Een serie van vijtien nazorgbijbelstudies. (Door Rob Pieke)

advertisement
NAZORG BIJBELSTUDIE
3 Joh. 4
Groter blijdschap ken ik niet, dan dat ik hoor, dat mijn kinderen
in de waarheid wandelen.
Middelburg, 10 maart 2009.
Door R.J. Pieke.
Inhoud:
Hoofdstuk 1 Gods liefde en verlangen naar de mens, naar jou.
Hoofdstuk 2 De weg terug naar God.
Hoofdstuk 3 Zekerheid van eeuwig leven.
Hoofdstuk 4 Wielillustratie.
Hoofdstuk 5 Christus het middelpunt van je leven.
Hoofdstuk 6 Gods Woord in je leven.
Hoofdstuk 7 Ontwikkeling van je gebedsleven.
Hoofdstuk 8 Gehoorzaamheid.
Hoofdstuk 9 Getuigen.
Hoofdstuk 10 Gemeente.
Hoofdstuk 11 Kracht van God.
Hoofdstuk 12 De christen en verzoeking.
Hoofdstuk 13 Gods leiding. Hoe werkt dat?
Hoofdstuk 14 Goede werken.
Hoofdstuk 15 Geven.
Bijlage
De Bijbel.
Elk hoofdstuk kan in 1 les, tenzij anders is vermeld.
1
2
4
6
8
9
11
14
16
18
20
22
24
26
28
30
32
HOOFDSTUK 1
1)
2)
3)
4)
5)
Gods liefde en verlangen naar de mens, naar jou.
De mens, de kroon op Gods schepping.
Lees Gen. 1: 26 – 28.
a) Waaruit blijkt, dat de mens de kroon op Gods schepping is? (vers 26, 27.)
b) Waaruit bestaat de gelijkenis van de mens met God? (Lees ook Joh. 1: 18.)
c) Welke opdrachten gaf God aan de mens? (vers 28.)
d) Lees Gen. 1: 31. Wat zei God van de schepping en van de mens na de zesde dag?
Gods gebod aan de mens.
Lees Gen. 2: 15 – 17.
a) Wat mocht de mens wel eten van God?
b) Wat verbood God de mens? Wat zou er bij overtreding gebeuren?
Vertrouwensbreuk: geen geloof in God.
Lees Gen. 3: 1 – 7.
a) Welke leugens en halve waarheden vertelt de slang?
b) Welke begeerten riep dit op bij de vrouw?
c) Wat was het gevolg?
Loon van de zonde.
Lees Gen. 3: 8 – 24.
a) Wat was het directe gevolg van de zonde? (vers 8.)
In Gen. 2: 17 staat, dat de mens op de dag, dat hij van de boom eet, zal sterven.
Dat gebeurt ook. Want dood zijn voor God betekent ook geestelijk dood zijn; dat is
gescheiden zijn van God.
b) Hoe verbreekt God hier zijn relatie met de mens?
c) Wat is volgens Jes. 59: 1, 2 de oorzaak van een verbroken relatie met God?
Belofte.
Welke belofte van herstel geeft God in Gen. 3: 15 onmiddellijk aan de mens?
6)
a) Een zelfde belofte geeft God in het oude testament vele malen. Schrijf bij de volgende
verzen op wat God belooft en aan wie Hij dat belooft.
--Gen. 12: 3.
--Gen. 22: 18.
--Gen. 28: 14.
b) Lees Gal. 3: 16. Wie is dat zaad, dat nageslacht, waarin alle volken gezegend worden?
7)
In de Psalmen en in de profeten staat ook veel geschreven over hoe God de relatie met
ons zal herstellen.
a) Wat staat er in Jes. 53: 5 – 12 over het verlossend werk van Gods Knecht?
b) Wat staat er in Jes. 55: 3 – 5 over Gods herstelplan voor de gehele wereld?
c) Lees Jes. 49: 6. Voor wie is Gods heilsplan bestemd?
8)
Gods liefde voor ons en zijn verlangen naar ons.
Wat staat er in de volgende verzen over Gods liefde en zijn verlangen naar jou?
a) Jes. 30: 18.
b) Jer. 29: 11.
c) Klaagl. 3: 31 – 33.
d) Ez. 36: 26 – 28.
2
9)
Waaruit blijkt Gods liefde voor de mensen in de volgende verzen?
a) Joh. 3: 16.
b) Rom. 5: 8.
Samengevat.
Je hebt in Gen. 3 en Jes. 59: 1, 2 gezien, dat de zonde scheiding met God tot gevolg heeft.
