TIJDELIJKE WERKLOOSHEID WEGENS SLECHT WEER

advertisement
TIJDELIJKE WERKLOOSHEID WEGENS SLECHT WEER
Nu de weersomstandigheden stilaan minder goed beginnen te worden, kan u wel eens verplicht worden
om beroep te moeten doen op het tijdelijk werkloosheidsstelsel wegens slecht weer.
Daarom geven wij u hierna een uitgebreid overzicht van dit stelsel.
1 PRINCIPE: SCHORSING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST
(art. 50 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten - KB van 18 februari 1994 - KB
van 3 mei 1999).
De wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten voorziet dat de uitvoering van een
arbeidsovereenkomst van een arbeider kan geschorst worden omwille van het slechte weer.
Met "slecht weer" bedoelt men de weersomstandigheden waarvan de werkgever door middel van een
mededeling aan de RVA aantoont dat ze, gezien de aard van het werk, de uitvoering van het werk
onmogelijk maken. In de praktijk gaat het hierbij om vorst, regenval, grote warmte, ... die het werken
onmogelijk maken of de grondstoffen of bedrijfsmiddelen onbruikbaar maken. In dit geval kan de werkgever zijn arbeiders tijdelijk werkloos stellen en dit tot zolang het slechte weer de werkhervatting verhindert.
2 TIJDELIJKE WERKLOOSHEID WEGENS SLECHT WEER - VERPLICHTINGEN
2.1
WANNEER EN VOOR WIE KAN HET INGEROEPEN WORDEN?
De tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer kan alleen ingeroepen worden wanneer het slecht weer er
rechtstreeks de oorzaak van is dat het werk niet uitgevoerd kan worden.
Een "gebrek aan werk" kan nooit tot tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer leiden maar kan wel tot
tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen aanleiding geven.
Vóór er van het stelsel van tijdelijke werkloosheid gebruik kan gemaakt worden, moet de arbeider wel
eerst alle volledige dagen inhaalrust toegekend gekregen hebben (inhaalrust voor overwerk, zondagwerk,
1
arbeid op een feestdag, ...) .
Enkel voor arbeiders en leerlingen verbonden met een industrieel leercontract (JLW of ABO) geldt "slecht
weer" als een mogelijk schorsingsgeval van de arbeidsovereenkomst en een mogelijkheid om tijdelijk
werkloos gesteld te worden. Voor bedienden en leerlingen met een middenstandsleercontract bestaat die
mogelijkheid niet.
Wanneer de arbeidsdag reeds begonnen was, kan er in geen geval voor die dag nog een beroep
gedaan worden op tijdelijke werkloosheid “slecht weer”. In dat geval spelen de principes van het
gewaarborgd dagloon waarbij:
de bouwondernemingen met RSZ-kengetal 24 en 54 verplicht zijn om slechts 50% voor de wegens
slecht weer verloren arbeidsuren te betalen. De andere 50% wordt geacht gecompenseerd te worden
door de toekenning van weerverletzegels, waarvoor deze bedrijven per kwartaal een bijdrage van 2%
(+ 0,10% administratiekosten) moeten afdragen aan de PDOK-zegelstelsel;
1
Tenzij de inhaalrustdagen worden toegekend in het kader van het stelsel KB 213. Volgens dit stelsel
mogen er maximaal 180 uur per kalenderjaar boven de grenzen van de normale arbeidsduur naar rato
van één uur per dag worden gepresteerd. In dit stelsel dienen de inhaalrustdagen niet te worden
toegekend alvorens tijdelijke werkloosheid kan worden ingevoerd.
de andere bedrijven (o.m. de bouwondernemingen met RSZ-kengetal 44 en 26) 100% van de wegens
slecht weer verloren arbeidsuren moeten betalen.
De arbeidsdag is begonnen wanneer de bouwvakarbeiders bij hun aankomst aan de bouwplaats effectief
starten met hun normale arbeidstaak. De bouwvakarbeiders die bij hun aankomst aan de bouwplaats
vaststellen dat er die dag niet kan gewerkt worden, kunnen dus nog wel in tijdelijke werkloosheid slecht
weer door de werkgever gesteld worden.
