultuurbereik (ook een initiatief van het
Rijk) is een uitstekend instrument voor Rijk en provincies
om in samenwerking met gemeenten een krachtig regionaal beleid te voeren.
4 Er vindt geen afstemming plaats tussen Rijk en
provincies op het gebied van de ondersteuningsinstellingen, ook niet in die sectoren waar de provincies op
dat punt een veel zwaardere inspanning leveren dan
het Rijk.
5 Provincies hebben door hun verantwoordelijkheden
op het gebied van ruimtelijke ordening en de inrichting
van het landelijke gebied goede mogelijkheden om te
komen tot een effectief en efficiënt integraal erfgoed­
beleid. Provincies stimuleren ruimtelijke kwaliteit door
het verbinden van cultuurbeleid en ruimtelijk beleid en
de uitvoering daarvan.
6 De mogelijkheden voor een effectief integraal
beleid op gebied van cultuur en economie voor Rijk
en provincies zijn divers en afhankelijk van de identiteit
van een regio.
Dit is een greep uit de resultaten van het onderzoek.
Het is dus de moeite waard om het cultuurbeleid eens
vanuit een andere gezichtshoek te bekijken. De vele
kaarten en grafieken in dit boek versterken die con­
clusie. Wij hopen dat de lezer ons daarin zal volgen.
Carla van Deijck-Hofmeester
Willem-Jan Raijmakers
Eva van Deijck
Rijk, geldstromen
voor cultuur
10
Twee geldstromen
Dit eerste deel is bedoeld om inzicht te geven in de
omvang, de aard en de diversiteit van de geldstromen
die borg staan voor het behoud en de ontwikkeling van
onze culturele infrastructuur en voor een brede schakering van culturele activiteiten. Globaal kan men stellen
dat er twee belangrijke bronnen zijn waaruit de cultuur
kan putten.
Ten eerste is dat de burger zelf, in zijn hoedanigheid
van klant of gebruiker levert hij een financiële bijdrage
aan onze culturele infrastructuur. Dat doen ook de galeries, de particuliere balletscholen, de vrije producenten
van theater en concerten, bedrijven die een culturele
instelling sponsoren of de maecenas die een museum
inricht of een fonds in het leven roept. De bijdrage van
de burger is niet gering, zeker als we alle uren zouden
kapitaliseren die de vrijwilligers in de kleine musea, de
bibliotheken of de verenigingen van amateurkunst en
cultuurhistorie investeren.
De tweede belangrijke steunpilaar is de overheid.
Gemeenten, provincies en het Rijk dragen bij aan onze
culturele infrastructuur en het culturele leven. Algemeen
wordt aangenomen dat dertig procent van de overheidsbijdrage van de kant van het Rijk komt, dat de provincies ongeveer tien procent bijdragen en de gemeenten
zestig procent.
In dit onderzoek concentreren wij ons op de geldstromen van Rijk en provincies, hun onderlinge relaties en
op de vraag hoe de rijksgeldstromen over het land en
zijn inwoners zijn verdeeld. De geldstromen van de
gemeenten zijn niet aan de orde. Naast de geldstromen
laten we ook zien waar de instellingen gevestigd zijn
die door Rijk en/of provincies en de gemeenten worden
gesubsidieerd. Instellingen die alleen door gemeenten
worden gesubsidieerd komen in het kader van dit onderzoek niet aan bod. Verderop in deze publicatie komen
de gemeenten wel in beeld maar vanuit het perspectief
van specifieke thema’s.
Als regel hebben wij gebruik gemaakt van de cijfers
over 2005, het eerste jaar van de huidige cultuurnota.
Dus betreffen de cijfers het actuele beleid. De keuze
voor 2006 was niet mogelijk omdat de te raadplegen
jaarverslagen eind 2006 nog niet beschikbaar waren.
Een enkele keer hebben we gekozen voor cijfers van
de hele cultuurplanperiode 2005-2008, bijvoorbeeld als
het gaat om de incidentele investeringen van provincies.
Een meerjarenoverzicht heeft dan minder van een
momentopname en in tegenstelling tot de kleine verschillen tussen het eerste en tweede jaar van de cultuurplanperiode, zijn hier de verschillen per jaar wel groot
en geeft een overzicht over vier jaren een evenwichtiger
beeld.
Verdeling taken Rijk, provincies en gemeenten
Rijk, provincies hebben in het verleden afspraken
gemaakt over de taken van elk van de overheden op
het gebied van kunst en cultuur. Het Rijk zorgt voor
de productie van kunst, de gemeente voor de afname
en de provincie voor de spreiding. In een twintigtal
jaren is men soms bewust en soms onbewust van deze
koers afgeweken. Toch kun je nog altijd stellen, dat er
maar weinig accommodaties nog rechtop staan als de
gemeenten hun bijdrage stoppen. De productie van
kunst zou geminimaliseerd worden, zodra het Rijk zijn
handen daarvan aftrekt. De cultuurhistorie verliest haar
plaats in het integrale beleid ruimtelijke ordening en het
bibliotheekwezen en de cultuureducatie raken ontwricht
als de provincies hun cultuurbegroting schrappen. Op
onderdelen maken overheden nog wel afspraken over
een taakverdeling (het vernieuwde bibliotheekbeleid).
Ook wijst de wetgever taken toe (zoals bij de monumentenzorg, archeologie, archieven).
Rijksgeldstromen cultuur
Momenteel bedraagt het rijksbudget 876 miljoen, in
het jaar 2005 was dat 886 miljoen. Dit budget komt op
vijf verschillende manieren in de cultuursector terecht:
1 Via de cultuurnota,
2 Via de publieke cultuurfondsen;
3 Via structurele en incidentele regelingen;
4 Via eenmalige impulsen;
5 Via de kosten van de ambtelijke organisatie (waar­toe bijvoorbeeld ook de Rijksdienst voor Archeologie
Cultuurlandschap en Monumentenzorg behoort).
Omdat ons onderzoek naar de rijksmiddelen zich niet
uitstrekte tot de mediabegroting van het Rijk, en we een
verantwoorde vergelijking wilden maken, laten we in dit
onderzoek ook de middelen die de provincies aan regionale omroep besteden buiten beschouwing. De specifieke op cultuur gerichte fondsgelden van het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties
vallen wel binnen dit onderzoek.
Cultuurnota
Culturele instellingen kunnen via de cultuurnotaprocedure aanspraak maken op een vierjarige subsidie van
het Rijk. De Uitgangspuntenbrief Cultuur van juli 2003
markeerde het begin van de cultuurnotaprocedure
2005-2008. In tegenstelling tot de twee vorige uitgangspuntenbrieven cultuur geeft deze brief niet aan wat de
uitgangspunten zijn voor het beleid van de volgende
periode. Om de regels en bureaucratie terug te dringen
en de eigen verantwoordelijkheid van de instellingen
te vergroten, beperkte staatssecretaris Van der Laan
haar uitgangspuntenbrief tot een beschrijving van de
procedure, de criteria, de subsidievoorwaarden en
verantwoordingsregels van de cultuurnotaprocedure
2005-2008. De contouren van het nieuwe cultuurbeleid
legde Van der Laan vast in een aparte beleidsbrief
cultuur ‘Meer dan de Som’, die in het najaar van 2003
verscheen. Op basis van de criteria uit de Uitgangspuntenbrief Cultuur dienden 843 instellingen een aanvraag
in voor een bedrag van circa 660 miljoen. Van der Laan
vroeg aan de Raad van Cultuur om bij het beoordelen
van de inzendingen naast het gebruikelijke criterium van
kwaliteit aandacht te besteden aan de volgende punten:
• Bijdrage aan het bereiken van nieuwe publieks­
groepen;
• Bijdrage aan culturele diversiteit;
• Bijdrage aan stedelijke en regionale dynamiek.
Op basis van de door de Raad uitgebrachte kwaliteitsoordelen in het ‘Cultuurnota-advies 2005-2008, Spiegel
van de cultuur’ en de aanvulling daarop, zijn door het
kabinet de uiteindelijke subisidiebeslissingen genomen.
Vanuit de cultuurnota ontvangen ruim 450 instellingen
(exclusief 7 fondsen) een vierjarige subsidie voor een
totaal bedrag van 365 miljoen per jaar.
Convenanten
De staatssecretaris beslist niet alleen over alles. Er
is overleg met de drie grote steden en de provincies,
verdeeld over vijf landsdelen en de grotere steden in
dat landsdeel gezamenlijk. Zij geven aan wat hun prioriteiten voor de komende periode zijn. Een substantieel
deel van de toewijzingen komt tot stand via convenanten
tussen het rijk en de steden of de genoemde groepen
provincies en steden. In een convenant is geregeld in
hoeverre het Rijk een voor vier jaar geldende structurele
bijdrage zal gaan leveren en welk aandeel van één of
meer provincies en of steden komt. De convenantsafspraken zijn voor het rijksdeel opgenomen in de cultuurnota.
De kaart
In de kaart van de cultuurnota (en in de meeste daaropvolgende kaarten) hanteren wij een indeling in zes sectoren, globaal volgens de lijn die de Raad voor Cultuur
heeft aangehouden:
• Beeldende kunst, vormgeving en bouwkunst;
• Podiumkunsten;
• Bibliotheken/media (waaronder film, omroep
en letteren);
• Amateurkunst/cultuureducatie;
• Erfgoed (archieven, monumenten/archeologie,
musea en regionale geschiedenis);
• Bovensectoraal.
De kaart toont de inspanningen van het Rijk per sector
en per provincie. Maatstaf was de plaats van vestiging
van een instelling of in het geval van een festival, de
locatie van het festival. Apart tonen we de investeringen
van het Rijk in elk van de drie grote steden. Alle cijfers
zijn omgerekend per hoofd van de bevolking. De kaart
toont het eerste deel van een drieluik. We zullen na de
drie afzonderlijke delen getoond te hebben over de
hele linie enkele conclusies trekken. Significant voor dit
onderdeel is de zeer grote aandacht van het Rijk voor
de podiumkunsten (de grote gezelschappen kosten veel
geld, 48%) en het erfgoed (dat zijn vooral de rijksmusea,
35%), samen goed voor 80% van het totaal.
Rijksgeldstromen via cultuurnota per sector (2005)
Sector
BK/V/B
Uitgaven in kader van cultuurnota
Percentage
€ 24.757.689
7%
Podiumkunsten
€ 177.250.211
48%
Bibliotheken/media
€ 22.995.259
6%
€ 10.647.166
3%
€ 126.206.348
35%
€ 3.625.141
1%
€ 265.681.814
100%
AK/CE
Erfgoed
Bovensectoraal
Totaal
11
Rijksgeldstromen via cultuurnota (2005)
Totaal cultuurnota
Bedragen per provincie per sector per inwoner in euro’s
Bedragen per provincie per inwoner in euro’s
(Noord-Holland exclusief Amsterdam, Zuid-Holland exclusief Den-Haag en Rotterdam)
Amsterdam
215,79
Den Haag
67,55
Rotterdam
35,39
12
13
Totaal cultuurnota
Per provincie per inwoner in percentages
(afgerond op hele getallen)
Amsterdam
Den Haag
Beeldende kunst,
vormgeving en
bouwkunst
Podiumkunsten
Dans, muziek/muziektheater, theater
Bibliotheken/media
Bibliotheken, film,
letteren
Amateurkunst en
cultuureducatie
Cultureel erfgoed
Archieven, monumenten/
archeologie, musea,
regionale geschiedenis
Bovensectoraal
Rotterdam
Drenthe 0,1%
Flevoland 0,1%
Zeeland 0,3%
Fondsen
Fondsen hebben een geheel eigen positie binnen het
cultuurbestel. Het zijn de enige instellingen die namens
het Rijk subsidies kunnen verstrekken aan instellingen
en kunstenaars. Cultuurfondsen zijn door het Rijk opgericht om subsidiebeslissingen met een relatief simpel
karakter op een eenvoudige en efficiëntere wijze te kunnen afdoen. In 2005 waren de volgende cultuurfondsen
actief (volgens opgave OCW):
• Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten (FAPK)
• Fonds voor Podiumprogrammering en Marketing
(FPPM)
• De Mondriaanstichting
• Stimuleringsfonds voor Architectuur (SfA)
• Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en
Bouwkunst (Fonds BKVB)
• Het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (NLPVF)
• Fonds voor de Letteren (FvdL)
• Het Nederlands Fonds voor de Film (Filmfonds)
• Het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele
Omroepproducties (Stimuleringsfonds)
• Het Fonds voor de Scheppende Toonkunst
• Bedrijfsfonds voor de Pers
14
Verandering fondsenstructuur
De staatssecretaris heeft in het kader van een herijking
van de cultuurnota het voornemen om de fondsen vanaf
de komende cultuurnotaperiode ook de mogelijkheid te
geven vierjarige subsidies te verstrekken. In de praktijk
zal dit tot gevolg hebben dat een groot aantal kleine
initiatieven in de podiumkunsten niet langer deel zal
nemen aan de zware cultuurnotaprocedure, maar zich
zal wenden tot de podiumkunstfondsen. De financiële
middelen die daarmee gemoeid zijn zullen worden
overgeheveld naar de podiumkunstfondsen. Deze
taakuitbreiding van de podiumfondsen leidde tot de
vraag of de huidige taakverdeling en inrichting van de
drie podiumfondsen daartoe de meest geschikte is. De
commissie Alons kreeg opdracht te onderzoeken welke
fondsstructuur het beste bij de nieuwe situatie past en
bracht eind 2006 advies uit. Na te hebben onderzocht
of die structuur uit een fonds voor dans & theater en een
fonds voor muziek zou moeten bestaan, heeft de Commissie gekozen voor een overkoepelend fonds, Fonds
voor Muziek, Dans en Theater. In dat nieuwe fonds gaan
zowel het FAPK, het FPPM als het fonds voor Scheppende Toonkunst op.
Verspreiding middelen uit de cultuurfondsen
In 2005 komt er 95 miljoen euro uit de cultuurfondsen
(niet alle fondsen worden gevoed vanuit de cultuurnota,
het Stimuleringsfonds en het Bedrijfsfonds voor de
Pers worden gevuld uit de STER gelden voor televisie­
reclame). Waar gaan de middelen uit de publieke
cultuurfondsen naar toe? We kijken naar provinciale
spreiding van de middelen in 2005 van zeven van de
elf fondsen. Voor twee van deze fondsen (Filmfonds
en Stimuleringsfonds) betreft het niet het totaal van de
middelen maar alleen de subsidiestromen voortkomend
uit de regionale regeling. Hieronder volgt een korte
omschrijving van de fondsen.
Fonds voor Amateur en Podiumkunsten
Het Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten verstrekt subsidies aan professionals en amateurs op het
gebied van dans, muziek/muziektheater, theater, literatuur, audiovisuele kunst, beeldende kunst voor beurzen,
projecten, presentaties in het buitenland en internationale samenwerkingsprojecten. Het FAPK verstrekte in
2005 totaal voor 11,7 miljoen euro aan subsidie.
Fonds voor Podiumprogrammering en
Marketing
Het Fonds voor Podiumkunsten en Marketing verstrekt
subsidies aan podia, festivals en concoursen op het gebied van (semi) professionele podiumkunsten en marketing. Het FPPM ondersteunt de podia in hun contacten
met publiek, podiumkunstenaars en andere organisaties
en instellingen en stimuleert podia een lange termijn
beleid te ontwikkelen op het gebied van programmering
en marketing. Het FPPM verstrekte in 2005 totaal voor
4,9 miljoen euro aan subsidie. Een aantal provincies zet
middelen in via FPPM.
De Mondriaanstichting
De Mondriaan Stichting ondersteunt projecten op het
gebied van beeldende kunst en cultureel erfgoed in binnen- en buitenland met als doel de belangstelling voor
en vraag naar kunst en cultureel erfgoed te verdiepen
en vergroten. Het fonds verstrekt ook meer programmatische subsidies op het gebied van culturele diversiteit, internationalisering, eCultuur, cultuureducatie en
exper­tisebevordering. De Mondriaan Stichting verstrekte
totaal in 2005 voor 18,7 miljoen euro aan subsidie.
Stimuleringsfonds voor Architectuur
Het Stimuleringsfonds voor Architectuur verstrekt subsidies op het gebied van architectuur, stedenbouw,
landschapsarchitectuur, interieurarchitectuur en aanverwante disciplines. Het fonds verleent projectsubsidies
op basis van verschillende subsidieregelingen, zogenaamd de regeling projectsubsidies Architectuur, regeling projectsubsidies Belvedere en de HGIS-regeling
voor internationale projecten. Het SfA verstrekte totaal in
2005 voor 4,3 miljoen euro aan subsidie.
Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en
Bouwkunst
Het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en
Bouwkunst verstrekt subsidies aan individuele beeldend
kunstenaars, vormgevers, architecten en bemiddelaars.
De doelstelling van het Fonds BKVB is de bevordering
van de kwaliteit van de beeldende kunst, vormgeving en
bouwkunst in Nederland. Het BKVB verstrekte totaal in
2005 voor 12,2 miljoen euro aan subsidie.
Het Nederlandse Fonds voor de Film
Het Nederlandse Fonds voor de film ondersteunt filmmakers bij het ontwikkelen, realiseren en distribueren
van films. Het fonds is betrokken bij de totstandkoming
van lange speelfilms, documentaire films, experimentele
films, korte films, animatiefilms en bijzondere activiteiten
op het gebied van film. In 2005 verstrekte het fonds voor
19,0 miljoen euro aan subsidie, waarvan 319.433 euro
voor de regionaal georiënteerde regeling ‘Filmfestivals,
filmmanifestaties en filmtheater’.
Het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele
Omroepproducties
Het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties verstrekt subsidies voor de productie en/of
ontwikkeling van radio- en televisieprogramma’s en
programmamateriaal (eCultuur) ten behoeve van de
landelijke en publieke omroep. In 2005 verstrekte het
Stimuleringsfonds totaal voor 15,4 miljoen euro aan
subsidie waarvan 1 miljoen aan de regionale omroepen.
Het Stimuleringsfonds wordt niet gefinancierd vanuit de
cultuurnota, maar vanuit de reclame-inkomsten van de
Stichting Etherreclame (STER).
De overige fondsen
Het Fonds voor de Scheppende Toonkunst, het
Fonds voor de Letteren en het Nederlands Literair
Productie- en Vertalingenfonds (NLPVF) zijn fondsen
waarbij het niet van belang is op welke plaats in het land
de bijdrage wordt ontvangen. De invloed op de lokale
en regionale infrastructuur is te beperkt. Het Bedrijfsfonds voor de Pers heeft onze opdrachtgever buiten
het onderzoek gehouden. Alle bedragen die met deze
fondsen gemoeid zijn, hebben wij uiteraard wel mee­
geteld met de totale rijksgeldstroom.
Rijksgeldstromen, de fondsen (2005)
Cultuurfondsen
Totaal
BKVB
Podium
FAPK
€ 11.715.361
€ 10.710.105
FPPM
€ 4.876.375
€ 4.876.375
Mondriaan Stichting
SfA
BKVB
€ 18.739.975
€ 5.819.010
€ 4.284.117
€ 4.284.117
€ 12.152.567
€ 12.152.567
Bib/media
€ 12.920.965
€ 1.982.500
€ 1.982.500
FvdL
€ 4.754.678
€ 4.754.678
Filmfonds
€ 19.043.915
€ 19.043.915
Stimuleringsfonds
€ 15.369.116
€ 15.369.116
Pers
Totaal per sector
€ 1.746.372
€ 1.746.372
€ 474.275
€ 95.139.251
Erfgoed
€ 1.005.256
NLPVF*
Toonkunst*
AK/CE
€ 474.275
€ 22.255.694
€ 17.332.852
*Cijfer van begroting cultuurnota, geen cijfers in jaarverslag kunnen vinden/geen jaarverslag beschikbaar
€ 41.624.484
€ 1.005.256
€ 12.920.965
15
Rijksgeldstromen via fondsen (2005)
Totaal fondsen
Bedragen per provincie per fonds per inwoner in euro’s
Bedragen per provincie per inwoner in euro’s
16
17
Totaal fondsen
Per provincie per inwoner in percentages
(afgerond op hele getallen)
Fonds voor Beeldende
kunsten, Vormgeving
en Bouwkunst (BKVB)
Mondriaan Stichting
Fonds voor
Amateurkunst en
Podiumkunsten
(FAPK)
Stimuleringsfonds
voor Architectuur
(STA)
Fonds voor Podium­
programmering en
Marketing (FPPM)
Stimuleringsfonds
Nederlandse Culturele
Omroepproducties
Private fondsen, provinciale en gemeentelijke
fondsen
In dit kader spelen naast de overheidsfondsen (ook
provincies en gemeenten gebruiken fondsen als beleidsinstrument) de private fondsen een grote rol. Er zijn
er veel en samen geven zij jaarlijks een zeer hoog bedrag uit aan een diversiteit aan culturele activiteiten. Het
is goed om te bedenken dat het VSB-fonds in 2005 liefst
21 miljoen euro aan cultuur heeft uitgegeven. Ook het
Prins Bernhard Cultuurfonds vormt een belangrijke factor: ruim 17 miljoen euro investeert het fonds (landelijk
en regionaal) in de cultuur. De VandenEnde Foundation
investeerde in 2005 vijf miljoen. Deze fondsen vormen
een stevig fundament, maar er is meer, want er zijn vele
tientallen kleinere fondsen die samen ook een aanzienlijke bijdrage leveren aan ons culturele leven. Een kleurrijke bijdrage want elk fonds legt zijn eigen accenten en
hanteert uiteraard ook eigen criteria.
18
Ons onderzoek reikte niet zover om hier conclusies te
kunnen trekken, maar het belang van de private fondsen
is aantoonbaar groot. Het Rijk heeft de laatste jaren de
begrippen afstemming, doeltreffendheid en doelmatigheid hoog in het vaandel gedragen, maar heeft daarbij
in mindere mate de instellingen van de andere overheden en de private instellingen betrokken. Het is de
moeite waard dit bij de grote op handen zijnde veranderingen bij de fondsen wel te doen. Dat geldt ook voor de
belangrijke provinciale en lokale fondsen. Afstemming
lijkt gewenst en vanuit oogpunt van doeltreffendheid
en doelmatigheid is de vraag of bepaalde gelden beter
op centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen worden
toegewezen relevant.
De grote steden
De hoge totalen van de provincies Noord-Holland en
Zuid-Holland verdienen een kanttekening. Zeker in
Noord-Holland kan men stellen dat bijna alle middelen
uit de fondsen in Amsterdam terecht komen. Dat geldt
vooral voor fondsen op het gebied van de podiumkunsten en de beeldende kunst, maar opvallend genoeg
ook voor de amateurkunst. Het overige deel van de
provincie wordt op alle terreinen slechts mondjesmaat
bediend vanuit de fondsen. In Zuid-Holland speelt hetzelfde, zij het minder extreem met Rotterdam en Den
Haag.
Mondriaan: opvallende verschillen
De Mondriaanstichting heeft twee hoofdtakken, de ene
richt zich specifiek op de beeldende kunst en vormgeving, de andere op het cultureel erfgoed (vooral het
aspect musea). De verdeling over de regio is zeer verschillend. De fondsgelden voor beeldende kunst gaan
in belangrijke mate (ruim 40%) naar Noord-Holland
Subsidie Beeldende Kunst en Vormgeving
Mondriaanstichting
Subsidie Erfgoed
Mondriaanstichting
(Amsterdam), bij erfgoed gaat bijna twee derde van
de middelen naar Zuid-Holland.
Het feit dat in Amsterdam een opvallend hoog per­
centage van de BK-gelden terecht komt, hangt natuur­lijk samen met het grote aantal beeldend kunstenaars
dat daar gevestigd is. De verschillen zijn echter zo groot
dat voor een volledige verklaring nader onderzoek op
zijn plaats is. Dat geldt ook voor de toedeling aan ZuidHollandse erfgoedinstellingen in een ander segment van
het Mondriaanfonds.
Fondsen uitgaven Rijk per sector
(afgerond op hele getallen)
FAPK: Amateurkunst en professionele podium­
kunsten gescheiden
De professionele podiumkunsten en de amateurkunst
(zowel podiumkunsten als alle andere disciplines) zijn
beide ondergebracht bij het FAPK. Uiteraard ligt het
zwaartepunt bij de professionele podiumkunsten (het
bestede bedrag was in 2005 ruim tien keer het bedrag
dat naar de amateurkunst ging). Maar hoe was de verdeling over het land? Bij de professionele podiumkunsten gaat ruim 60% van de gelden naar Noord-Holland
(lees vooral Amsterdam). Dat is niet verrassend maar
dat Noord-Holland (ook weer Amsterdam) eveneens met
afstand het hoogste percentage van de gelden voor de
amateurkunstprojecten toegewezen heeft gekregen, is
moeilijk verklaarbaar.
19
Subsidie Amateurkunst
Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten
Subsidie Professionele Podiumkunsten
Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten
Grote verschillen tussen de sectoren.
Er zijn grote verschillen tussen de diverse sectoren. Nu
zijn ook niet alle sectoren en disciplines in gelijke mate
gebaat bij een geldstroom via fondsen. Het gaat om
incidentele bijdragen. De behoefte daaraan is bij de
bibliotheken minder dan bij de podiumkunsten en bij de
musea groter dan bij het archiefwezen. Maar daar waar
kunst geproduceerd of getoond wordt kunnen fondsen
een grote bijdrage leveren. Bovendien verschilt de omvang van de sectoren en daarmee waarschijnlijk ook de
vraag en de behoefte vanuit de sector, zowel kwantitatief als kwalitatief.
De verdeling van de gelden uit de rijksfondsen over
de sectoren levert een zeer wisselend beeld op.
We hebben daarvoor de BK-gelden en de erfgoedgelden van de Mondriaanstichting gescheiden en de subsidiegelden voor de amateurkunst en de podiumkunsten
bij het FAPK.
We hebben hier alle fondsen van het Rijk en de totale
uitgaven van de fondsen opgenomen. Interessant is dat
de sector media hier het hoogste scoort vooral omdat
Film en Culturele Omroepproducties beide tot deze sector behoren. Verder kan men spreken van een redelijke
mate van evenwicht. Duidelijk is dat de amateurkunst,
de cultuureducatie en de bibliotheken het niet van bijdragen uit de fondsen moeten hebben.
Regelingen
Naast de Cultuurnota en de fondsen vormen regelingen
een belangrijke derde poot voor de rijksuitgaven voor
kunst en cultuur. Deze regelingen zijn verschillend van
karakter en status. In dit hoofdstuk geven wij een korte
omschrijving per regeling. De kaart en de tabel geven
informatie over de bestemming van de financiën in
2005.
20
Monumentenzorg
Op grond van artikel 34 van de Monumentenwet 1988
verstrekt de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (de RACM) subsidies ten
behoeve van de instandhouding van beschermde
(rijks)monumenten. Momenteel bestaat er een overgangssituatie waarin subsidie wordt verstrekt via zowel
het sinds 1 februari 2006 gefaseerd in werking tredende
Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten
(Brim) als het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 (Brrm 1997), het Besluit rijkssubsidiëring
onderhoud monumenten (Brom) en het Besluit rijkssubsidiëring historische buitenplaatsen (Brhb). Ook
het Besluit rijkssubsidiëring grootschalige restauraties
(Brgr) was in 2005 nog van kracht. Op Prinsjesdag 2005
heeft het Rijk een kleine 100 miljoen euro extra voor het
wegwerken van de restauratieachterstand beschikbaar
gesteld. In totaal had het Rijk in 2005 169,5 miljoen beschikbaar voor monumentenzorg. Het RACM geeft aan
in 2005 aan alle regelingen monumentzorg samen 82,4
miljoen te hebben uitgegeven. Wij maken gebruik van
de gegevens van het RACM wat betreft de verspreiding
van de middelen monumentenzorg over de provincies.
Archeologie
Het Europese Verdrag van Valletta uit 1992 (het Verdrag
van Malta) regelt de bescherming van archeologisch
erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: de
veroorzaker betaalt. Ter implementatie van het Verdrag
is onlangs de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Gemeenten of provincies kunnen een specifieke uitkering verkrijgen voor de
bestrijding van de kosten van opgravingen, voor zover
die kosten niet redelijkerwijs volledig voor rekening dienen te komen van gemeente, provincie of degene die tot
opgraven is verplicht. De uitgaven van het Rijk voor het
Verdrag van Malta en subsidies archeologie bedroegen
in 2005 7,3 miljoen euro.
Archieven
Alle overheidsinstellingen zijn zelf verantwoordelijk
voor zorgvuldig beheer van hun eigen archieven. De
Archiefwet uit 1995 stelt eisen aan de inrichting van
archiveringssystemen en bewaarplaatsen, conservering,
openbaarheid en toegankelijkheid. Het beheer van historische rijksarchieven die door overheidsorganisaties
zijn overgebracht naar een rijksarchiefbewaarplaats, is
door de rijksoverheid deels op afstand geplaatst. In alle
provinciehoofdsteden, behalve in Zuid-Holland, zijn de
provinciale rijksarchiefdiensten met andere cultuurhistorische instellingen ondergebracht in een Regionaal
Historisch Centrum (RHC). In Zuid-Holland fungeert
het Nationaal Archief als provinciale rijksarchiefbewaarplaats. Dat beheert daarnaast de historisch-maatschappelijke waardevolle archieven van de centrale rijksoverheid die door bijvoorbeeld ministeries zijn overgebracht.
