Rome en het Nieuwe Testament Rome en het Nieuwe Testament De Romeinse context van het vroege christendom Martin Heikoop Uitgeverij Boekencentrum • Zoetermeer Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keurmerk Forest Stewardship Council (FSC) draagt. Bij dit papier is het zeker dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid. Ook is het papier 100% chloor- en zwavelvrij gebleekt. ISBN 978 90 239 2738 9 NUR 683, 703 Omslagontwerp: Mulder van Meurs Illustratie omslag: Het Colosseum in Rome Layout/ dtp binnenwerk: Gerard de Groot © 2013 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden www.boekencentrum.nl Inhoud Inleiding9 1. Rome regeert11 1.1 De opkomst van Rome 11 1.2 Jeruzalem veroverd 15 1.3 Judea wordt een vazalstaat 16 1.4 Het Herodiaanse vorstenhuis 16 1.5 Joden in het Romeinse rijk 19 1.6 Proselieten en godvrezenden 22 1.7 Christenen 24 2. De keizer 2.1 Augustus (27 v. Chr.-14 n. Chr.) 2.2 Tiberius (14-37) 2.3 Caligula (37-41) 2.4 Claudius (41-54) 2.5 Nero (54-68) 2.6 Het vierkeizerjaar (68/69) 2.7 Vespasianus (69-79) 2.8 Titus (79-81) 2.9 Domitianus (81-96) 28 28 32 35 37 39 43 43 46 51 3. Het leger 56 3.1 Augustus’ nieuwe leger56 3.2 Legioenen 58 3.3 Hulptroepen 60 3.4 De Praetoriaanse garde61 3.5 Het soldatenleven 62 3.6 Kolonies 64 3.7 Het leger van Herodes 65 4. Romeinse godsdienst 67 4.1 Algemene kenschets 67 4.2 Natuur- en huisgoden68 5 6 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 Inhoud Staatsgoden 72 Keizercultus 75 Oosterse godsdiensten 77 Offers, geloften en gebeden 79 Voortekenen en dromen82 Kosmologie, astrologie en magie84 5. Romeinse sociale verhoudingen 5.1 De hogere standen 5.2 Plebejers 5.3 Slaven 5.4 Familie 5.5 De positie van de vrouw 5.6 Kinderen 88 88 93 95 99 100 101 6. Romeinse economie 104 6.1 Landbouw, veeteelt en visserij104 6.2 Nijverheid en industrie 106 6.3 Handel 109 6.4 De eerste geldeconomie 112 6.5 Munten en hun boodschap 114 6.6 Belastingen 118 7. Romeinse cultuur 7.1 Onderwijs 7.2 Literatuur 7.3 Geschiedschrijving 7.4 Filosofie 7.5 Genootschappen 7.6 Amusement 121 121 125 131 134 137 138 8. Verkeer en communicatie 146 8.1 Het Romeinse wegennet 146 8.2 Postverkeer 150 8.3 Op reis te land 152 8.4 Op reis ter zee 155 8.5 De keizerlijke graanvloot157 8.6 Paulus’ zeereis naar Rome 158 Noten 160 Bibliografie 163 Bijlagen I Heersers over Judea en omliggende gebieden II Julisch-Claudische en Flavische dynastie III Herodiaanse dynastie 167 167 168 170 Register van namen en zaken 171 Register van Bijbelplaatsen 179 7 9 Inleiding Het Nieuwe Testament is ontstaan in een wereld die door Rome werd geregeerd. De invloed van Rome en zijn imperium is daarin dan ook voortdurend waarneembaar. Niet alleen zijn veel gebeurtenissen in het Nieuwe Testament door deze Romeinse context bepaald, maar ook veel thema’s die aan de orde komen, tot en met de manier van schrijven toe, zijn diepgaand door de Romeinse wereld beïnvloed. Kennis van de Romeinse wereld is dan ook van groot belang om de geschriften van het Nieuwe Testament goed te kunnen begrijpen. In dit boek wordt de Romeinse wereld achter het Nieuwe Testament in hoofdlijnen beschreven. In de eerste twee hoofdstukken richten we onze blik op de Romeinse politiek. Welk beleid voerde Rome ten aanzien van Judea en tegenover joden en christenen in de rest van het rijk? Daarna volgen zes thematische hoofdstukken waarin diverse aspecten van de Romeinse wereld worden belicht: het leger, godsdienst, sociale verhoudingen, economie, cultuur, verkeer en communicatie. Centraal staat hierbij steeds de vraag: waar werken deze