thema 10 Programma`s ontwikkelingsstimulering - Profi

advertisement
Verwerkingsopdrachten
Pedagogisch medewerker; saw 3
ISBN 97890 8524 1522
Thema 10 Programma’s
ontwikkelingsstimulering
Verwerkingsopdrachten thema 10 Pedagogisch medewerker; saw 3 pagina 1
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Opwarmen en oriënteren
Opdracht 1
Het doel van deze opdracht is dat je je voorkennis over programma’s
ontwikkelingsstimulering opfrist.
Beantwoord de volgende vragen naar eigen inzicht.
1. Heb jij wel eens extra aandacht besteed aan de ontwikkeling van kinderen
door bijzondere activiteiten uit te voeren gericht op bepaalde aspecten van
de ontwikkeling?
2. Wat stel je je voor van een programma dat de ontwikkeling stimuleert?
3. Welke aspecten van de ontwikkeling zouden deze stimuleren?
4. Vind je het belangrijk om op deze manier extra aandacht te geven aan de
stimulering van de ontwikkeling van kleine kinderen?
5. Waarom wel of waarom niet?
6. Hebben kinderen er volgens jou baat bij?
7. Welke programma’s ken je?
8. Heb je wel eens mee gewerkt aan de uitvoering van zo’n programma?
9. Zo ja, wat vond je ervan?
10. Vind je dit alleen iets voor peuterspeelzalen of ook voor de kinderopvang?
Verwerkingsopdrachten thema 10 Pedagogisch medewerker; saw 3 pagina 2
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Herkennen en onderscheiden
Opdracht 2
Het doel van deze opdracht is dat je de juiste betekenis van de begrippen uit dit
thema kent.
Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door:
 het begrip in eigen woorden te formuleren;
 een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast.
11. VVE-programma
12. Kindvolgsysteem
13. Kijk!Peuters
14. Focus op kinderen
15. Werken aan welbevinden
16. Kijk op ontwikkeling in voorzieningen voor peuters
17. Overdrachtsformulier
18. Peuterestafette
19. Portfolio
20. Themadoos
21. Integraal programma VVE
22. Kaleidoscoop
23. Piramide
24. Startblokken
25. KO-totaal
26. Specifieke programma VVE
27. Taallijn
28. Boekenpret
29. SamenRekenen
30. Ben ik in beeld
31. Kleuters en ….. omgaan met elkaar
32. Een doos vol gevoelens
33. Feuersteinmethode
34. Kleine Stapjes
35. Portage Programma Nederland (PPN)
36. STOP-programma Samen Sterk Terug Op Pad
37. VRIENDEN
38. Minder boos en opstandig
Verwerkingsopdrachten thema 10 Pedagogisch medewerker; saw 3 pagina 3
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
39. Gezonde school en genotmiddelen
40. Taakspel
41. Programma Alternatieve Denkstrategieën (PAD)
Verwerkingsopdrachten thema 10 Pedagogisch medewerker; saw 3 pagina 4
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Begrijpen en toepassen
Opdracht 3
Lees de tekst over fundamenten voor een goede ontwikkeling in 10.2 en maak de
volgende opdracht.
42. Geef voor elk fundament voor een goede ontwikkeling in de sheet 2
voorbeelden hoe je dat kunt stimuleren.
Opdracht 4
Lees de teksten over functies van programma’s voor ontwikkelingsstimulering in 10.3
en kinderopvang en stimuleringsprogramma’s in 10.4 en beantwoord de volgende
vragen.
Waar of niet waar? Leg uit waarom iets niet waar is.
43. Het is tegenwoordig verplicht om een programma voor
ontwikkelingsstimulering uit te voeren als er veel allochtone kinderen op de
groep zijn.
44. De belangrijkste functie van een programma om de ontwikkeling te
stimuleren is natuurlijk om de ontwikkeling van kinderen te stimuleren.
45. Een beleidsplan en een stimuleringsprogramma gaan in grote lijnen over
dezelfde onderwerpen als de pedagogisch beleidsplannen.
46. De stimuleringsprogramma’s geven richting aan je werk en bieden
instrumenten voor je handelen.
47. Iedereen kan een stimuleringsprogramma uitvoeren.
Opdracht 5
Lees de tekst over programma’s en systemen om de ontwikkeling te stimuleren en te
volgen in 10.5.1 en onderstaande situaties. Beantwoord de vragen.
Situatie 1
Elsbeth van 3 is de laatste tijd duidelijk uit haar humeur als ze op de peuterspeelzaal
is. Ze wijst andere kinderen vaak af als die contact met haar zoeken en ze komt niet
tot activiteiten. Je maakt je zorgen en vraagt je af wat er aan de hand is.
Verwerkingsopdrachten thema 10 Pedagogisch medewerker; saw 3 pagina 5
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
48. Welk kindvolgsysteem zou je kunnen inzetten om Elsbeth te helpen?Leg
uit waarom.
49. Waarom zijn de andere kindvolgsystemen minder geschikt?
Situatie 2
Elsbeth gaat binnenkort naar het basisonderwijs. Je hebt intussen wel wat meer zicht
op haar problemen, maar de problemen zijn zeker nog niet opgelost.
50. Welk instrument of welke instrumenten kun je inzetten om de overgang van
Elsbeth naar de basisschool goed te begeleiden? Leg uit waarom.
Opdracht 6
Lees de tekst over VVE-programma’s in 10.5.2 en beantwoord de volgende vragen.
51. Wat is een Voorschool?
52. Welk programma zou je gebruiken als je enkele kinderen in de groep hebt
die wat extra ondersteuning nodig hebben omdat zij een achterstand
dreigen op te lopen? Leg uit waarom.
53. Welk programma of welke programma’s zou je gebruiken als je op de
peuterspeelzaal of in het kinderdagverblijf de ontwikkeling van kinderen in
brede zin wilt stimuleren maar niet echt een vaststaand programma wilt
uitvoeren?
54. Wat wordt verstaan onder specifieke programma’s?
55. Welk taalstimuleringsprogramma is specifiek voor kinderdagverblijven
bestemd?
56. Aan welk(e) programma(’s) kan een gezin deelnemen bij (dreigende)
opvoedingsproblemen?
57. Aan welk programma kan een kind met gedragsproblemen deelnemen?
58. Voor welke doelgroep is de Feuersteinmethode en wat wordt
gestimuleerd?
59. Voor welke doelgroep is de methode VRIENDEN ontwikkeld en wat
beoogt de methode?
Opdracht 7
Lees de tekst over stimuleringsprogramma’s voor oudere kinderen en tieners in
10.5.3 en de situaties. Beantwoord de volgende vragen.
Situatie 1
In groep 5 gaat het er nogal eens wanordelijk aan toe. Luisteren is niet de sterkste
kant van de kinderen in deze groep.
60. Welk programma zou ingezet kunnen worden in deze groep?
Situatie 2
Verwerkingsopdrachten thema 10 Pedagogisch medewerker; saw 3 pagina 6
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Een deel van het probleem in groep 5 is dat de kinderen moeite hebben om zich op
een goede manier te uiten.
61. Welk programma zou hiervoor gebruikt kunnen worden?
Situatie 3
Het team van de Beiaard (school voor voortgezet onderwijs) voert een discussie over
wat men nog te tolereren vindt wat betreft roken, drinken en drugs en waar grenzen
getrokken moeten worden. De meningen lopen nogal uiteen.
62. Welk programma zou de Beiaard goed kunnen gebruiken?
Verwerkingsopdrachten thema 10 Pedagogisch medewerker; saw 3 pagina 7
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Onderzoeken en oefenen
Opdracht 8
Het doel van deze opdracht is dat je niveaus en aspecten herkent in een
praktijksituatie.
Je discussieert met medestudenten over doel en nut van stimuleringsprogramma’s
en je rol als pedagogisch werker.
Kijk voor deze opdracht eerst nog even naar de taken van de pedagogisch werker bij
de ontwikkeling in de sheet in paragraaf 10.2.
Werkwijze