In Pred. 7: 20 kun je lezen dat er geen mens is, die niet zondigt. Alle mensen zondigen
ook ik zelf en jij. In Rom. 6: 23 staat verder dat het loon van de zonde de dood is. En in
Hebr. 9: 27 staat dat voor alle mensen na de dood het oordeel komt. God kan niet anders,
God verandert niet (Jac 1: 17). Ook Gods liefde voor de mensen verandert niet, daarom
belooft God direct na de zondeval in Gen. 3 de Overwinnaar op de satan. In Hem zullen
alle stammen der aarde gezegend worden. De Here Jezus Christus is de vervulling van
deze beloften. Hij openbaart Gods liefde voor ons en de geloofsrelatie met God, die door
de zonde verbroken werd, kan door het geloof in Jezus weer hersteld worden.
10)
Reflectievragen.
a) Waaruit blijkt Gods liefde voor de mensen?
b) Wat staat er over Gods liefde en geduld met jou in 2 Petr. 3: 9?
11)
Wat voor nieuwe inzichten heb je door dit hoofdstuk gekregen?
Memoriseer opdracht.
Schrijf Jer. 29: 11 op een kaartje en leer die uit je hoofd. Herhaal het vers elke dag één of
meer keren.
Doe hetzelfde met Joh. 3: 16.
3
HOOFDSTUK 2
De weg terug naar God.
In hoofdstuk 1 heb je gezien, dat er een scheiding is tussen God en mensen: een kloof.
Dat komt door de zonde. God heeft na de eerste zonde direct een belofte gegeven van
overwinning op de boze. God heeft de mensen lief en Hij heeft een brug geslagen over de
kloof, zodat wij mensen weer bij Hem terug kunnen komen.
1)
Hieronder is de situatie van de mens afgebeeld, die door de zonde veroorzaakt is. Lees de
genoemde teksten en schrijf met eigen woorden op wat er in staat.
mens
GOD
b) zonde Rom. 3: 23
c) vergeving Neh. 9: 17b
d) wereld Jac. 4: 4
d) hemel
Mat. 6: 9
e) dood Rom. 6: 23
f) eeuwig leven Gen. 3: 22b
a) kloof: Jes. 59: 1,2
Je hebt gelezen, dat alle mensen zondig zijn en God missen. De wereld is God vijandig
gezind. Het loon van de zonde is de dood. Aan de andere kant is er bij God vergeving en
eeuwig leven. Gods woonplaats is de hemel.
2)
De beloften, die God van den beginne heeft gegeven betekenen, dat er voor ons een
manier is om bij God terug te komen. Er is een brug over de kloof. Lees de teksten en
schrijf in je eigen woorden op wat er volgens jou staat.
a) Joh. 3: 16
b) Rom. 5: 8
mens
c) Joh. 14: 6
d) Hand. 4: 12
GOD
Gods heeft in zijn liefde een brug geslagen.
Jezus is de weg tot God.
Jezus is de enige weg tot God.
3)
Verlossing is een genadegift, een geschenk van God.
Lees de volgende teksten en schrijf op waardoor wij mensen behouden worden.
Rom. 3: 23, 24. Rom. 6: 23. Ef. 2: 8,9.
Het is duidelijk, dat je uit Gods genade behouden wordt. Jij hebt blijkbaar van alles fout
gedaan, maar God zegt: “kom maar bij Mij, Ik schenk je genade. Nee, je kunt het niet
verdienen, vergeet die goede werken maar, want dat werkt niet. Je hebt immers de dood
verdiend en die kun je niet afkopen op één of andere manier. De doodstraf moet
uitgevoerd worden, maar Ik zal die straf Zelf dragen in mijn Zoon. Jij moet alleen wel
geloven in Hem, want uit mijn genade wordt je door het geloof in mijn Zoon behouden.”
4
Christus droeg de straf voor ons.
4)
Lees de volgende verzen en schrijf op waarom de Here Jezus werd gekruisigd.
Jes. 53: 5 – 7.
1 Petr. 2: 24
1 Petr. 3: 18.
In Joh. 19: 30 staan de laatste woorden van Jezus opgetekend voordat Hij aan het kruis
stierf: “Het is volbracht.” De griekse grondtekst staat “tetelestai”. Dat is een economische
term en betekent letterlijk “Het is betaald.”
5)
Behouden door het geloof.
Lees de volgende teksten en schrijf op wat er staat over geloof.
Schrijf vooral op hoe je tot geloof kunt komen.
a) Joh. 5: 24.
b) Joh. 1: 12.
c) Openb. 3: 20.
d) 1 Joh. 5: 9 – 12 vooral vers 11 en 12.
mens
5)
Joh. 14: 6
Jezus is de enige weg tot God
GOD
Geloven is een persoonlijke zaak en het is een
zaak van je hart. (1 Joh. 5: 11, 12)
Je moet erkennen dat je zondig bent.
