Dec 9, '04 9:13 AM by De Clercq for everyone HLA-moleculen HLA-moleculen HET HART VAN HET IMMUUMSYSTEEM Bovenbouwtekst door: Rob Doumaid (1999 )http://staff.science.uva.nl/~dcslob/lesbrieven/Doumaid/HLA-home.htm Gevaar op een presenteerblaadje Zolang er dierlijk leven is op aarde, zolang wordt dat leven ook al belaagd door stoffen en andere organismen die het leven onmogelijk kunnen maken. Gevaar ligt overal en continu op de loer. In de mens heeft zich een afweersysteem ontwikkeld dat in staat is bijna alle bedreigingen voor het lichaam het hoofd te bieden. Het hart van het menselijke immuunsysteem wordt gevormd door het HLA-systeem. Dit is een systeem van een soort presenteerbladen die het gevaar aanbieden aan de afweercellen die de gevarenbron vervolgens uitschakelen. De volgende tekst probeert je uit te leggen hoe dit systeem in elkaar zit, hoe het werkt en welke problemen er kunnen ontstaan. Iedereen is uniek Variatie in leven en individuele organismen is het paradepaardje van de biologie. Het immuunsysteem maakt ook gebruik van variatie. Samen met adaptatie is dat namelijk de enige manier om met de enorme verscheidenheid aan antigenen te kunnen omgaan. Zoals al is behandeld komen antigenen het lichaam binnen en worden door fagocyten opgenomen en verwerkt voordat het antigen wordt gepresenteerd aan T en B cellen. De T en B cellen verzorgen op hun beurt dat een specifieke immuunreactie wordt opgestart die ertoe leidt dat het antigeen wordt geëlimineerd. De vraag dringt zich nu op " hoe wordt het antigeen gepresenteerd aan T en B cellen en hoe kunnen zij een specifieke immuunreactie genereren?" De manier waarop een specifieke immuunreactie wordt gestart gaat met behulp van moleculen op de celmembraan van de fagocyt die zijn gespecialiseerd in het presenteren van antigenen (antigeen presenterende cel, APC). Deze moleculen, de Human Leucocyte Antigens (HLA-moleculen), vormen de spil van alle adaptieve immuunreacties. Een en ander wordt geïllustreerd in figuur 1 Figuur 1: antigeen presentatie. Stap 1: de APC neemt het antigeen op. Stap2, APC verwerkt antigeen tot kleinere stukjes zodat het in het HLA-molecuul past. Stap3, APC presenteert antigeen via HLA--molecuul aan een T/B cel die een receptor heeft die specifiek is voor het antigeen. Stap4, T/B cel start een immuunreactie. Bijna elke cel in je lichaam heeft grote aantallen HLA moleculen op het celmembraan zitten. Om gezond te blijven in een vijandig milieu moet het immuunsysteem een groot repertoire hebben aan verschillende HLA-moleculen die alle mogelijke antigenen kunnen presenteren. Als er voor elk mogelijk antigeen een apart HLA molecuul in het lichaam zou moeten bestaan dan zou het lichaam niet groot genoeg zijn. De oplossing ligt in het al eerder genoemde belangrijke begrip variatie. In het menselijke immuunsysteem worden er verschillende soorten HLA-moleculen gebruikt die in twee verschillende klassen zijn onder te verdelen, namelijk klasse 1 en klasse 2. In tabel 1 worden de belangrijkste moleculen opgesomd. Tabel 1: De belangrijkste klassen HLA-moleculen bij de mensHLA klasse I moleculen HLA klasse II moleculen HL-A HLA-DR HLA-B HLA-DP HLA-C HLA-DQ Het grootste deel van de immuunreacties worden opgewekt met behulp van deze zes HLA moleculen. Echter zes verschillende moleculen bieden lang niet genoeg variatie om jezelf te beschermen tegen vreemde antigenen. In de evolutie van het immuunsysteem is dit probleem opgelost door variatie binnen de HLA-moleculen zelf. Op bepaalde vaste plaatsen binnen de HLA-moleculen treedt er grote variatie op in het gebruik van aminozuren. Een HLA-DR molecuul krijgt hierdoor een zeer groot aantal "broertjes" die erg op elkaar lijken maar allemaal een ander antigeen kunnen presenteren. Dit fenomeen van extreme variatie binnen een molecuul, noemen we een polymorfisme (poly = veel, morf = vorm). Omdat ieder HLA-molecuul polymorf is ontstaat er een groep van moleculen waarin de variatie zo groot is dat bijna elk antigeen