In 2005 gaf het Rijk 23,9 miljoen uit aan archieven waarvan een groot deel was bestemd voor de Regionaal
Historische Centra. Daarnaast besteedde het Rijk in
2005 15,5 miljoen aan het Nationaal Archief.
Bibliotheken
Het kabinet heeft structureel 26 miljoen euro aan extra
geld beschikbaar gesteld voor de vernieuwing van
openbare bibliotheken. Over de wijze waarop dat geld
wordt besteed, heeft het kabinet met provincies en gemeenten eind 2004 afspraken gemaakt. De belangrijkste maatregel is de opheffing van de scheiding tussen
de openbare bibliotheek en de blindenbibliotheek. In
2005 was het Rijksvoorzieningenplan Bibliotheekwerk
voor Blinden en Slechtzienden 2002-2004 (RVP) nog
van kracht, daaraan besteedde het Rijk 13,5 miljoen.
Met ingang van 1 januari 2007 voeren de openbare
bibliotheken de regie over de bibliotheekvoorziening
voor blinden en slechtzienden.
Voor de vernieuwing van openbare bibliotheken gaf
het rijk in 2005 8,8 miljoen uit. Het rapport ‘Monitor
provinciale uitgaven bibliotheekwerk 2003-2006’ van
Benz & Benz gaf ons zicht op de verspreiding van de
rijksmiddelen voor de bibliotheekvernieuwing over de
provincies.
Cultuurbereik
In het Actieplan Cultuurbereik 2001-2004 stond de doelstelling ‘cultuurbereik’ centraal. Het project werd samen
met 30 steden en de provincies uitgevoerd en bestond
uit drie verschillende geldstromen, namelijk Cultuurbereik, Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving en
Cultuur en School.
In de periode 2005-2008 zijn de geldstromen Cultuurbereik en Cultuur en School samengevoegd tot één
geldstroom, die de financiële basis vormt voor het Actieplan Cultuurbereik II (13,7 miljoen euro).
De doelstelling van het Actieplan Cultuurbereik 20052008 luidt als volgt: ‘het versterken van het cultureel
bewustzijn van burgers door het vergroten van zowel het
publieksbereik als de actieve participatie in kunst en cultuur’. Om dit doel te verwezenlijken werkt het ministerie
van OCW samen met de dertig grote gemeenten en alle
provincies. Kleinere gemeenten kunnen deelnemen via
de provincie. De deelnemende gemeenten en provincies hebben vierjarenprogramma’s ontwikkeld, waarin
zij aangeven hoe ze in hun eigen plaats of provincie de
deelname aan cultuur willen vergroten. De financiering
van het Actieplan Cultuurbereik berust op matching,
provincies ‘matchen’ het bedrag van het Rijk. In totaal
werd er door het Rijk 13,8 miljoen besteed aan het
Actieplan. De convenantafspraken geven ons zicht op
de verspreiding van de middelen over de provincies.
Cultuur en School
Meer onderwijs mèt en over cultuur, dat is het doel van
het project Cultuur en School van het Ministerie van
OCW. Om dit te stimuleren werkt het ministerie samen
met gemeenten en provincies, culturele instellingen en
onderwijs organisaties. Het Rijk concentreert zich op
voorzieningen voor scholen, docenten en leerlingen. De
vouchers (cultuurbonnen voor leerlingen) zijn hiervan de
belangrijkste. Ook kennisontwikkeling over cultuureducatie en de communicatie behoort tot haar verantwoordelijkheid. De gemeenten en provincies richten zich bij
Cultuur en School vooral op het tot stand brengen van
een continue en structurele samenwerking tussen culturele instellingen en scholen.
Het ministerie van OCW geeft door middel van de regeling ‘Versterking Cultuureducatie in het Primair Onderwijs’ een extra stimulans aan cultuureducatie in de periode van 2004 tot en met 2008, Scholen ontvangen euro
10,90 per leerling. In het schooljaar 2004/2005 hebben
712 scholen gebruik gemaakt van de subsidieregeling.
In het schooljaar 2005/2006 waren dat er 2178.
De twaalf provincies en 30 gemeenten die samenwerken in het Actieplan Cultuurbereik spelen een rol bij
het stimuleren en ondersteunen van scholen bij visievorming en netwerkvorming en zorgen voor voldoende
cultuureducatief aanbod. Daarvoor maken zij aanspraak
op een bedrag van 1 euro (2004 en 2005) en 1,5 euro
(2005-2007) per leerling in het primair onderwijs.
Geldstroom BKV
Met ingang van 2005 is de Geldstroom Beeldende
Kunst en Vormgeving (BKV) losgekoppeld van het
Actieplan Cultuurbereik. De afspraken die OCW, IPO
en VNG maakten over de inzet van de Geldstroom BKV
in de periode 2005-2008 zijn vastgelegd in een nieuw
beleidskader. In totaal is met de Geldstroom BKV een
bedrag van 16,7 miljoen euro gemoeid.
De Geldstroom BKV wordt ingezet ter versterking van
de sector beeldende kunst en vormgeving. Het accent
ligt hierbij op het faciliteren van collectieve voorzieningen
en investeringen voor de ontwikkeling van kunstenaars
en vormgevers. De steden Amsterdam, Rotterdam,
Den Haag, Utrecht, Eindhoven, Maastricht, Arnhem,
Enschede en Groningen, Tilburg, Den Bosch, Breda,
Leeuwarden en Zwolle en de provincies zijn de rechtstreekse partners van het Rijk bij de Geldstroom BKV.
Actieprogramma Ruimte en Cultuur
Het Actieprogramma Ruimte en Cultuur bundelt het
architectuur- en het Belvederebeleid voor de periode
2005-2008. Zeven departementen (OCW, VROM, LNV,
V&W, BuZa, EZ en Defensie) werken samen om de culturele ambities in het ruimtelijke beleid te versterken. Met
de acties uit het Actieprogramma Ruimte en Cultuur wil
het Rijk anderen verleiden om tot een hogere architectonische en cultuurhistorische kwaliteit van stedelijke en
landelijke gebieden te komen. De uitvoering en doorwerking van het architectuur- en Belvedèrebeleid krijgt
vorm in een aantal gerichte acties. Het gaat onder meer
om voorbeeldprojecten (bijvoorbeeld het Nieuwe Rijksmuseum Amsterdam, Routeontwerp van snelwegen,
Overdracht defensieterreinen), wettelijk kader (bijvoorbeeld beschermde stads- en dorpsgezicht) en investeringsprogramma’s (bijvoorbeeld cultuurimpuls Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing). Belvedere staat
voor een respectvolle omgang met cultuurhistorische
waarden binnen ruimtelijke ontwikkelingen. De strategie
hierbij is die van ‘behoud door ontwikkeling’. Het Belvedere-beleid wordt uitgevoerd namens de bewindslieden
van OCW, VROM, LNV en V&W door het projectbureau
Belvedere. Het project Belvedere kent sinds 2000 een
subsidieregeling; de Regeling projectsubsidies Belvedere. Aan 300 projecten is inmiddels subsidie verstrekt.
De subsidieregeling wordt uitgevoerd door het Stimuleringsfonds voor Architectuur. In 2005 verstrekte het
fonds voor 1,2 miljoen euro aan projectsubsidie vanuit
deze regeling. Het Belevedere-beleid wordt gefinancierd door de ministeries van vrom, ocw, lnv. Uit het
actieprogramma Ruimte en Cultuur blijkt dat de ministeries gezamenlijk het Belvedere-
21
beleid in 2005 financieren voor een bedrag van 7,4
miljoen euro. OCW gaf in 2005 in totaal 2,2 miljoen uit
aan het Actieprogramma Ruimte en Cultuur. Andere
departementen dragen ook bij.
Cultuur en ICT
In 2006 is de Stimuleringsregeling ‘Digitaliseren met
Beleid’ van kracht geworden. Met deze subsidieregeling wil het ministerie van OCW het digitaliseringsproces
duurzaam inbedden in organisatie, beleid en werkprocessen van culturele erfgoedinstellingen. De overheid
wil burgers een betere toegang bieden tot cultuur en
culturele informatie en daarmee hun deelname aan
de informatiemaatschappij en de groei van de kenniseconomie bevorderen. ICT is daarbij een belangrijk
hulpmiddel. De afgelopen jaren konden erfgoedinstellingen, bibliotheken en creatieve laboratoria participeren
in onderzoeksprogramma’s die mogelijk gemaakt zijn
door EU-fondsen, het Actieprogramma Elektronische
Snelwegen, de Interdepartementale Commissie voor
Economische Structuurversterking, werkgroep Kennisinfrastructuur en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek.
OCW besteedde in 2005 een bedrag van 2,7 miljoen
aan Cultuur en ICT.
22
Cultuur en Economie
Het programma Cultuur en Economie heeft als doel
de economische potentie van cultuur en creativiteit te
versterken, door het creatieve vermogen van Nederland
een impuls te geven. Tegelijkertijd wil het programma
zorgen voor een groter cultureel bewustzijn in de economische sector. Voor het onderdeel Creative Challenge
Call stelden de bewindslieden geld beschikbaar voor
projectvoorstellen, die tot media augustus 2006 ingeleverd konden worden. In het najaar van 2006 werden in
het kader van de Creative Challenge Call 39 projecten
gehonoreerd voor een bedrag van 3 miljoen euro. In
2005 besteedde het Rijk een bedrag van 422.000 euro
aan Cultuur en Economie.
Internationaal Cultuurbeleid (HGIS)
De afgelopen jaren hebben de ministeries van Buitenlandse Zaken (BZ) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) een internationaal cultuurbeleid ontwikkeld. Sinds 1997 wordt extra geld uitgetrokken voor
internationaal cultuurbeleid uit de middelen van de
Homogene Groep voor Internationale Samenwerking
(H-GIS). Gemakshalve wordt gesproken van de ‘HGISCultuurmiddelen’.
Voor het jaar 2005 reserveerde het ministerie van Buitenlandse Zaken het bedrag van 9,7 miljoen euro voor
de HGIS-cultuurmiddelen. Het budget is deels bestemd
voor eenmalige grootschalige internationale culturele
projecten met een looptijd van maximaal drie jaar en
een subsidiebehoefte van tenminste 150.000 euro.
Belangrijke aandachtspunten bij de besteding van het
budget zijn intensivering van internationale culturele
betrekkingen, profilering van de Nederlandse cultuur
en samenwerking tussen culturele organisaties in Nederland en het buitenland. Over de besteding van een
ander deel beslissen het Fonds voor Amateurkunsten
en Podiumkunsten, de Mondriaan Stichting, het Stimuleringsfonds voor Architectuur en het Nederlands Literair
Productie- en Vertalingenfonds. Dit aan de fondsen
gedelegeerde deel van de HGIS-Cultuurmiddelen is bestemd voor kleinschalige internationale projecten. OCW
besteedde in 2005 een bedrag aan 1,3 miljoen euro aan
Internationaal Cultuurbeleid.
Geldstroom per regeling
In nevenstaande tabel staan de bedragen, die in 2005
binnen de verschillende regelingen zijn uitgetrokken. In
de daaropvolgende kaart ziet men de verdeling van de
gelden per sector over de provincies.
Rijksgeldstromen, de regelingen (2005)
Regelingen
Monumentenzorg
Archeologie
Totaal
€ 82.374.054
€ 7.300.000
Archieven
€ 39.444.000
Bibliotheken
€ 14.358.728
Geldstroom BKV (regionale Dynamiek)
€ 16.744.210
Actieplan Cultuurbereik (regionale Dynamiek)
€ 13.815.669
Versterking Cultuureducatie P.O.
Cultuur en School
€ 1.655.702
€ 13.303.000
Cultuur en ICT
€ 2.650.000
Ruimte en cultuur (cultuurimpuls ISV 2)
€ 2.293.000
Cultuur en economie
Internationaal Cultuurbeleid (HGIS)
Totaal
€ 422.000
€ 1.270.000
€ 195.630.363
23
Rijksgeldstromen via regelingen (2005)
Totaal regelingen
Bedragen per provincie per sector per inwoner in euro’s
Bedragen per provincie per inwoner in euro’s
24
25
Totaal regelingen
Bedragen per provincie per inwoner in percentages
(afgerond op hele getallen)
Geldstroom beeldende
kunst en vormgeving
Bibliotheken
Cultuureducatie
primair onderwijs
Monumenten
Actieplan Cultuurbereik
De rijksgeldstromen
bijeen genomen
De drie stromen betekenen samen een bijdrage van
het Rijk voor cultuur van 656 miljoen in 2005. Al bij al
is die bijdrage hoger, want er is regelmatig sprake van
een eenmalige impuls (bijvoorbeeld op het vlak van het
erfgoed of de bibliotheekvernieuwing). Daarnaast hebben we de ambtelijke organisatie buiten ons onderzoek
gehouden (daar vallen rijksdiensten als De Rijksdienst
voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumentenzorg onder). OCW heeft volgens de kamerstukken in
2005 886 miljoen euro uitgegeven aan cultuur.
Van de genoemde 656 miljoen kunnen we van ongeveer 539 miljoen bepalen waar in het land die gelden
terechtkomen. De overige 117 miljoen is niet naar regio’s
te verdelen. Veelal omdat het Rijk zijn uitgaven niet
zodanig verantwoordt, dat een verdere toedeling moge­
lijk is, deels omdat het om in internationaal verband te
besteden middelen gaat. Dat totale bedrag hebben we
weergegeven via een bedrag per inwoner en voorts
geven we aan welke percentages dat oplevert.
Verdeling van de rijksgeldstroom in 2005
De totale verdeling van de rijksgelden levert opvallend
grote verschillen op. In de provincie Noord-Holland
(inclusief Amsterdam) besteedt het Rijk verreweg het
meeste geld: € 90,27 per inwoner. Tweede en derde
provincie zijn Zuid Holland en Utrecht op grote afstand
van Noord-Holland met respectievelijk € 44,38 en
€ 37,24. In Flevoland en Drenthe investeert het Rijk
vrijwel niets (€ 14,06 en € 11,27 per inwoner).
Op enkele onderdelen van het beleid hanteert het Rijk
een verdeelsleutel (bijvoorbeeld een bedrag per inwoner, zoals bij het Actieplan Cultuurbereik). In dat geval is
er wel sprake van een evenwichtiger verdeling. Des te
opvallender is het dat in het vervolg van deze publicatie zal blijken dat juist de kleinere provincies een hoog
bedrag per inwoner investeren in cultuur en dat de twee
Hollanden het laagst scoren.
Totaal rijksgeldstromen
Bedragen per provincie per inwoner in euro’s en in percentages
Discrepantie
Er is meer onderzoek nodig om precies te kunnen duiden hoe de grote verschillen tot stand komen. In ieder
geval kan men vaststellen dat een beleid gericht op
cultuurparticipatie een evenwichtiger verdeling dient te
vertonen. Is het rijksbeleid puur gericht op kwaliteit dan
zal de huidige verdeling ongetwijfeld de juiste zijn.
26
27
Totaal rijksgeldstromen via cultuurnota, fondsen en regelingen (2005)
Provincie
Groningen
Cultuurnota
Fondsen
Regelingen
Totaal
€ 10.526.437
€ 814.133
€ 5.323.766
€ 16.664.336
€ 3.345.000
€ 947.241
€ 6.080.541
€ 10.372.782
€ 150.000
€ 176.247
€ 2.899.109
€ 3.225.356
Overijssel
€ 15.474.259
€ 881.507
€ 7.003.752
€ 23.359.518
Gelderland
€ 35.400.342
€ 2.811.924
€ 13.140.927
€ 51.353.193
€ 125.000
€ 527.975
€ 849.638
€ 1.502.613
€ 19.114.184
€ 3.492.844
€ 11.486.077
€ 34.093.105
Noord-Holland (inclusief A’dam)
€ 170.314.011
€ 19.792.122
€ 22.356.289
€ 212.462.422
Zuid-Holland (inclusief steden)
€ 88.679.470
€ 15.335.771
€ 22.193.381
€ 126.208.622
€ 498.750
€ 368.727
€ 3.585.467
€ 4.452.944
Noord-Brabant
€ 11.293.205
€ 3.680.593
€ 19.593.322
€ 34.567.120
Limburg
€ 10.761.156
€ 1.517.088
€ 8.875.094
€ 21.153.338
Fryslân
Drenthe
Flevoland
Utrecht
Zeeland
Overige fondsen landelijk
€ 44.793.079
Overige regelingen landelijk
€ 72.243.000
Totaal overig landelijk
Totaal
€ 117.036.079
€ 365.681.814
€ 95.139.251
€ 195.630.363
€ 656.451.428
Culturele instellingen
28
De provincies zijn geïnteresseerd in het aantal en de
spreiding van
• de culturele instellingen die meerjarige subsidie ontvangen van het Rijk;
• de culturele instellingen die een meerjarige subsidie
ontvangen van het Rijk samen met een provincie en/of
met een gemeente;
• de culturele instellingen die een meerjarige subsidie
ontvangen van een provincie, al dan niet samen met
een gemeente;
Het overzicht daarover staat in de hiernavolgende kaarten. De instellingen zijn uitgesplitst in de vijf al bekende
sectoren Beeldende Kunst/Vormgeving en Bouwkunst,
Podiumkunsten, Bibliotheken/Media, Amateurkunst/
Cultuureducatie, Erfgoed en Bovensectoraal. De eerder
gebruikte onderverdeling komt in de meeste gevallen
ook hier terug.
Te zien is waar de door Rijk, provincie en/of gemeente
gesubsidieerde instellingen gevestigd zijn en welke
overheid (-heden) meerjarig bijdragen. Ook hier is de
situatie in 2005 genomen. Soms is er sprake van subsidiëring door meer provincies of gemeenten. De plaats
van vestiging is bepalend voor de plaatsing op de kaart.
We gaan hieronder kort in op de afzonderlijke kaarten.
Beeldende kunst, vormgeving en bouwkunst
Ongeveer 70 instellingen krijgen een meerjarige subsidie van Rijk en/of provincie en gemeente. Het zwaartepunt ligt in Amsterdam. Gezamenlijke financiering door
Rijk en provincie en/of gemeente komt afgezien van de
drie grote steden niet veel voor. Dat is afhankelijk van de
accenten die de partners leggen bij de convenantonderhandelingen. Noord-Brabant en Limburg hebben wel
verschillende van deze combinaties en ook in Flevoland,
Overijssel, Groningen en Utrecht vind je een voorbeeld.
Podiumkunsten
Het is al niet meer verrassend dat deze kaart verreweg
het grootste aantal instellingen toont. Het Rijk legt een
sterk accent op de podiumkunsten en bij de podium­
kunsten gaat het dan niet om individuele kunstenaars
maar groepen of instellingen. Op deze kaart vindt men
309 instellingen. Bij 261 van hen is het Rijk betrokken
via een meerjarige subsidiëring. In 120 gevallen is een
provincie (mede-) subsidiënt en 149 keer doet een
gemeente mee. In de drie grote steden gaat het alleen
om de combinatie Rijk en gemeente, behalve in enkele
gevallen in Amsterdam, waar dan een ook door de
provincie Noord-Holland gesubsidieerde instelling
gevestigd is. Het Rijk geeft aan 111 podiumkunstinstellingen in Amsterdam een meerjarige subsidie. 81 van
hen krij­gen louter rijkssubsidie en 30 instellingen krijgen
ook subsidie van de provincie (5) of de gemeente (25).
Bibliotheken/media
In deze sector gaat het om 77 instellingen die onderling
sterk van karakter verschillen. De kaart toont ook hier
een accent bij Amsterdam. Dat komt vooral omdat de
landelijk werkende filmorganisaties in meerderheid in
Amsterdam zijn gevestigd. De landelijke instellingen
op gebied van letteren verdelen zich over de drie grote
steden. Dat de Friese taal een aparte plaats inneemt
komt ook op de kaart tot uiting. Dat geldt in mindere
mate overigens ook voor Drenthe en Groningen.
Het bibliotheekwezen is uiteraard gespreid en heeft
een minimum aan centrale organisaties (in Den Haag).
Amateurkunst/cultuureducatie
Ruim 70 organisaties komen nog op deze kaart voor.
Door fusies op landelijk niveau loopt dat aantal enigszins terug. Iedere provincie heeft zijn eigen instellingen,
soms verenigd in één grote organisatie, soms meer
opgesplitst. Opvallend op dat punt is bijvoorbeeld
Noord-Holland dat als enige provincie nog met 7 af­
zonderlijke ondersteuningsorganisaties voor de cultuureducatie werkt. Het hoge aantal instellingen in Utrecht is
te verklaren omdat daar veruit de meeste grote landelijk
werkende organisaties op gebied van amateurkunst en
cultuureducatie gevestigd zijn. In Amsterdam gaat het
om kleinere instellingen.
Erfgoed
Hier treft men een redelijk evenwichtig gevulde kaart
aan. Per onderdeel liggen de accenten nogal verschillend. Zo heeft het Rijk bemoeienis met musea, die vooral te vinden zijn in de Randstad en het centrum van het
land: Amsterdam, Den Haag, Utrecht, Zuid- en NoordHolland, Gelderland. Daarnaast met een enkel museum
in Groningen, Fryslân, Noord-Brabant en Overijssel.
Een provincie als Groningen onderhoudt veel kleine
musea met een cultuurhistorische waarde. Gelderland
heeft naast grote musea ook veel organisaties op het
gebied van de regionale geschiedenis. Zeeland heeft
aandacht voor alle onderdelen, vooral voor kleine erfgoedorganisaties.
Bovensectoraal
Een grote groep in deze sector wordt gevormd door
internationaal werkende organisaties, die vooral in
Amsterdam gevestigd zijn. Verder gaat het om onderzoeksinstellingen, algemene kunstorganisaties, brede
ondersteuningsinstellingen en bijzondere organisaties
als De Balie, Nexusinstituut en De Vrede van Utrecht.
Toelichting op de kaarten
Een aantal instellingen ontvangt subsidie van meer dan
één provincie. Dat is niet zichtbaar op de kaarten. De
icoontjes zijn geplaatst in de provincie van vestiging.
Niet op de kaarten
Niet op deze kaarten staan de culturele instellingen die
alleen maar door een gemeente worden gesubsidieerd.
Het gaat uitdrukkelijk om die instellingen waarbij sprake
is van een betrokkenheid van het Rijk en/of één of meer
provincies.
29
Instellingen beeldende kunst, vormgeving en bouwkunst
Groningen
001 Fotografie Noorderlicht
002 Pavlov Medialab
Fryslân
003 Kunstenaarscollectief Voorheen
de Gemeente
Drenthe
004 KIK (Kunst in Kolderveen)
005 Centrum Beeldende Kunst
006
007
008
009
010
011
012
013
014
015
016
017
018
Amsterdam
Overijssel
Kunstvereniging Diepenheim
Perron 1
Safe
Kunststichting Borne
Het Torentje Almelo
Broeikas
A 1 as
Gelderland
Plaatsmaken
Fashion at Arnhem
Triënnale Landschap
Fort Asperen
De Olifant
Centrum Beeldende Kunst
Gelderland
Flevoland
019 Museum De Paviljoens
020 Corosia, Centrum Beeldende Kunst
Flevoland
Utrecht
021 Centrum Beeldende Kunst Utrecht
022 Kunstuitleen
Noord-Holland
023 Kunstuitlenen
024
025
026
027
Zeeland
Buro BK Vlissingen
Stichtng BK Middelburg
Galerie van den Berge, Goes
Centrum Beeldende Kunst Zeeland
Noord-Brabant
028 De Beyerd, Centrum voor
beeldende kunst
029 Lokaal 01
030 Europees Keramisch Werkcentrum
031 Kunstenaarsinitiatiev de Cacaofabriek
032 Mu Art Foundation (De Witte Dame)
033 Nieuwe Brabantse Kunststichting
(NBKS)
Limburg
034 Jan van Eyck Akademie
035 Museum Het Domein
036 Odapark
037
038
039
040
041
042
043
044
045
046
047
048
049
050
051
052
053
054
055
056
Amsterdam
De Appel
Doors of Perception
Droog Design
Fonds voor Beeldende kunsten,
vormgeving en bouwkunst
Gate Foundation
Materiaalfonds voor Beeldende
Kunst en Vormgeving
Mediamatic
Mondriaan Stichting
Premsela Stichting
Rijksakademie van Beeldende
Kunsten
Stichting Ateliers 63
Stichting Kunst en Openbare
Ruimte (SKOR)
Stichting Montevideo
Stichting Submarine Media
Trans Artists
Trustfonds Rijksakademie
Virtueel Platform, Vereniging het
W139
Waag Society, Maatschappij voor
Oude en Nieuwe Media (MONM)
Young Designers & Industry
Den Haag
057 Federatie Kunst Uitleen
058 Stroom Haags centrum voor
beeldende kunst
059
060
061
062
063
064
065
066
067
068
Rotterdam
ArchiNed bv
Archiprix
Europan Nederland
Het Berlage Instituut
Nederlands Architectuurinstituut
Stichting BONAS
Stimuleringsfonds voor Architectuur
Nederlands Foto Museum
V2-Organisatie
Witte de With, center for
contemporary art
Den Haag
30
31
Rotterdam
Meebetalende overheden
R Rijk
P Provincie
G Gemeente
Beeldende kunst en
vormgeving
Architectuur en
stedenbouw
Instellingen podiumkunsten
Groningen
001 Noord Nederlandse Dans/
Galili Dance
002 Op Roakeldais, volksdans
003 Stichting Jungle Warriors
004 Noorderslag
005 Prime
006 Stichting Noord Nederlands Orkest
007 Grover Pop
008 Haydn Muziekfestival
009 Peter de Grote Festival
010 De Citadel Jeugdtheater
011 Grand Theatre
012 Noord Nederlands Toneel
013 Noorderzon
014 Jonge Harten Festival
015 De Noorderlingen
016 Theater te Water
Bedragen per provincie per inwoner in euro’s
Amsterdam
018
019
020
021
022
Fryslân
Spanga het Verona van West­
stellingwerf
Capella Frisia
Fryske Toaniel Stifting Tryater
Terschellings Oerol Festival
Tryater
n Meeuw
023
024
025
026
027
Drenthe
Take Root
Stichting Peergroup
Stichting De Lege Ruimte
De Reus, jeugdtheater
Axis festival
017
Den Haag
32
Overijssel
028 Stichting Productiehuis OostNederland
029 Nationale Reisopera
030 Stichting Orkest van het Oosten
031 Valerius ensemble
032 Twentse Mattheus Passion
033 Jeugdtheater Sonnevanck
034 Stichting Theater Gnaffel
035 Tam tam
036
037
038
039
040
041
042
043
044
045
Rotterdam
046
047
048
049
Gelderland
Introdans
De Ereprijs
Nationaal Jeugd Orkest
Gelderse Muziek Zomer
Het Gelders Orkest
Music Meeting
Rhythm of Reason
Stichting Keesen & Co
Stichting Theater Adhoc
Stichting Theaterwerkplaats
Generale Oost
Toneelgroep Oostpool
Stichting Theatergroep Kwatta
Stichting Interart, jeugdtheater
Stichting Culturele festivals Gld
Flevoland
050 Nieuw Nederlands Net
051
052
053
054
055
056
057
058
059
060
061
062
063
064
065
066
067
068
069
070
071
Meebetalende overheden
072
073
074
075
R Rijk
P Provincie
076
077
078
079
G Gemeente
Dans
Podiumkunsten
algemeen
Theater
Muziek en muziektheater
Utrecht
Merkx & Dansers
Moderne Dans en Beweging/
Springdance Festival
Raras Budaya
Stichting TamTam productions
Utrecht String Quartet
Xynix
Amsterdam Loeki Stardust Quartet
Stichting Iraqi Maqam Ensemble
Dutch Jazz Orchestra
De Nederlandse Bachvereniging
Jazz en Geïmproviseerde Muziek
Utrecht
Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziek­geschiedenis
Organisatie Oude Muziek
RASA
Slagwerkfestival The Big Bang
Stichting Camerata Trajectina
Stichting Rosa Ensemble
Stichting Yo!
Toonbank
Het Filiaal, Jeugdtheatergroep
Huis a/d Werf / Festival a/d Werf
producties
Jongerentheatergroep DOX
Stichting De Berenkuil
Stichting Festivalbureau Storm
Stichting De Paardenkathedraal
Utrecht
Stichting Growing up in Public
Stichting Theatergroep Aluin
’t Barre Land
Stichting Bambie
Noord-Holland
080 Amsterdams Kamermuziek­centrum
De Suite
081 De Helling
082 The Amsterdam Baroque
Orchestra & Choir
083 Combattimento Consort
Amsterdam
084 Internationaal Orgelfestival Haarlem
085 Opera Trionfo
086 Stichting Egidius
087 Stichting Parkanyi Kwartet
088 Stichting Calefax
089 Cello Octet Conjunto Ibérico
090 Stichting Salon- Dans- en
Filmorkest
091 Moer-staal
092 Aurelia Saxofoon Kwartet
093 Stichting Jazz in Motion
094 Stichting Vrije Val
095 Poppodia
096 Jazz en kamermuziekpodia
097 Unieke Zaken
098 De Proeve
099 Stichting Het Speeltheater
100 Stichting Kalebas Produkties
101 Stichting Toneelschuur Producties
t.b.v. Rieks Swarte
102 Toneelgroep Het Volk
103 Toneelschuur Producties
104 Stichting Vis à Vis
105 ’t Muztheater
106 Theaterpodia
Zuid-Holland
107 Doelenensemble
108 Stichting Black Straight Music
109 Stichting Jazz & Wereldmuziek
Kollektief
110 Stichting De Veenfabriek
111 Popunie Z-H
112 Zuidhollanse poppodia
113 Stichting Theatergroep Max
114 Stichting Studio Peer
115 Stichting ELS
Zeeland
Stichting Nieuwe Muziek Zeeland
Zeeuwse poppodia
Het Zeeuws orkest
Festival Terneuzen, Hulst en Sluis
Stichting Zeeland Nazomer
Festivals
121 Stichting Het Bedrijf
122 Festival Vlissingen
123 Bevrijdingsfestival
116
117
118
119
120
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
Noord-Brabant
Dansvoorziening/Station Zuid
T.r.a.s.h.