Je moet aannemen dat jij jezelf niet kunt
rechtvaardigen.
Je moet Jezus als je Redder accepteren.
Dat houdt ook in dat je Jezus als je Heer
accepteert. (Openb. 3: 20)
”Jezus is van mij. Hij is mijn Heer en mijn
Heiland.”
Je kunt beginnen met geloven door die
beslissing te nemen: je aanvaardt Jezus als
jouw Heer en Heiland. (Joh. 1: 12) Je kunt die
beslissing gewoon in gebed nemen. Je kunt
Hem vragen om in je hart te komen en om ook
jouw Heer en Heiland te zijn. Je kunt bidden:
”Dank U, dat U ook voor mij mens bent
geworden, dat U ook voor mijn zonden bent
gestorven aan het kruis en dat U bent
opgestaan. Dat U leeft. Ik wil U mijn leven
geven. Wilt U in mijn hart komen en mijn
Heer en Heiland zijn. Dank U dat U nu in
mij leeft. Amen.
Zekerheid van eeuwig leven.
a) Weet je zeker, dat je eeuwig leven
hebt?
b) Als de Here Jezus je Heer en
Heiland is, dan kun je zeker weten,
dat je eeuwig leven hebt. Je behoort
het zelfs zeker te weten. Lees de
volgende verzen en schrijf in je
eigen woorden op wat er staat.
1 Joh. 5: 11, 12 en 13.
Memoriseer opdracht.
Schrijf 1 Joh. 5: 11,12 op een kaartje en memoriseer dit vers.
Doe hetzelfde met Joh. 14: 6.
Herhaal al de verzen die je geleerd hebt iedere dag!
5
HOOFDSTUK 3
1)
2)
ZEKERHEID VAN EEUWIG LEVEN.
Fundament.
a) Lees Kol. 2: 6 – 9. Je hebt de Here Jezus aangenomen, hoe leef dan verder?
b) Als je een huis bouwt, dan moet de fundering goed zijn.
Lees 1 Cor. 3: 10 – 17. Wie of wat is de fundering van jouw huis?
c) Als de Here Jezus dat is, hoe is Hij dan het fundament van jouw leven geworden?
Zekerheid.
Kol. 2: 6 – 9 spreekt van geworteld zijn en in 1 Cor. 3: 10 – 17 gaat het over fundament.
Dit duidt op zekerheid. Het fundament moet goed zijn en je moet zeker weten, dat het
goed is. Hoe weet je zeker dat de Here Jezus het fundament is van jouw leven?
ZEKERHEID is
ZEKERHEID kun je hebben
3)
4)
1] gebaseerd op de belofte van God.
2] als jij aan de voorwaarde voldoet
Zekerheid dat Jezus in je leeft.
a) Wat belooft de Here Jezus in Openb. 3: 20 als je hem binnenlaat?
b) Heb jij de Here Jezus in je hart gelaten?
c) Hoe heb je dat gedaan?
d) Als je dat gedaan hebt, wat weet je dan zeker?
Zekerheid van eeuwig leven.
Lees 1 Joh. 5: 9 – 13.
a) Wie heeft eeuwig leven?
b) Wat is het doel van vers 13?
c) Weet je zeker, dat je eeuwig leven hebt? En hoe weet je dat?
5)
Lees Joh. 3: 14 – 18.
a) Wat belooft God?
b) Wat is de voorwaarde?
c) Waaruit blijkt die zekerheid? (Als God iets 3 keer achtereen beloofd, staat het vast.)
6)
Lees Hand. 2: 36. Dit is een vers uit de Pinkstertoespraak van Petrus tot de joden.
a) Wat moet iedere Israëliet zeker weten?
b) Hoe kunnen ze dat zeker weten?
7)
Lees Joh. 20: 30 en 31.
a) Waarom is het Johannes evangelie geschreven?
b) Wat is de voorwaarde om eeuwig leven te hebben?
8)
Geloven is zekerheid.
Lees Hebr. 11: 1, 2 en schrijf in eigen woorden op wat het geloof is.
ZEKERHEID is niet op gevoel gebaseerd, maar op Gods Woord, op de belofte van God.
In Ps. 119: 50 staat “dit is mijn troost in mijn ellende, dat uw belofte mij levend maakt.”
De psalmdichter voelde zich ellendig, maar hij wist zeker dat God hem levend maakte,
want dat had God beloofd. In de moeilijkste omstandigheden moet je juist terug gaan tot
de beloften van God. Daarom is het ook belangrijk om Gods beloften te memoriseren,
want dan kan je op ieder moment terug grijpen op Gods beloften.
ZEKERHEID is op Gods beloften gebaseerd. GELOVEN IS ZEKERHEID.