aspecten door in het Nieuwe Testament? Een beschrijving van deze Romeinse wereld wint aan zeggingskracht wanneer schrijvers uit die periode zelf aan het woord komen. Ik heb, waar relevant, uitspraken van auteurs uit de nieuwtestamentische tijd opgenomen. Vooral de geschriften van Flavius Josephus, een joodse schrijver aan het keizerlijk hof in Rome en tijdgenoot van de evangelisten, zijn een onmisbare bron voor de Romeinse wereld achter het Nieuwe Testament. Ik heb getracht voor een breed publiek te schrijven. Allerlei wetenschappelijke discussies zijn dan ook achterwege gelaten. Door de tekst heen wordt steeds naar Bijbelteksten verwezen. Via het register achterin zijn deze Bijbelteksten gemakkelijk terug te vinden. Als dit boek kan bijdragen aan een beter verstaan van het Nieuwe Testament is mijn doelstelling ruimschoots behaald. Graag wil ik een aantal personen bedanken die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van dit boek. Allereerst noem ik prof. dr. Geurt Henk 10 Inleiding van Kooten. Het leesgezelschap Nieuwe Testament waaraan hij jarenlang leiding gaf was een voortdurende oefening om de geschriften van het Nieuwe Testament in hun politieke en culturele context te lezen. Vele inzichten in dit boek heb ik hieraan ontleend. Daarnaast bedank ik mijn collega’s dr. John van Eck en drs. Andries Zoutendijk voor het kritisch doorlezen van het manuscript. Aan hun waardevolle commentaar en adviezen heb ik veel gehad. Tot slot dank ik Arjen van Trigt en Cherry Prins van Uitgeverij Boekencentrum voor hun stimulerende inzet bij het uitgeven van dit boek. Rijswijk aan de Maas, mei A.D. 2013 Martin Heikoop 1.1 De opkomst van Rome 11 1. Rome regeert ‘de grote stad, die koningschap heeft over de koningen der aarde’ (Openbaring 17:18) De wereld waarin het Nieuwe Testament is ontstaan werd door Rome geregeerd. Deze stad had zich ontwikkeld van een kleine nederzetting tot een rijk dat het grootste deel van de toenmalig bekende wereld omvatte. In dit hoofdstuk kijken we achtereenvolgens naar de indrukwekkende opkomst van Rome, naar hoe zij Jeruzalem veroverde, van Judea een vazalstaat maakte en daar het Herodiaanse vorstenhuis liet regeren. Daarna richten we onze blik op de joden, proselieten en godvrezenden en christenen in het Romeinse rijk. Hoe werd er tegen hen aangekeken en welk beleid voerde de Romeinse overheid jegens hen? 1.1 De opkomst van Rome Rome is volgens de overlevering in 753 v. Christus gesticht. Met dat jaar, ab urbe condita (vanaf de stichting van de stad), begonnen verschillende Romeinse geschiedschrijvers de jaartelling. Uit archeologische gegevens blijkt dat er in die tijd inderdaad kleine nederzettingen waren op de Palatijn en omliggende heuvels. De ‘stad op de zeven heuvels’, zoals Rome genoemd werd (vgl. Op. 17:9), lag op een gunstige plaats: aan de monding van de Tiber (vgl. Op. 17:1), dicht bij zoutpannen (een toen zeer belangrijk handelsartikel) en op het kruispunt van belangrijke landwegen. In deze begintijd was Rome echter niet meer dan een van de vele stadstaatjes in Midden-Italië. Aanvankelijk werd Rome door koningen geregeerd. De laatste koning, Tarquinius Superbus, werd echter in 509 v. Chr. vanwege zijn tirannieke optreden de stad uitgejaagd. Het koningschap werd afgeschaft, Rome werd een republiek. De senaat, een raad waarin de rijkste adel vertegenwoordigd was, eigende zich de wetgevende macht toe. Uit hun midden werden consuls gekozen die aan het hoofd van de republiek kwamen te staan. Om te voorkomen dat opnieuw één persoon alle macht in handen kreeg werden steeds twee consuls tegelijk