LaMelis
United C
De Stilte
Josquin des Prez en tijdgenoten
(Cappella Pratensis)
Muzieklab Brabant
Paul van Kemenade Quintet
Stichting Bevordering Muziek­
improvisatie (SBM)
Stichting Alfa
Stichting Palinckx
BraM
Stichting De Wetten van Kepler
Stichting The Pigthing
Theater Artemis
Theaterfestival Boulevard
’s-Hertogenbosch
Het Zuidelijk Toneel
Productiehuis Brabant
Theatergroep Drieons
Koning Carlos
Festival cement
Verkadefabriek
Plaza Futura
Chassé theater
Theater de nieuwe Vorst
Limburg
Nederlandse Dansdagen
Stichting Orlando Festival
Festival Musica Sacra
Intro
Limburgs Symphonie Orkest
Opera Zuid
Charles Hennen Concours
Collegium ad Mosam
Studium Chorale
WMC Kerkrade
Het Vervolg
Productiehuis Limburg (vh Het Huis
van Bourgondië)
161 Het Laagland
162 Limburg Festival
149
150
151
152
153
154
155
156
157
158
159
160
163
164
165
166
167
168
169
170
171
172
173
174
175
176
177
178
179
180
181
182
183
184
185
186
187
188
189
190
191
192
193
194
195
196
197
198
199
200
201
202
203
204
205
206
207
208
209
210
211
212
213
214
215
216
217
218
219
220
221
222
223
224
225
226
227
228
229
230
231
232
233
234
235
236
237
238
239
240
241
242
243
244
245
246
247
248
249
250
251
252
253
Amsterdam
Dansgroep Krisztina de Châtel
Danstheater AYA
DWA
Emio Greco & PC
Hans Hof Ensemble
Het Internationaal Danstheater
Het Nationale Ballet
Julidans
Stichting A3ana
Stichting Date
Stichting Henny Jurriëns
Stichting ISH
Amsterdam Roots Festival
Amsterdam Sinfonietta
Asko Ensemble
Bik Bent Braam
Coöperatieve Verening Orkest
de Volharding u.a.
De Jazzorganisatie
De Nederlandse Opera
De Oefening de Kunst
Donemus (v.h. MuziekGroep
Nederland)
Dutch Jazz Connection
Fonds voor de Scheppende
Toonkunst
Grote Prijs van Nederland
Het Nieuw Ensemble
Holland Symfonia
Huygens-Fokker
Ives Ensemble
Jazz Orchestra of the Concertgebouw
Jeugdorkest Nederland
Koninklijk Concertgebouworkest
Koninklijk Instituut voor de Tropen
Kulsan
Maarten Altena Ensemble
Mondriaan Kwartet
Muziekgebouw aan ’t IJ
Muziekgezelschap Cappella
Amsterdam
Nationaal Muziekinstrumenten
Fonds
Nationaal Pop Instituut
Nationaal Vioolconcours Oskar
Back
Nederlands Jazz Archief
Nederlands Kamerkoor
Opera Studio Nederland
Orkest van de Achttiende Eeuw
Paradiso-Melkweg Productiehuis
Proma
Samponé Music Productions
Sferra
Slagwerkgroep Amsterdam
Slagwerkgroep Den Haag
Stichting Brisk
Stichting Brokken
Stichting Composers Pool
Stichting De kamervraag
Stichting De Muziekwerkplaats
(Oorproeven)
Stichting Fabchannel
Stichting Gaudeamus
Stichting het Nederlands Blazers
Ensemble
Stichting Jazz in Amsterdam
(Bimhuis)
Stichting Jeugdige Oren
Stichting Marmoucha
Stichting Nederlands Philhar­
monisch Orkest
Stichting Nederlands Vocaal
Laboratorium
Stichting Nederlandse Strijk­kwartet
Academie
Stichting Paradiso Amsterdam
Stichting Schönberg Ensemble
Stichting Stroom
Studio voor Electro-Instrumentale
Muziek
Toonkunst-Bibliotheek
Vereniging Nederlandse Poppodia
en -Festivals
Vereniging Vrienden van het Lied
Wereld Muziektheater Festival
Willem Breuker Kollektief
Het Nederlands Fluitorkest
[NES]theaters
Amsterdams Kleinkunst Festival
(AKF)
Carver
Caspar Rapak
Cosmic Theater
De Amsterdamse School (DasArts)
De Nieuw Amsterdam
De Theatercompagnie
D’Electrique
Dood Paard
Gasthuis, werkplaats & theater
Golden Palace
Handtheater
Het Syndicaat
Het Toneel Speelt
Het Veem theater
Holland Festival
254
255
256
257
258
259
260
261
262
263
264
265
266
267
268
269
270
271
272
273
Huis aan de Amstel
Made in da Shade
Mug met de gouden tand
Orkater
Plotloos Drama
Prima Materia
Stichting Het Toneelschap B&D
Stichting Kassys
Stichting Ozu
Stichting Poppentheater Kollektief
Stichting RAST – Nederlands-Turks
Theater Atelier
Suver Nuver
Teatro Munganga
Theater Instituut Nederland
Theater van de Verbeelding
(Dogtroep)
Theatergroep Delta
Theatergroep Wederzijds
Toneelgroep Amsterdam
Vakblad voor de Podiumkunst/
De Theatermaker
Zep
Den Haag
274 Holland Dance Festival
275 Stichting Korzo (CaDance Festival)
276 Stichting Korzo (productiehuis voor
de dans)
277 Stichting Nederlands Dans Theater
278 Davina van Wely Vioolconcours
279 Het Residentie Orkest
280 Korzo Muziekproducties
281 Nederlands Muziek Instituut
282 Prosiris
283 Schönberg Kwartet
284 Stichting LOOS
285 Stichting S & L (POW Ensemble)
286 Vioolprijs Iordens-Baronesse
Sweerts de Landas
287 Fonds voor Amateurkunst en
Podiumkunsten
288 Fonds voor Podiumprogrammering
en Marketing
289 De Appel, Toneelgroep
290 de Haagse Kunststichting (Het
Nationale Toneel)
291 Stichting Alba
292 Stichting Annette Speelt
293 Stichting Stella Den Haag
294 Theater aan het Spui
295
296
297
298
299
300
301
302
303
304
305
306
307
308
309
Rotterdam
Conny Janssen Danst
Dance Works Rotterdam
Dansateliers
Scapino Ballet Rotterdam
Stichting Meekers
Rotterdams Philharmonisch Orkest
Stichting Jazz International
Rotterdam
Stichting Motel Mozaique
Theater Lantaren/Venster
Het Onafhankelijk Toneel
Het Waterhuis
Rotterdamse Schouwburg
Productiehuis
Theatergroep Bonheur
Theaterproduktie Rotterdam
(RO Theater)
V/h De Bende
33
Instellingen bibliotheken/media
Bedragen per provincie per inwoner in euro’s
Amsterdam
001
002
003
004
005
006
Groningen
Doe Maar Dicht Maar
Locomotief/Pavlov
Liga ’68
Biblionet
Bureau Groninger Taal en Cultuur
Stichting Grunneger Toal
007
008
009
010
011
012
013
014
Fryslân
Noorderlijk Film Festival
Centrum voor Film in Friesland
Bibliotheekservice
Fryske Rie
Europeesk Bureau Lytse Talen
Ons Bilt
Stellingwarver Skrieversronte
Rie Fryske Beweging
015
016
017
018
019
Drenthe
Provinciale Bibliotheekcentrale
Drentse Toal
Redactie Roet
St. uitgaven Oeze Volk
Festival Vrouwenfilms
Overijssel
020 Overijsselse Bibliotheek Dienst
(OBD)
021 PBAM
022 Stadsarchief en Atheneaum­
bibliotheek
023
024
025
026
027
Gelderland
Contact Film Cinematheek
Europese Stichting Joris Ivens
Literatuurfestival De Wintertuin
Radboud universiteit
Biblioservice
Flevoland
028 Samenwerkende bibliotheken
Utrecht
029 Holland Animation Film Festival
030 Nederlands Film Festival
031 NIF – Nederlands Instituut voor
Filmeducatie
032 Mira Media
033 Provinciale Bibliotheek Centrale
Utrecht
Noord-Holland
034 Probiblio
Zuid-Holland
035 Probiblio
Zeeland
036 Film by the sea
037 Zeeuwse Bibliotheek
038 Zeeuws Tijdschrift
039
040
041
042
Noord-Brabant
Nederlands Instituut voor
Animatie­film
Vereniging van Brabantse
Filmtheaters
Universiteit Tilburg, Brabant
Collectie
Cubiss
Limburg
043 Poëziefestival Landgraaf
044 Bibliotheekhuis Limburg
045
046
047
048
049
050
051
052
053
054
055
056
057
058
059
060
061
062
063
064
065
Amsterdam
Cinekid Nederland
Cinemien Film- en Videodistributie
Film in Concert
Filmmuseum
FORUM for international cofinancing of documentaries
Holland Film Promotion
International Documentary Film­
festival Amsterdam
Maurits Binger Film Instituut
Nederlands Fonds voor de Film
Skrien
Stichting Film Events
Stichting Fuurland/De Filmkrant
Amsterdam Vluchtstad
El Hizjra
Fonds Bijzondere Journalistieke
Projecten
Fonds voor de Letteren
Nederlands Fonds voor Midden en
Oost-Europese Boekprojecten
Nederlands Literair Produktie- en
Vertalingenfonds
Schrijvers, School, Samenleving
Stichting Lezen Oxford House
Het Nederlands Persmuseum
Den Haag
066 Koninklijke Bibliotheek
067 Vereniging van Openbare
Biblio­theken
068 de Winternachten
069 Dichter aan huis
070 Nederlands Letterkundig Museum
en Documentatiecentrum
071 Other World Productions
072
073
074
075
076
077
Rotterdam
Stichting Filmfestival Rotterdam
BulkBoek’s Dag van de Literatuur
Lezersfeest
Passionate
Poetry International
Hal 4, Digital-playground
Den Haag
34
35
Rotterdam
Meebetalende overheden
R Rijk
P Provincie
G Gemeente
Film
Letteren
Bibliotheken
Media
Taal/letteren
Instellingen amateurkunst/cultuureducatie
001
002
003
004
005
006
007
Groningen
Kunststation C
IVAK
Stichting Jonge Harten
De Prins van Groningen
Koepels Amateurkunst
Paradox
De Steeg
Fryslân
008 It Frysk Amateurteniel
009 Jeugdtheater ’n Meeuw
010 Keunstwurk
Drenthe
011 Kunst en Cultuur Drenthe
012 NSKK
Overijssel
013 Kunst en Cultuur Overijssel
Gelderland
014 EDU-ART
015 Kunst en Cultuur Gelderland
016 Jeugdtheaterscholen
Amsterdam
Flevoland
017 Centrum Amateurkunst Flevoland
018 Steunfuncties Kunstzinnige
Vorming
024
025
026
027
028
029
030
Utrecht
Beeldende Amateurkunst
Cultuurnetwerk Nederland
De Kunstengilde
Landelijk Centrum voor
Amateurdans
Nederlands Centrum voor
Volkscultuur
Planet jr. Productions
Stichting ZIMIHC
Stut, Theater
Talens Palet
UNISONO (LOAM, NIB, SNK)
Vocaal Talent Nederland
Kunst Centraal
031
032
033
034
035
036
037
038
039
040
Noord-Holland
De Kunst
Artiance/SKV Noord-Kennemerland
t Platform
Fluxus
PierK
Kreater
Gerard Boedijn
Triade
SWING
Stichting Hoorn-Oude Muziek Nu
019
020
021
022
023
Zuid-Holland
041 Jeugdtheaterhuis
042 Kunstgebouw
043 Nationale Jeugd Blaasorkesten
en Ensembles
044 St. Educatieve Orkest Projecten
(SEOP)
045 Stichting Koorbegeleidingen
046
047
048
049
050
051
052
053
054
Zeeland
Scoop
Zeeuws Centrum Amateurtoneel
Danzee
SAKO Zeeland
Jeugdtheaterhuis
Noord-Brabant
Kinderen en Poëzie
Cantrum amateurkunst NoordBrabant
Brabants Instituut voor School
en Kunst
Federatie van Schuttersgilden
Amsterdam
Buitenkunst
Dans in School
Jongerentheater 020
Ricciotti Ensemble
School der Poëzie (SdP)
Stichting Allaboutus Film Factory
Stichting Bekijk ’t
Stichting Don’t Hit Mama
Stichting Meer Doen met Cultuur,
de Kunstbende
066 Stichting Schrijven
067 Theaterwerk NL
057
058
059
060
061
062
063
064
065
Den Haag
068 Stichting Prinses Christina
Concours
Rotterdam
069 Autoped
070 Rotterdams Wijktheater (RWT)
071 Villa Zebra
Limburg
055 Huis voor de Kunsten Limburg
056 WMC Kerkrade
Den Haag
36
37
Rotterdam
Meebetalende overheden
R Rijk
P Provincie
G Gemeente
Amateurkunst/
cultuureducatie
Instellingen erfgoed
Amsterdam
001
002
003
004
005
006
007
008
009
010
011
012
013
014
015
016
017
018
019
020
021
Groningen
Gronings Audio Visueel Archief
Libau steunpunt
Noordelijk Archeologisch Depot
Monumentenwacht
De Groninger Molens
Groningen Orgelland
Oude Groninger Kerken
Nationaal Rijtuigmuseum
Grafisch Museum
Borg Verhildersum
Fraeylemaborg
Klooster Ter Apel
Menkemaborg
Folkingestraat Synagoge
Museum Stad Appingedam
Noordelijk Scheepvaartmuseum
Openluchtmuseum Het Hoogeland
Veenkoloniaal Museum
Groninger Museum
Museumhuis Groningen
St. Oorlogs- en verzetsmateriaal
Gelderland
049 Gelders Audio Visueel Archief
050 Stichting Historisch BoerderijOnderzoek
051 Monumentenwacht
052 Vrienden der Geldersche Kastelen
053 Stichting Museum Slot Loevestein
054 Paleis Het Loo, Nationaal Museum
055 Nederlands Openluchtmuseum
056 Afrika Museum
057 Bijbels Openluchtmuseum
058 Het Nationale Park De Hoge
Veluwe/Jachthuis St. Hubertus
059 Kröller-Müller
060 Stichting Gelders Erfgoed
061 Staringinstituut
062 Gelderland Bibnliotheek
063 Tweestromenland
064 Vereniging Gelre
065 Werkgroep Kadastrale Atlas
066 Het Valkhof
022
023
024
025
026
027
028
029
030
031
032
033
Fryslân
Tresoar
De Monumentenwacht
De Fryske Mole
Alde fryske Tsjerken
Frysk Erfskip Evenemint
Steunpunt Monumentenzorg
Princessehof
Scheepvaartmuseum
Fries Museum
Fries Natuurmuseum
Fries Landbouwmuseum
Museumfederatie
067
068
069
070
071
Drenthe
Drents Audio Visueel Archief
Drents Plateau
Monumentenwacht
Het Drentse Landschap
Drents Hunebedcentrum
Drents Museum
Federatie Drentse Musea en
Oudheidkamers
041 Drentse Historische Vereniging
034
035
036
037
038
039
040
Den Haag
042
38
043
044
045
046
047
048
Rotterdam
Meebetalende overheden
R Rijk
P Provincie
G Gemeente
Archieven
Musea
Regionale
geschiedenis
Monumenten en
archeologie
Overijssel
Historisch Centrum Overijssel
Audiovisueel Archief
Het Oversticht
Rijksmuseum Twenthe
De Fundatie
Natura Docet
IJsselacademie
Monumentenwacht
072
073
074
075
076
077
078
079
080
081
082
083
084
Flevoland
Nieuw Land Erfgoed
Mobiele Collectie Nederland
Nieuw Land Erfgoed
Nieuw Land Erfgoed
Nieuw Land Erfgoed
Utrecht
Archeologische Monumentenwacht
Nederland
Monumentenwacht
Archeologisch depot Utrecht
Erfgoedhuis
Erfgoedhuis
Huis Doorn
Museum Catharijneconvent
Stichting Geld- en Bankmuseum
Stichting Kerkelijk Kunstbezit in
Nederland
Centraal Museum
Slot Zuylen
Kasteel Amerongen
Erfgoedhuis
Noord-Holland
085 Monumentenwacht
086 Stelling van Amsterdam
087 Steunpunt Cultureel Erfgoed
Noord-Holland
088 Stichting Kasteel Radboud
089 Rijksmuseum Het Zuiderzee­
museum
090 Teylers Museum
091 Rijksmuseum Muiderslot
092 Museum Sypesteyn
093 Museaal en Historisch Perspectief
Noord-Holland
099
100
101
102
Zuid-Holland
Erfgoedhuis Zuid-Holland
Erfgoedhuis Zuid-Holland
Stichting Nationaal Glasmuseum
Museum Boerhaave
Naturalis, Nationaal Natuur­
historisch Museum
Rijksmuseum van Oudheden
Rijksmuseum voor Volkenkunde
Erfgoedhuis Zuid-Holland
Erfgoedhuis Zuid-Holland
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
Zeeland
Stichting Behoud Hoogaars
Vereniging DeZeeuwse Molen
Het kerkje van Ellesdiek
Archeologische Werkgemeenschap
Boerderijenstichting Zeeland
Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland
Zeeuws Museum
Stoomtrein Goes-Borsele
Terra Maris
Bond Heemschut
Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland
Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland
Het werkend Zeeuws Trekpaard
094
095
096
097
098
Noord-Brabant
Monumentenwacht
Monumentenhuis
Museum Jan Cunen
Noordbrabants Museum
Natuurmuseum
Brabantse Museumstichting
Brabantse Regionale Geschied­
beoefening
123 Brabants Heem
116
117
118
119
120
121
122
Limburg
124 Monumentenwacht
125 Steunpunt Archeologie en
Monumentenzorg Limburg
126 Huis voor de Kunsten
127 Bonnefantenmuseum
128 Limburgs Museum
129 Industrion
130 Huis voor de Kunsten
131 Bond Heemschut
Amsterdam
132 DIVA
133 Stichting Archiefschool
134 Archeologische Werkgemeenschap
voor Nederland
135 Convent van Gemeentelijke
Archeologen
136 Nationaal Contact Monumenten
137 Stichting voor de Nederlandse
Archeologie
138 Bijbels Museum
139 Hollandsche Schouwburg
140 Joods Historisch Museum
141 Koninklijk Instituut voor de Tropen
142 Museumvereniging
143 Nationale Stichting Nieuwe Kerk
Amsterdam
144 Nederlands Scheepvaartmuseum
Amsterdam
145 Rijksmuseum Amsterdam
146 Six Stichting
147 Van Gogh Museum
Den Haag
148 Stichting Centraal Bureau voor
Genealogie
149 Vereniging Digitaal Erfgoed
Nederland
150 Kastelenstichting Holland en
Zeeland
151 Koninklijk Kabinet van Schilderijen
Mauritshuis
152 Museum de Gevangenpoort
153 Museum van het Boek/Museum
Meermanno-Westreenianum
154 Rijksbureau voor Kunsthistorische
Documentatie
Rotterdam
155 Wereldmuseum Rotterdam
39
Instellingen bovensectoraal
Groningen
001 Huis van de Groninger Cultuur
Flevoland
007 St. Gulliver
Zeeland
012 Scoop
Fryslân
002 Algemiene Fryske Underrjocht
Kommisje
Utrecht
008 Vrede van Utrecht
Noord-Brabant
013 Nexus instituus
Noord-Holland
009 Kunst en Cultuur Noord-Holland
Limburg
014 Stichting Restauratie Atelier
Limburg
015 Wereldfestival Parade Brunssum
016 Cultura Nova
Overijssel
003 Kunst en Cultuur Overijsssel (KCO)
Gelderland
004 InterArt
005 Stichting Rhythm of Reason
006 Stichting voor Kunst en Cultuur
Gelderland
Zuid-Holland
010 Kunstgebouw
011 PJ Partners
Amsterdam
017 Binoq Atana, Stichting Bestuurlijke
Diversiteit Nederland
018 Boekmanstichting
019 CODART
020 Culture Coalition
021 De Balie
022 European League of Institutes of
the Arts ELIA
023 Federatie van Kunstenaars­
verenigingen
024 Kunst en Jeugd in Europa/
EUnetART
025 Stichting AIDA Nederland
026 ZO
027 Stichting Internationale Culturele
Activiteiten
028 Imagine IC
Rotterdam
029 Kunst & Zaken
030 Sahne
031 Stichting Netwerk Diversiteit
Amsterdam
40
41
Rotterdam
Meebetalende overheden
R Rijk
P Provincie
G Gemeente
Bovensectoraal
Provincies,
uitgaven cultuur
Inleiding
Al sinds 1994 maken de gezamenlijke provincies met
regelmaat in publicaties inzichtelijk op welke terreinen
van het cultuurbeleid zij actief zijn. Het cijfermateriaal
van de boekjes geeft een beeld van de forse groei van
hun uitgaven over de loop der jaren. Ze verwoorden
de intenties, zwaartepunten en effecten van het beleid.
De laatste uitgave verscheen in september 2005 onder
de titel ‘De provincies kiezen in cultuurbeleid’. Wij maken
hier gebruik van de cijfers uit dat onderzoek.
Uitgaven
De kaart laat zien wat de provincies in 2005 uitgaven
per inwoner. Omdat ons onderzoek naar de rijksmiddelen zich niet uitstrekte tot de mediabegroting van het
Rijk, maken we ook de middelen die de provincies aan
de regionale omroep besteden hier niet zichtbaar.
We gebruiken voor de indeling in sectoren dezelfde
systematiek die we bij de kaarten van het Rijk toepasten. De categorie ‘bovensectoraal’ bevat uitgaven die
niet zijn uit te splitsen naar één discipline; bijvoorbeeld
uitgaven voor cultuurprijzen, adviescommissies of bepaalde onderdelen van actieprogramma’s cultuurbeleid.
Ook uitgaven die typische ‘des provincies’ zijn zoals de
investeringen in beleid dat zich richt op samenhangend
regionaal of gebiedsgericht cultuurbeleid zijn opgenomen in deze categorie.
‘Cultureel erfgoed’ is een beetje een containerbegrip.
Ze omvat een uitgebreid aantal disciplines, zoals monumentenzorg, archeologie, musea, regionale cultuur en
geschiedenis en archieven. We geven een uitsplitsing in
de tabel.
Uitgaven provincies cultureel erfgoed (2005)
Provincie
Cultuurhistorie
Musea
Regionale cultuur
monumentenzorg/
Archieven
Totaal
en geschiedenis
archeologie
Groningen
€ 605.667
€ 3.546.700
€ 320.900
€ 50.000
€ 4.523.267
Fryslân
€ 2.432.432
€ 3.710.884
€ 2.444.627
€ 120.345
€ 8.708.288
Drenthe
€ 1.365.246
€ 2.725.190
€ 235.115
€ 50.000
€ 4.375.551
Overijssel
€ 1.217.100
€ 1.335.015
€ 276.200
€ 222.000
€ 3.050.315
Gelderland
€ 8.510.471
€ 1.283.560
€ 952.237
€ 405.700
€ 11.151.968
€ 763.400
€ 1.097.600
€ 481.200
€ 40.600
€ 2.382.800
Utrecht
€ 9.819.000
€ 401.000
€ 16.000
€ 1.696.000
€ 11.932.000
Noord-Holland
€ 2.851.900
€ 923.600
€ 52.200
€ 270.800
€ 4.098.500
Zuid-Holland
€ 5.372.680
€ 175.000
€ 70.400
€ 284.000
€ 5.902.080
Zeeland
€ 2.296.871
€ 1.798.823
€ 42.100
€ 78.638
€ 4.216.432
Noord-Brabant
€ 3.945.696
€ 7.416.257
€ 1.775.522
€ 300.000
€ 13.437.475
Limburg
€ 3.804.595
€ 7.953.832
€ 666.807
pm
€ 12.425.234
€ 42.985.058
€ 32.367.461
€ 7.333.308
€ 3.518.083
€ 86.203.910
Flevoland
Totaal
42
43
Uitgaven provincies amateurkunst en cultuureducatie (2005)
Provincie
Cultuureducatie
Amateurkunst
Totaal
Groningen
€ 756.800
€ 521.900
€ 1.278.700
Fryslân
€ 958.686
€ 1.077.000
€ 2.035.686
Drenthe
€ 463.000
€ 1.369.235
€ 1.832.235
Overijssel
€ 665.300
€ 375.200
€ 1.040.500
€ 3.594.566
€ 1.461.615
€ 5.056.181
€ 666.186
€ 180.900
€ 847.086
Utrecht
€ 2.197.000
€ 492.000
€ 2.689.000
Noord-Holland
€ 3.704.314
€ 706.100
€ 4.410.414
Zuid-Holland
€ 1.650.609
€ 436.874
€ 2.087.483
€ 891.188
€ 853.660
€ 1.744.848
Noord-Brabant
€ 3.163.400
€ 986.299
€ 4.149.699
Limburg
€ 1.622.954
€ 1.318.106
€ 2.941.060
€ 20.334.003
€ 9.778.889
€ 30.112.892
Gelderland
Flevoland
Zeeland
Totaal
Provincies uitgaven cultuur (2005)
Totaal uitgaven cultuur
Bedragen per provincie per sector per inwoner in euro’s
Bedragen per provincie per inwoner in euro’s
44
45
Totaal uitgaven cultuur
Bedragen per sector in euro’s
Beeldende kunst en
vormgeving
Podiumkunsten
Dans, Muziek/muziektheater, Theater
Media
Bibliotheken, Film,
Letteren, Omroep
Amateurkunst en
cultuureducatie
Cultureel erfgoed
Bovensectoraal
14.100.000
16.700.000
54.400.000
30.100.000
86.200.000
11.700.000
Eenmalige
investeringen
provincies
Provincies investeren in cultuur
In de periode 2005-2008 investeren de provincies gezamenlijk 140 miljoen in éénmalige projecten, dus naast
de jaarlijkse structurele uitgaven voor cultuur. Opvallend
is dat bijna 65% van dat bedrag wordt besteed aan
‘erfgoed’. Ruim 33 miljoen gaat naar monumentenzorg
en archeologie en daar is dan vooral veel aandacht voor
restauratie. Ruim 57 miljoen gaat naar de musea voor
verbouwing of nieuwbouw van de accommodatie.
Een tweede opmerkelijk gegeven is dat de provincies
fors investeren in accommodaties, ongeveer 63% van
het totaal. Naast de 57 miljoen voor de musea (voor
het overgrote deel geldt het hier de eigen provinciale
musea) bijna 20 miljoen voor podia en ruim 11 miljoen
voor overige accommodaties. Des te opmerkelijker
omdat het overgrote deel van de accommodaties tot
de verantwoordelijkheden van de gemeenten behoort.
Buiten de genoemde terreinen vinden we nog investeringen van provincies in de vorm van eenmalige impulsen
in diverse disciplines. Overijssel doet dat op een breed
front van cultuureducatie tot opera en van amateurkunst
tot festivals, maar ook in thema’s als Cultuur en Ruimte
en Cultuur en Economie. Utrecht investeert eenmalig in
de Regionale Historische Centra en Noord-Brabant kiest
voor de beeldende kunst.
Totaal eenmalige investeringen provincies
Bedragen per provincie in euro’s
Er zijn grote verschillen. Noord-Holland besluit tot een
extra investeringsimpuls van 600 miljoen, waarvan
ruim 22 miljoen besteed wordt aan investeringen in de
culturele sfeer. Zuid-Holland echter heeft in het geheel
geen eenmalige investeringen. Noord-Brabant komt in
de periode 2005-2008 zelfs tot ruim 28 miljoen, waarvan
ruim 15 miljoen voor het Noord-Brabants Museum. Ook
hoog scoren Gelderland (podia), Utrecht (monumenten)
en Friesland en Drenthe in de musea.
46
47
Totaal eenmalige investeringen provincies
Bedragen per sector in euro’s
57.027.000
19.475.000
11.580.000
33.289.000
11.948.000
2.487.000
4.400.000
Accomodatie
musea
Accomodatie
podiumkunsten
Accomodatie
overig
Ontwikkeling
onderhoud
erfgoed
(monumenten/
archeologie)
Impuls sectoren
Diversen
(promotie onderzoek informatie
digitalisering)
Besteding nog
toe te wijzen
Particuliere instellingen
Vooral de burgers betalen de cultuur
Als de honderden miljoenen je om de oren vliegen die
jaarlijks door de overheid aan cultuur worden besteed,
kan de indruk ontstaan dat cultuur door de overheid
wordt betaald. Niets is minder waar. Dit onderzoek gaat
niet verder in op de directe bijdrage van de burger. Die
is echter niet gering en bestaat uit meer dan het kaartje
voor het concert of het lesgeld van de muziekschool.