gepresenteerd kan worden aan een T en/of B cel. T en B cellen hebben een receptor op de celmembraan die specifiek is voor een antigeen. Als deze cellen een APC tegenkomen met een goede HLAantigeen combinatie op de celmembraan, wordt een immuunreactie in gang gezet die leidt tot de eliminatie van de antigeen bron. De HLA-moleculen worden gecodeerd door HLA genen in je DNA. Van elk gen heb je een kopie van je vader en een kopie van je moeder. Echter omdat HLA-moleculen zo enorm polymorf zijn is de kans dat je van een willekeurig HLA-molecuul twee exact dezelfde genen hebt zeer klein. Dit betekent dat je cellen zes verschillende typen HLA klasse I moleculen en zes HLA klasse I I moleculen op het celmembraan hebben. Deze tekst bevat een bijlage om je een indruk te geven van de enorme variatie die HLA-moleculen vertonen. Figuur 2: een schematisch bovenaanzicht van een HLA-molecuul. De rood gemarkeerde plekken geven de polymorfe plaatsen binnen molecuul aan. intermezzo In één van de nationale parken van Kenya trad in 1994 onverwacht een enorme sterfte op in de leeuwenpopulatie. Onderzoek wees uit dat de leeuwen allemaal het slachtoffer waren van een fatale virusinfectie. Dit was des te opmerkelijker omdat het hier om een bekend virus ging dat normaal gesproken zeer weinig dodelijke slachtoffers maakte onder leeuwen. Het onderzoek spitste zich toe op de leeuwen variant van de HLA-moleculen (MHC). Hieruit bleek dat de leeuwen die de infectie niet overleefd hadden bijna allemaal dezelfde MHC moleculen. Leeuwen die de infectie overleefd hadden of niet ziek zijn geworden vertoonden meer verschillende typen MHC moleculen. Kennelijk is door inteelt de variatie in MHC moleculen dramatisch afgenomen. Omdat de geschikte MHC moleculen niet aanwezig waren kon het virus antigeen niet worden gepresenteerd aan T en B cellen. Hierdoor ontsnapte het virus aan het adaptieve immuunsysteem en kon het zijn dodelijke werk doen. Hoe herken je gevaar? We hebben gezien dat HLA-moleculen de sleutel vormen bij het tot stand komen van een specifieke immuunreactie. Een belangrijke vraag is nu: "Hoe weet het immuunsysteem dat een bepaald antigeen een gevaar vormt voor het lichaam?" Tijdens de ontwikkeling in de baarmoeder wordt in een foetaal stadium het immuunsysteem geleerd het verschil te zien tussen gevaarlijk en niet gevaarlijke antigenen. In die periode worden enorme hoeveelheden T en B cellen gevormd die allemaal een receptor hebben die specifiek is voor een bepaald antigeen. Het proces is dermate ingewikkeld dat we volstaan met te melden dat er voor elk mogelijk antigen wel een specifieke T/B cel wordt gemaakt. Dit brengt echter het gevaar met zich mee dat er ook T/B cellen ontstaan die specifiek zijn voor eiwitten uit het eigen lichaam. Tijdens de ontwikkeling van T/B cellen wordt de specificiteit van de receptoren continu nauwkeurig gecontroleerd. Cellen die een mogelijk gevaar vormen het lichaam worden meteen geëlimineerd. Op deze manier ontstaat er afweersysteem dat specifiek is voor lichaamsvreemde zaken. Echter, auto-immuunziekten (ziekten waarbij het immuunsysteem gezond weefsel van het eigen lichaam aanvalt) bewijzen dat de educatie van lymfocyten niet helemaal waterdicht is. In figuur 3 staan "multiple sclerose" en "reuma" als twee voorbeelden van auto-immuunziekten schematisch weergegeven. In beide gevallen ontstaat langzaam maar zeker een situatie in het lichaam waarbij normaal functioneren ernstig wordt belemmerd. Figuur3: Multiple sclerose is een ziekte waarbij het immuunsysteem het eigen zenuwstelsel aanvalt. In het geval reuma veroorzaakt hetauto-immuniteit een chronische en destructieve ontsteking van gewrichten. Gevaar is overal Het immuunsysteem kan je het beste vergelijken met de politie van het lichaam. Ze houdt goed in de gaten wat er overal gebeurt en zo nodig treedt ze er tegen op. Het immuunsysteem maakt duidelijk onderscheid in de bronnen van herkomst van het gevaar. Komt de bedreiging van buitenaf (bacteriën, schimmels) dan