2.2
MELDING AAN DE RVA
De eerste dag van de maand waarop er een effectieve schorsing van de arbeidsovereenkomst is wegens
slecht weer, moet aan de RVA gemeld worden. Op die manier kan de RVA de gegrondheid van de
ingeroepen reden controleren.
Er kan een vrijstelling van deze meldingsplicht ingeroepen worden wanneer er voor de betrokken arbeider
eerder in de maand reeds een melding in het kader van tijdelijke werkloosheid omwille van economische
redenen diende te gebeuren.
2.2.1 Tijdstip van de mededeling
De werkgever moet voor elke maand tijdens dewelke de arbeidsovereenkomst wegens slecht weer
geschorst wordt, de RVA verwittigen. Deze melding mag op meerdere arbeiders betrekking hebben indien
zij:
op dezelfde bouwplaats (zouden) tewerkgesteld worden;
op dezelfde dag in die maand voor het eerst tijdelijk werkloos worden gesteld;
wegens dezelfde "slecht weersoorzaak" moeten stempelen.
De melding moet ofwel:
op de eerste dag van de werkelijke schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens slecht weer in
elke kalendermaand gebeuren;
ofwel, uiterlijk de eerste gewone activiteitsdag eropvolgend;
ofwel, indien de werkgever met zekerheid weet dat de uitvoering van de arbeidsovereenkomst
werkelijk geschorst zal worden, op de activiteitsdag die aan de eerste dag van de schorsing
voorafgaat.
Voorbeeld
Een bouwonderneming die een aantal arbeiders, tewerkgesteld op dezelfde bouwplaats, wegens het
regenweer op vrijdag,14 oktober 2011 tijdelijk werkloos moet stellen, zal de melding aan de RVA ten
laatste op maandag, 17 oktober 2011 moeten verrichten. De melding mag ook op 14 oktober zelf of op
13 oktober 2011 (tenminste wanneer de werkgever er toen zeker van was dat er op de dag nadien
wegens het slecht weer zou gestempeld worden) gebeuren.
Opgelet!
ste
Soms wordt er een melding gedaan voor een arbeider die op de 1 opgegeven dag van tijdelijke
werkloosheid ziek is of toch aan het werk is of kan gaan (bijv. omdat er zich een weersverbetering
voordoet of er plots ander (binnen)werk is). In dit geval kan er geen sprake zijn van tijdelijke werkloosheid
en moet de melding aan de RVA voor die betrokken arbeider geannuleerd worden (door een elektronische
annulatie).
Dit heeft tot gevolg dat de melding als niet-bestaande wordt beschouwd. Als er later in de maand
onwerkbaar weer is, moet er een nieuwe melding aan de RVA verstuurd worden.
Wanneer de mededeling laattijdig gebeurt, wordt de werkloosheidsperiode pas als geldig door de
RVA aanvaard vanaf de werkdag die voorafgaat aan de dag van de laattijdige mededeling.
Voor elke arbeider wiens arbeidsovereenkomst geschorst wordt wegens slecht weer, dient de mededeling
slechts één maal per kalendermaand te gebeuren. Dit betekent dat de mededeling niet mag herhaald
worden voor een arbeider die, na een periode van tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer, het werk
heeft hervat (hetzij op dezelfde, hetzij op een andere bouwplaats) en die in de loop van dezelfde maand
opnieuw wegens weerverlet tijdelijk werkloos wordt gesteld. De mededeling mag evenmin herhaald
worden als de aard van het slecht weer wijzigt. Er mag helemaal geen melding wegens slecht weer
aan de RVA gebeuren indien er voor de betrokken arbeider eerder in de maand reeds een melding
van tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen gebeurde.
Wanneer eenzelfde periode van tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer zich echter uitstrekt
over twee kalendermaanden, moet de tijdelijke werkloosheid opnieuw voor de nieuwe maand aan
de RVA gemeld worden.
Voorbeeld
De arbeiders worden in tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer gesteld vanaf maandag, 21 november
2011 tot en met vrijdag, 2 december 2011.
Wanneer zij ervoor in november nog niet stempelden wegens slecht weer of economische redenen, moet
de melding aan de RVA voor november op 21 of 22 november 2011 gebeuren. Eventueel kan zij ook op
vrijdag, 18 november 2011 gedaan worden.