Een kapitale bijdrage wordt geleverd door de vrijwilligers. Het aantal mensuren dat wordt besteed aan
het besturen van verenigingen of instellingen, aan het
beheren van musea en oudheidkamers, aan amateurarcheologie of de organisatie van lokale manifestaties
en festivals, is letterlijk van onschatbare waarde. Daarnaast zijn er delen van onze culturele infrastructuur die
zichzelf in de markt goed staande kunnen houden: de
galerieën, veel balletscholen, de particuliere muziek-
Culturele particuliere initiatieven/instellingen
docenten, de architecten, de vrije theaterproducenten
en concert­organisatoren. Niet gering is ook de bijdrage
van particuliere fondsen, zoals het VSB-fonds, het Prins
Bernhard Cultuurfonds, tientallen kleinere fondsen en
enkele grote loterijen. Tenslotte zijn er dan ook nog de
particuliere initiatieven van vermogende en/of enthousiaste cultuurliefhebbers die een opvallende plaats
innemen van bovenregionaal belang. We vroegen gemeenten en provincies de initiatieven die bij hun bekend
waren aan ons door te geven. We hebben gekeken
of die particuliere initiatieven een even onregelmatige
spreiding over het land vertonen als de gesubsidieerde
kunstinstellingen. We hebben de grote steden buiten
beschouwing gelaten en weten dat we niet compleet zijn
en dat opname op deze lijst arbitrair is. Niettemin: kijken
we naar de particuliere instellingen van bovenregionaal
belang dan zijn zij goed verdeeld over het hele land.
48
49
Groningen
01 Groningen, Puddingfabriek,
Fryslân
02 Franekeradeel, Eise Eisinga
Planetarium
03 Heerenveen, Museum Belvédère
04 Heerenveen, Landgoed ZoFier galerie
05 Nijefurd, Jopie Huisman Museum
06 Nijefurd, Beeldhouwcentrum Koudum
07 Wûnseradiel, Kazematten Museum
08 Wûnseradiel, Aldfaers Erf
Drenthe
09 Noordenveld, Kunstpaviljoen Nieuw
Roden
10 Tynaarlo, De Buitenplaats Eelde
11 Westerveld, Shakespeare Diever
12
13
14
15
Overijssel
Almelo, Gal. & beeldent. Groeneveld
Dinkelland, Gal. & Mus. Ton Schulten
Hellendoorn, De Lantaarn
Hengelo, De Wolvecampprijs
HeArtpool
Gelderland
16 Arnhem, Wijnmuseum
17 Barneveld, Nederlands Pluimveemuseum
18 Lingewaal, Beeldentuin Asperen
19 Nijmegen, Poppdium Merleijn
20 Nijmegen, Vlaams Cultureel Kwartier
21 Wageningen, Het Depot
22 Zutphen, De Librije
Flevoland
23 Dronten, Lowlands festival
24 Noordoostpolder, Architectuur
Museum Nagele
25
26
27
28
Utrecht
Houten, Tentoonst. op de Forten
Maarssen, Beelden aan de Vecht
Utrecht, Beatrix Theater
Utrecht, Aboriginal Art Museum
Noord-Holland
29 Amstelveen, Museum Jan van
der Togt
30 Heerhugowaard, De Waerdse Tempel
31 Hoorn, Museum 20e eeuw
32 Hoorn, Affiche Museum
33 Medemblik, Stoomtr. HoornMedemblik
34 Opmeer, Scheringa Museum
Zuid-Holland
35 Alphen aan den Rijn, Archeon
36 Lisse, Kasteel Keukenhof
37 Ridderkerk, Planetarium Mus.
J. Post school
Zeeland
38 Middelburg, Theater De Wegwijzer
Noord-Brabant
39 Eindhoven, Museum Kunstlicht
in de Kunst
40 Eindhoven, Dafmuseum
41 Nuenen, Gerwen en Nederwetten,
Van Gogh Doc. Museum
42 Oisterwijk, Oisterwijk Sculptuur
43 Tilburg, De Pont
44 Woudrichem, Yellow Fellow
Limburg
45 Arcen en Velden, Kasteeltuinen Arcen
46 Landgraaf, Pinkpop Festival
47 Simpelveld, Zuid-Limburgse
stoomtreinmij.
Beeldende kunst,
vormgeving en
bouwkunst
Podiumkunsten
Dans, muziek/muziektheater, theater
Bibliotheken/media
Bibliotheken, film,
letteren
Amateurkunst en
cultuureducatie
Cultureel erfgoed
Archieven, monumenten/
archeologie, musea,
regionale geschiedenis
Bovensectoraal
Provincies en
gemeenten,
regionaal cultuurbeleid
50
Initiatieven van provincies
Er zijn het laatste decennium twee onderdelen van
het cultuurbeleid waarop provincies het voortouw hebben genomen en waarop zij ook succesvol zijn. Aan
de ene kant is dat het ontwikkelen van integraal beleid
op het terrein van ruimtelijke ordening, landschap en
cultuurhistorie. Daar komen we later in deze publicatie
op terug. Aan de andere kant is dat het ontwikkelen van
samenwerkingsverbanden met gemeenten en regionaal
cultuurbeleid. Van recente datum is het beleid op het
gebied van cultuur en economie dat enkele provincies
hebben ontwikkeld of aan het ontwikkelen zijn. We
wijden er in dit boekje een apart hoofdstuk aan, maar
maken hier melding van het beleid, omdat de provincies
hier bij uitstek een vliegwiel- of aanjaagfunctie vervullen
en het beleid zonder samenwerking niet of nauwelijks
gestalte zal krijgen. Zoals gezegd: het ontwikkelen van
samenwerkingsverbanden en regionaal cultuurbeleid
gaat al veel langer terug. Over het algemeen uit zich dat
in vormen van krachtig stimuleringsbeleid, meer dan
bijvoorbeeld in complementair beleid.
Gemeenten
In de enquête onder de gemeenten hebben we 440 van
de 443 Nederlandse gemeenten elk vijf vragen gesteld.
303 Gemeenten hebben (op tijd) een antwoord ingestuurd. Dat is 68,9%, een hoge respons, die overigens
niet gelijkmatig over het land gespreid is, zoals de kaarten per provincie laten zien. De drie grote gemeenten
Amsterdam, Rotterdam en Den Haag hebben wij niet op
deze wijze benaderd, want zij bekleden op veel gebieden van het kunst en cultuurbeleid een uitzonderingspositie. Zij hebben zelf naast de gemeentelijke ook de
provinciale rol uit te voeren.
Op de vraag of een gemeente een actueel geldende
cultuurnota heeft antwoordden 138 gemeenten (31,8%)
bevestigend en 42 gemeenten 9,5% deelden mee dat
die cultuurnota in de maak is en binnenkort ter wereld
komt. Meer dan 40% van de gemeenten heeft dus het
beleid op papier gezet of is daar mee bezig.
We hebben de gemeenten gevraagd naar de speerpunten van hun beleid en naar de vormen van samenwerking onderling en met de provincie. Met name de vraag
naar de samenwerking is van belang. Per provincie
geven we weer welke samenwerkingsverbanden tussen
welke gemeenten bestaan. Daarin zijn wij natuurlijk niet
compleet. Soms vergeet men iets op te geven en heeft
de andere gemeente de lijst niet ingevuld. Maar daarom
is de informatie niet minder van belang. Zowel de grotere steden in de provincies (denk aan Noord-Brabant,
Overijssel) als de kleinere gemeenten bevestigen het
belang van de rol die de provincies in dit proces spelen.
Veel gemeenten zijn ook bereid om mee te investeren
en het systeem van matching dat vooral bij het Actieplan Cultuurbereik goed werkt, genereert gelden voor
cultuur.
Conclusies
Onze eerste conclusie is: Provincies kiezen met een
krachtig stimuleringsbeleid voor het benutten van de
sterke kanten van het middenbestuur: ze hebben een
overzichtspositie en staan tegelijkertijd zo dicht bij de
lokale praktijk dat zij daar genuanceerd op kunnen
inspelen. In vrijwel alle interviews die wij met de ver­
tegenwoordigers van provincies hebben gehad wordt
het Actieplan Cultuurbereik als het beste instrument voor
dit beleid gezien. Overigens zou dat in mindere mate
ook kunnen gelden voor de Geldstroom Beeldende
Kunst, maar de spelregels rond deze regeling maken
hem minder aantrekkelijk. Provincies hanteren verschillende methodes om de samenwerking met de gemeenten en/of een regionaal beleid tot stand te brengen.
• Provincies benaderen gemeenten één op één en
gaan een bilateraal samenwerkingsverband aan.
Die keuze maken bijvoorbeeld Noord-Holland en
Overijssel.
• Provincies verdelen hun provincie in regio’s en ontwikkelen met de betreffende gemeenten in die regio
een toegespitst beleid. Groningen heeft daar al lang
ervaring mee en ook Zuid-Holland en Limburg volgen
deze weg.
• Provincies selecteren een qua identiteit homogeen
gebied en ontwikkelen met de gemeenten een gebiedsgericht beleid, passend bij die identiteit. Gelderland begon jaren geleden met twee gebieden (NoordOost Veluwe en Rivierenland) en mede op aandringen
van de gemeenten zijn daar sinds enige tijd de Achterhoek en de West-Veluwe aan toegevoegd. In alle
gevallen is het noodzakelijk om over flexibele middelen te beschikken. Matching van gelden is niet persé
nodig, maar het vergroot wel het onderlinge commitment (en de beschikbare middelen). Provincies
investeren veel flexibele gelden in de versterking van
de lokale en regionale culturele infrastructuur, waarbij
zij vormen van samenwerking tussen de gemeenten
dikwijls als voorwaarde stellen.
Onze tweede belangrijke conclusie is dat de meeste
vormen van samenwerking van gemeenten door de
provincie zijn geïnitieerd dan wel dat de provincie daarbij nauw betrokken is. Dat laatste is het geval bij de
bibliotheekvernieuwing, door het Rijk ingezet met een
belangrijke rol voor de provincies in het veranderingsproces. Een mooi neveneffect blijkt te zijn dat gemeenten gemakkelijker samen aan tafel gaan zitten, ook om
andere samenwerkingsvormen te bespreken. De vele
samenwerkingsverbanden op het gebied van de Centra
voor de Kunsten en de Muziekscholen komen bijna altijd
zonder tussenkomst van de provincie tot stand, vaak
via een Gemeenschappelijke Regeling. Waar het gaat
om projecten, eenmalige activiteiten, aandacht voor
speciale doelgroepen etc. is de provincie vaak de overheid die aanzet tot samenwerking. Daarvoor is een band
nodig met de gemeenten. Het is opvallend dat juist daar
waar de provincies systematisch samenwerken met de
gemeenten (bijvoorbeeld via de hierboven genoemde
kanalen) de relatie tussen gemeente en provincie ook
van de kant van de gemeenten wordt bevestigd en
gewaardeerd.
51
Groningen
> 100.000 inwoners
60.000 - 100.000 inwoners
30.000 - 60.000 inwoners
< 30.000 inwoners
Samenwerkingsverband theater
Samenwerkingsverband bibliotheken
Regionale creatieve netwerken
Samenwerkingsverband centra voor de kunsten/
muziekscholen
52
53
Versterking culturele infrastructuur gemeenten
en regionale samenwerking
De provincie Groningen heeft twee in elkaars verlengde
liggende langlopende projecten die ervoor zorgen dat
gemeenten actief samenwerken met de provincie en
elkaar en dat er meer mensen actief en passief bij cultuur betrokken raken. Voor de periode tot 2008 zijn er
concrete te bereiken resultaten geformuleerd, zoals 5%
stijging publieksbereik, vijf grote producties, is het organisatorisch vermogen van de amateurkunst versterkt via
acht sterke organisatoren en is een bloeiend amateurkunstenaarsnetwerk ontstaan.
1 Regionale Cultuur Plannen: Het doel van de plan­nen is om meer mensen actief en passief bij cultuur
te betrekken met initiatieven van regionaal belang.
De provincie voert dit project uit in samenwerking met
tweeëntwintig van de vijfentwintig Groninger gemeenten. De gemeenten dragen zelf ook financieel bij. Er
zijn vier regio’s: Noord Groningen (acht van de negen
gemeenten doen mee), Oost Groningen (alle negen
gemeenten), Westerkwartier (alle vier gemeenten) en
Gorecht (één gemeente van de drie doet mee).
2 Regionale Creatieve Netwerken; ter ondersteuning
van de Regionale Cultuurplannen. De Netwerken richten
zich onder meer op:
• Ontwikkeling van de amateurkunst;
• Totstandkoming van nieuwe interdisciplinaire
projecten;
• Netwerkontwikkeling en versterking organisatorisch
vermogen.
Bij deze netwerken zijn alle vijfentwintig gemeenten in
Groningen actief betrokken.
Het soort activiteiten binnen de kaders van de Regionale Cultuur Plannen en Regionale Creatieve Netwerken
heeft een grote diversiteit: literatuurroutes, theatervoorstellingen, De Watervloot (een maritieme manifestatie
met theater en muziek, educatieve projecten (Kleintje
Dierenpad), open atelierroutes, bijzondere concerten,
Staal op Fraeylema (een manifestatie met beeldhouwers
en dichters op de Borg Fraeylema), open monumentendag en vele andere activiteiten.
Ook uit de opgaven van de gemeenten blijkt dat de
vier genoemde regio’s een stevige basis vormen voor
cultuurbeleid op allerlei terreinen. Voor de gemeenten
is het in principe het niveau waarop wordt samengewerkt. Bij de bibliotheekvernieuwing blijven dezelfde
grenzen bestaan maar is er soms wel een verdergaande
deling. Datzelfde geldt voor de centra voor de kunsten
en muziekscholen. Ook zij bewegen zich binnen de bestaande regio, zij het soms op een iets kleinere schaal
dan de hele regio.
Interessant is de vrij unieke vorm van samenwerking
op het gebied van de theateraccommodatie in OostGroningen. De gemeenten Scheemda, Reiderland,
Bellingwedde en Winschoten, subsidiëren gezamenlijk
Theater De Klinker in Winschoten. Daardoor kan de
kwantiteit en de kwaliteit van de voorstellingen hoog
zijn en zijn er goede faciliteiten voor de amateurgezelschappen uit deze gemeenten.
Fryslân
Schriftelijke cultuurnota
Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding
Geen schriftelijke cultuurnota
Deelname aan enquête
Geen deelname aan enquête
54
55
De speerpunten in het cultuurbeleid van
de gemeenten in Groningen
Van de vijfentwintig Groningse gemeenten hebben er
vijftien op deze enquête gereageerd. Acht van hen
melden te werken met een actuele cultuurnota. Ons
zicht op de speerpunten van gemeenten in de provincie Groningen wordt beperkt door de matige respons
en zeker door het feit dat de stad Groningen niet heeft
meegedaan. Dat maakt voor een gebied met een zo
grote centrumstad wel een verschil.
Opvallend is dat de gemeenten die wel hebben geantwoord dat uitgebreid doen. Ze zijn actief op een breed
terrein. Sterk voorbeeld is de gemeente Winsum die een
uitgewogen beleid presenteert, waarin alle belangrijke
kernvoorzieningen een plaats krijgen. Daarnaast is het
aantal genoemde evenementen opvallend en zijn juist
op dat vlak de effecten van het Regionaal Cultuur Plan
zichtbaar. Het beeld dat de gemeenten gezamenlijk oproepen is dat van een breed beleid. Veel aandacht voor
de cultuureducatie in en buiten de school, zorg voor de
openbare bibliotheek, de amateurkunst, het museum.
Een aantal gemeenten neemt het belang van het cultuurtoerisme op in de prioriteiten van het cultuurbeleid,
waar vrijwel alle gemeenten de aandacht voor de eigen
burger, vaak speciaal de jongeren, hoog in het vaandel
hebben.
De provinciale inzet voor de Regionale Cultuur Plannen
en Regionale Cultuur Netwerken is terug te vinden in de
antwoorden van veel gemeenten en het grote aantal samenwerkingsverbanden, steeds binnen dezelfde regio.
Versterking culturele infrastructuur gemeenten
en regionale samenwerking
De provincie werkt langs zes wegen aan een verbetering van de culturele infrastructuur van de gemeenten:
1 Informeren en stimuleren: Fryslân propageert de nota
‘Pop met Beleid, handreiking voor gemeenten’. Deze
heeft POPNL in samenwerking met haar leden in Brabant (BraM), Limburg (SPL) en Zuid-Holland (Popunie)
laten opstellen ter ondersteuning van de lokale popsector. Hetzelfde geldt voor de handreiking ‘Cultuureducatie
de kracht van lokaal en provinciaal beleid’ een uitgave
van De Kunstconnectie/VKV in samenwerking met de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De provincie
wil de gemeenten zo informeren en stimuleren.
2 Door middel van het Stadsconvenant Leeuwarden,
hoofdstuk cultuur, wil men de positie van Leeuwarden
als culturele hoofdstad van Fryslân versterken voor zowel de eigen bevolking als de toeristen. Samenwerking
van verschillende instanties en individuen moeten ertoe
leiden dat het kunstenaarsklimaat in Leeuwarden op een
hoger niveau komt te staan.
3 De ‘A7 zone’ is een economisch samenwerkings­
verband tussen provincie en aan de A7 gelegen gemeenten. In dit verband worden ook culturele doelen
nagestreefd, als bijvoorbeeld de realisering van het
‘Cultureel Kwartier Sneek’ dat onder meer de bouw van
een theatercentrum voor permanente zomerprogrammering behelst, waarmee een impuls wordt gegeven aan
het Friese toerisme
4 Via het Marsrouteplan stimuleert en coördineert de
provincie de bibliotheekvernieuwing.
5 Het Actieplan Cultuurbereik ziet Fryslân net als de
meeste andere provincies als het instrument bij uitstek
om door samenwerking met gemeenten de regionale
culturele infrastructuur uit te bouwen.
> 100.000 inwoners
60.000 - 100.000 inwoners
30.000 - 60.000 inwoners
< 30.000 inwoners
Samenwerkingsverband bibliotheken
Schriftelijke cultuurnota
Gezamenlijke cultuurnota
Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding
Samenwerkingsverband centra
Geen schriftelijke cultuurnota
voor de kunsten/muziekscholen
Gezamenlijk beleid behoud Stellingwerver
Deelname aan enquête
streektaal en streekcultuur
Geen deelname aan enquête
56
57
6 De provincie is betrokken bij de (streek)archieven
en werkt samen met gemeenten en instellingen aan
projecten op het gebied van kunst en recreatie in het
kader van plattelandsontwikkeling, zoals bijvoorbeeld
het project ‘Kleurrijk Anders’ in Zuidoost Friesland. In dit
project werken zes musea samen om bezoekers te laten
kennismaken met de cultuurhistorische en landschappelijke identiteit van het gebied via exposities, wandel- en
fietsroutes.
Een aantal van de beleidsinstrumenten dat Fryslân inzet
om de culturele infrastructuur van de gemeenten en/of
de regionale culturele infrastructuur te verstevigen hebben betrekking op een beleidsterrein dat uniek is voor
Fryslân, namelijk de Friese taal:
• Bestuursafspraak Friese Taal en Cultuur (2001-10);
• Taalnota, Algemene Wet Bestuursrecht, handreiking
gemeenten in Fryslân (besluiten van ministerie BZK);
• www.gemeentenfrysk.nl, verordening Friese taal in
het schriftelijk verkeer.
De speerpunten in het cultuurbeleid van
de gemeenten in Fryslân
Zevenentwintig gemeenten hebben meegedaan aan
de enquête. Zeven geven aan dat ze over schriftelijk
geformuleerd cultuurbeleid beschikken. Drie gemeenten
hebben een cultuurnota in voorbereiding. Met nog geen
92.000 inwoners is Leeuwarden de grootste gemeente,
Smallingerland volgt met ruim 54.000 inwoners, gevolgd
door Heerenveen met een krappe 43.000 inwoners.
Deze gemeenten voeren alle drie een volwaardig cultuurbeleid. Ze hebben de beschikking over een breed
voorzieningenniveau, dat ze in stand willen houden en
op onderdelen willen versterken. Leeuwarden geeft
extra aandacht voor jongeren, en ook Heerenveen geeft
aan dat jongeren een speciale doelgroep vormen. Overigens zijn er zeker nog vijf andere gemeenten die eveneens een accent leggen bij die doelgroep. Popbeleid
en cultuureducatie zijn de instrumenten die daarvoor
worden ingezet.
Vrijwel alle gemeenten geven de volgende speerpunten/
sectoren aan:
• Amateurkunst
• Bibliotheken
• Centrum voor de kunsten/muziekschool
• Participatie
Een bijzonder accent: bij het bibliotheekwerk noemt
een viertal gemeenten de combinatie met een Historisch
Informatie Punt (HIP) c.q. het archief. Erfgoed scoort
zo wie zo hoog: zeven gemeenten noemen erfgoed als
speerpunt van beleid. Dat varieert van het versterken
van cultuurhistorische dragers, waaronder verstaan
wordt het in standhouden van monumentale gebouwen,
en het weer opbouwen van karakteriekstieke ‘wâld­
húskes’ (Dantumadeel), tot het ontwikkelen van (deel)
beleid, het stimuleren van publicaties en aandacht
voor roerend erfgoed. Een aantal gemeenten noemt
ook zijn musea.
Echte Friese accenten komen we ook tegen: het dorpshuis als multifunctionele accommodatie waar ook tal van
culturele activiteiten plaatsvinden, is een bekend verschijnsel in de Friese dorpen. Ooststellingwerf, Tytsjerksteradiel, en Wûnseradiel noemen ze apart omdat ze
instandhouding, nieuwbouw en/of programmering belangrijk vinden. De Friese taal komt als aandachtspunt
voor in de opgaven van Menaldumadeel en Tytsjerksteradiel. Het Stellingwerfs neemt een grote plaats in het
cultuurbeleid van Weststellingwerf en Ooststellingwerf
die hun beleid gezamenlijk hebben geformuleerd.
De verbinding cultuur en economie en dan met name
gericht op het toerisme is de Friese gemeenten niet
vreemd: Dongeradeel, Kollummerland en Nieuwkruisland en Schiermonnikoog geven die relatie expliciet
aan. Terschelling noemt Oerol. Opvallend is dat, naast
Leeuwarden, Smallingerland en Heerenveen, slechts
vier gemeenten het aandachtsgebied beeldende kunst
noemen.
Drenthe
> 100.000 inwoners
60.000 - 100.000 inwoners
30.000 - 60.000 inwoners
< 30.000 inwoners
Gezamenlijk cultuur overleg
Samenwerkingsverband centra
voor de kunsten/muziekscholen
58
59
Versterking culturele infrastructuur gemeenten
en regionale samenwerking
De provincie werkt langs zeven wegen aan een ver­
betering van de culturele infrastructuur:
1 Actieplan Cultuurbereik: Drenthe heeft binnen het
Actieplan Cultuurbereik veel ruimte gemaakt om de
gemeentelijke infrastructuur te kunnen versterken. Dit
betekent dat gemeenten ondersteuning kunnen krijgen
bij het maken van beleidsplannen. Daarnaast kunnen
ze financiële ondersteuning krijgen voor activiteiten mits
de gemeente dat zelf aanvraagt, liefst in de vorm van
een plan. Plannen in het kader van het Actieplan worden
ondersteund door een projectaanjager/begeleider van
de provincie Drenthe. Voor het Actieplan Cultuurbereik
geldt: De provincie stelt samenwerking tussen gemeentelijke instellingen als voorwaarde en vraagt een gemeentelijke bijdrage.
2 De Provinciale Uitmarkt: De provincie ondersteunt de
gemeenten bij de promotie van gemeentelijke activiteiten met een gezamenlijke uitmarkt. Dit houdt in dat er
gemeenschappelijke publiciteit wordt gegenereerd en
de gemeenten geld hebben voor activiteiten op de provinciale Uitmarkt dag: activiteiten per gemeenten en één
hoofdactiviteit in Drenthe.
3 ‘Oktobermaand Kindermaand’: Vanuit het Actieplan
Cultuurbereik heeft de provincie het project ‘Oktobermaand Kindermaand’ geïnitieerd. Het project houdt in
dat culturele instellingen één maand per jaar hun instelling gratis toegankelijk maken voor kinderen en speciale
activiteiten organiseren voor deze doelgroep.
4 De ‘Culturele Gemeente’: Deze regeling houdt in
dat de provincie eens per twee jaar 90.000 euro extra
investeert in de lokale culturele infrastructuur van een
gemeente op voorwaarde dat deze gemeente het
bedrag matcht.
5 Advisering Festivals: De provincie heeft een festivalcoördinator die gemeenten en gemeentelijke instellingen
kan helpen met de totstandkoming van festivals.
6 Bibliotheekvernieuwing: De provincie ondersteunt het
bibliotheekvernieuwingsproces. Belangrijke aandachtspunten zijn het gebruik van de bibliotheek als podium en
de aansluiting bij andere voorzieningen.
7 Regionale bijeenkomsten: De provincie belegt regionale bijeenkomsten waarin gemeenten, instellingen en
culturele organisaties kennismaken met elkaar en stimuleert daarbij onderlinge samenwerking.
De meeste gemeenten reppen nauwelijks over onderlinge samenwerking. Zij geven wel het Centrum voor de
Kunsten/Muziekschool aan en spreken veelvuldig over
het door de provincie geïnitieerde onderlinge overleg,
maar daar blijft het bij. Wel werken gemeenten enthousiast en op veel terreinen samen met de provincie en
melden gemeenten ook de provincie hard nodig te hebben.
De speerpunten in het cultuurbeleid van
gemeenten in Drenthe
Elf van de twaalf gemeenten in de provincie Drenthe
reageerden op de enquête, Vijf van deze gemeenten
hebben een cultuurnota.
Assen formuleert een uitgebreid cultuurbeleid dat ruim
aandacht schenkt aan de vragen van de eigen burgers,
maar tegelijk ook oog heeft voor de cultuurtoeristen en
de invloed van het cultuurbeleid bij de vestiging van
bedrijven. De slogan ‘Levendig Assen’ levert een programma op met veel evenementen en festivals naast
een stevige infrastructuur met ruim aandacht voor het
theater, de amateurkunst, de beeldende kunst, stimulering van bepaalde doelgroepen, mede via een sterk
centrum voor de kunsten. Het veel grotere Emmen
voert ook een uitgebreid beleid, maar beperkt zich hier
tot enkele steekwoorden, waarbij van belang is dat de
prioritaire doelstellingen van het college van B&W ook
gelden voor het kunst- en cultuurbeleid. Dat zijn Jeugd,
Bereikbaarheid, Wonen en Werken.
Overijssel
Schriftelijke cultuurnota
Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding
Geen schriftelijke cultuurnota
Deelname aan enquête
Geen deelname aan enquête
60
61
Zorgvuldig is het beleid van een aantal andere Drentse
gemeenten zeker te noemen. Midden-Drenthe bijvoorbeeld evalueert, past aan en vernieuwt. Niet spectaculair maar wel doordacht. Tynaarlo heeft een uitgebreide
en recente nota, waarin zowel de verschillende aspecten van de cultuurhistorie als de openbare bibliotheek,
de regionale geschiedenis, de beeldende kunst en de
amateurkunst aan bod komen en ook specifiek de cultuureducatie in primair en voortgezet onderwijs naast de
nodige festivals en manifestaties (toch al een Drentse
specialiteit). Aa en Hunze legt een accent bij integraal
beleid, maar ook op jongeren. Coevorden kiest voor een
ononderbroken lijn in de kunsteducatie van vier tot achttien jaar en voor spraakmakende kunst in de openbare
ruimte. Een gemeente als De Wolden met veel kernen
kies voor het behoud van de voorzieningen in die kernen
en van de verenigingen die de voorzieningen gebruiken.
Hoogeveen daarentegen heeft meer een centrumfunctie
en zet in op het theater met een sterk groeiende publieks­
groep. Ook de andere professionele instellingen en
voorzieningen krijgen veel aandacht. Op het terrein van
de cultuureducatie is Hoogeveen zelfs een landelijk
voorbeeld. Verder is samenwerking van groot belang.
Versterking culturele infrastructuur gemeenten
en regionale samenwerking
De provincie werkt langs zes wegen aan een verbetering van de culturele infrastructuur van de gemeenten
en/of regio’s.
1 Inhoudelijke en financiële ondersteuning: De provincie
Overijssel heeft in het kader van het Actieplan Cultuurbereik Vuur en Vlam 2005-2008 met zeven gemeenten,
te weten Zwartewaterland, Kampen, Hellendoorn, Dinkelland, Twenterand, Tubbergen en Hof van Twente, een
arrangement opgesteld. Doel is de gemeenten ondersteunen bij het komen tot een zelfstandig en substantieel kunst- en cultuurbeleid. De gemeenten beschreven
de stand van zaken van 2004, de gewenste stand van
zaken eind 2008, de waarde van de plannen voor de
bevolking en de identiteit van de gemeente en de inzet
(budget en uren) van de gemeente zelf. Na overleg met
en goedkeuring van de provincie hebben de gemeenten
een vierjarenplan opgesteld voor de (verdere) ontwikkeling van hun kunst- en cultuurbeleid. Met deze gemeenten heeft de provincie vervolgens een convenant
afgesloten. Elk van deze gemeenten ontvangt voor de
uitvoering van het arrangement jaarlijks een subsidie
van de provincie van iets meer dan 42.000 euro. De
gemeente legt er minstens evenveel bij (uit te drukken
in geld of in personele inzet).
2 Subsidie Culturele ontwikkeling: ‘Amateurkunst; vitaal
platteland’ is een onderdeel van de regeling Culturele
ontwikkeling. Instellingen en organisaties in Overijssel
kunnen een beroep doen op deze regeling voor amateurkunstprojecten en activiteiten die plaatsvinden in
Overijssel buiten de vijf grote steden.