aangesteld en mochten zij deze 12 1. Rome regeert functie niet langer dan één jaar uitoefenen. De overige burgers en slaven kregen nauwelijks enige rechten. In de eeuwen hierna nam de welvaart en macht van Rome geleidelijk aan steeds verder toe. De stad groeide uit tot een belangrijk handelscentrum waar kooplieden uit vele landen hun waren aanboden (vgl. Op. 18:3). Het Romeinse leger, befaamd om zijn discipline, wist in een reeks veldtochten in de vierde en derde eeuw v. Chr. het Italiaanse schiereiland te veroveren. Nu zij gebruik kon maken van soldaten uit heel Italië, begon Rome haar imperium ook daarbuiten uit te breiden. In haar expansie rond de Middellandse Zee stuitte zij echter op concurrerende machten: Carthago in het westen en Hellenistische rijken in het oosten. Carthago Carthago was een rijke stad aan de kust van Noord-Afrika, dichtbij het huidige Tunis. Het was gesticht door de Phoeniciërs, een zeevarend volk dat haar thuisbasis had in de kustvlakte van Kanaän. Phoeniciërs uit Tyrus hadden Carthago gesticht als steunpunt voor de handel in het westelijk deel van de Middellandse Zee. In de vierde en derde eeuw voor Christus was Carthago uitgegroeid tot de belangrijkste zeemacht in die regio. Tussen 264 en 146 v. Chr. voerde Rome drie oorlogen tegen Carthago: de Punische (= Phoenicische) oorlogen. In de eerste Punische oorlog veroverde Rome de eilanden Sardinië, Corsica en Sicilië en maakte daar de eerste Romeinse provincies van. Een groot tegenoffensief volgde. De Carthaagse veldheer Hannibal trok met een immens leger, waarin ook olifanten dienst deden, in een opzienbarende tocht door Spanje, ZuidGallië en over de Alpen naar Italië. Hannibal veroverde verschillende steden in Italië, maar verzuimde het nauwelijks verdedigde Rome in te nemen. Na een jarenlange oorlog wist het Romeinse leger Hannibal te verslaan en Spanje en Zuid-Gallië als provincies aan haar imperium toe te voegen. In de derde Punische oorlog werd Carthago in 146 v. Chr. definitief verslagen en verwoest. Hellenistische rijken In het oostelijk Middellandse Zeegebied stuitte Rome op drie grote Hellenistische rijken: Macedonië, het Seleucidenrijk (Syrië) en het Ptolemaeënrijk (Egypte). Deze rijken waren voortgekomen uit het grote wereldrijk dat Alexander de Grote in 334-324 v. Chr. had veroverd. Het rijk van 1.1 De opkomst van Rome 13 Alexander en de rijken die hieruit voortkwamen worden ‘Hellenistisch’ genoemd, omdat de Griekse taal en cultuur hierin steeds meer dominant werden (Hellas = Griekenland). Rome wist in een serie spectaculaire oorlogen in de tweede en eerste eeuw v. Chr. deze Hellenistische rijken aan zich te onderwerpen. Hierbij werd tevens Judea veroverd (zie onder). Voortaan deelde Rome ook in dit deel van het Middellandse Zeegebied de lakens uit. Cultureel gezien was de situatie echter precies omgekeerd. De Romeinen legden niet hun cultuur op aan deze gebieden, maar raakten zelf steeds meer door de Griekse cultuur beïnvloed. De Griekse taal, Griekse goden, filosofie, bouwstijlen, instellingen en gebruiken drongen in heel het Romeinse rijk door. Hoewel Latijn de taal van de Romeinse overheid was, bleef in dit oostelijk deel van het rijk Grieks de belangrijkste voertaal. Keizerrijk Kort voor de geboorte van Christus veranderde de staatsvorm van het Romeinse rijk opnieuw. Het republikeinse systeem was niet berekend op het besturen van een wereldrijk. Er was geen staand leger en er was geen ambtenarenapparaat. Machtige generaals konden door gebrek aan tegenwicht teveel macht afdwingen. In een lange periode van burgeroorlogen, van 90 