Vorm groepjes van 4 of 5 personen en wijs een woordvoerder aan.

Discussieer 10 minuten met elkaar over de volgende stelling.
Stelling
‘Het uitvoeren van extra stimuleringsprogramma’s voor de ontwikkeling van kinderen
behoort niet tot de primaire taken van een pedagogisch werker.’





Trek conclusies uit de discussie en noteer die.
Bedenk nu met elkaar vijf voordelen van het uitvoeren van een extra
stimuleringsprogramma voor de ontwikkeling en noteer deze.
Bedenk daarna 5 nadelen van het uitvoeren van een extra
stimuleringsprogramma voor de ontwikkeling en noteer deze.
Weeg de voor- en nadelen tegen elkaar af.
Wat is de conclusie? Is deze anders dan na de eerste discussie?
In de groep

De woordvoerder doet verslag in de groep van:
o de conclusies uit de discussie;
o de 5 voordelen;
o de 5 nadelen;
o de conclusie naar aanleiding van de afweging van de voor- en nadelen.

De overeenkomsten en afwijkingen worden benoemd.

Naar aanleiding daarvan wordt gediscussieerd.

Welke algemene conclusies zijn uit deze opdracht te trekken met betrekking
tot de uitvoering van extra stimuleringsprogramma’s?
Verwerkingsopdrachten thema 10 Pedagogisch medewerker; saw 3 pagina 8
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Download