De melding moet in december 2011 herhaald worden. Ze moet ten laatste op 2 december 2011 gebeuren
ste
(de werkdag volgend op de 1 effectieve werkloosheidsdag in december 2011).
2.2.2 Wijze van mededeling
De mededeling moet sedert 1 oktober 2011 uitsluitend elektronisch gebeuren via de portaalsite van de
sociale zekerheid (www.socialezekerheid.be → Werkgevers en mandatarissen → Werkgevers RSZ →
Onlinediensten → Tijdelijke werkloosheid en validatieboek → Tijdelijke werkloosheid invoeren).
In principe is het de werkgever die de mededeling moet doen, maar ze mag eveneens door een lasthebber of een aangestelde van de werkgever gedaan worden.
2.2.3 Mee te delen gegevens
De werkgever moet aan de RVA volgende gegevens meedelen:
naam, adres en het RSZ-nummer van de werkgever of de onderneming;
naam, voornaam en rijksregisternummer (identificatienummer van de sociale zekerheid) van de werkloos gestelde werkman, zoals vermeld op de SIS-kaart;
eerste dag waarop de arbeidsovereenkomst in de beschouwde maand geschorst wordt wegens het
slechte weer;
volledig adres van de plaats waar de werkloos gestelde werkman die dag normaal zou gewerkt
hebben. Indien de straat en/of het huisnummer van de bouwplaats niet kunnen weergegeven worden
(bijv. omdat het om een nieuwe verkaveling gaat), moeten de aanwijzingen op het meldingsformulier
van die aard zijn dat de bouwplaats makkelijk lokaliseerbaar is met het oog op een eventuele controle;
aard van het slechte weer op dat ogenblik;
aard van het op dat ogenblik in uitvoering zijnde werk;
reden waarom de uitvoering van het werk onmogelijk is, gelet op de aard van het slecht weer en van
het werk dat moet uitgevoerd worden.
Vooral de drie laatste punten zijn heel belangrijk. De slechte weersomstandigheden, de aard van het werk
en de juiste reden waarom de voortzetting van het werk precies onmogelijk is ingevolge het slecht weer,
moeten voldoende nauwkeurig omschreven worden, zodat de RVA kan uitmaken of de ingeroepen weersomstandigheden effectief de uitvoering van het werk onmogelijk maken.
Voorbeeld
Zo volstaat een vermelding dat het regenweer de uitvoering van de werken, namelijk woningbouw,
onmogelijk maakt, niet. Immers, binnenwerk wordt meestal niet gehinderd door het slechte weer (bijv.
vloeren, binnenschrijnwerk, elektriciteitswerken,...).
Wel aanvaardbaar is de vermelding dat het gaat om regenweer, dat de uitgevoerde werken ruwbouwwerken zijn, namelijk het metsen van de buitenmuren, en dat het onmogelijk is de materialen op een
goede manier te verwerken.
Gaat het om regenweer in combinatie met werken die uitgevoerd worden in een woning die reeds onder
dak staat, dan moet er wel een duidelijke omschrijving zijn waarom de werken toch niet kunnen uitgevoerd
worden. Zo kan de plaatsing van een binnentrap bijvoorbeeld onmogelijk zijn doordat de woning 50 meter
van de openbare weg af ligt en dat het regenweer de toegang tot bij de woning onmogelijk maakt. In dat
geval volstaat het te vermelden:
als aard van het slechte weder: aanhoudende regenval;
als uit te voeren werk: schrijnwerk - plaatsen binnentrap;
als reden waarom de uitvoering onmogelijk is : woning ligt op 50 meter van openbare weg en de
toegang tot de woning is wegens de modder voor de vrachtwagen onmogelijk.
2.2.4 Sanctie bij inbreuk op de meldingsplicht aan de RVA
De werkgever die de melding aan de RVA volledig nalaat, moet aan zijn arbeider zijn "normaal loon"
betalen voor de dagen tijdens dewelke de uitvoering van de arbeidsovereenkomst geschorst was wegens
slecht weer. De werkgever die de melding aan de RVA laattijdig doet, moet aan zijn werknemer het
"normaal loon" betalen voor de dagen voorafgaand aan de mededeling.