wordt het antigeen door een APC gefagocyteerd. In de APC wordt het antigeen verwerkt en komt het op een HLA klasse 2 molecuul terecht. Lymfocyten zien het vreemde antigeen en starten een specifieke immuunreactie. Figuur 4: Schematische weergavee antigeenpresentatie door HLA- moleculen. HLA klasse I presenteertantigenen uit het cytosol van de cel en klasse II presenteert extracellulaire antigenen. Desalniettemin, gevaar ligt overal op de loer. In het geval van een bacteriële infectie is het duidelijk dat gevaar van buiten afkomstig is, maar ook van binnen uit het lichaam zelf komen gevaren. Voorbeelden hiervan zijn kanker en virussen. Virussen blijven niet buiten de cel maar hebben gastheercellen nodig om zichzelf te vermenigvuldigen. En eenmaal in een cel is een virus onzichtbaar voor de patrouillerende T/B cellen. Ook hier heeft de evolutie een oplossing op gevonden. Met behulp van HLA-klasse 1 moleculen heeft het immuun systeem een manier in handen om te kijken wat er in een cel gebeurt. Onder normale omstandigheden worden klasse 1 HLA-moleculen beladen met antigeen dat afkomstig is van het lichaam zelf. De HLA klasse 1 moleculen zitten op de celmembraan met lichaams-eigen antigeen. Omdat er geen lymfocyten zijn die dit kunnen herkennen gebeurt er niets. Bevindt er zich een virus in een cel dan verandert de situatie. Het virus zorgt ervoor dat de gastheercel eiwitten maakt die nodig zijn voor de virusvermenigvuldiging. De cel daarentegen gaat ook gewoon door met HLA klasse 1 moleculen laden met eiwitten uit de cel. In het geval van virus infectie bevinden zich daar ook virus eiwitten in. Lymfocyten zien nu een HLA-klasse een molecuul met een vreemd antigeen en starten een immuunreactie waarbij alle cellen die dat bepaalde virus bij zich dragen worden geëlimineerd. De met een virus geïnfecteerde cel slaat als het ware stil alarm. Een schematische weergave van de verschillende klassen HLA-moleculen en hun functie in antigeenpresentatie is te zien in figuur 4. Transplantatie Transplantatie: het overbrengen van een gezond orgaan of weefsel naar een ander lichaam ter vervanging van een niet functionerend weefsel of orgaan (Wolters’ Woordenboek NL, 28e druk, 1987) Er zijn veel ziekten bekend die leiden tot verlies van orgaanfunctie. Een voorbeeld hiervan Is levercirrose waarbij leverweefsel wordt vervangen door bindweefsel. In veel gevallen is de aandoening fataal als er niets aan wordt gedaan. Omdat een orgaan niet zelden meer dan één functie heeft is er maar één echte oplossing; transplantatie van een gezond orgaan. Tegenwoordig vinden orgaantransplantaties dagelijks plaats en lijkt het de gewoonste zaak van de wereld, dat is het echter niet. Het transplanteren van een orgaan van een mens naar de ander kan niet straffeloos plaatsvinden. Het HLA-systeem dat ervoor zorgt dat je bijna elke ongewenste gast uit het lichaam kan verwijderen vormt ook het grootste probleem bij orgaan transplantaties. Het ergste dat kan gebeuren is dat een orgaan acuut wordt afgestoten door het immuunsysteem van de ontvanger. Wat er gebeurt is dat lichaamsvreemde antigenen het lichaam binnen komen bij de ontvanger. Het immuunsysteem van de ontvanger zal de vreemde antigenen herkennen en de bron (donororgaan) zo snel mogelijk proberen te vernietigen. Dit proces is te voorkomen door het immuunsysteem te laten denken dat het te transplanteren orgaan van de ontvanger zelf is. Om dit te bereiken moeten de HLA-moleculen op het donororgaan precies hetzelfde zijn als dat van de ontvanger. Gezien de enorme variatie in het HLA-systeem is dit bijna onmogelijk. Door onderzoek en ervaring is men ontdekt dat de HLA-A, HLA-B en HLA-DR moleculen de belangrijkste factoren zijn die bepalen of een donororgaan wordt afgestoten. Bij transplantaties wordt dan ook gestreefd naar zoveel mogelijk gelijkenis tussen deze moleculen van donor en ontvanger. Desalniettemin blijft volledige overeenkomst in de meeste gevallen onmogelijk. Om afstotingsreacties