tot 30 v. Chr., deden verschillende generaals een greep naar de macht en bestreden elkaar. Eén van hen, Julius Caesar, vestigde in de jaren ’40 v. Chr. al bijna de monarchie. Dit stuitte echter op veel weerstand in de senaat. Een aantal senatoren beraamde een samenzwering en doodde hem. Uit de burgeroorlog die hierna uitbrak kwam zijn achterneef en adoptiefzoon Octavianus als winnaar te voorschijn. De senaat accepteerde zijn machtspositie om nog groter kwaad – burgeroorlog – uit te bannen. Octavianus begon nu het regeringssysteem drastisch te hervormen. Formeel liet hij de macht bij de senaat, maar achter die republikeinse façade groeide hij uit tot alleenheerser. Magistraten werden voortaan niet meer democratisch gekozen maar op zijn voordracht benoemd. Bovendien verwierf hij het gezag over de provincies waar de meeste troepen lagen, zodat hij het oppercommando had over negentig procent van de soldaten. In 27 v. Chr. ontving Octavianus van de senaat de eretitel Augustus, de verhevene (Luk. 2:1). Het Romeinse rijk was van nu af feitelijk geen republiek meer, maar een keizerrijk. Ten tijde van de geboorte van Christus omvatte dit keizerrijk het grootste 14 1. Rome regeert deel van de toenmalig bekende wereld (vgl. Op. 17:15). Het imperium strekte zich uit van de Atlantische Oceaan in het westen tot aan de Eufraat in het oosten, en van de Rijn en de Donau in het noorden tot aan de Sahara in het zuiden. Rome was de hoofdstad van dit rijk en Italië het kernland. De andere rijksdelen waren provincies, die door Romeinse stadhouders werden bestuurd (vgl. 1 Petr. 2:14). Uit de provincies vloeiden continu aanzienlijke bedragen aan belastinggeld (vgl. Mat. 22:17), alsook levensmiddelen en andere producten naar Rome (vgl. Op. 18:1113). Rome was het middelpunt van het imperium. Hier woonde de keizer en zijn hof en hier vergaderde de senaat. De stad had in de eerste eeuw naar schatting al meer dan een miljoen inwoners. Vol trots gebruikten de Romeinen het woord urbs (stad) alléén voor hun stad Rome. Vanuit deze stad werd immers de wereld geregeerd (vgl. Op. 17:18). Het Romeinse rijk ten tijde van keizer Augustus BRITANNIA GERMANIA INFERIOR A T L A N T I S C H E O C E A A N Rijn BELGICA LUGDUNENSIS AQUITANIA GERAMANIA SUPERIOR Donau RAETIA NORICUM ALPES COTTIAE ALPES POENINAE NARBONENSIS LUSITANIA TARRACONENSIS ALPES MARITIMAE PANNONIA DALMATIA Salonae ITALIA CORSICA SICILIA Syrakuse Z E E BITHYNIA EN PONTUS THRACIA MACEDONIA Tessalonica EPIRUS SARDINIA Carthago Z W A R T E MOESIA Rome BAETICA MAURETANIA DACIA Korinte ACHAEA AFRICA Nikomedia GALATIA ASIA Tigris Efeze MESOPOTAMIA Athene LYCIA EN PAMPHYLIA Antiochie CYPRUS Z E E Cyrene CILICIA SYRIA CRETE M I D D E L L A N D S E ARMENIA CAPPADOCIA JUDAEA Jeruzalem Alexandrië CYRENAICA ARABIA / NABETEA AEGYPTUS Nijl R OD E Z E E Eufraat 1.2 Jeruzalem veroverd 15 1.2 Jeruzalem veroverd Tijdens hun veroveringsoorlogen in het Nabije Oosten kwamen de Romeinse legers in de eerste eeuw voor Christus bij Judea. Daar regeerden toen priesterlijke koningen uit de dynastie der Hasmoneeën, bijgenaamd ‘de Makkabeeën’. Twee broers uit dit geslacht, Aristobulus II en Hyrcanus II, bestreden elkaar om de troon en beiden riepen daarbij de hulp van Rome in. Dit verzoek was voor Rome de aanleiding om zelf de macht in Judea over te nemen. In 63 v. Chr. nam generaal Pompeius Jeruzalem in. De joodse geschiedschrijver Flavius Josephus (ca. 37-100 na Chr.) beschrijft deze inname en vertelt dat Pompeius daarbij ook de tempel van Jeruzalem betrad: ‘Aan Joodse kant vielen zo’n twaalfduizend doden, de Romeinen telde