> 100.000 inwoners
60.000 - 100.000 inwoners
30.000 - 60.000 inwoners
< 30.000 inwoners
Netwerkstad Twente, diverse disciplines
Schriftelijke cultuurnota
Cultuurhistorisch informatie
Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding
en educatie centrum
Geen schriftelijke cultuurnota
Samenwerkingsverband centra
voor de kunsten/muziekscholen
Deelname aan enquête
IJsselacademie (streektalen en regionale geschiedenis)
Geen deelname aan enquête
62
63
3 Grote stedenbeleid: Overijssel heeft een provinciaal
grote stedenbeleid waaruit eveneens investeringen in
de culturele infrastructuur worden gefinancierd. Het
betreft de steden Deventer, Zwolle, Almelo, Enschede
en Hengelo.
4 Beleid subregionale kernen: Overijssel heeft een
beleid subregionale kernen waaruit eveneens investeringen worden gedaan in de culturele infrastructuur. Het
betreft de gemeenten Steenwijkerland en Hardenberg.
5 Beleid beeldende Kunst: Met steun van de provincie
stimuleren drie instellingen voor beeldende kunst in
Deventer, Hengelo en Diepenheim in nauwe samenwerking de productie en verspreiding van beeldende kunst.
Hiermee bevordert men de kwaliteit en de publieke
belangstelling. Er wordt ook samengewerkt met de
kunstacademies en de architectuurcentra in de provincie. Dat geldt tevens voor de vijf kunstenaarsinitiatieven.
Daarnaast zijn er zes instellingen specifiek gericht op
de presentatie van beeldende kunst.
6 De drie grote festivals van bovenlokaal belang:
Muziekfestival Twente ( Enschede), De Stad als Theater
(in en om Zwolle) en Kunsten op straat (twaalf gemeenten in heel Overijssel).
De speerpunten in het cultuurbeleid van
de gemeenten in Overijssel
Met eenentwintig van de vijfentwintig gemeenten is
Overijssel opvallend goed vertegenwoordigd in de
enquête. Van die eenentwintig hebben er maar liefst
vijftien een cultuurnota, terwijl vier gemeenten een
dergelijk document aan het voorbereiden zijn.
Een bijzonder groot aantal Overijsselse gemeenten
noemt als speerpunt van cultuurbeleid de doelgroep
jongeren, al dan niet als specifiek onderdeel van een
breder kader als cultuurparticipatie en cultuurbeleving.
Opvallend is ook dat dat gemeenten zijn buiten het
stedelijk gebied.
Hoge prioriteit wordt daarnaast gegeven aan:
• Het bibliotheekbeleid;
• De cultuureducatie op de scholen en in de vrije tijd;
• De beeldende kunst
• Het erfgoed;
• Het cultuurtoerisme.
Het Actieplan Cultuurbereik is ook in Overijssel een
sterk instrument.
Veel (vooral kleinere) gemeenten zeggen dat het
cultuurbeleid gericht is op de eigen burger, hoewel in
die groep dus ook wel de gerichtheid op het toerisme
bestaat.
De grote gemeenten leggen veel nadruk op vormen van
integraal beleid met andere beleidssectoren. Genoemd
worden economie (meerdere malen), stedelijke ontwikkeling en maatschappelijke ontwikkeling.
Opvallend is het intensieve samenwerkingsverband
binnen de Netwerkstad Twente, waar vrijwel alle denkbare onderdelen van cultuur onderwerp van overleg en
gezamenlijk beleid zijn. Enschede zet zwaar in op muziek (vooral muziektheater) en beeldende kunst (vooral
mediakunst en kunst in de openbare ruimte). Ook euregionale samenwerking is voor Enschede belangrijk: het
netwerk met Osnabrück en Münster. Hengelo profileert
zich via de beeldende kunst (het middensegment) en
toneel/theater.
Gelderland
> 100.000 inwoners
60.000 - 100.000 inwoners
30.000 - 60.000 inwoners
< 30.000 inwoners
Samenwerkingsverband bibliotheken
Gebiedsgericht cultuurbeleid
Samenwerkingsverband cultuurhistorie
(monumentenzorg/archeologie/
landschap)
Samenwerkingsverband centra
voor de kunsten/muziekscholen
Samenwerkingsverband archieven
64
65
Versterking culturele infrastructuur gemeenten
en regionale samenwerking
Gelderland geeft aan dat men optimale spreiding
van cultuurdeelname en culturele activiteiten over de
provincie hoog in het vaandel heeft door als doelen te
formuleren:
• Effectief maken van het Gelders cultuurbeleid in heel
Gelderland;
• Cultuurdeelname buiten de grote Gelderse steden
stimuleren;
• Cultureel vermogen van Gelderse gemeenten en
instellingen versterken.
Gelderland gebruikt daarvoor een drietal instrumenten:
1 Subsidieregeling Kulturhusen: Deze regeling heeft als
doel de sociaal-culturele cohesie en dynamiek in kleine
kernen te versterken door het stimuleren van de bouw
van accommodaties waarin verschillende sociale en
culturele voorzieningen een plaats krijgen.
2 Subsidieregeling aankopen en opdrachten beeldende
kunst, waarmee men de gemeenten wil stimuleren in
beleid rond kunst in de openbare ruimte.
3 Project “Gebiedsgericht Cultuurbeleid”. Door samenwerking tussen gemeenten en de provincie wordt met
dit instrument aan het culturele klimaat in de regio een
extra impuls gegeven. Per regio kan de eigen identiteit
benadrukt worden en worden er specifieke speerpunten
benoemd die in projecten worden uitgewerkt. Er zijn vier
regio’s voor gebiedsgericht beleid. Ze worden op de
kaart weergegeven
• Noord-Veluwe (zes gemeenten)
• West-Veluwe (zes gemeenten)
• Achterhoek (acht gemeenten)
• Rivierenland (negen gemeenten)
Gelderland zet zijn Stichting Kunst en Cultuur in voor dit
project, door de coördinatoren bij deze organisatie aan
te haken. Dat heeft mede tot effect dat de gemeenten
die bij het project betrokken zijn de SKCG goed blijken
te kennen, hetgeen voor de vele andere activiteiten van
de SKCG aantrekkelijk kan zijn. Bij de uitvoering van dit
beleid zet de provincie middelen in van het Actieplan
Cultuurbereik.
4 Gebiedsgericht is ook het beleid op het terrein van de
cultuurhistorie (archeologie, monumentenzorg, culturele
landschappen). Gelderland onderscheidt een tiental
gebieden met een geheel eigen ‘cultuurhistorisch DNA’.
Binnen die gebieden zoekt de provincie samenwerking
met gemeenten en andere betrokken partners.
De gemeenten bevestigen het belang van het project
gebiedsgericht cultuurbeleid: bijna alle betrokken gemeenten maken melding van het feit dat ze in één van
de vier regio’s samenwerken. De rol van de provincie
wordt daarbij zeer gewaardeerd. Ook de bibliotheekvernieuwing en de kunstencentra/muziekscholen leiden
tot samenwerkingsverbanden die veelvuldig worden
aangegeven.
De speerpunten in het cultuurbeleid van
de gemeenten in Gelderland
In totaal heeft Gelderland zesenvijftig gemeenten, acht­
enveertig daarvan hebben op de enquête gereageerd.
De kaart toont dat zeventien gemeenten een cultuurnota
hebben en dat zeven gemeenten een dergelijk beleidsdocument aan het voorbereiden zijn. De drie grootste
Gelderse gemeenten participeren in het convenant
tussen Rijk, provincie en gemeenten: Arnhem, Nijmegen
en Apeldoorn. De cultuurnota van Apeldoorn beslaat
maar liefst tien jaar (2004-2014). De stad richt zich op
een krachtige verbinding tussen ruimtelijke kwaliteit en
de culturele ontwikkeling onder de noemer ‘ongekende
schoonheid’. Het tweede speerpunt ‘Jong muzikaal
talent’ wordt geoperationaliseerd door te investeren in
organisaties voor jong muzikaal talent en in planontwikkeling voor een Nationaal Centrum voor Jong Muziektalent.
Het motto van Arnhem luidt ‘Cultuur is van en voor iedereen’ Het cultuurbeleid heeft tot doel: een gunstig klimaat
te scheppen voor kunst en cultuur, met aandacht voor
kwaliteit, innovatie, diversiteit, participatie en spreiding.
Een doelstelling die de gemeente in een breder kader
van integraal beleid wil plaatsen. Er worden relaties
gelegd met andere beleidsterreinen, bijvoorbeeld door
cultuur in te zetten als impuls voor kwaliteitsbesef en
kwaliteit in stedelijke en maatschappelijke ontwikkeling.
Flevoland
Schriftelijke cultuurnota
Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding
Geen schriftelijke cultuurnota
Deelname aan enquête
Geen deelname aan enquête
66
67
Arnhem noemt de ontwikkeling van een nieuw Kenniscluster (bibliotheek, archief, ROC, kunst en cultuureducatie en Volksuniversiteit en Historisch Museum) en een
nieuw Kunstencluster (theater, museum en filmhuis met
kunsteducatie). Beide clusters verbonden met horeca en
detailhandel en uitgaan. Nijmegen wil de culturele identiteit van de stad versterken, een sterk cultureel klimaat
creëren zodat er een aangenaam leefklimaat voor de
bewoners ontstaat, en de stad ook aantrekkelijk is voor
bezoekers. De Gemeente zet in op het behoud van het
gevarieerde cultuuraanbod in de stad en stimuleert
samenwerking. Bovendien streeft de stad een omgeving
na waarin kunstenaars en productiegezelschappen
inspiratie vinden. In het bijzonder wil Nijmegen zich profileren als film en muziekstad. Ede als vierde grote stad
zet in op: de kracht van het buitengebied; de erfgoedkernen; de musea; het stedelijk centrum; amateurkunstenaars (het culturele fundament) en cultuureducatie.
Alle gemeenten die betrokken zijn bij het project gebiedsgericht cultuurbeleid maken daar melding van.
Dat de gemeenten de instandhouding van accommo­
daties serieus nemen zien we terug in de antwoorden:
acht gemeenten geven dat expliciet als speerpunt aan,
daarnaast worden er ook nieuwe accommodaties
ontwikkeld. Soms in de vorm van een Kulturhus of
dorpshuis (vier maal), soms in de vorm van een veel
omvat-­tend cultureel cluster (Oude IJsselstreek). Opvallend is het aantal malen dat cultuureducatie/kunstzinnige vorming als belangrijk aandachtsgebied genoemd
wordt: twintig maal. Beeldende kunst wordt in Gelderland in verhouding tot andere provincies dikwijls aan­
gegeven: vijftien maal. Ook meer dan elders maken
gemeenten gewag van het al dan niet in regionaal
verband toegankelijk maken van de archieven. Amateurkunst en bibliotheekwerk zijn als overal belangrijke
beleidsterreinen. Erfgoed en cultuurhistorie scoren hoog
zeventien maal worden ze genoemd als aandachts­
gebied. Dat de verbinding met andere beleidsterreinen
ook buiten de grote steden gezocht wordt blijkt uit het
feit dat relaties met promotie, toerisme, en/of sociaal
beleid/participatie, woon- en leefklimaat door achttien
gemeenten vermeld worden.
Versterking culturele infrastructuur gemeenten
en regionale samenwerking
Flevoland met zijn unieke ontstaansgeschiedenis telt
slechts zes gemeenten. Almere, Lelystad en Noord­
oostpolder hebben een eigen cultuurnota. Met elk van
de gemeenten heeft de provincie regelmatig contact.
Flevoland geeft aan drie wegen te bewandelen om
de infrastructuur van de gemeenten en de regionale
samenwerking te versterken:
1 Cofinanciering van culturele projecten: Het ondersteunen van de culturele infrastructuur en van activiteiten op
cultureel gebied. In principe subsidieert de provincie
met name projecten met een boven lokale uitstraling.
Puur gemeentelijke activiteiten behoren, aldus de
provincie, tot de verantwoordelijkheid van individuele
gemeenten. De provincie zet hiervoor middelen in uit
het Actieplan Cultuurbereik en de Regeling Geldstroom
Beeldende Kunst
2 Gezamenlijke afstemming van beleid. Almeres en
de provincie hebben een brede afstemming over het
totale pakket; zo is er op gebied van podiumkunsten
sprake van een gezamenlijk convenant met FPPM/FAPK
en er is een gezamenlijke beoordelingscommissie met
betrekking tot het aanvragen van productiesubsidies.
Ook wordt er overlegd over de inzet van de provinciale
BKV-gelden en Almere is samen met de provincie betrokken bij het cultuurconvenant met het Rijk. Bij andere
gemeenten is de afstemming meer gericht op specifieke
speerpunten of accenten in het beleid. Bij Lelystad en
Noordoostpolder gaat het vooral om landschapskunst,
en cultureel erfgoed. In de gesprekken met Noordoostpolder vormt daarnaast ook de archeologie een
belangrijk punt van aandacht. Urk richt zich vooral op
de monumentenzorg en Dronten op het landschap. De
contacten met de provincies zijn dan ook vooral aan die
aandachtsgebieden gewijd.
3 De bibliotheekvernieuwing krijgt in Flevoland vorm
in twee basisbibliotheken met één gezamenlijk service
bureau.
Op instellingsniveau zijn er samenwerkingsverbanden
op het gebied van onderwijsprojecten kunstzinnige
vorming tussen Lelystad, Dronten en Almere. Evenals
Zeewolde meldt Urk samenwerking tussen provincie en
gemeente op het gebied van archieven. Het museum,
aldus Urk, heeft connecties met diverse gemeenten.
> 100.000 inwoners
Schriftelijke cultuurnota
60.000 - 100.000 inwoners
Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding
30.000 - 60.000 inwoners
Geen schriftelijke cultuurnota
< 30.000 inwoners
Deelname aan enquête
Samenwerkingsverband bibliotheken
Geen deelname aan enquête
68
69
De speerpunten in het cultuurbeleid van
de gemeenten in Flevoland
Alle zes de gemeenten van Flevoland hebben de enquête tijdig ingestuurd. Drie van hen hebben een eigen
cultuurnota.
In Almere zijn kunst en cultuur voortdurend in ontwik­
keling. Het heeft een gevarieerd aanbod aan theaters,
musea, expositieruimten en galerieën. De schouwburg,
het kunstencentrum CKV, de bibliotheek en Casla hebben nieuwe hoogwaardige en grotere accommodaties in
het stadshart. Dat brengt grotere ambities en omvangrijkere exploitatietaken met zich mee, waar de gemeente
extra budgetten voor beschikbaar stelt. De gemeente
ondersteunt de beoefening van kunst, door professionals en amateur en hecht belang aan de organisatie van
culturele evenementen (sommige met landelijke uitstraling). Almere wil het maatschappelijk draagvlak vergroten voor het uitvoeren van de wettelijke taak op het gebied van archeologie en stelt zich ten doel de identiteit
van Almere te versterken door het bewustzijn van de
burgers te vergroten over de eigen voorgeschiedenis.
Het centrale uitgangspunt voor het cultuurbeleid van
Flevoland is dat het cultuurbeleid bijdraagt aan de maatschappelijke ontwikkeling die Lelystad momenteel ondergaat. Sociale samenhang, de identiteit en het imago
van Lelystad zijn daarbij de sturende principes. Het
betekent voor het cultuurbeleid dat het:
• De inwoners van Lelystad de mogelijkheid moet bieden om zich te kunnen ontplooien door actieve en
receptieve deelname aan cultuuruitingen;
• Garanties moet bieden voor de diversiteit binnen het
culturele aanbod, waarbij volop recht wordt gedaan
aan de behoeften en mogelijkheden van de verschillende groepen inwoners van Lelystad;
• De interactie tussen de inwoners van Lelystad onderling en de binding met hun directe leefomgeving (stad
en wijk) moet stimuleren;
• Moet bijdragen aan het imago van Lelystad als een
aantrekkelijke woon-, werk- en recreatiestad.
Noordoostpolder heeft de volgende speerpunten
geformuleerd:
• Brede deelname aan cultuur (actief, passief) onder
meer door middel van aanbod CKV, theater, beeldende kunst (tentoonstellingen, opdrachten, kunstuitleen)
• Voor een breed publiek de cultuurhistorische ontwikkeling van Noordoostpolder duidelijk maken. Bijvoorbeeld via aanbod/activiteiten van het Museum Schokland, dat de geschiedenis toont van het voormalige
eiland in de Zuiderzee. In 1859 werd het eiland ontruimd na zware stormen en landafslag was de situatie
onleefbaar geworden. Met de drooglegging van de
Noordoostpolder werd Schokland ‘een eiland op het
droge’. In 1995 is het voormalige eiland Schokland
door de UNESCO aangewezen als Werelderfgoed
Dronten, Zeewolde en Urk beschikken niet over een
cultuurnota. Zeewolde geeft aan dat er na een periode
van begrotingstekorten en bezuinigingen er niet veel
aandacht en maar een klein budget beschikbaar is voor
kunst en cultuur en dat er geen specifieke speerpunten zijn. Dronten heeft het voornemen om kunst in de
buitenruimte te inventariseren, een cultureel platform
te initiëren en nieuwe culturele initiatieven te initiëren.
Urk heeft een plaatselijke Stichting Culturele Activiteiten
die jaarlijks subsidie ontvangt voor diverse culturele
activiteiten. Educatie en participatie staan hoog op de
prioriteitenlijst. En een belangrijk aandachtspunt is het
museum. De gemeente heeft onlangs middelen beschikbaar gesteld voor een grote verbouwing/renovatie.
Het museum heeft tot taak de unieke en rijke historie van
Urk in als zijn facetten te belichten. De gemeente ziet
in het museum een instrument om bij te dragen aan de
economische, toeristische, culturele en educatieve ontwikkeling van Urk.
Utrecht
> 100.000 inwoners
60.000 - 100.000 inwoners
30.000 - 60.000 inwoners
< 30.000 inwoners
Samenwerkingsverband bibliotheken
Plan voor gezamenlijke kadernota cultuur
Samenwerkingsverband centra voor de kunsten/
muziekscholen
70
71
Versterking culturele infrastructuur gemeenten en
regionale samenwerking
De provincie werkt langs vijf wegen aan een versteviging van de culturele infrastructuur van de gemeenten:
1 ‘Vrede van Utrecht’: De provincie werkt in dit programma samen met de gemeente Utrecht. Het is
een veelomvattend programma waar subsidies voor
worden in gezet. Het doel is het bereiken van de
volgende effecten:
• Versterking van de infrastructuur;
• Vergroting van de uitstraling van de regio;
• Verbetering van de toegankelijkheid voor publiek.
2 De provincie verstrekt projectsubsidies voor de
infrastructuur van het cultureel erfgoed, bijvoorbeeld
voor restauraties in relatie tot toegankelijkheid voor
publiek. Denk bijvoorbeeld aan vier miljoen euro voor
de molens, of aan de investeringen in Grebbelinie en
Nieuwe Hollandse Waterlinie.
3 In het kader van ‘Van Collectie naar Connectie’ zijn
er subsidies voor musea. Door middel van het finan­
cieren van gratis museumweekenden draagt de provincie bij aan het vergroten van het publieksbereik van
de (gemeente-)musea. Door middel van bijdragen aan
restauratie en/of herinrichting kunnen de musea hun
profiel moderniseren en daarmee hun positie verbe­
teren. De Museumwerf Vreeswijk, het Geld- en Bank­
museum en Museum van Speelklok tot Pierement
ontvingen elk 150.000 euro van de provincie.
4 De provincie heeft met een aantal gemeenten in
Utrecht convenanten afgesloten op het gebied van
cultuurbereik. Naast vergroten van cultuurbereik in gemeenten streeft de provincie daarmee een versterking
van het cultuurbeleid van de gemeenten na. Uiteindelijk
wil de provincie met alle gemeenten een dergelijk convenant afsluiten.
5 Door ondersteuning van facilitaire voorzieningen
(Centrum Beeldende kunst, Kunstuitleen, Grafisch
Atelier) en door ondersteuning van gemeentelijk beleid
(via convenanten en kunstopdrachten) stimuleert de
provincie de beeldende kunst in de gemeenten. De
provincie heeft convenanten afgesloten met Zeist,
Nieuwegein, Amersfoort en Veenenendaal.
Voor samenwerkingsprojecten zet de provincie middelen in als cofinanciering binnen het Actieplan Cultuurbereik, de Cultuur Historische Hoofdstructuur en
Cultuur Historische Effect Rapportages. De focus ligt
echter meer op één op één relaties tussen provincie en
gemeenten. We krijgen dit van de zijde van de gemeenten bevestigd. Er zijn een aantal gemeenten bezig met
het formuleren van cultuurbeleid, dankzij de (financiële)
prikkels hiertoe van de provincie. Breukelen en Woudenberg maken melding van de (mogelijke) vorming van
een kleinschalig cultuurhuis waarbij ze steun krijgen van
de provincie.
De speerpunten in het cultuurbeleid van
de gemeenten in Utrecht
Utrecht telt negentwintig gemeenten, zoals op de kaart
te zien is hebben veertien gemeenten meegedaan aan
de enquête. Een opvallend lage score. Ter vergelijking:
de eenendertig Friese gemeenten leverden zevenentwintig respondenten op. Maar om de vergelijking door
te zetten, waar zeven van de zevenentwintig Friese
respondenten zegt over een cultuurnota te beschikken,
daar zijn het in Utrecht acht van de veertien.
De stad Utrecht is convenantpartner van Rijk en provincie. De cultuurnota 2005-2008 draagt als titel ‘Cultuur is
kapitaal’. ‘Kunst en cultuur dragen bij aan de attractieve
uitstraling, sterke economische positie, maar ook aan de
vitaliteit van wijken en buurten waar mensen op een plezierige manier samenleven’ zo stelt de nota en Utrecht
streeft ernaar zich te positioneren als kweekplaats van
talent en ontmoetingsplaats met internationale allure.
Wat extra aandacht betekent voor innovatief en creatief
ondernemerschap, voor goede culturele voorzieningen
en voor een inspirerend cultureel klimaat. De stad maakt
zich samen met de provincie op om in 2013 op grootste
wijze de Vrede van Utrecht te vieren en wil zich kandidaatstellen als Culturele Hoofdstad van Europa in 2018.
Noord-Holland
Schriftelijke cultuurnota
Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding
Geen schriftelijke cultuurnota
Deelname aan enquête
Geen deelname aan enquête
72
73
De speerpunten van Amersfoort (tweede grote stad van
Utrecht), zijn het op peil brengen van de culturele infrastructuur, het stimuleren van vraaggestuurd aanbod en
de profilering van Amersfoort als cultuurstad, via thema’s als ‘Stad als Podium’ (evenementen en festivals),
de ‘Cultuurhistorie van Amersfoort’ en het thema ‘Kunst
en Architectuur’.
Opvallend is dat een aantal gemeenten opgeeft zich
bezig te houden met nieuwbouw of aanpassing van
culturele accommodaties. Houten gaat een theater
annex cultureel centrum bouwen, Woerden zoekt naar
oplossingen voor ruimtelijke problemen bij het kunstencentrum en het museum en wil een cultureel casco
ontwikkelen op een defensie eiland, Leusden en Vianen
maken melding van nieuwe multifunctionele accommodaties (cultuurhuis) als belangrijk aandachtsgebied binnen hun cultuurbeleid. Maarssen heeft een stappenplan
ontwikkeld waarin beschreven staat hoe de gemeente
samen met Loenen en Breukelen een kadernota Kunst
& Cultuur 2007-2010 wil opstellen. Directe aanleiding
daartoe zijn de kansen die het Actieplan Cultuurbereik
van de provincie biedt. In dat kader komen we bij diverse
gemeenten het verschijnsel cultuurconsulent en/of cultuurmakelaar tegen.
Amateurkunst is een belangrijk beleidsterrein binnen de
gemeenten, het wordt vaak in samenhang met participatie genoemd, evenals het organiseren van festivals die
ten doel hebben de plaatselijke bevolking in aanraking
te brengen met kunst en cultuur. Ook cultuureducatie
scoort hoog, voor zeker vijf gemeenten is het een wezenlijk speerpunt van beleid. Leusden heeft zich ten
doel gesteld het muziekonderwijs in het basisonderwijs
te integreren.
Versterking culturele infrastructuur gemeenten
en regionale samenwerking
Aan de basis voor de samenwerking tussen NoordHolland en de gemeenten ligt een zeer directe één op
één benadering van de provincie. Na in het verleden
vooral nauwe contacten met de tien grotere steden
(Amsterdam valt hier buiten) te hebben ontwikkeld, heeft
de provincie vervolgens alle gemeenten stuk voor stuk
benaderd, deels met hulp van de Stichting Kunst en Cultuur Noord-Holland. Zeker de algemene instrumenten
die Noord-Holland inzet bereiken veel gemeenten.
1 Actieplan Cultuurbereik: Doel is het cultureel bewustzijn van burgers te versterken door het vergroten van
zowel publieksbereik als de actieve participatie aan aller­
lei vormen van kunst en cultuur, inclusief het erfgoed.
Veel van de vierenzestig Noord-Hollandse gemeenten
doen hier aan mee. Het betreft hier altijd cofinanciering
met gemeenten. In 2005 was die verhouding als volgt:
75% provincie en 25% gemeente.
2 Middelen beschikbaar voor extra eenmalige investeringen worden onder meer ingezet in co-financiering
met gemeenten. De programma’s in Noord-Holland reiken alleen voor cultuur al tot enkele tientallen miljoenen;
vooral voor restauratie en herontwikkeling van gebouwd
erfgoed.
Daarnaast zet Noord-Holland nog in op de afzonderlijke
disciplines:
• Bibliotheken: Deelverordening Stimuleringsregeling totstandkoming basisbibliotheken. Subsidie ter
stimulering van samenwerking bibliotheken in kleine
gemeenten met minder dan 30.000 inwoners.
• Muziek (amateur): Deelverordening Begeleiding
Amateurzang. Subsidie ter bevordering van professionele instrumentale begeleiding van amateurzang.
Subsidie wordt verleend aan koren etc.
• Musea: Deelverordening Museumondersteuning.
Investeringsbijdragen aan musea met een groot aantal
doelstellingen, gericht op de verbreding of verdieping
van de publieke belangstelling; voorts op de kwaliteit
van het eigen profiel van het museum, van de vaste
presentatie, van de beheers- en behoudscondities en
de veiligheid. Ook nieuwe vormen van samenwerking
van musea en/of registratie van de eigen collectie
behoren tot de doelstellingen.
• Beeldende kunst: Beleidsregel BKV; subsidieverlening aan organisaties die op professionele wijze actief
zijn in de sector beeldende kunst en vormgeving ter
bevordering van de vergroting van de publieke belangstelling voor beeldende kunst en vormgeving, het
versterken van de relatie tussen aanbod en afname
op dat gebied en het versterken van de infrastructuur
beeldende kunst en vormgeving.
Deelverordening Beeldende kunst in de openbare
ruimte; subsidie ter bevordering dat beeldende kunst
integraal deel uitmaakt van de bevordering van de
kwaliteit van de ruimtelijke inrichting.
• Cultureel erfgoed:
INTERREG III project European Route of Industrial
Heritage: Toeristisch recreatieve ontwikkeling van
industrieel erfgoed in de regio Noordzeekanaal­
gebied. Dit betreft de gemeenten: Amsterdam,
Haarlemmerliede & Spaarnwoude, Haarlem, Haar­
lemmermeer, Velsen, Beverwijk, Wormer en Zaanstad.
ERIH: Samenhangende toeristisch recreatieve
ontwikkeling van industrieel erfgoed in Noordzee­
kanaalgebied.
74
Veel reacties op de samenwerking met de provincie van
de kant van de gemeenten, maar relatief weinig samenwerkingsverbanden. Samenwerking is in Noord-Holland
geen voorwaarde om geld uit het Actieplan te krijgen,
dus dat heeft wel zijn effecten.
De speerpunten in het cultuurbeleid van
de gemeenten in Noord-Holland
Noord-Holland telt liefst eenenzestig gemeenten, waarbij Amsterdam een aparte en bijzondere positie inneemt,
omdat die in grote delen van het cultuurbeleid ook de
functies van een provincie vervult. De provincie NoordHolland heeft dus vooral zorg voor de zestig overige
gemeenten. Van hen hebben zevenendertig gemeenten
tijdig gereageerd op de enquête. Zestien van deze gemeenten hebben een actuele cultuurnota.
Het zijn in tegenstelling tot een aantal andere provincies
niet de grotere gemeenten die een uitgebreid en breed
pakket van speerpunten formuleren, het zijn vooral de
kleinere gemeenten die dat doen.
Uitzondering is Amstelveen dat wel een uitgebreid en
evenwichtig beleid formuleert, dat zich duidelijk concentreert op de eigen burger, maar dat is gezien de geografische ligging van de stad niet vreemd. De gemeente
kiest de rol van regisseur en legt veel verantwoordelijkheid bij de instellingen/organisaties, waarbij zowel de
zorg voor het eigen bedrijf als voor de onderlinge samenwerking duidelijk wordt geaccentueerd.
De kleinere gemeenten leggen een zwaar accent op
de cultuureducatie, vooral in de scholen maar ook wel
in de muziekscholen en centra voor de kunsten. Meer
dan elders noemen de gemeenten expliciet de amateurkunst. Ook de openbare bibliotheek vormt een belangrijk aandachtsgebied. Ruim aandacht is er verder voor
het erfgoed en voor manifestaties. Kunst en economie
en cultuurtoerisme zijn (overigens schaars genoemde)
voorbeelden van integraal beleid.