te voorkomen krijgen patiënten levenslang medicijnen die het immuunsysteem van de ontvanger lamleggen, de zogenaamde immuunsupressiva. Hoewel deze medicatie er voor heeft gezorgd dat orgaantransplantaties met groot succes worden uitgevoerd, is het gebruik ervan niet zonder risico’s. Biologen en artsen die zich met de transplantatiegeneeskunde bezighouden doen dan ook zeer lang intensief onderzoek naar methoden om het gebruik van deze medicijnen sterk te verminderen. Het HLA-systeem blijkt in een aantal situaties een bijna onmogelijke barrière te zijn voor de geneeskunde. Echter, overwinning op het HLA-systeem is niet alleen een heilige graal voor wetenschappers, Ook voor menige bacil, virus en andere ziektekiemen die trachten het leven van de mens onmogelijk te maken is het HLA-systeem net eventjes teveel van het goede. HLA Humane Leukocyten Antigenen-systeem http://www.sanquin.nl/Sanquin-nl/sqn_bloed.nsf/p-WebFSStart!OpenPage&h=0&body=C28627D3C21AC60BC12568C4003BEA6B De werking van ons immuunsysteem is gebaseerd op het vermogen om onderscheid te maken tussen eigen en vreemde structuren. Contact met eigen structuren zal in de regel niet leiden tot een afweerreactie, terwijl contact met lichaamsvreemde zaken, zoals virussen en bacteri챘n, een immuunreactie opwekt waardoor deze vreemde indringers onschadelijk gemaakt worden. Een zelfde immunologische reactie is ook de oorzaak van het feit dat transplantaties, uitgewisseld tussen genetisch niet-identieke individuen (dat wil zeggen andere combinaties dan eeneiige tweelingen), onherroepelijk leiden tot afstoting van de getransplanteerde weefsels, tenzij medicijnen worden toegediend die de afweerreactie onderdrukken. De immunologische afweerreactie is gericht tegen vreemde antigenen op de cellen van de getransplanteerde weefsels. transplantatie-antigenen De belangrijkste van deze maken deel uit van het HLA-systeem (Humane Leukocyten Antigenen-systeem). Hoewel ze als eerste zijn aangetoond op leukocyten, bevinden ze zich ook op andere cellen van het lichaam. HLA-antigenen Men kan het HLA-systeem beschouwen als een zeer ingewikkeld bloedgroepensysteem. De complexiteit ervan wordt duidelijk als we het vergelijken met het bekende AB0-systeem. Dit laatste leidt uiteindelijk tot vier bloedgroepen (A, B, 0, AB), terwijl het HLA-systeem tot meer dan 1 miljoen verschillende combinaties leidt. Een ander verschil met het AB0-systeem is dat antistoffen tegen HLA-antigenen niet van nature in ons plasma aanwezig zijn. We maken pas antistoffen tegen vreemde HLA-antigenen als we daarmee in aanraking komen via zwangerschap (het kind erft HLA-antigenen van de vader, die voor de moeder vreemd zijn), bloedtransfusie of transplantatie. Met behulp van dergelijke antistoffen is het HLA-systeem uiteindelijk ontrafeld. De genetische informatie voor de HLA-antigenen is vastgelegd in een aantal genen op chromosoom 6. Wat betreft de expressie ervan is er sprake van codominantie – een kind draagt op zijn lichaamscellen de HLA-antigenen die het erft van én de moeder én de vader. De zes genen van het HLA-systeem liggen in twee klassen verdeeld op de korte arm van chromosoom 6. Omdat iedere ouder de helft van het chromosomenpaar van een individu bepaalt, heeft men in totaal twaalf HLA-genen. Deze genen zijn elk zeer polymorf, zodat de combinatie van HLA-genen bij iedereen vrijwel uniek is. Genproducten van het systeem spelen een centrale rol bij de herkenning van lichaamsvreemde elementen en de regulatie van het immuunsysteem. De combinatie van genen op 챕챕n chromosoom 6 wordt een haplotype genoemd. Binnen een gezin zal men in principe vier verschillende HLA-haplotypen aantreffen. De kans dat twee kinderen binnen een gezin dezelfde HLA-antigenen bezitten, is ongeveer 25 procent. Overerving van HLA-antigenen Beide ouders hebben ieder twee verschillende chromosomen 6, elk chromosoom met een eigen set HLA-loci. De ene ouder heeft de haplotypen a en b, de andere c en d. Een kind erft van elke ouder 챕챕n