slechts lichte verliezen. […] Er werd zwaar gezondigd tegen de regels met betrekking tot het Heilige. Dat was tot dan toe door niemand betreden en gezien, maar Pompeius ging er met een groot aantal leden van zijn gevolg naar binnen en zij zagen alles wat volgens de wet niemand anders dan de hogepriester mag zien. Daar bevonden zich de gouden tafel en de heilige kandelaar en de plengofferschalen en een grote hoeveelheid reukwerken, plus daarenboven nog, in de schatkamers, tegen de tweeduizend talenten tempelgelden. Hij had echter zoveel eerbied voor God dat hij alles onaangeroerd liet. […] De volgende dag gaf hij de tempeldienaren opdracht de Tempel te reinigen en de volgens de wet voorgeschreven offers op te dragen aan God.’1 In deze eerste confrontatie tussen Rome en Jeruzalem zien we tweeslachtigheid in de houding van Rome. Enerzijds was er onbegrip voor de joodse godsdienst en lieten de Romeinen zich bij het uitvoeren van hun plannen niet door joodse wetten of tradities weerhouden. Anderzijds was er ook een zeker respect voor de joodse godsdienst en gaven de Romeinen de joden ruimte om hun God volgens hun eigen voorschriften en gebruiken te dienen. In de verdere confrontatie tussen Rome en Jeruzalem zullen we deze beide kanten, in voortdurend wisselende verhoudingen, steeds weer tegenkomen. 16 1. Rome regeert 1.3 Judea wordt een vazalstaat De senaat in Rome besloot om Judea niet als een provincie in het rijk in te lijven, maar in plaats daarvan tot een vazalstaat te maken. Dat was een staat die, in ruil voor onvoorwaardelijke loyaliteit aan Rome, door een vorst uit een plaatselijke dynastie vrij zelfstandig bestuurd mocht worden. Vooral roerige gebieden waar veel weerstand tegen Romeinse overheersing bestond, liet Rome aanvankelijk bij voorkeur door lokale vorsten besturen. Een vazalvorst kon in zijn vorstendom zelf het binnenlands bestuur bepalen, munten slaan en belasting heffen. Bovendien was het hem toegestaan een eigen leger te onderhouden om daarmee zijn machtspositie in zijn land af te dwingen. Op het eerste gezicht leek een vazalstaat een zelfstandige staat die slechts door een bondgenootschap met Rome was verbonden. Bij nadere beschouwing waren deze vazalstaten echter evenzeer onderdeel van het provinciale bestuur van Rome als andere provincies. Een vazalvorst regeerde slechts bij de gratie van Rome. Verloor hij deze gunst, dan werd hij afgezet en vervangen. Een vazalvorst mocht zelf belasting heffen, maar moest op zijn beurt belasting afstaan aan Rome. Hij mocht zijn eigen leger onderhouden, maar moest deze indien gewenst direct ter beschikking stellen aan Rome. Voor het oog regeerde een vazalkoning over zijn eigen koninkrijk, daarachter was het echter de keizer in Rome die regeerde. 1.4 Het Herodiaanse vorstenhuis In Judea werd door Rome het vorstenhuis van Herodes de Grote (vgl. Mat. 2:1v) aan de macht geholpen. Hiermee kwam een einde aan een periode van meer dan een eeuw waarin het Hasmoneese koningshuis over Judea had geregeerd. Het aanstellen van een vorst uit een nieuw koningshuis had voor Rome het voordeel dat zijn macht minder vanzelfsprekend was en daarmee meer afhankelijk van Rome. Antipater, de vader van Herodes de Grote, was de eerste uit de nieuwe dynastie die door Rome werd begunstigd. Hij stamde af van een adellijk geslacht uit Idumea (Edom). In de machtsstrijd tussen de generaals Pompeius en Julius Caesar, had Antipater de laatste op een cruciaal moment een grote dienst bewezen. Toen Julius Caesar in Egypte zonder leger in het nauw kwam te zitten, kwam Antipater hem met een leger te hulp. Als