Het "normaal loon" wordt als volgt gedefinieerd:
tijdens de periode van 7 dagen vanaf de eerste dag van werkelijke schorsing is dit het normale loon
(berekend volgens de wet op de feestdagen);
in de daaropvolgende periode wordt het loon bepaald volgens dezelfde wetgeving, maar beperkt tot
het maximumbedrag ter berekening van de werkloosheidsuitkeringen (vanaf 1 mei 2011 bedraagt dit
€ 89,39 per dag).
2.3
UITREIKEN VAN HET C 3.2 WERKGEVER-FORMULIER - NAKIJKEN C 3.2 ACONTROLEKAART
De werkgever heeft volgende verplichtingen in verband met de C 3.2 A - en C 3.2 WERKGEVER formulieren:
overhandiging van de controlekaart C 3.2 A vóór het begin van elke maand;
op het einde van de maand waarin de arbeidsovereenkomst effectief geschorst is geweest omwille
van tijdelijke werkloosheid, dient de werkgever een bewijs van tijdelijke werkloosheid
C 3.2-WERKGEVER aan de arbeider af te geven. Op dit formulier moet de voor- en achterkant
volledig ingevuld zijn en moet er aangeduid worden dat het als "bewijs uren tijdelijke
werkloosheid" geldt. De arbeider dient dit formulier, samen met zijn controlekaart C 3.2 A in bij zijn
uitbetalingsinstelling;
een tweede exemplaar (waarvan enkel de voorzijde ingevuld wordt) geldend als uitkeringsaanvraag
(vergeet niet het bewuste vakje aan te kruisen), moet aan de werknemer afgegeven worden:
bij de eerste tijdelijke werkloosheid ooit van de werknemer in de onderneming;
bij de eerste werkloosheid na een periode van ten minste 36 maanden waarin de werknemer niet
tijdelijk werkloos was;
bij de eerste werkloosheidsdag wegens staking of lock-out;
bij de eerste werkloosheidsdag volgend op een wijziging van de contractuele arbeidsduur (bv.
overgang van een voltijdse naar een deeltijdse arbeidsregeling, ook ten gevolge van tijdskrediet of
loopbaanonderbreking).
Dit tweede exemplaar wordt aan de werknemer bij het begin van de tijdelijke werkloosheid
overhandigd zodat de werknemer het onmiddellijk bij zijn uitbetalingsinstelling kan indienen.
Noot:
de verplichting tot het bijhouden van een validatieboek is voor de werkgever uit de bouw reeds sinds
1 oktober 1999 vervallen;
de werkgever kan in plaats van het formulier C 3.2-WERKGEVER af te leveren, ook gebruikmaken
van de elektronische toepassing “ASR” op de portaalsite van de sociale zekerheid
(www.socialezekerheid.be) om de nodige gegevens aan de RVA en de uitbetalingsinstellingen door te
geven. In dit geval moet u wel nog een print van de elektronische aangifte overhandigen aan uw
arbeider. De arbeider moet de print van de “ASR” niet indienen bij zijn uitbetalingsinstelling. Hij moet
enkel zijn controlekaart C 3.2 A indienen;
ook in de gevallen waar nog een uitkeringsaanvraag moet afgeleverd worden, heeft de werkgever de
keuze tussen de afgifte van een formulier C 3.2-WERKGEVER of de gegevens elektronisch door te
geven (ASR) ter vervanging van het papieren formulier. Bij de ASR dient de werkgever nog een print
af te leveren van de elektronische aangifte aan zijn arbeider, maar de arbeider moet geen formulier
C 3.2-WERKGEVER meer afleveren als uitkeringsaanvraag. In beide gevallen zal de werknemer nog
bij zijn uitbetalingsinstelling een formulier C 3.2-WERKNEMER moeten ondertekenen;
sedert 1 juli 2009 moeten de arbeiders de controlekaart tijdelijke werkloosheid C 3.2 A steeds in hun
bezit hebben en deze invullen vóór de aanvang van elke werkdag (concreet: vooraleer de arbeiders
effectief starten met hun normale arbeidstaak op de bouwplaats). Deze bepaling gaat gepaard met
het afschaffen van de verplichting voor de werkgever om bij de aanvang van elke arbeidsdag na
werkloosheid in dezelfde maand na te gaan of de arbeiders de kaart goed hebben ingevuld.