chromosoom, zodat er uiteindelijk vier verschillende combinaties kunnen ontstaan. Elk kind zal een van deze vier combinaties vertegenwoordigen en de kans op een HLA-identieke broer of zus is dus 25 procent. Het HLA-systeem bestaat uit een groot aantal genen. Wat de transplantatie-antigenen betreft, kan men momenteel zeggen dat het om ten minste zes loci gaat. Deze worden aangeduid met HLA-A, -B, -C, DR, DQ en DP. Al deze loci vertonen polymorfisme, hetgeen betekent dat de genetische informatie voor een betreffend locus van individu tot individu kan vari챘ren. Het resultaat hiervan is dat de HLA-moleculen onderling verschillen. De polymorfe genen binnen een locus worden allelen genoemd en de producten daarvan antigenen. Oorspronkelijk werden de verschillende HLA-antigenen aangetoond met serologische technieken. Hierbij bleek al dat het aantal allelen enorm groot was. De recente introductie van moleculaire weefseltyperingstechnieken heeft echter geleid tot een exponenti챘le toename van het aantal HLA-allelen. Zo blijkt bijvoorbeeld dat er van het serologisch gedefinieerde HLA-A2-antigen al meer dan 20 verschillende varianten bestaan. Zoals eerder vermeld, bestaat een HLA-haplotype uit alle HLA-loci die op 챕챕n chromosoom voorkomen. Gezien de polymorfe aard van de afzonderlijke loci kan men uitrekenen dat er theoretisch meer dan 1 miljoen verschillende haplotypen zijn (6 쨈 9 쨈 20 쨈 41 쨈 11 쨈 20). Bovendien heeft ieder individu twee HLA-haplotypen, zodat de kans dat twee niet verwante individuen volledig HLA-identiek zijn bijzonder klein is. Het HLA-systeem is het meest polymorfe genetische systeem bij de mens en dat levert een enorm probleem op voor weefseltransplantaties, waarbij men streeft naar compatibiliteit (overeenkomst) van de HLA-antigenen van donor en ontvanger. Wat betreft de expressie van de verschillende HLA-antigenen bestaan er in principe twee groepen. De HLA-A-, HLA-B- en HLA-C-antigenen komen voor op de membranen van vrijwel alle kernhoudende cellen en bloedplaatjes, en worden HLA-klasse I antigenen genoemd. De HLA-DR-, -DQ- en -DP-antigenen worden HLA-klasse II antigenen genoemd en hebben een meer beperkte weefseldistributie. Bloedtransfusies en HLA Zoals eerder vermeld, kunnen antistoffen tegen HLA-antigenen onder andere worden opgewekt door bloedtransfusies en grote problemen opleveren voor eventuele latere transfusies. In de praktijk gaat het vooral om pati챘nten die wegens bloedingsneigingen regelmatig trombocyten-transfusies nodig hebben. Wanneer een dergelijke pati챘nt antistoffen heeft gevormd tegen een aantal HLA-antigenen kan men deze geen trombocyten van een willekeurige donor meer toedienen, aangezien er een grote kans bestaat dat die onmiddellijk door de betreffende antistoffen zullen worden vernietigd. Om deze pati챘nten toch aan werkzame trombocyten te helpen, worden trombocyten van HLA-identieke of compatibele trombocytendonoren geselecteerd die in de meeste gevallen met succes getransfundeerd kunnen worden. (Soms kan een pati챘nt antistoffen gevormd hebben tegen trombocyt-specifieke non-HLA-antigenen, waardoor zelfs HLA-identieke trombocyten niet tot een succesvolle transfusie zullen leiden.) Antistofvorming tegen HLA-antigenen ten gevolge van trombocyten-transfusies kan worden voorkomen door de trombocytensuspensies te ontdoen van leukocyten. Met name de HLA-klasse II positieve leukocyten blijken verantwoordelijk voor het opwekken van HLA-antistoffen. Trombocyten (die enkel HLA-klasse I antigenen dragen) zijn zelf nauwelijks in staat sensibilisatie op te wekken. Om immunisatie te voorkomen, worden dergelijke transfusies met gezuiverde trombocyten dan ook in de regel gegeven aan pati챘nten die langdurig trombocyten-transfusies nodig hebben. Transplantaties en HLA Transplantaties van nieren, harten, beenmerg, hoornvlies, levers en alvleesklier zijn inmiddels algemeen aanvaarde therapie챘n. De eerste niertransplantaties konden slechts worden uitgevoerd met een eeneiige tweelingbroer of zus als