Het brede beleid van Heerhoguwaard valt op. Interessant is de prioriteit van de gemeente Beemster, die zich
richt op een hechte relatie met de status van UNESCO
werelderfgoed en van de gemeente Graft-De Rijp, die
als enige expliciet de aandacht voor erfgoededucatie
noemt voor de eigen jeugd.
75
> 100.000 inwoners
60.000 - 100.000 inwoners
30.000 - 60.000 inwoners
< 30.000 inwoners
Schriftelijke cultuurnota
Samenwerkingsverband bibliotheken
Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding
Samenwerkingsverband archeologie
Geen schriftelijke cultuurnota
Samenwerkingsverband centra
voor de kunsten/muziekscholen
Deelname aan enquête
Samenwerkingsverband cultuurtoerisme
Geen deelname aan enquête
Samenwerkingsverband beeldende kunst
Niet bij onderzoek betrokken
Zuid-Holland
> 100.000 inwoners
60.000 - 100.000 inwoners
30.000 - 60.000 inwoners
< 30.000 inwoners
Samenwerkingsverband kunstuitleen
Samenwerkingsverband bibliotheken
Gezamenlijke cultuurvisie
Samenwerkingsverband centra
voor de kunsten/muziekscholen
Actieprogramma cultuurbereik/
cultuurplatformen
76
77
Versterking culturele infrastructuur gemeenten
en regionale samenwerking
Met haar vele gemeenten, werkt Zuid-Holland met tien
vaste regio’s, die op de kaart samenwerkingsverbanden
zijn aangegeven. De provincie werkt langs zes wegen
aan een verbetering van de culturele infrastructuur van
de gemeenten en/of de regio:
1 Actieplan Cultuurbereik (breed, alle disciplines en
combinaties van disciplines (incl. erfgoed)): Het Actieplan Cultuurbereik is de provinciale uitwerking van het
landelijke Actieplan, gebaseerd op afspraken tussen
Rijk, IPO en VNG. Centrale doelstelling is vergroting
van het cultureel bewustzijn van de bewoners van ZuidHolland. (Bereik: 60% van alle gemeenten in de tien
regio’s).
2 Beeldende Kunst en Vormgeving (BKV): Het provinciaal beeldende kunstbeleid is gericht op inbreng van
kunst en cultureel erfgoed in ruimtelijk beleid (culturele
planologie) en stimulering van gemeenten om een
samenhangend beleid te ontwikkelen voor beeldende
kunst en vormgeving. De provincie stimuleert vormgeving als onderdeel van beeldende kunst met een percentageregeling publieke kunst.
3 Subsidie platform cultuureducatie (cultuureducatie:
alle disciplines incl. erfgoed): Het doel van het provin­
ciaal cultuureducatiebeleid is om leerlingen van het primair en voortgezet onderwijs in Zuid-Holland structureel
in aanraking te brengen met cultuur. Dit wil de provincie
bereiken door de ontwikkeling van een doorlopende
leerlijn voor cultuureducatie te stimuleren, zowel op
school als in buitenschoolse activiteiten (in negen van
de tien regio’s).
4 Samenwerkingsprojecten met Rotterdam en DenHaag: op het terrein van film en dans. Het doel van de
samenwerkingsprojecten is de culturele mogelijkheden
en kwaliteiten van de grote steden meer ten goede te
laten komen aan de regio. Betere samenwerking tussen
provinciale en stedelijke culturele instellingen is daarbij
ook aandachtspunt.
5 De provincie is wettelijk verantwoordelijk voor het
beheer van archeologische gegevens en vondsten van
opgravingen op een groot deel van het grondgebied.
Zuid-Holland ondersteunt gemeenten hierin door de
aanstelling van gemeentelijke of regionale archeologen
te bevorderen.
6 De Regionale Agenda’s Samenleving worden door
de gemeenten en de provincie opgesteld, waarbij de
regio kiest voor een aantal samenlevingsonderwerpen
en hierover met de provincie prestatie-afspraken maakt.
De provincie stelt hiervoor een bedrag per regio beschikbaar. In negen regio’s is een RAS vastgesteld.
Een bijzonder element in het beleid van Zuid-Holland is
dat zij in de afzonderlijke regio’s werkt met zogenaamde
‘aanjagers’. Dat zijn geen professionals van de provincie
maar mensen uit de regio zelf met netwerken en ingangen bij de lokale politiek. De provincie en de gemeenten
delen de kosten samen (matching). Een voorwaarde
voor de subsidie is dat gemeenten binnen een regio
samenwerken. Veel van de responderende gemeenten
vermelden het Cultuurplatform en/of het Actieplan Cultuurbereik expliciet als belangrijk onderdeel van hun
beleid. Het gaat in de meeste gevallen om gemeenten
die participeren in het Actieplan via de weg van de
provincie.
Zeeland
Schriftelijke cultuurnota
Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding
Geen schriftelijke cultuurnota
Deelname aan enquête
Geen deelname aan enquête
Niet bij onderzoek betrokken
78
79
De speerpunten in het cultuurbeleid van
de gemeenten in Zuid-Holland
De provincie Zuid-Holland telt inclusief Rotterdam en
Den Haag zevenenzeventig gemeenten. Veertig daarvan deden mee aan de enquête. Van die veertig hebben er zestien gemeenten hun cultuurbeleid op schrift
gesteld, vier gemeenten hebben een cultuurnota in
voorbereiding. Opmerkelijk is vooral dat de gemeenten
sterk verschillende antwoorden geven. Veel gemeenten
in Zuid-Holland gaan uitgebreid op hun speerpunten in
en we zien een grote diversiteit aan prioriteiten.
Vier sectoren worden duidelijk vaker genoemd dan de
andere:
• Cultuureducatie (in de scholen);
• Beeldende kunst / kunst in de openbare ruimte;
• Bibliotheek;
• Museum(beleid).
Heringedeelde gemeenten zijn druk met het formuleren
van beleid. Opvallend is de gezamenlijke cultuurvisie
en het daaruit voortvloeiende gezamenlijke beleid van
de vier gemeenten op Goeree-Overflakkee. Vormen van
integraal beleid worden sporadisch genoemd (met economie en erfgoed).
Interessante bijzonderheden zijn de ontwikkeling van
een Cultureel Kwartier. Zowel Gouda als Spijkenisse zijn
daar intensief mee bezig. Schoonhoven gaat zich meer
profileren als ‘zilverstad’.
Gorinchem en Zoetermeer vallen op door hun brede en
uitgewogen beleidsuitgangspunten.
Anders dan elders is er weinig verschil te constateren
tussen de grotere en de kleinere gemeenten.
Het beleid van de grotere gemeenten loopt over meer
terreinen, maar dat leidt niet tot andere speerpunten.
Versterking culturele infrastructuur gemeenten
en regionale samenwerking
De provincie zet gericht een viertal instrumenten in
om de culturele infrastructuur van de gemeenten te
verstevigen:
1 Stimulering van de samenwerking op alle terreinen
van het cultuurbeleid;
2 De inzet van wat Zeeland aanduidt als haar ‘dragende
instellingen’, te weten de Zeeuwse Bibliotheek, Stichting
Cultureel Erfgoed Zeeland, Scoop, CBK Zeeland en het
Zeeuws Museum;
3 Programma matching (vier programma’s in het kader
van het Actieplan Cultuurbereik; Cultuur en School,
Jeugd en Cultuur, Erfgoed toegankelijk en Cultureel
Ondernemerschap);
4 Uitvoeringsnota’s over diverse afzonderlijke sectoren
(bibliotheken en alle onderdelen van het erfgoedbeleid).
> 100.000 inwoners
Schriftelijke cultuurnota
60.000 - 100.000 inwoners
Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding
30.000 - 60.000 inwoners
Geen schriftelijke cultuurnota
< 30.000 inwoners
Deelname aan enquête
Samenwerkingsverband theaters
Geen deelname aan enquête
Samenwerkingsverband bibliotheken
Samenwerkingsverband cultuureducatie
Samenwerkingsverband centra
voor de kunsten/muziekscholen
Samenwerkingsverband popmuziek
80
81
Bevordering van de regionale samenwerking tussen
de gemeenten bereikt de provincie door op een aantal
beleidsterreinen met vaste regio’s te werken: Walcheren, de Bevelanden, Schouwen-Duiveland/Tholen en
Zeeuws Vlaanderen. Concreet gebeurt dat momenteel
in het museumbeleid en het beleid op gebied van popmuziek.
Een opvallend groot samenwerkingsverband betreft
de Zeeuwse Muziekschool, die ten behoeve van alle
Zeeuwse gemeenten werkt met veel dependances.
Tussen de theaters in Middelburg en Goes bestaat een
zeer nauw samenwerkingsverband.
De reorganisatie van het bibliotheekwezen heeft zijn
beslag gehad, behalve op Walcheren.
De speerpunten in het cultuurbeleid van
de Zeeuwse gemeenten
Slechts één van de dertien Zeeuwse gemeenten deed
niet mee aan de enquête. Acht gemeenten hebben een
cultuurnota, twee gemeenten hebben een nota in voorbereiding.
Vrijwel alle Zeeuwse gemeenten leggen de nadruk op
het belang van een breed op vele sectoren gericht beleid. Alle aspecten van het cultuurbeleid krijgen op een
evenwichtige wijze aandacht.
De meest genoemde punten zijn:
• Alle gemeenten op één na noemen hun museum­
beleid, drie gemeenten spreken ook over een actuele
specifieke museumnota;
• Het bibliotheekbeleid wordt expliciet genoemd door
acht van de negen kleinste gemeenten;
• De cultuureducatie (muziekschool e.a.) is voor een
groot aantal gemeenten een aandachtspunt;
• De amateurkunst;
• De beeldende kunst (kunst in openbare ruimte);
• Andere aspecten van het erfgoedbeleid (archieven,
monumenten).
Met name de negen kleinere gemeenten noemen
nevenstaande elementen met regelmaat. Zeeland heeft
geen grote steden. Terneuzen is de grootste gemeente
(55.000 inwoners), gevolgd door Middelburg en Vlissingen. De accenten van deze gemeenten verschillen van
die van de kleinere gemeenten. Terneuzen heeft een
aparte positie. Daar zet men het cultuurbeleid systematisch opnieuw in de steigers na een recente herindeling.
Vlissingen valt op door het extraverte karakter van de
speerpunten: veel podiumkunsten (waaronder expliciet
popcultuur), veel festivals en evenementen en veel zorg
voor de beeldende kunst. Middelburg heeft een benadering waarin de cultuurhistorie een kernrol speelt. Dus
veel aandacht voor de facelift van het Zeeuws Museum.
Ook het nieuw te bouwen theater is een speerpunt van
beleid.
Verschillende gemeenten noemen vormen van integraal
beleid, koppelingen naar bedrijfsvestiging en toerisme.
Noord-Brabant
> 100.000 inwoners
60.000 - 100.000 inwoners
30.000 - 60.000 inwoners
< 30.000 inwoners
Brabantstad, stedelijk samenwerkingsverband
Samenwerkingsverband bibliotheken
Marktplaatsen cultuureducatie
Samenwerkingsverband cultuurhistorie
(monumentenzorg/archeologie/landschap)
Samenwerkingsverband centra voor de kunsten/muziekscholen
82
83
Versterking culturele infrastructuur gemeenten en
regionale samenwerking
De provincie werkt langs vijf wegen aan een verbetering
van de culturele infrastructuur van de gemeenten en/of
de regio:
1 De provincie hanteert de mogelijkheden van het
Actieplan Cultuurbereik. De provincie subsidieert de
‘Uitpunten’ in openbare bibliotheken. De Uitpunten
vormen lokale/regionale satellieten van de provinciale
site www.UitinBrabant.nl. De Uitpunten verstrekken regio­
nale informatie over het cultuuraanbod via een website
en op veel plekken ook in de vorm van een informatie­
loket. Doel is bevordering van de cultuur­deelname in
de regio. Het gaat om de volle breedte van het cultuuraanbod.
2 Basisbibliotheken: Marsrouteplan voor de bibliotheekvernieuwing.
3 Podiumkunsten/film: Programmeringssubsidie voor
het kleinschalig theater en de kleinschalige dans (gemeenten: Tilburg, Den Bosch, Eindhoven, Breda, Oss,
Roosendaal, Vught en Helmond). Doel is de spreiding
van het kleinschalige, gesubsidieerde aanbod over
Noord-Brabant.
4 Stimulering tot oprichten en in standhouden van
‘Marktplaatsen’ cultuureducatie. Met de Marktplaatsen
creëert de provincie een makelaarsfunctie tussen lokaal
onderwijs en cultureel veld (kunsten en cultureel erfgoed; lokaal, regionaal en nationaal), ter versterking van
het cultuureducatie-aanbod in de scholen. Het streven
is dat te bereiken met alle gemeenten buiten de grote
steden.
5 Brabant Stad: het samenwerkingsverband met en
van de grote steden Breda, Den Bosch, Eindhoven,
Helmond en Tilburg. De provincie zorgt voor overleg
en afstemming van het beleid van de steden.
Het initiatief rond de Marktplaatsen heeft ook een
effect op de samenwerking van gemeenten onderling.
Verscheidene gemeenten melden de gezamenlijke
ontwikkeling van een marktplaats. Opvallend is het door
de Kempische gemeenten genoemde samenwerking
op gebied van cultuurhistorie. Een ander opvallend
samenwerkingsverband is het project ‘Kunst aan de
A50’, waarin de gemeenten Bernheze, Landerd, Uden,
Veghel, Sint Oedenrode, Son en Breugel en Eindhoven
samenwerken.
Limburg
Schriftelijke cultuurnota
Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding
Geen schriftelijke cultuurnota
Deelname aan enquête
Geen deelname aan enquête
84
85
De speerpunten in het cultuurbeleid van
de gemeenten in Noord-Brabant
Achtenzestig Noord-Brabantse gemeenten zijn goed
voor vijftig ingezonden enquêteformulieren. Achtentwintig gemeenten hebben een cultuurnota. Zeven gemeenten zijn bezig met het ontwikkelen van cultuurbeleid.
Het opvallendst binnen de eindeloze diversiteit en veelheid van de genoemde speerpunten is dat veel gemeenten de door de provincie geïnitieerde Marktplaatsen ook als een prioriteit benoemen. Hetzelfde doet zich
voor bij de Uitpunten maar wel in mindere mate. Vaak in
directe relatie tot de Marktplaats, noemen de gemeenten cultuureducatie in de scholen als speerpunt. Dat is
bijzonder omdat dit onderwerp enkele jaren terug nog
geen item was binnen het cultuurbeleid van de meeste
gemeenten. De initiatieven die het Rijk met Cultuur en
School en de Regeling Versterking Cultuureducatie
Primair Onderwijs heeft genomen, hebben effect, ook
op het gemeentelijk beleid.
Na cultuureducatie is beeldende kunst/kunst in de
openbare ruimte voor zeer veel gemeenten een belangrijk aandachtspunt. Jongeren zijn de meest genoemde
specifieke doelgroep.
Regelmatig genoemde speerpunten en sectoren zijn
verder: het formuleren/vastleggen van beleid, de amateurkunst, het museum, de bibliotheek en opvallend
want duidelijk meer dan in sommige andere provincies:
de podia en de centra voor de kunsten/muziekscholen.
Oosterhout heeft een gedegen prioriteitstelling, waar
vooral de infrastructuur een accent krijgt. De vijf grote
steden hebben vooral een thematische benadering,
allemaal een veelomvattend en grootstedelijk beleid met
duidelijke accenten naar een eigen en zich onderscheidende identiteit. Waarschijnlijk is dat één van de vruchten van ‘Brabant Stad’. Voor integraal beleid moeten we
ook in de grotere steden zijn.
Versterking culturele infrastructuur gemeenten en
regionale samenwerking
Limburg zet verschillende beleidsinstrumenten in om te
komen tot een steviger culturele infrastructuur bij de gemeenten en tot een effectieve regionale samenwerking:
1 Financiële bijdrage t.b.v. de realisatie van een (ook
voor popconcerten geschikte) middenzaal bij de stadsschouwburg Heerlen te Heerlen.
2 Financiële ondersteuning van ontwikkelingen op het
terrein van kunst, cultuur (creatieve industrie) in de ontwikkelingswijk Q4 te Venlo.
3 Investering in vrijgekomen fabriekspand van de ENCI
ten einde het project AINSI te realiseren; een multifunctionele accommodatie voor instellingen op het gebied
van kunst en cultuur en bedrijven in de creatieve sector
te Maastricht.
4 Het geven van uitvoering aan een deel van het
Actieplan Cultuurbereik via subsidiëring van Limburgse
regio’s. Zes Limburgse regio’s hebben een eigen Regionaal Actieplan Cultuurbereik 2005-2008 opgesteld. Op
basis hiervan en van de jaarlijks te actualiseren Regionale Jaarprogramma’s worden provinciale middelen
aan de regio’s overgedragen onder de voorwaarde dat
de regio’s minimaal eenzelfde bedrag bijdragen als de
provincie. Grofweg gaat het om een provinciale bijdrage
van 1 euro per inwoner. De gemeenten Heerlen en
Maastricht kennen een eigen Actieplan Cultuurbereik.
De gemeente Heerlen participeert in de regio Parkstad
in het provinciale programma. Maastricht neemt geen
deel aan het provinciale programma. Doel van het
Regionaal Actieplan is dat (regio)gemeenten kunst- en
cultuurbeleid ontwikkelen en uitvoeren, hierbij in regionaal verband samenwerken en (meer) middelen (zowel
financieel als in ambtelijke aandacht en capaciteit) hiervoor vrijmaken.
Uit de antwoorden van de gemeenten blijkt dat het
Regionale Actieplan een grote aantrekkelijkheid heeft
voor de gemeenten. Veel gemeenten geven aan dat zij
met een op hen en hun samenwerkingspartners toegespitst activiteitenpakket veel mogelijkheden hebben.
Verder is interessant dat er samenwerkingsverbanden
zijn op het gebied van cultuurtoerisme en creatieve
industrie. Ook bij de theaters zijn er samenwerkings­
verbanden (o.a. Parkstad).
De speerpunten in het cultuurbeleid van
de gemeenten in Limburg
Van de veertig Limburgse gemeenten hebben er drie­
entwintig op de enquête gereageerd. Acht van deze
gemeenten hebben een actuele cultuurnota.
Per 2007 zijn een aantal gemeenten door herindeling
samengegaan in een grotere gemeente. Dat is te zien
in de antwoorden: nogal wat gemeenten noemen het
opnieuw formuleren van beleid een belangrijk speerpunt
op dit moment (overigens niet alleen heringedeelde
gemeenten).
De kleinere gemeenten in Limburg leggen hun zwaartepunt veelal bij de zogenaamde kernactiviteiten, als
openbare bibliotheek, amateurkunst, muziekschool/centrum voor de kunsten, het archief en het museum of de
oudheidkamer. Opvallend is de grote aandacht voor de
cultuureducatie in het onderwijs, zeker het basisonderwijs, maar ook het voortgezet onderwijs. Op het terrein
van de beeldende kunst zijn er veel diverse activiteiten
die als speerpunt worden geformuleerd (atelierroutes,
educatieve projecten met kunstenaars, Kunst in de
Openbare Ruimte. Het cultureel erfgoed heeft voort­
durend aandacht. Het versterken van de eigen culturele
infrastructuur is vaak een uitgangspunt en imagoversterking en dynamiek worden meer dan eens genoemd.
Helden heeft een nieuwe en voor een relatief kleine
gemeente aantrekkelijke theateraccommodatie, die in
hoge mate commercieel wordt geëxploiteerd.
Imago en stadspromotie zijn bij de grote steden Venlo
en Heerlen ook onderdelen van hun beleid (Maastricht
heeft geen antwoorden ingezonden).
86
Heerlen heeft een duidelijk grootsteedse aanpak, aandacht voor de centrumfunctie van de stad, regionale
samenwerking, integraal beleid op gebied van cultuur
en economie, zorg voor het productieklimaat zijn daar
voorbeelden van. Daarnaast zet de gemeente de ingezette ontwikkelingen door, zoals de versterking van het
multifunctionele cultuurcentrum het Glaspalies, de middenzaal in het theater en de investering in de musea en
blijven amateurkunst, cultuureducatie belangrijk.
Venlo is toe aan een periode van herpositionering en
heeft een aanpak op zes terreinen tegelijk: Cultiplex
(een clustering van culturele instellingen), het Museum
van Bommel-van Dampakt, de kunstzinnige vorming,
het cultuurpunt Venlo, de subsidiekaders en het stadsontwikkelingsproject Maasboulevard, dat een specifiek
op cultuur gericht onderdeel kent. Daarnaast is de
komende Floriade aanknopingspunt voor een stevig
cultuurbeleid.
Opvallend bij de overige gemeenten is de brede en
ook diepe aanpak van Kerkrade met veel zorg voor de
eigen burger en oog voor samenwerking met anderen
en regionalisering in Parkstad-verband.
87
> 100.000 inwoners
60.000 - 100.000 inwoners
30.000 - 60.000 inwoners
< 30.000 inwoners
Creative industry
Schriftelijke cultuurnota
Samenwerkingsverband bibliotheken
Schriftelijke cultuurnota in voorbereiding
Regionale actieprogramma’s cultuurbereik
Geen schriftelijke cultuurnota
Samenwerkingsverband centra
voor de kunsten/muziekscholen
Deelname aan enquête
Samenwerkingsverband cultuurtoerisme
Geen deelname aan enquête
De culturele
ondersteuningsstructuur
Bij dit thema gaan we in op de verdeling in verantwoordelijkheden tussen Rijk, provincies en gemeenten en
op de inzet van financiële middelen door Rijk en provincies. We onderzochten in hoeverre het deel van de
ondersteuningsstructuur waar het Rijk verantwoordelijk
voor is, aansluit en is afgestemd op het provinciale deel.
Bovendien zochten we naar andere beleidsinstrumenten
op het vlak van de ondersteuning dan voor dat doel
geheel of gedeeltelijk ingerichte instellingen. Tenslotte
stelden we ons de vraag: kennen de gemeenten de
provinciale ondersteuningsinstellingen en maken ze er
gebruik van?
88
Rijk – provincies – gemeenten
Van een formele, expliciet vastgelegde taakverdeling
tussen Rijk, provincies en gemeenten op het terrein van
de ondersteuning is slechts sprake op onderdelen van
het beleid. Het thema ondersteuning is geen onderwerp
van gezamenlijk of bewust gekozen complementair
beleid. Alleen op het moment dat voor een bepaalde
cultuursector beleid wordt vastgesteld, is soms sprake
van afspraken op het gebied van de ondersteuning. Bij
monumentenzorg, archeologie en archieven gebruikt
de rijksoverheid daarvoor het middel wetgeving. In het
bibliotheekbeleid is de rol van de Provinciale Service
Organisaties in het verleden en ook opnieuw voor de
toekomst duidelijk vastgelegd. Op het terrein van de cultuureducatie en amateurkunst zijn lang geleden, in de
jaren tachtig, afspraken gemaakt over de taken van de
diverse overheden en daarbij ook over de verantwoordelijkheden voor de steunfunctie. Gemeenten hebben
in veel mindere mate ondersteuningsinstellingen op gebied van cultuur. Uitzondering zijn de drie grote steden
Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, die op vrijwel het
hele cultuurterrein ook de functie van de provincies hebben en dus ook zelf een ondersteuningsstructuur opgebouwd hebben. De stad Utrecht heeft niet die status van
provincie, maar op het gebied van de cultuureducatie
heeft de stad wel een eigen ondersteunende instelling.
Een tweede uitzondering vormt een aantal grotere steden die een Centrum voor Beeldende Kunst hebben.
Afstemming Rijk en provincies
Het Rijk heeft in de Cultuurnota 2005-2008 besloten
tot een reorganisatie van de ondersteuningsstructuur
en voert die inmiddels uit. Begin 2005 heeft de staats-
secretaris de criteria aangeduid die de meerwaarde van
de activiteiten van ondersteunende instellingen voor het
culturele veld moeten vaststellen. Naast de aard en de
kwaliteit van de activiteiten zijn afstemming, doeltreffendheid en doelmatigheid van de activiteiten de criteria
die het rijk hanteert bij de reorganisatie. Er vindt geen
afstemming plaats met andere overheden. Ook bij de
provincies blijkt over het algemeen dat men op ambtelijk niveau geen zicht heeft op de aansluiting van de
landelijke ondersteuningsstructuur op de provinciale.
Waar van afstemming weinig sprake is, is de vraag naar
de doeltreffendheid en de doelmatigheid onvoldoende
te beantwoorden. Opvallend is wel dat de provinciale
instellingen zelf onderling steeds meer afstemming
zoeken. Dat is te zien aan de koepelvorming op diverse
terreinen. Zo zijn recentelijk de organisatie OPEN voor
de provinciale erfgoedinstellingen en de Raad van
Twaalf voor de instellingen voor ondermeer de cultuureducatie, amateurkunst en professionele kunsten in het
leven geroepen.
Rijk en provincie naast elkaar
We zetten de inspanningen van Rijk en provincie naast
elkaar en zoeken naar accenten bij de ene en de andere
overheid. Voor een goede vergelijking moeten we zorgen met min of meer hetzelfde begrip ondersteuning of
steunfunctie te werken. Een ondersteunende instelling
ondersteunt iemand of iets, dus kunstenaars (professionals en amateurs), instellingen, scholen, leraren, sociaal
culturele centra, accommodaties, gemeenten etc. etc.
Het Rijk hanteert kennelijk een wat breder begrip. Om
een redelijke vergelijking mogelijk te maken, hebben we
uit de lijst van ondersteunende instellingen van het Rijk
buiten beschouwing gelaten:
1 Pure opleidingen (zoals de Rijksacademie en
de Jan van Eyck Academie);
2 Organisaties die op het buitenland gericht zijn
(CODART, Holland Film Promotion e.a.);
3 Organisaties die overwegend producerend zijn
of een podium (RASA);
4 Presentatieinstellingen (De Balie);
5 Fondsen (Materiaalfonds);
6 Prijsvragen (Europan);
Aandeel Rijk en provincies in de ondersteuningsstructuur (2005)
Sector
Uitgaven Rijk
Percentage
Uitgaven
Percentage
provincies
Beeldende Kunst, Vormgeving, Bouwkunst
€ 11.108.805
27,5%
€ 3.866.335
5,4%
Podiumkunsten
€ 7.637.038
18,9%
€ 1.323.800
1,8%
Bibliotheken/Media
€ 8.762.500
21,7%
€ 35.455.800
49,4%
Amateurkunst/Cultuureducatie *
€ 7.795.500
19,3%
€ 21.042.057
29,3%
Erfgoed *
€ 3.090.776
7,7%
€ 10.152.246
14,1%
Bovensectoraal
€ 1.974.852
4,9%
€ 40.369.471
100%
Totaal
0%
€ 71.840.238
100%
* De rijksuitgaven ten behoeve van de provinciale ondersteuningsstructuur zijn opgenomen onder ‘uitgaven Rijk’. Het betreft een bijdrage aan de stichting Koorbegeleiding
Zuid-Holland en de bijdragen aan de steunpunten archeologie en monumentenzorg.
Financiële inspanning: Rijk 36%, provincies 64%
We hebben vervolgens de uitgaven van het Rijk en de
provincies in 2005 vergeleken. We hebben de reorganisatie en bezuiniging die het Rijk voor ogen heeft dus
buiten beschouwing moeten laten, omdat die in 2005
nog niet zijn geëffectueerd.
De drie grote steden met ‘provinciale taken’ op het terrein van cultuur blijven hier ook buiten beschouwing.
Het is van belang hierbij in ogenschouw te nemen dat
wij de ambtelijke organisaties buiten het onderzoek
hebben gelaten. Op het terrein van archeologie en monumentenzorg is sprake van rijksdiensten: de Rijksdienst
voor Monumentenzorg en de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB); in 2006 gefuseerd tot de
RACM. Daarom is het bedrag van de rijksuitgaven op
het terrein van erfgoed relatief laag.
Op het totaal van € 112.209.709 van Rijk en provincies
samen draagt het Rijk jaarlijks 36% bij en de provincies
64%.
Rijk: professionele kunsten, provincies de andere
sectoren
Bijna de helft van de rijksinspanning op het gebied van
de ondersteunende instellingen gaat naar de professionele kunsten (zeker als we de uitgaven voor film en
letteren meetellen, die in de bovenstaande tabel onder
media vallen). Bij de provincies is dat nog geen 10%. In
de sectoren bibliotheken/media, amateurkunst/cultuureducatie en erfgoed is de bijdrage van de provincies
in absolute bedragen drie tot vier maal de rijksbijdrage,
meer dan 90% van de totale jaarlijkse investering van de
provincies.
Een verscheidenheid aan vormen
Provincies zorgen voor de uitvoering van ondersteuningstaken vooral via instellingen. Sommige provincies
schakelen daarvoor een groot aantal verschillende
instellingen in, andere concentreren hun steunfunctie in
enkele grote instellingen. De laatste jaren ontwikkelt zich
vooral vanuit het provinciale bestuur de behoefte om tot
grotere concentraties te komen.
Iedere provincie heeft één grote provinciale serviceorganisatie voor de bibliotheken. In elf van de twaalf
provincies is er een centrum voor Beeldende Kunst,
niet in Groningen. In vijf van de elf is het centrum voor
beeldende kunst onderdeel van een groot en meer
disciplines omvattende instelling, in de andere zes
provincies is sprake van een zelfstandig centrum voor
beeldende kunst. De provinciale ondersteuningsstructuur op het gebied van podiumkunsten is heel beperkt.