2.4
VERGOEDING VAN EEN ARBEIDER
Tijdens de tijdelijke werkloosheid kan een arbeider aanspraak maken op:
een werkloosheidsvergoeding vanwege de RVA.
een aanvullende werkloosheidsvergoeding vanwege het Fonds voor Bestaanszekerheid, tenminste
indien hij in het bezit is van een kaart "rechthebbende".
2.4.1 De RVA-werkloosheidsvergoeding
De werkloosheidsvergoeding die de RVA (via de uitbetalingsinstelling) aan een tijdelijk werkloze bouwvakarbeider uitkeert, bedraagt:
75% van het (geplafonneerde) brutoloon voor de alleenstaande werknemers of zij die met een partner
samenwonen die over geen inkomsten beschikt;
70% van het (geplafonneerde) brutoloon voor de overige werknemers.
Het brutoloon wordt geplafonneerd tot een bedrag van € 2.324,21/€ 89,39 per dag (6-dagenstelsel) zodat
een tijdelijk werkloze bouwvakarbeider die meer verdient, naargelang zijn gezinstoestand, € 67,04 (75%)
of € 62,57 (70%) krijgt.
Er geldt een vrijstelling van wachttijd voor werknemers die tijdelijk werkloos worden. Zij kunnen bij
tijdelijke werkloosheid dus onmiddellijk uitkeringen genieten zonder dat zij het presteren van een aantal
arbeidsdagen in loondienst of een recht op behoud van uitkeringen moeten bewijzen.
2.4.2 Aanvullende werkloosheidsvergoeding vanwege het Fonds voor Bestaanszekerheid
Bovenop de werkloosheidsuitkering krijgen de arbeiders die een kaart "rechthebbende" van het Fonds
voor Bestaanszekerheid bezitten, een aanvullende werkloosheidsvergoeding ("vorstvergoeding" of
"vergoeding-bouw", al naargelang de tijdelijke werkloosheid zich al dan niet tijdens een door het Fonds
voor Bestaanszekerheid erkende vorstperiode voordoet).
Deze aanvullende vergoedingen (= zowel de vorstvergoeding als de vergoedingbouw) bedragen sinds
1 oktober 2007 voor:
een arbeider – categorie I (vroeger ongeschoolde):
een arbeider – categorie IA (vroeger 1
ste
ongeschoolde):
een arbeider – categorie II (vroeger geoefende):
€ 6,34
€ 6,66
€ 7,63
een arbeider – categorie IIA (vroeger 1ste geoefende):
een arbeider – categorie III (vroeger geschoolde 1
€ 8,02
ste
graad):
€ 10,08
de
graad):
€ 10,85
een arbeider – categorie IV (vroeger geschoolde 2
Deze bedragen zijn dagbedragen die in het zesdagenstelsel zijn uitgedrukt.
De vergoedingen-bouw worden gedurende maximum 60 kredietdagen (zesdagenstelsel) tijdens een
dienstjaar dat van 1 oktober tot en met 30 september van het volgend jaar (bijv. van 1 oktober 2011 tot en
met 30 september 2012) loopt, uitbetaald. Zij worden in eerste instantie volledig door het Fonds voor
Bestaanszekerheid uitgekeerd: er zal wel een terugvordering bij de werkgever door het Fonds gebeuren
voor de vergoedingen die aan een arbeider uitgekeerd worden vanaf de 26ste kredietdag
(zesdagenstelsel) dat hij door zijn werkgever in de loop van het dienstjaar tijdelijk werkloos wordt gesteld
(= buiten de periodes van vorst en/of blijvende sneeuw).
Als dusdanig zal het Fonds een bedrag van € 379,75 (€ 10,85 x (60 dagen - 25 dagen) terugvorderen van
een werkgever die een arbeider van de categorie IV gedurende 60 kredietdagen (in het zesdagenstelsel)
tijdelijk werkloos stelde.
Merk op!
Ingevolge het nationaal akkoord 2007-2008 kunnen de werkgevers die een terugbetaling van de
aanvullende werkloosheidsvergoedingen-bouw moeten doen, een dossier indienen om het uitzonderlijke
karakter van het aantal dagen tijdelijke werkloosheid te motiveren. Op die manier kan een terugbetaling
van deze vergoedingen eventueel vermeden worden.