donor. De invoering van immuunsuppressieve (afweerondrukkende) stoffen maakte ook het gebruik van andere donors mogelijk. Transplantaties van HLA-identieke familieleden bleken toen een veel betere prognose te hebben dan transplantaties van niet HLA-identieke familieleden. De HLA-antigenen werden daarom beschouwd als belangrijke transplantatie-antigenen en men ging streven naar HLA-identieke donors. Binnen een gezin is er een kans van ongeveer 25 procent dat een broer of zus HLA-identiek is. Wanneer men echter transplantaties met niet-verwante donors wil verrichten, is de kans heel klein om donor en pati챘nt wat HLA betreft te 'matchen', gezien het grote polymorfisme van het systeem. Om deze reden is er een internationale samenwerking begonnen. Hoe groter het aantal HLA-getypeerde pati챘nten op de wachtlijst, des te groter is de kans dat een van deze pati챘nten HLA-identiek is met een bepaalde donor. Dit idee vormt de basis van de stichting Eurotransplant, opgericht in 1968 door prof. dr. J.J. van Rood, als een samenwerkingsverband tussen Nederland, Belgi챘, Luxemburg, Duitsland en Oostenrijk. Hoewel het effect van matching voor de HLA-antigenen minder dominant is geworden door de invoering van effici챘ntere immuunsuppressie, bijvoorbeeld met cyclosporine A, be챦nvloedt HLA de transplantaatoverleving nog wel degelijk. De HLADR-antigenen zijn daarbij het belangrijkst, gevolgd door matching voor HLA-B. De HLA-A-antigenen blijken minder sterke transplantatie-antigenen te zijn. Het effect van matching van nierdonor en ontvanger voor de HLA-DR-antigenen.Wanneer ontvanger en donor g챕챕n mismatches hebben (0), is de overleving van het transplantaat significant beter dan wanneer ze verschillende HLA-DR-antigenen hebben. Positieve effecten Bij hart-, hoornvlies- en alvleeskliertransplantaties bestaan er ook duidelijk positieve effecten van HLA-matching, terwijl er tot nu toe geen effect op de overleving van levertransplantaten is gevonden. Beenmergtransplantaties werden tot voor kort slechts verricht met een HLA-identieke broer of zus als donor. Omdat zo'n donor niet in elk gezin voorkomt, konden veel pati챘nten niet geholpen worden. Daarom is in een wereldomvattend samenwerkingsproject gestart met de registratie van de HLA-typeringen van potenti챘le beenmergdonoren. Zo is het mogelijk voor pati챘nten zonder familiedonor een niet verwante donor te vinden die HLA-identiek is. Inmiddels zijn al meer dan 4 miljoen potenti챘le donors geregistreerd. Toch is het polymorfisme van het HLA-systeem z처 groot dat zelfs hieruit nog slechts voor een minderheid van de pati챘nten een compatibele donor geselecteerd kan worden. HLA in het immuunsysteem Er bestaat natuurlijk niet zo'n grote verscheidenheid van HLA-antigenen om bloedtransfusies en transplantaties te bemoeilijken. De rol die de HLA-antigenen daarbij spelen, is in principe een cultureel artefact. De taak van de HLA-antigenen is uiteraard gerelateerd aan onze afweer tegen infecties. Zo worden stukjes virus aan HLA-antigenen gebonden en dan aan het immuunsysteem gepresenteerd. Dat merkt dat de eigen HLA-antigenen er vreemd uitzien en antwoordt hierop met een immunologische reactie. Veranderde HLA-klasse II moleculen zullen de aanzet geven tot de afweerreactie. Cellen met veranderde HLA-klasse I moleculen zullen uiteindelijk vernietigd worden. Elk virus zal weer aan een ander HLA-molecuul binden. Dat is ook de reden dat bepaalde ziekten vaker voorkomen bij mensen met een bepaalde HLA-typering (ziekte van Bechterew, HLA-B27). We hebben uiteindelijk zoveel verschillende HLA-moleculen om alle mogelijke vreemde structuren te kunnen binden, zodat in elk geval 챠emand in staat zal zijn een afweerreactie op te wekken tegen een onbekende ziekteverwekker. zie ook ----> AIDS VACCIN ZOEKTOCHT http://groups.msn.com/evodisku/glosa.msnw?action=get_message&mview=1&ID_Message=888 BLOEDCELLEN http://groups.msn.com/evodisku/glosb.msnw?action=get_message&mview=0&ID_Message=898&LastModified=4675501052455358240