Alleen in Noord-Brabant (nog wel) en in Zuid-Holland
zijn zelfstandige instellingen, beide op het terrein van de
muziek. In een viertal provincies zijn de podiumkunsten
een bescheiden onderdeel van een bredere instelling.
Popmuziek krijgt in de meeste gevallen veel of alle
89
Culturele ondersteuningsstructuur aandeel Rijk en provincies (2005)
aandacht. Zwaar geschut zetten bijna alle provincies
in op amateurkunst en cultuureducatie. Limburg heeft
als enige provincie in het verleden geen instelling voor
cultuureducatie in het leven geroepen, maar de beschikbare gelden gedecentraliseerd naar gemeenten,
waar zij in de loop van de tijd bijna allemaal zijn verdwenen. In Friesland, Drenthe, Overijssel, Zuid-Holland
en Zeeland zijn de steunfuncties voor de amateurkunst
gezamenlijk onder het dak van een grote instelling ondergebracht, die dan altijd nog meer steunfunctietaken
heeft. In Noord-Brabant staat een fusie van de instellingen voor amateurkunst en cultuureducatie voor de
deur. In Groningen, Gelderland, Flevoland, Utrecht en
Noord-Holland zijn de steunfuncties amateurkunst en
cultuureducatie in verschillende organisaties ondergebracht. Bijzonder: in Noord-Holland is sprake van zeven
regionale instellingen.
Tenslotte het erfgoed. Er is een groei naar samenhang
en concentratie te constateren. In Zuid-Holland, Zeeland, Drenthe en Flevoland zijn zeer brede erfgoedcentra opgebouwd. In Utrecht, Noord-Brabant en NoordHolland zijn die in de maak. In Limburg ontwikkelt men
de steunfunctie erfgoed in een allesomvattende koepel,
waar ook de kunsten, amateurkunst en cultuureducatie aandacht (gaan) krijgen. Gelderland en Overijssel
voeren een strikte scheiding door tussen monumenten,
landschap en archeologie enerzijds en musea en regionale geschiedenis anderzijds. In Groningen en Fryslân
werkt men nog met veel kleine organisaties.
Bedragen per sector in euro’s
90
11.108.805
Rijk
3.866.335
Provincies
Beeldende kunst,
vormgeving en
bouwkunst
7.636.038
Rijk
1.323.800
Provincies
Podiumkunsten
Dans, muziek/muziektheater, theater
8.762.500
Rijk
35.455.800
Provincies
Bibliotheken/media
Bibliotheken, film,
letteren
7.795.500
Rijk
21.042.057
Provincies
Amateurkunst en
cultuureducatie
3.090.776
Rijk
10.152.246
Provincies
Cultureel erfgoed
Archieven, monumenten/
archeologie, musea,
regionale geschiedenis
1.974.852
Rijk
0
Provincies
Bovensectoraal
Provincies: ontwikkeling naar concentraties
Provincies hebben hun ondersteuningsinstellingen hoog
in het eigen vaandel staan. Zij hebben in het recente
verleden bijna niet gekort op de ondersteuning. Er is
wel een stevige groei geweest. Zo is het aantal ondersteuningsinstellingen op het terrein van de amateurkunst
gegroeid (Zimhic in Utrecht en Huis voor de Kunsten
in Limburg). Opvallend is ook dat men toewerkt naar
grotere concentraties binnen een bepaalde sector. Op
dat punt is er geen directe afspraak of relatie met het
rijksbeleid. Wel ziet men dezelfde verschijnselen tegelijk
optreden. De trend die herkenbaar is, wordt in NoordBrabant duidelijk verwoord: ‘streven naar minder organisaties’. Met de groei van de aandacht voor het erfgoedbeleid zien we ook de centrale organisaties in die sector
meer vorm krijgen. Dat hebben we eerder al aangegeven. Is een centrale organisatie verkieslijk? De overheid
die denkt dat daarmee een bezuiniging valt te realiseren
komt meestal bedrogen uit. De kleine organisaties zijn
daadkrachtig in een beperkt aantal manuren per week.
Maar samenhang in het beleid en dus afstemming is wel
degelijk een voordeel. Bovendien blijkt uit ons onderzoek dat gemeenten de grote organisaties beter kennen.
Naast instellingen: andere instrumenten voor
de ondersteuning
Vrijwel de hele ondersteuningsfunctie is ondergebracht
bij de diverse instellingen. Provincies ontwikkelen nog
wel andere instrumenten voor de uitoefening van de
steunfunctie. Op onze vraag welke antwoordden zij
als volgt:
• Drenthe, Zuid-Holland en Noord-Brabant zetten
aanjagers of coördinatoren in op specifieke en vaak
ook tijdelijke aandachtspunten in het beleid. ZuidHolland bijvoorbeeld zet via de culturele aanjager
kracht bij aan het beleid rond het Actieplan Cultuur­
bereik. Noord-Brabant en Drenthe doen hetzelfde
in het kader van de geldstroom Beeldende Kunst.
Drenthe heeft daarnaast nog een festivalcoördinator
en een opdrachtencoördinator.
• Overijssel bouwt systematisch de mogelijkheid in voor
ad hoc onderzoek, mogelijk door derden, mogelijk in
projectvorm.
• Noord-Holland laat het programmabureau ‘Stelling
van Amsterdam’ ondersteuningstaken ontwikkelen.
• Noord-Brabant schakelt de KPC-groep in, een door
de rijksoverheid gesubsidieerd adviescentrum voor
het onderwijs.
• Ambtelijke ondersteuning bij het aanvragen van sub­
sidies wordt in Overijssel aangeboden.
• Groningen werkt met programma’s met concrete en
exact geformuleerde outputdoelstellingen in de regio­
nale cultuurplannen op het terrein van de amateurkunst en de cultuureducatie.
• Utrecht heeft een trefpunt theatermakers & school,
waar men een mobiel atelier ontwikkelt en uitzet op
scholen voor voortgezet onderwijs.
• Zeker een aanvulling op het gebied van de ondersteuning zijn de gericht ontwikkelde websites. Het opvallendst in dit kader is de door de provincie NoordBrabant in nauwe samenwerking met de gemeenten
ontwikkelde marktplaats cultuureducatie, een loket,
waar vraag en aanbod bij elkaar komen. Mogelijk is
het gebruik van digitale netwerken wel een van de
belangrijkste ontwikkelingen in de ondersteuning, zie
ook wat er gebeurt bij de bibliotheken, archieven.
91
Culturele ondersteuningsstructuur uitgaven provincies (2005)
Totaal ondersteuningsstructuur
Bedragen per provincie per sector per inwoner in euro’s
Bedragen per provincie per inwoner in euro’s
92
93
Totaal ondersteuningsstructuur
Per sector in percentages
Beeldende kunst,
vormgeving en
bouwkunst
Podiumkunsten
Dans, muziek/muziektheater, theater
Bibliotheken/media
Bibliotheken, film,
letteren
Amateurkunst en
cultuureducatie
Cultureel erfgoed
Archieven, monumenten/
archeologie, musea,
regionale geschiedenis
Bekendheid bij
de gemeenten?
94
Kennen de gemeenten hun provinciale ondersteuningsinstituten en maken zij daar ook gebruik van?
We hebben deze vraag aan de gemeenten gesteld
zonder de namen van de instellingen voor te leggen.
Het algemene beeld is opvallend: goed kennen de gemeenten in alle provincies de ondersteunende instelling
op het terrein van de cultuureducatie. Voor het overige is
de bekendheid met de ondersteunende instellingen beperkt. Wij maken daarbij de kanttekening dat gemeenten
de zeker bij hen bekende provinciale bibliotheekcentrale
kennelijk vaak niet als een ondersteunende instelling
zien. Wij vermoeden ook dat een aantal gemeenten niet
aan de erfgoedinstellingen gedacht heeft. Opvallend is
dat gemeenten de gebundelde instellingen beter weten
te vinden dan de kleinere op een beperkte discipline
of sector gerichte instellingen. De grote instellingen
Kunst en Cultuur Gelderland en Noord-Holland scoren
vooral hoog bij hun gemeenten doordat zij een actieve
rol spelen in de in beide provincies ontwikkelde programma’s ter versterking van de samenwerking met de
gemeenten.
Groningen (25 gemeenten, 14 respondenten)
Het overgrote deel van de respondenten kent en gebruikt de diensten van Kunststation C (de ondersteuningsinstelling op het gebied van de cultuureducatie).
Daarnaast worden het Museumhuis, het Huis voor de
Groninger Cultuur en De Prins van Groningen (amateurkunst) meermaals genoemd.
Fryslân (31 gemeenten, 26 respondenten)
Tien van de zesentwintig Friese gemeenten die de
enquête invulden kennen de provinciale ondersteuningsinstituten voor kunst en cultuur niet. Alle andere
kennen en werken met Keunstwurk, zonder uitzondering
op het terrein van de cultuureducatie, maar ook gebruiken een aantal gemeenten de afdeling Beeldende Kunst
van Keunstwurk. Een paar gemeenten zegt samen te
werken met De Museumfederatie.
Drenthe (12 gemeenten, 11 respondenten)
De Drentse gemeenten kennen hun provinciale ondersteuningsinstituten goed. Alle gemeenten geven aan
gebruik te maken van Kunst en Cultuur Drenthe, Ook
van Drents Plateau, Drentse Taol, het Centrum Beeldende Kunst en de Bibliotheekcentrale worden door
een behoorlijk aantal (25-50%) gemeenten diensten
afgenomen.
Overijssel (25 gemeenten, 21 respondenten)
Kunst en Cultuur Overijssel (KCO) is een instelling met
een brede taakstelling. Bijna 90% van de responderende gemeenten zegt KCO te kennen en de meeste gemeenten zeggen ook dat ze van de diensten van KCO
gebruik maken. Opvallend is dat men in de voorbeelden
niet alleen refereert aan activiteiten op het terrein van de
cultuureducatie, maar een verscheidenheid aan vormen
van ondersteuning noemt.
Gelderland (56 gemeenten, 49 respondenten)
Ongeveer 80% van de gemeenten kent EDU-ART, de
provinciale instelling op gebied van cultuureducatie. Een
aantal gemeenten geeft daarbij aan geen gebruik van
EDU-ART te maken. De stichting Kunst en Cultuur Gelderland wordt door ruim 60% gekend en ook gebruikt,
waarbij opvalt dat veel gemeenten expliciet het gebiedsgerichte cultuurbeleid noemen. CBK Gelderland haalt
een score van 40%, de stichting Cultureel Erfgoed en
Biblioservice komen tot de helft daarvan.
Flevoland (6 gemeenten, 6 respondenten)
Bijna alle gemeenten maken gebruik van de steunfunctie cultuureducatie. De ondersteuning door de instellingen op het gebied van amateurkunst, beeldende kunst,
cultuurhistorie en bibliotheekwerk wordt in beperkte
mate genoemd.
Utrecht (29 gemeenten, 14 respondenten)
Van het relatief lage aantal responderende gemeenten
in de provincie Utrecht is ruim de helft bekend met
Kunst Centraal, het instituut voor cultuureducatie. Verder
is er enige bekendheid met het Erfgoedhuis, maar de
nieuwe organisatie voor de amateurkunst Zimihc en het
Centrum Beeldende Kunst zijn bij de gemeenten bijna
niet bekend.
Noord-Holland (60 gemeenten, exclusief Amsterdam, 37 respondenten)
In Noord-Holland is niet de steunfunctie kunsteducatie
de meest genoemde ondersteuningsinstelling, maar
Kunst en Cultuur Noord-Holland (53%). Men noemt
KCNH opvallend vaak in verband met het door de provincie opgezette culturele netwerk van gemeenten.
De steunfunctie kunsteducatie wordt genoemd door
40% en relatief hoog scoort het Museaal en Historisch
Perspectief (30%).
Zuid-Holland (75 gemeenten exclusief Den Haag en
Rotterdam, 40 respondenten)
Een kleine 70% van de responderende gemeenten kent
het Kunstgebouw en maakt daar ook gebruik van. Ruim
40% kent en gebruikt het Erfgoedhuis Zuid-Holland.
Ook dat is relatief een hoge score, als we kijken naar
vergelijkbare organisaties in veel andere provincies.
Meer dan in de meeste andere provincies noemen
relatief veel gemeenten hier ook Probiblio, de provin­
ciale bibliotheekorganisatie.
Ook regelmatig genoemd is P.J. Partners, het ZuidHollandse expertisecentrum voor het jeugdbeleid, dat
ook een cultuurtaak heeft.
Zeeland (13 gemeenten, 12 respondenten)
Scoop, het Zeeuwse instituut voor Sociale en Culturele
Ontwikkeling en de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland
(SCEZ) strijden om de hoogste naamsbekendheid bij
de gemeenten. Ze winnen beide. Scoop is bij tien responderende gemeenten, SCEZ bij negen gemeenten
bekend.
Noord-Brabant (68 gemeenten, 50 respondenten)
In Noord-Brabant zijn veel steunfunctie-instellingen,
maar geen van hen is bij de helft van de respondenten
bekend, zelfs niet de instelling voor cultuureducatie
BISK (43%), het terrein waarop in andere provincies
een hoge graad van bekendheid bestaat. Relatief hoog
scoort de NBKS met 30% en ook Cubiss, de bibliotheekorganisatie scoort in Brabant hoger dan elders
(25%). De bekendheid van het Centrum voor Amateurkunst (18%) en de instellingen voor erfgoed en muziek
is bij de gemeenten erg laag. Wel noemen gemeenten
meermalen het PON (instituut voor advies, onderzoek
en ontwikkeling in Noord-Brabant), maar die instelling is
door de provincie niet als steunfunctieorganisatie aangemerkt.
Limburg (40 gemeenten, 23 respondenten)
De provincie heeft een zeer beperkt aantal steunfunctie-instellingen. Twee derde van de responderende
gemeenten kennen het Huis voor de Kunsten en de
meeste maken er ook gebruik van. Verder noemt men
het Bibliotheekhuis en het Steunpunt Archeologie en
Monumentenzorg, maar met mate. Limburg heeft in
tegenstelling tot de andere provincies geen groot instituut voor de ondersteuning van de cultuureducatie. Dat
maakt de totaalscore wat minder dan elders.
95
Cultureel erfgoed,
cultuurhistorie
96
Archieven, musea, regionale geschiedenis monumentenzorg, archeologie, culturele landschappen
het behoort allemaal tot het domein van het cultureel
erfgoed. Bij dit thema gaan we echter uitsluitend in op
cultuurhistorie: monumentenzorg, archeologie, culturele
landschappen. Het terrein kortom van het plaatsgebonden erfgoed. Een sector die de laatste jaren sterk
in beweging is, de aandacht in het beleid verlegt zich
van behoud naar ontwikkeling, van objectgericht naar
gebiedsgericht, van sectoraal cultuurhistorisch belang
naar integraal cultuurhistorisch belang
Wij schetsen het wettelijke kader, kijken daarbij naar de
taken en rollen van de verschillende overheidslagen. We
geven een beeld van het ijkjaar 2005: hoe verhouden
de financiële inspanningen van de provincies zich ten
opzichte van die van het Rijk. Vervolgens nemen we het
provinciale beleid onder de loep. Welke instrumenten
gebruiken de provincies, om cultuurhistorische waarden
inzichtelijk te maken, in stand te houden en te verankeren in andere beleidsterreinen.
Nog één opmerking vooraf: we wijden ook in dit hoofdstuk veel woorden aan de overheid, maar niet zonder de
belangrijke rol aan te stippen die juist bij dit beleidsterrein vervuld wordt door het particulier initiatief. Voor een
groot deel ligt de verantwoordelijkheid voor het behoud
van cultureel erfgoed immers bij de eigenaren. De overheid zorgt voor wet- en regelgeving, en voor financiële
en beheersmatige ondersteuning, om het erfgoed, voor
zover het niet in het bezit is van de overheid zelf, te behoeden voor verval of, erger nog, vernietiging. Ook de
inzet van de vele vrijwilligers die juist op het terrein van
cultuurhistorie actief zijn, willen we niet onvermeld laten.
Wettelijk kader, Rijk – provincies – gemeenten
De Monumentenwet 1988 regelt hoe monumenten aangewezen kunnen worden als beschermd (Rijks) monument en welke voorschriften gelden met betrekking tot
het “wijzigen, verstoren, afbreken of verplaatsen” van
een beschermd monument. De wet heeft betrekking op
gebouwen en objecten, maar ook op stads- en dorpsgezichten, op archeologische monumenten boven en
onder water en op het uitvoeren van archeologisch onderzoek. Kort samengevat is de wettelijke taakverdeling
tussen overheden in de monumentenzorg als volgt: Het
Rijk wijst Rijksmonumenten aan, de provincies adviseren
en de gemeenten zorgen voor instandhouding door
het afgeven van vergunningen. Enkele aanpassingen
in de Monumentenwet zijn van zeer recente datum. Het
Besluit Rijkssubsidiëring instandhouding Monumenten
(BRIM) beoogt het onderscheid tussen restauratie en
onderhoud weg te nemen en voegt de ‘potten’ samen
van het Besluit Rijkssubsidiëring restauratie monumenten en (Brrm) en het Besluit Rijkssubsidiëring onderhoud
monumenten (Brom). Waar voorheen provincies en een
aantal gemeenten de rol van budgethouder vervulden,
en in die rol de rangorde in de urgentie van aanvragen
bepaalden, zal nu sprake zijn van directe subsidieverlening voor woonhuisrestauraties aan de monumenteneigenaar via het revolving fund van het Nationaal
Restauratiefonds (NRF) zonder tussenkomst van een
andere overheid. De overige subsidies worden via de
Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en
Monumenten (RACM) verstrekt.
De Wet op archeologische monumentenzorg (Wamz)
(op 19 december 2006 door de Eerste Kamer aange­
nomen) regelt de implementatie van het Verdrag van
Valetta (Malta) van 1992. Het belangrijkste doel dat
wordt nagestreefd is het archeologische erfgoed in
de bodem te bewaren en beschermen. Vooronderzoek
maakt duidelijk of er archeologische waarden in het
geding zijn. Wanneer dat het geval is volgt een traject
waarbij naar inpassing in de ruimtelijke orde wordt
gekeken. Slechts als verstoring niet voorkomen kan
worden, zijn opgravingen van waardevolle archeolo­
gische vondsten aan de orde. Het principe daarbij is
dat de verstoorder betaalt. Vervolgens komen ook zaken
als registratie en onderbrengen in depots aan de orde.
Op het gebied van archeologie is de verdeling van de
overheidstaken kort samengevat als volgt: gemeenten
moeten in hun bestemmingsplannen rekening houden
met archeologie. Provincies krijgen de taak om archeologische attentiegebieden aan te wijzen. Ze krijgen de
taak om het archeologische belang mee te wegen bij
het verlenen van ontgrondingenvergunningen en ze spelen een belangrijke rol bij het opnemen van de archeo­
logische waarden in de Milieu Effect Rapportage.
Het Rijk schept voorwaarden voor een goede uitvoering
van de Wamz, en staat bij ‘eigen’ projecten als de Betuweroute of de HSL-lijn pal voor de belangen van de
archeologie.
Bij het scheppen van voorwaarden, het verstrekken van
subsidies en het voorzien in een kennis- en ondersteuningsstructuur speelt de Rijksdienst voor Archeologie,
Cultuurlandschap en Monumenten (recente fusie van
de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en Rijksdienst
voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek) een belangrijke rol. De dienst maakt deel uit van het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en is belast
met uitvoering en handhaving van de Monumentenwet.
Daarnaast voert de RACM verschillende taken uit op het
gebied van ontsluiting van informatie, kennisoverdracht,
beleidsontwikkeling, onderzoek etc. Het Nationaal Restauratiefonds is partner bij het beheer van de financiën,
onder meer door leningen te verstrekken uit het ‘Revolving Fund’. Het geld in dit fonds circuleert. De rente en
aflossing uit de Restauratiefonds-hypotheken worden
namelijk opnieuw uitgeleend voor extra restauraties. Op
die manier is er sprake van ‘recycling’ van monumentengeld. Hiernaast wordt het fonds gevoed met de subsidie
van het ministerie van OCW. De Stichting Erfgoed Neder­
land, waarin sinds januari 2007 de koepelorganisaties:
Nationaal Contact Monumenten (NCM); Vereniging voor
documentaire informatievoorziening en het archiefwezen
(DIVA) en de Stichting voor de Nederlandse Archeologie
(SNA) de krachten hebben gebundeld is een speler in
de kennis- en ondersteuningsstructuur waar het Rijk in
voorziet. De Erfgoedinspectie tenslotte houdt toezicht
op naleving van wettelijke eisen en voorschiften.
De overheden beperken zich niet tot hun wettelijke rollen
en taken. De grote steden en veel gemeenten breiden
hun zorg uit naar gemeentelijke monumenten. Een eigen
bureau op het gebied van monumentenzorg- en archeologie, de welstands- en of monumentencommissie, de
banden met de monumentenverenigingen, de stadsarcheologische dienst, subsidieverordeningen; het zijn
allemaal elementen waar gemeenten in meer of mindere
mate in voorzien. Ook de provincies nemen hun verantwoordelijkheid, we komen daar nog uitgebreid over te
spreken.
97
Belvedere gebieden en nationale landschappen
98
Belvedere gebieden
Nationale landschappen
Begrensd
Begrensde linie/stelling
Nader te begrenzen
Bron: www.belvedere.nu
Cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting
Het inzicht dat een ontwikkelingsgerichte omgang met
de cultuurhistorische kwaliteiten meer kansen biedt
dan het streven naar behoud alleen brengt, vindt zijn
beslag in het beleid van alle overheidslagen. In een snel
veranderend Nederland groeit de zorg om de kwaliteit
van de stedelijke omgeving en het plattelandsgebied.
Verbinding tussen ruimtelijk beleid en cultuurbeleid richt
zich op een stevige inbreng van cultuurhistorie bij de
ruimtelijke inrichting. Al in 1996 pleiten de provincies in
de publicatie De provincie; partner in cultuurbeleid voor
een gebiedsgerichte en integrale aanpak. Ze zijn bezig
met het inzichtelijk maken van cultuurhistorische waarden en de aanzetten tot een volwaardige integratie van
cultuurhistorie in de planvorming zijn zichtbaar.
Het Rijk (een beleidsinitiatief van de ministeries van
VROM, OCW, LNV en V&W) komt medio 1999 met een
beleidsnota over de relatie tussen cultuurhistorie en
ruimtelijk inrichting: de Nota Belvedere. De centrale
doelstelling van het beleid is als volgt verwoord ‘de
cultuurhistorische identiteit wordt sterker richtinggevend
voor de inrichting van de ruimte, en het rijksbeleid zal
daarvoor de goede voorwaarden scheppen’. Tegelijk
met de nota is de Cultuurhistorische Waardenkaart van
Nederland uitgebracht. De bedoeling is dat Belvedere
gestalte krijgt in het beleid en de uitvoeringspraktijk van
vele betrokkenen. De ministeries zorgen voor ondersteuning in de vorm van een projectbureau en een subsidieregeling. Sinds 2000 hebben rond 300 projecten
subsidie ontvangen.
Het Actieprogramma Ruimte en Cultuur, 2005-2008
bundelt het architectuur- en het Belvederebeleid en
streeft naar een meer complete en consistente inbreng
vanuit het cultuurbeleid in het ruimtelijke beleid. Het
Actieprogramma staat in het verlengde van de Nota
Ruimte (2005) .De acties sluiten aan bij de uitvoeringsprogamma’s van zeven betrokken ministeries (OCW,
LNV, EZ, VROM, Buitenlandse Zaken, Verkeer en Waterstaat, Defensie). In de nota ruimte zijn de vierendertig
Belvedere gebieden (gedeeltelijk) opgegaan in twintig
nationale landschappen. Het is aan de provincies om de
Nationale Landschappen te begrenzen in de streekplannen en integrale uitvoeringsprogramma’s te ontwikkelen.
Provincies werken kernkwaliteiten van nationale landschappen nader uit. De provincies krijgen in 2007 de
volledige verantwoordelijkheid voor de inrichting van
het platteland, ze hebben hun provinciale meerjarenprogramma’s plattelandsontwikkeling (pMJP’s) gereed
en krijgen de beschikking over het Investeringsbudget
Landelijk Gebied (ILG). Binnen de pMJP’s is uiteraard
aandacht voor cultuurhistorische waarden.
Voor de inzet van culturele kwaliteiten voor stedelijke
vernieuwing fourneert het ministerie van OCW middelen
aan het beleidskader ISV2, prestatieveld ‘omgevingskwaliteit’. ISV staat voor Investeringsbudget Stedelijke
Vernieuwing. Het komt rechtstreeks ten goede aan 30
gemeenten, de niet-rechtstreekse gemeenten kunnen
via de provincies aanspraak maken op ISV-middelen.
99
Cultureel erfgoed uitgaven Rijk en provincies (2005)
De inzet van de provincies nader verkend
Allereerst geven we een beeld van de financiële inspanningen in 2005. We brengen zowel de uitgaven van het
rijk als die van de provincies in kaart. Het gaat om middelen die op structurele basis beschikbaar zijn. Apparaatskosten brengen we niet in beeld om de eenvoudige
reden dat die voor ons niet inzichtelijk zijn. Niet die van
de provincies die met elkaar een respectabel aantal
fte’s inzetten, maar ook niet die van OCW. Dat laatste
betekent dat ook de kosten van de RACM (in 2005 nog
de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en Rijksdienst
voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek) niet zijn
opgenomen. Als dienst maken zij immers deel uit van
het ministerie.
Bedragen per provincie in euro’s (Rijksuitgaven inclusief grote steden)
Niet uit
te splitsen
per provincie
Incidentele uitgaven
Maar er is meer. De kaart toont alleen de uitgaven die
een structureel karakter dragen. De incidentele middelen die voor dit beleidsterrein beschikbaar zijn in de
beleidsperiode 2005-2008, zijn het vermelden waard.
Bij de overgang van Brmm en Brom naar Brim is geconstateerd dat er nog van een grote restauratieachterstand sprake is. Op Prinsjesdag 2005 heeft het kabinet
besloten tot een extra impuls voor de monumentenzorg
uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES)
van € 97,5 miljoen. Deels ter voeding van het Revolving
Fund van Nationaal Restauratie Fonds. Deels om restauratieachterstanden weg te werken. In december 2006
maakte de RACM de beschikkingen bekend waarmee
€ 32,9 miljoen werden verdeeld over 56 Rijksmonumenten in elf provincies.
Het FES voorziet ook in extra middelen ten behoeve van
de (overgangs-) ‘Regeling specifieke uitkeringen excessieve opgravingskosten’. Met ingang van 25 september
2006 kunnen gemeenten of provincies een beroep doen
op die regeling wanneer de kosten voor archeologische
opgravingen redelijkerwijs niet (geheel) ten laste kunnen
komen van de betreffende gemeente of provincie. Voor
2006 komt 3 miljoen beschikbaar uit het Fonds voor
2007 7 miljoen. De gelden worden toegevoegd aan het
reguliere budget van 1,25 miljoen op jaarbasis.
Extra impulsen van de provincies
Een informatierondje langs de provincies levert inzicht
in vele miljoenen op die, naast de structurele middelen,
incidenteel beschikbaar zijn voor de cultuurhistorie in de
periode 2005-2008. Een inventarisatie:
100
101
Extra impulsen provincies (2005-2008)
Provincie
Overijssel
Utrecht
Bedrag
Besteding
€ 300.000
€ 4.000.000
Beheer en behoud molens
€ 3.000.000
Restauratie Kasteel Amerongen
€ 1.000.000
Steenfabriek Bosscherwaarden
€ 312.000
Noord-Holland
Restauratie monumenten
€ 10.800.000
Archeologie: Romeinse route (Limes)
Herontwikkeling Erfgoed (vb. € 728.000 in 2005 voor de restauratie van
industrieel monument De Adelaar te Wormerveer
€ 1.200.000
€ 827.000
Noord-Brabant
Zeeland
€ 11.000.000
€ 850.000
Behoud en beheer archeologie
Restauratie van monumenten zoals kerken, molens, een sluis en boerderijen
Extra budget voor instandhouding erfgoed
Restauratie kwetsbare monumenten, bepalend voor het gezicht voor Zeeland
(kerken, molens, boerderijen, sluis)
Cultureel erfgoed
Totaal
€ 33.289.000
Monumentenzorg, archeologie, culturele landschappen, uitgaven Rijk (2005)
Provincie
Brrm *
Brom* eenjarig
Brom* meerjarig
Brhb*
Brgr*
Groningen
€ 2.928.311
€ 364.112
€ 392.166
Fryslân
€ 2.847.541
€ 625.845
€ 1.141.460
Drenthe
€ 1.633.116
€ 175.570
€ 147.790
Overijssel
€ 3.516.652
€ 451.840
€ 398.314
€ 89.806
Gelderland
€ 4.998.841
€ 919.499
€ 737.192
€ 202.807
€ 9.643
€ 810
€ 3.782.597
€ 568.757
€ 590.860
€ 11.336.531
€ 682.361
€ 1.199.040
Zuid-Holland (inclusief Rotterdam en Den Haag)
€ 5.459.597
€ 954.670
€ 1.327.422
€ 108.803
Zeeland
€ 2.141.996
€ 263.557
€ 336.153
€ 9.965
Noord-Brabant
€ 5.154.034
€ 620.656
€ 881.174
Limburg
€ 4.814.632
€ 527.303
€ 923.622
€ 48.797
€ 48.623.491
€ 6.154.980
€ 8.075.193
€ 571.443
Flevoland
Utrecht
Noord-Holland (inclusief Amsterdam)
Totaal
€ 111.265
Belvedere (via SfA)
€ 1.855.589
Steunpunten (via RDMZ)
Totaal
€ 68.067
€ 3.752.656
€ 75.000
€ 34.034
€ 4.723.880
€ 70.000
€ 68.067
€ 2.094.543
€ 10.000
€ 68.067
€ 4.534.679
€ 225.761
€ 68.067
€ 9.007.756
€ 12.600
€ 23.053
€ 3.347.091
€ 45.000
€ 1.759.515
€ 236.252
€ 59.034
€ 15.272.733
€ 4.281.852
€ 219.077
€ 68.067
€ 12.419.488
€ 68.067
€ 2.819.738
€ 135.669
€ 68.067
€ 14.537.500
€ 39.345
€ 68.067
€ 6.421.766
€ 1.056.104
€ 650.204
€ 84.053.362
€ 7.677.900
€ 18.921.947
€ 8.445.570
Niet uit te splitsen over de provincies zijn verder nog de volgende rijksmiddelen: het activiteitenbudget van het ROB van € 2.238.000; de instellingen met een landelijke taak die het
*Opgave RCAM
Rijk via de cultuurnota financiert voor een totaalbedrag van € 1.032.116; ISV-2 Cultuurimpuls via Cultuur en Ruimte (50% OCW en 50% VROM) van 8 miljoen; ILG-2 Cultuurimpuls via
Cultuur en Ruimte (LNV). In totaal betreft het een bedrag van € 13.520.116.