3 HERVATTING VAN HET WERK NA EEN WERKLOOSHEIDSPERIODE
Zowel in het geval van tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen als wegens slecht weer, is de
werkgever verplicht de arbeiders tot werkhervatting op te roepen. Zo niet, riskeert hij het loon te moeten
betalen voor de dag(en) dat de werknemer niet na de slecht weer periode is komen werken.
Er zijn echter geen wettelijke bepalingen voorzien voor de wijze van oproeping. Het zal er dan ook
meestal op aankomen het schriftelijk bewijs te kunnen leveren dat de arbeider verzocht werd het werk te
hervatten.
4 BEËINDIGING VAN EEN ARBEIDSOVEREENKOMST TIJDENS EEN SCHORSING VAN DE
ARBEIDSOVEREENKOMST INGEVOLGE SLECHT WEER
Zowel de werknemer als de werkgever kunnen de arbeidsovereenkomst opzeggen tijdens een schorsing
van de overeenkomst wegens slecht weer. De regels die ingeval van opzegging gelden, moeten
vanzelfsprekend nageleefd worden (bijv. betekening van de opzegging door de werkgever bij een
aangetekende brief of deurwaardersexploot, ...).
Indien de opzegging door de arbeider gegeven wordt vóór of tijdens de schorsing, loopt de opzeggingstermijn gewoon door tijdens de schorsing. Bij een opzegging door de werkgever gegeven vóór of
tijdens de schorsing, houdt de opzeggingstermijn op te lopen tijdens de schorsing.
Indien de schorsing van de arbeidsovereenkomst omwille van het slechte weer één maand overschrijdt,
heeft de werkman het recht de overeenkomst te beëindigen zonder dat hij een opzeggingstermijn moet
naleven of er een opzeggingsvergoeding van hem kan geëist worden.
5 UITZENDARBEID EN TIJDELIJKE WERKLOOSHEID
Bij slecht weer kan een uitzendkracht net zoals de andere bouwvakarbeiders van het bedrijf waarin hij is
ste
tewerkgesteld, ook tijdelijk werkloos worden gesteld. De 1 effectieve werkloosheidsdag van de maand
moet in dit geval ook aan de RVA gemeld worden. Deze verplichting berust in feite bij de werkgever. In
het kader van uitzendarbeid is het echter niet de werkgever (= het uitzendkantoor) die mededelingen moet
doen, maar wel de onderneming bij wie de uitzendkracht is tewerkgesteld.
Bij de melding aan de RVA van de eerste werkloosheidsdag zal de aannemer dus naast de arbeiders die
bij hem zijn tewerkgesteld, ook de identiteit moeten opgeven van de door hem tewerkgestelde
uitzendkracht(en).
Ook het bouwuitzendkantoor zal tijdig van de tijdelijke werkloosheid – slecht weer in kennis moeten
gesteld worden, opdat het de juiste vergoedingen aan de ondernemingen voor de tewerkstelling van de
betrokken uitzendkracht zal kunnen aanrekenen.
De uitzendkrachten-bouw moeten in het bezit zijn van een C3.2A-controlekaart bouw die hen door het
bouwuitzendkantoor wordt afgeleverd.
6 INVLOED VAN DE REGLEMENTERING I.V.M. DE ARBEIDSTIJD
Een schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens slecht weer kan maar ingaan
2
wanneer de arbeider de inhaalrust volledig heeft opgenomen. Bedoeld worden volledige dagen
inhaalrust:
ingevolge werk op een zondag;
ingevolge werk op een feestdag;
ingevolge overwerk.
Meer informatie? Contacteer Wim Bogaert, adviseur sociale wetgeving,
[email protected]
2
Tenzij de inhaalrustdagen worden toegekend in het kader van het stelsel KB 213. Volgens dit stelsel
mogen er maximaal 180 uur per kalenderjaar boven de grenzen van de normale arbeidsduur naar rato
van één uur per dag worden gepresteerd. In dit stelsel dienen de inhaalrustdagen niet te worden
toegekend alvorens tijdelijke werkloosheid kan worden ingevoerd.
Download