102
103
Beleid en instrumenten
Alle provincies hebben beleid ontwikkeld op het
gebied van cultuurhistorie.
• Groningen, Overijssel, Flevoland en Noord-Holland
hebben hun beleid beschreven in hun algemene
cultuurnota;
• Fryslân heeft haar beleid vastgelegd in de aparte
Nota Erfgoed, die uit twee delen bestaat: archeo­logie
en cultuurhistorie, en monumentenzorg.
• Het integrale projectplan cultuurhistorie van Drenthe
is nog in de conceptfase;
• De Gelderse nota draagt de titel ‘Steeds opnieuw
schitteren. Belvoir 2, beleidsnota cultuurhistorie 20052008 (de identiteit van Gelderland in tien Gebieden)’;
• Utrecht heeft haar beleid uit ‘Dat moet je breed zien,
cultuurprogramma 2005-2005’ uitgewerkt in het meerjarenprogramma Cultuurhistorische Hoofdstructuur;
• Zuid-Holland beschrijft in de ‘Voortgangsnotitie
Culturele Planologie’ (2006) de stand van zaken
met betrekking tot de culturele planologie uit haar
‘Cultuurplan 2005-2008: Identiteit en Inspiratie’;
• Zeeland heeft onlangs de nota ‘Cultuurhistorie en
Monumenten 2007-2012’ vastgesteld als uitvoeringsnota van de cultuurnota ‘Cultuur Continue’;.
• Noord-Brabant werkte het beleid uit de cultuurnota
‘Weten, maken, beleven’ uit in de nota Monumenten
2004-2007: ‘van object naar project’;
• De Limburgse ‘Nota Provinciaal Erfgoedbeleid’ is
in 2006 uitgekomen
Het beleid dat de provincies beschrijven kenmerkt zich
in meer of mindere mate door een gebiedsgerichte
aanpak en een integrale benaderingswijze. Zo is in
de Gelderse beleidsnota’s heel mooi de ontwikkeling
te zien van traditionele objectgerichte monumentenzorg naar een cultuurhistorisch beleid dat uitgaat van
behoud door ontwikkeling, waarbij de historische stedenbouw, archeologie en het historische landschap de
beleidsterreinen vormen (periode 2001-2004, Belvoir 1).
Vervolgens is er de omslag naar een beleid dat kiest
voor een gebiedsgerichte aanpak (Belvoir 2005-2008).
De provincie is daarbij opgedeeld in tien gebieden die
elk als het ware een eigen entiteit vertonen, met eigen
specifieke cultuurhistorische waarden die typerend zijn
voor die regio’s. Voor de uitvoering van de ambitieuze
werkprogramma’s per gebied zoekt de provincie de
samenwerking met gemeenten en andere betrokken
organisaties. De provincie Overijssel geeft vorm aan
een gebiedsgerichtprogramma voor het ‘streekeigen
erf’ gericht op het bewaren dan wel reanimeren van
voor de streek typerende boerenerven, bestaande uit
gebouwen en beplanting, die van cultuurhistorische en
landschappelijke waarde zijn. Zuid-Holland heeft zich in
haar Cultuurplan ten doel gesteld, de ruimtelijke kwaliteit
en identiteit van gebieden te versterken door cultuur
te betrekken bij planologie. Halverwege de beleidsperiode maakt de provincie een tussenbalans op. In de
voortgangsnotitie Culturele Planologie beschrijft ze de
stand van zaken, waarbij onder meer te lezen is dat de
cultuurhistorische waarden (vastgelegd in de cultuurhistorische hoofdstructuur) als onderlegger fungeren voor
ontwikkelingen in verstedelijkingsprojecten. Ook Utrecht
investeert in cultuurhistorische gebiedsprojecten en zo
zijn er meer voorbeelden, waarbij we de importantie van
Belvedere niet onvermeld willen laten. De doorwerking
van het benoemen van Belvederegebieden, en de uitvoering van Belvedereprojecten is een onderzoek op
zich waard.
De provincies hebben op basis van de Wet ruimtelijke
ordening, en sinds kort ook op basis de Wet inrichting
landelijk gebied, verantwoordelijkheden (gekregen) die
mogelijkheden bieden om op de ingeslagen weg voort
te gaan en het beleid uit te bouwen. Goede samenwerking van de beleidsterreinen cultuur, landschap, natuur,
water, groen, ruimtelijke ordening binnen de provincies
zijn daarbij een vereiste. In onze rondgang gaven alle
provincies aan dat die lijnen er waren en steeds korter
werden. Integraal werken met ruimtelijke ordening is
eerder regel dan uitzondering.
Cultuurhistorische waardenkaarten
Type en beschikbaarheid cultuurhistorische waardenkaarten
Provincie
Soort kaart
Hoe beschikbaar
Groningen
cultuurhistorische waardenkaart
op aanvraag
Fryslân
cultuurhistorische kaart Fryslân (informatief)*
www.fryslan.nl/chk
Drenthe
cultuurhistorische waardenkaart (informatief)*
op aanvraag
Overijssel
cultuurhistorische atlas (informatief)
www.overijssel.nl/cultuur/erfgoed
Gelderland
cultuurhistorische waardenkaart
http://geodata2.prv.gelderland.nl/apps/chw/
Flevoland
cultuurhistorische waardenkaart
op aanvraag
Utrecht
cultuurhistorische atlas Utrecht
www.provincie-utrecht.nl/chat
Noord-Holland
cultuurhistorische waardenkaart
http://chw.noord-holland.nl
Zuid-Holland
cultuurhistorische hoofdstructuur
http://chs.zuid-holland.nl
Zeeland
cultuurhistorische hoofdstructuur
www.zeeland.nl/chs
Noord-Brabant
cultuurhistorische waardenkaart
http://chw.brabant.nl
Limburg
cultuurhistorische waardenkaart
www.limburg.nl/cultuurhistorie
* Fryslân en Drenthe zijn bezig met de waardering
104
105
Cultuurhistorische waardenkaarten
Het inventariseren, selecteren en waarderen van cultuurhistorische waarden is binnen de geschetste ontwikkelingsrichting van cruciaal belang. Integratie van
de cultuurhistorie in de ruimtelijke planning is immers
alleen dan mogelijk wanneer de waarden gekend zijn en
verankerd worden in ruimtelijke ordeningsinstrumenten
als streekplannen of provinciale omgevingsplannen.
Toegankelijkheid voor andere partijen die verantwoordelijkheid dragen voor ontwikkelingen in de ruimte, niet in
de laatste plaats de gemeenten, is daarbij uiteraard van
belang. Het is wel zo effectief als de waarden al in het
stadium van planvorming kunnen worden meegenomen.
We hebben de provincies gevraagd naar de stand van
zaken op het gebied van de cultuurhistorische waarden­
kaarten. Een overzicht laten we op de nevenstaande
kaart zien.
Cultuurhistorische waardenkaart
Cultuurhistorische waardenkaart (informatief)
Cultuurhistorische hoofdstructuur
www Digitaal beschikbaar
De cultuurhistorische waardenkaarten zijn vrijwel allemaal opgebouwd uit de lagen; archeologie, historische
geografie, historische (steden) bouwkunde. Fryslân
voegt daar aardkunde aan toe. De kaart van NoordBrabant is zeer uitgebreid en toont historische bouwkunst (MIP/Rijksmonumenten); historische stedenbouw;
historische geografie (vlakken en lijnen); historisch
groen (structuren/monumentale bomen); historische
zichtrelaties (molenbiotopen, schootsvelden, eendenkooien, zichtrelaties); archeologische monumenten;
indicatieve archeologische waarden.
De kaart van Zuid-Holland geeft zaken weer op structuurniveau plus de individuele molens met hun biotopen.
Ook de Zeeuwse kaart is een structuurkaart.
106
Overige instrumenten
Vrijwel alle provincies zetten in op instandhouding van
cultuurhistorische waarden door subsidies te verstrekken voor onderhoud en/of restauratie via subsidieregelingen. Zuid-Holland maakt daarbij een heel specifieke
keuze door alleen in te zetten op molens. Negen provincies (Groningen, Friesland, Overijssel, Gelderland,
Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland, Noord-Brabant
of Zeeland) kennen het instrument van het Cultuurfonds
voor Monumenten. Vanuit de fondsen worden leningen
verstrekt voor restauratie van gemeentelijke en provinciale monumenten. Voor de vulling van het fonds tekenen
de provincies en het Prins Bernhard Cultuurfonds in
samenwerking met het Nationaal Restauratiefonds. De
provinciale monumentenwachten zijn in alle provincies
actief. Het netwerk van Steunpunten dat de provincies
samen met het Rijk financieren is over vrijwel het hele
land uitgerold. In een enkele provincie is het Steunpunt
Erfgoed nog in ontwikkeling, zoals in Flevoland waar het
zijn huisvesting zal vinden in het Nieuw Land Erfgoedcentrum. Er zijn meer provincies waar het Steunpunt
zich genesteld heeft te midden van ander organisaties
op het gebied van erfgoed. In Groningen is Libau gevestigd, Drenthe kent het Drents Plateau; Overijssel Het
Oversticht, Utrecht Het Erfgoedhuis. In Zuid-Holland
is het Steunpunt opgenomen in het zeer veel omvattende Erfgoedhuis. Zeeland kent de Stichting Cultureel
Erfgoed Zeeland waarbij het Steunpunt is aangehaakt.
Noord-Brabant heeft het Steunpunt gevestigd in het
Monumentenhuis. Waarmee meteen is aangegeven
dat de instandhouding van organisaties op het gebied
van cultuurhistorie ook tot het instrumentarium van de
provincies behoort. In een aantal provincies zijn, dankzij
de inspanningen van de provincie, naast deze grotere
instellingen ook kleinere specialistische instellingen
actief. Denk aan boerderijenstichtingen, molenstichtingen etc. Voor een overzicht verwijzen we naar de kaart
waarop alle erfgoedinstellingen worden weergegeven
De monumentenverordeningen en ontgrondingverordeningen zorgen voor de bescherming van het erfgoed .
Ook opdrachtgeverschap dient genoemd te worden als
instrument: bijvoorbeeld tot het verrichten van strategische verkenningen.
Tenslotte: door de provincies zelden genoemd,
maar toch hier te memoreren is de inbreng van de
deskun­digheid van de provincie zelf. Een voorbeeld:
het Natio­naal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie, is
een inter­departementaal project waarbij de vijf betrokken departementen samenwerken met provincies,
gemeenten, waterschappen, maatschappelijke orga­
nisaties, eigenaren, private partijen en burgers. De
provincies zijn vertegenwoordigd in ambtelijke werkgroepen en leveren projectleiders.
Publieksbereik en educatie
Het cultureel erfgoed moet niet onder een glazen
stolp terecht moet komen, maar zichtbaar en toegankelijk zijn voor het publiek. Provincies dragen daar aan
bij, door de archeologische depots open te stellen, en
te communiceren en te informeren, bijvoorbeeld via
brochures, boekwerken en publieksvriendelijke internet
applicaties. De cultuurhistorische kaart van Utrecht is
ook voor ‘niet deskundigen’ zeer interessant. Hij is in
boek­vorm beschikbaar, maar ook zeer toegankelijk via
de provinciale website. Groningen vertelt haar verhalen
op www.hetverhaalvangroningen.nl, Limburg werkt aan
de culturele biografie die eveneens via een website
ontsloten zal worden. Fryslân verspreidt archeologische
steunpunten over haar provincie, kleine permanente tentoonstellingen over een bepaald archeologisch thema
met videopresentaties en publieksboeken. De steunpunten zijn ‘te gast’ bij andere organisaties, ze worden gerund door vrijwilligers. Ook Groningen kent een systeem
van archeologische informatiepunten. De provincie zet
veelal middelen in uit het Actieplan Cultuurbereik. Zo
realiseerde Noord-Holland de tentoonstelling ‘Schatten
onder je voeten’ en het boek ‘Het land van Hilde’ met
dit geld. Opvallend is dat bijna alle provincies voor het
maken van hun educatieprogramma’s voor de scholen
de Erfgoedinstelling inschakelen en niet de algemene
steunfunctie-instelling op het gebied van cultuureducatie. Voor de ontwikkeling van toeristische routes en
activiteiten zien we samenwerkingsverbanden tussen
de cultuurhistorie en economie in het bijzonder met de
afdelingen recreatie en toerisme.
Ontwikkelkansen voor erfgoed
Erfgoed heeft de laatste decennia een stevig maatschappelijk draagvlak ontwikkeld. Mede doordat de
provincies het voortouw hebben genomen zijn er grote
vorderingen gemaakt met het integrale beleid, vooral
in de directe relatie met Ruimtelijke Ordening en Landschapsbeheer. De provincies hebben meer dan welke
overheid om overzicht te comboneren met het zicht op
de details, juist daar waar het oog voor de regionale
identiteit van wezenlijk belang is. Provincies die kiezen
voor een actief beleid op gebied van toerisme hebben
een sterke troef in handen met het erfgoed. Daar zorgt
het al genoemde draagvlak voor en de groeiende inte­
resse voor historie van burgers met vrije tijd. Recent
onderzoek heeft aangetoond dat het culturele erfgoed
van waarde is voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat.
Kansen voor integraal beleid liggen hier dus met eco­
nomie, de sector die veelal ook het toerismebeleid
ontwikkelt. Anderzijds is het erfgoed een duidelijke bron
voor een breder cultuureducatiebeleid dan voorheen.
Dat is overigens al enige jaren duidelijk en op veel
niveaus ook al gerealiseerd in programma’s erfgoed­
educatie (o.a. met inzetten van middelen van het Actieplan Cultuurbereik).
107
Cultuur en economie
‘Creative City’, creatieve industrie, cultuur & economie
‘een kansrijke combinatie’. Termen die gonzen, rondzingen, en opgeld doen en terecht zo laten diverse onderzoeken zien: cultuur (en creativiteit) zijn van belang voor
de economie en andersom. Vormgeving, architectuur en
dance dragen bijvoorbeeld direct bij aan de welvaart.
En indirect trekt een bloeiend cultureel leven in een stad
nieuwe bedrijven en organisaties aan. Maar zo blijkt ook
uit de onderzoeken van een echte win-winsituatie is nog
lang geen sprake. De cultuursector en het bedrijfsleven
leven in gescheiden werelden. Dat zou anders moeten.
108
Rijk
Het Rijk zet daar op in. De ministeries van OCW en EZ
werken nauw samen in een programma dat ze eind
2005 hebben beschreven in ‘Ons Creatieve Vermogen,
beleidsbrief Cultuur en Economie’. Het programma,
waar ruim 15 miljoen euro voor wordt uitgetrokken, voorziet in de volgende elementen:.
Een bureau voor versterking van het cultuurmecenaat,
betere financiële condities voor creatieve bedrijven,
verbetering van de randvoorwaarden voor het intellectueel eigendom. De creatieve exportpositie wordt versterkt
en het cultureel ondernemerschap wordt een structureel
onderdeel in het kunstvakonderwijs. De Creative Challenge Call, last but not least is een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren. Bedrijven uit de creatieve bedrijfstakken en andere delen
van de Nederlandse economie konden projectvoorstellen indienen, waarbij zaken als kennisuitwisseling en samenwerking centraal staan. Op 9 november 2006 werd
bekend gemaakt welke 39 van de 425 ingediende voorstellen in aanmerking kwamen voor subsidie (per project
67% van de kosten met een maximum van een ton).
De projecten variëren van het op gang brengen van de
kruisbestuiving tussen meubelfabrikanten, interieurbouwers, ontwerpers en architecten tot een netwerkproject
voor creatieve boeren, van een innovatiemarathon voor
informal investors tot het samenbrengen van de gameindustrie met de filmwereld. Leden van de Vereniging
van Metalen ramen en de gevelbranche gaan in de slag
met mensen uit de creatieve sector, artiesten en bands
worden via het Noorderslagfestival in contact gebracht
met bedrijven om iets aan merk- en marktpositionering
te doen. Creatieve professionals worden als creatieve
buddy gekoppeld aan mensen uit het bedrijfsleven. De
kaart ‘Creative Challenge Call’ laat zien hoe de verdeling
van de aangevraagde en gehonoreerde projecten over
Nederland is.
Provincies
De verbinding tussen cultuur en economie is de provincies niet vreemd. Al vele jaren ligt die er op het gebied
van cultuur en toerisme. Wie kent niet Gelderland Cultuurland, het project dat in de zomermaanden voorziet
in allerlei culturele activiteiten die bij uitstek interessant
zijn voor toeristen? Aan het Masterplan Cultuurtoerisme
leveren de sectoren cultuurhistorie, cultuur en economie elk hun aandeel. Overijssel en Gelderland werken
samen in het project Momentum waarbij op cultureel
aanbod gerealiseerd wordt op bijzondere locaties. Ook
Momentum is met name voor de toeristen bedoeld.
Zeeland Nazomerfestival zorgt al jaren met interessant
cultureel aanbod voor verlenging van het seizoen en
ook Noord-Holland legt accenten bij de verbreding van
het aanbod van toeristische recreatieve (culturele) voorzieningen, waarbij bijvoorbeeld De Stelling van Amsterdam een belangrijke rol speelt. In Zuid-Holland werken
cultuur en economische zaken (toerisme en recreatie)
samen in de uitvoering van een vierjarig beleidsplan:
de Agenda Vrije Tijd. Ook Flevoland heeft, zij het in
bescheiden mate, middelen beschikbaar op het snijvlak
van cultuur en toerisme.
Grote festivals of manifestaties die een behoorlijk aantal
bezoekers trekken, genereren ook een economisch
effect. Provincies besteden daar, naast de gelden uit de
‘cultuurpot’ ook nogal eens middelen aan vanuit economie/toerisme. Een inventarisatie van dergelijke evenementen, met minimaal een bezoekersaantal van 25.000
en een stevig budget ziet men op de kaart ‘Grootschalige evenementen’.
Dat het beleidsthema cultuur & economie ook op andere
fronten veel potentie heeft, is de provincies natuurlijk
niet ontgaan. Overijssel heeft het Actieprogramma cultuur en economie 2006-2007 ingesteld, met als doel het
vergroten van de werkgelegenheid in Overijssel door het
stimuleren van de creatieve bedrijfstakken. Het budget
van het aanjaagprogamma bedraagt één miljoen euro
en is bestemd voor een aantal stedelijke projecten, drie
expertmeetings en voor uitvoeringskosten. Ook Limburg
heeft al beleid geformuleerd: de uitvoeringsnotitie ‘Crea­
tieve Industrie’ terwijl de plannen van Utrecht, Fryslân,
en Noord-Brabant op dit momenten (begin 2007) in een
vergevorderd stadium verkeren. Limburg zoekt het vooral in de bundeling en koppeling van initiatieven (‘crossovers’) en in de euregionale dimensie. We noemen twee
voorbeelden: het project Q4 in Venlo ‘Van Broeinest
naar Broedplaats’ heeft aangezichtsverbetering van de
wijk ten doel door inzet van kunstenaars en ondernemers. Hiermee is een provinciale inzet van 2,5 miljoen
euro gemoeid. In euregionaalverband (met o.a. Genk,
Eupen en Alsdorp) wordt gewerkt aan de herontwikkeling van de ENCI-gebouwen van Peutz tot een multifunctionele locatie waarin onder andere het Gemeentelijk Centrum voor Beeldende Kunst, de Limburgse
Federatie voor Amateurtoneel, ateliers en bedrijfsunits
komen. In geld uitgedrukt bedraagt de provinciale inzet
950.000 euro.
Utrecht bereidt een programma Cultuur en Economie
voor, waarmee de provincie de creatieve kracht van de
culturele sector wil inzetten voor economische bedrijvigheid, en creatief klimaat wil ontwikkelen in de Utrechtse
regio. Door te investeren in projecten voor de creatieve
klasse wil de provincie het vestigingsklimaat van de
Utrechtse regio voor creatieve en innovatieve bedrijven
versterken. Tevens wil ze de creativiteit en innovativiteit bij bedrijven bevorderen door de relatie tussen de
culturele en de economische sectoren te versterken.
De hoofdlijnen van het programma zijn: ‘Creatieve Hot
Spots’ (stimuleren van broedplaatsen van creativiteit);
‘Welkom in Utrecht’ (versterken vestigingsklimaat voor
creatieve klasse).
Het Noord-Brabantse plan van aanpak Programma Cultuur & Economie bevat een beschrijving van bestaande
initiatieven en activiteiten. Zeker in het stedelijke netwerk
‘BrabantStad’ is de creatieve bedrijvigheid groot. Het
beschrijft de opzet voor een programma dat zich richt
op het verbeteren van randvoorwaarden; het inzetten
op creatieve industrie als basis en de verbindingen met
de culturele sector en de economische sector; en het
optimaliseren van de waardeketen van ontwikkeling tot
distributie en verkoop. Met de projecten die worden
voorgestaan, is vooralsnog een bedrag van 400.000
euro gemoeid. Een belangrijk project dat aanzetten
vindt in het programma is de nominatie van Brabant­Stad als Culturele Hoofdstad van Europa 2018.
Groningen heeft voor de cultuurperiode 2005-2008
‘Creatieve Stad’ als één van de beleidsuitgangspunten
gekozen. Het behelst het subsidiëren van culturele initiatieven die op het beleidsterrein actief zijn; en beleidsontwikkeling op het vlak van (creatief) ondernemerschap.
In 2005 vond de manifestatie ‘Groningen Gist’ plaats
in samenwerking met de stad Groningen. De provincie
heeft culturele organisaties die een aanvraag indienden
bij Creative Challenge Call gefaciliteerd.
Noord-Holland is bezig met het oprichten van creatieve
broedplaatsen in Amsterdam en stelt onder meer middelen beschikbaar (UNA gelden) voor hergebruik van
industrieel erfgoed voor de creatieve industrie. Zeeland
wil gaan onderzoeken of de stimulering van economische bedrijvigheid voor Zeeland kansen biedt. Drenthe
is op het snijvlak van economie en cultuur bezig met de
ontwikkeling van een kunstopleiding voor locatietheater.
Met betrekking tot Gevangenisdorp Veenhuizen en Frederiksoord lopen twee projecten die de economische
uitnutting van cultuurhistorie gepaard laten gaan aan
behoud en ontsluiting. Gelderland vaart een heel eigen
koers en blijft prioriteit geven aan de samenhang tussen
cultuur en toerisme.
Conclusie
Provincies hebben goede ontwikkelingskansen voor een
integraal beleid economie en cultuur. Waar die kansen
precies liggen is afhankelijk van:
• de geografische ligging en structuur van de provincie;
• de aanwezigheid van kunstvakopleidingen;
• de aanwezigheid van actieve creative city’s’;
• de ambities van het provinciebestuur.
Zo hebben provincies met grote mogelijkheden en
ambities op het gebied van toerisme veel kansen. De
provincies die de ambitie hebben bedrijven of inwoners
aan te trekken, kunnen daarvoor hun kunst- en cultuurbeleid goed inzetten, maar dan wel in samenspraak met
de gemeenten.
109
Grootschalige evenementen provincies
Fryslân
01 Oerol
€ 90.000
02 Heeren van het Veen
(opening Sportstad Heerenveen)
€ 100.000
03 Exposities Friese Musea
€ 400.000
04 Media Art festival
(budget gemeente Leeuwarden
€ 312.000,–)
€ 20.000
05 Culturele opening Friesland Vaart
€ 300.000
06 Bevrijdingsfestival
€ 20.000
07 Harlingen visserij dagen
culturele programmering
€ 150.000
08 Zonnebotenrace,
culturele programmering
€ 150.000
Drenthe
09 Manifestatie Oranjekanaal
(div. bijdragende partijen
totaal budget € 133.125)
€ 20.000
10 Praagse Lente (div. bijdragende
partijen totaal budget € 146.000)
€ 50.000
11 Pinksterblom festival Frederiksoord
(div. bijdragende partijen totaal
budget € 130.000)
€ 10.000
Overijssel
12 Enschede Muziekfestival
€ 90.000
13 Kunsten op Straat Overijssels
Straatheaterfestival
€ 90.000
14 Stad als theater Zwolle
€ 100.000
Gelderland
15 Gelderse Muziekzomer
€ 130.000
16 Triënnale Landschapsarchitectuur
€ 75.000
17 Strawinsky-festival
€ 60.000
18 Mode Biënnale
€ 75.000
19 Gelderland Cultuurland
€ 233.000
20 Music Meeting
€ 66.000
Utrecht
21 Utrecht Manifest biënnale design
en maatschappij, bijdrage provincie
onder voorbehoud
€ 100.000
Noord-Holland
22 Karavaan (samen met 11
gemeenten) bijdrage provincie
€ 265.000
Zuid-Holland
23 Internationaal Film Festival
Rotterdam
€ 120.000
Zeeland
24 Zeeland Nazomerfestival
€ 278.000
25 Film by the sea
€ 45.000
Noord-Brabant
26 Theaterfestival Boulevard
€ 65.000
27 Festival Mundial
€ 40.850
28 Festival Cement
€ 100.000
De bedragen zijn op jaarbasis.
Sommige festivals keren jaarlijks
terug bijvoorbeeld Zeeland Nazomer­
festival, andere eens in de paar jaar
(biënnale en triënnale), weer andere
zijn eenmalige evenementen.
110
111
Beeldende kunst,
vormgeving en
bouwkunst
Podiumkunsten
Dans, muziek/muziektheater, theater
Bibliotheken/media
Bibliotheken, film,
letteren
Amateurkunst en
cultuureducatie
Cultureel erfgoed
Archieven, monumenten/
archeologie, musea,
regionale geschiedenis
Bovensectoraal
Creative Challenge Call
112
113
Aanvraag niet gehonoreerd
Aanvraag gehonoreerd
Colofon
Copyright
© maart 2007, Raijmakers & Hofmeester,
adviseurs in cultuur
Alle rechten voorbehouden
ISBN- 978-90-802572-8-3
Dit is een uitgave van de gezamenlijke provincies
De publicatie is op te vragen bij:
Het Interprovinciaal Overleg (IPO)
Postbus 16107
2500 BC Den Haag
Telefoonnummer (070) 888 12 12
Faxnummer (070) 888 12 80
Of te downloaden via de website: www.ipo.nl
Onderzoek & tekst
Raijmakers & Hofmeester, adviseurs in cultuur
Maarssen
www.adviseursincultuur.nl
Grafisch ontwerp en infographics
Bloemendaal & Dekkers
Amsterdam
www.bloemendaalendekkers.nl
Drukwerk
Drukkerij Lecturis
Eindhoven
Bronnen
De gegevens voor deze publicatie zijn voor een belangrijk
deel verstrekt door de Fondsen, de Raad voor Cultuur,
de EVD (Creative Challenge Call), het projectbureau Belvedere,
de Rijksdienst voor Archeo­logie, Cultuurlandschap en Monu­
menten, de 12 provincies en door een groot aantal gemeenten.
Daarnaast hebben we gebruik gemaakt van de volgende bronnen: Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 20062007 stuk 30800VIII; Cultuurnota 2005-2008 ‘Meer dan de
Som’ (OCW); brief Staatssecretaris Medy van der Laan ‘Verschil
maken’; advies commissie Alons ‘Naar een fonds voor muziek,
dans en theater’; jaarverslagen van de Fondsen; Actieprogramma
Ruimte en Cultuur; Actieplan Cultuurbereik, Geldstroom BKV,
Cultuur & School en Regeling Versterking Cultuureducatie:
www.cultuurbereik.nl www.cultuurplein.nl; Benz & Benz
‘Monitor provinciale uitgaven bibliotheekwerk 2003-2006;
www.bibliotheekvernieuwing.nl; de beleidsnota’s cultuur en
cultuurhistorie van de 12 provincies; Raijmakers & Hofmeester
‘De Provincies; Kiezen in Cultuurbeleid’ (2005); JJ advies ‘Kunst
de voelsprieten van de samenleving’.
Raijmakers & Hofmeester heeft gestreefd naar een
zo nauwkeurig mogelijke weergave van de gegevens
en kan niet aansprakelijk worden gesteld voor onjuiste
gegevens.
Download