6
9)
10)
11)
11)
12)
14)
Lees Jac. 1: 5 – 8. Waaraan herken je de invloed van het gevoel bij de twijfelaar?
Zekerheid van een kind van God te zijn.
a) Lees Joh. 1: 12, 13. Hoe kun je een kind van God worden? Hoe kun je dat niet?
b) Lees Gal. 3: 26. Hoe word je een kind van God?
c) Lees Gal. 4: 4 – 7. Hoe ben jij een kind van God geworden? Waar blijkt dat uit?
d) Lees Rom. 8: 14 – 17. Wanneer ben je een kind van God? Wat zegt de Geest je dan?
Zekerheid van vergeving.
a) Lees 1 Joh. 1: 8, 9. Wanneer worden je zonden vergeven?
Wat is dat zonden belijden? Hoe doe je dat?
b) Lees Ps. 32: 5 en Spr. 28: 13. Wat staat hier over vergeving van zonden?
c) Lees Ef. 1: 7 en Col 1: 13, 14 Waarom krijg je vergeving van zonden?
Zekerheid van overwinning.
a) Lees 1 Cor. 10: 13. Wat lees je hier over verzoekingen? Hoe kun je overwinnen?
b) Lees Hebr. 2: 18. Wat weet Jezus van verzoekingen? Hoe kan Hij je helpen?
Zekerheid van verhoring.
a) Lees Joh. 16: 24. Wanneer verhoort God je gebed? Wat is dat:“bidden in Jezus naam?”
b) Lees Mat. 18: 19. Welke belofte staat hier over gebedsverhoring?
c) Luc 18: 1. Wat is heel belangrijk bij je gebeden?
Reflectie vragen.
Kijk dit hoofdstuk nog eens door. Wat is het belangrijkste (één ding) dat je geleerd hebt?
Wat heb je daar in je leven aan? Probeer het eens praktisch te maken?
15)
Op de vorige bladzijde staat een klein stukje tekst over ZEKERHEID tussen vraag 2 en
vraag 3 in. Geef een voorbeeld van zo’n belofte van God, die ook voor jou geldt. Geef er
een Bijbeltekst bij waar dat geschreven staat.
16)
a) Wat moet je volgens 2 Cor. 13: 5 zeker weten?
b) Leg uit, hoe je zeker kunt weten, dat Jezus Christus in je is.
17)
Als je ooit toch zou twijfelen
of je eeuwig leven hebt
of je een kind van God bentr
of je zonden vergeven zijn,
Hoe kun je dan die zekerheid terug krijgen?
Zekerheid van eeuwig leven is het eerste dat een christen moet weten.
Die zekerheid onderscheidt het christendom van alle andere godsdiensten.
Memoriseer opdracht.
Schrijf 1 Joh. 5: 13 op een kaartje en memoriseer dit vers.
Doe hetzelfde met 1 Joh. 1: 9.
Herhaal al de verzen die je geleerd hebt iedere dag!
7
HOOFDSTUK 4
Joh. 15: 10 – 14
Joh. 14: 21
WIEL ILLUSTRATIE
CHRISTEN
Joh. 15: 7
Joh. 15: 16b
GEBED
Joh. 15: 3 – 5
DE HERE
GEHOORJEZUS
GETUIGEN
ZAAMHEID CHRISTUS
Joh. 15: 26, 27
1 Petr. 3: 15
HET
WOORD
Joh. 15: 7
Kol. 3: 16
LEVEN
Wereld
Het christen leven in de wereld kun je voorstellen als een wiel, dat over de grond
rolt. Het wiel is het leven van de christen.
Het middelpunt, de as, is de Here Jezus Christus. Door de as wordt het wiel
aangedreven. ( Joh. 15: 3 – 5.)
De spaken zijn:
Verticaal: de relatie met de Here Jezus:
Het Woord van God (Joh. 15: 7 en Kol. 3: 16.)
Gebed (Joh. 15: 7, Joh. 15: 16b.)
Horizontaal: de relatie met de wereld:
Gehoorzaamheid (Joh. 15: 10 – 14 en Joh. 14: 21.)
Getuigen (Joh. 15: 26, 27 en 1 Petr. 3: 15)
Het wiel rolt door de wereld. (Joh. 15: 18 – 20 en Joh. 17: 9, 15 en 16.)
Tenslotte: om het wiel soepel te laten rollen, moeten alle spaken even lang zijn, even
goed ontwikkeld. Anders is het een hobbelig wiel, en rolt het met horten en stoten.
1)
2)
3)
4)
Bestudeer de wiel illustratie. Lees alle teksten. Schrijf in eigen woorden op wat er staat.
Waarom is het belangrijk, dat de Here Jezus het middelpunt is van je leven?
Wat vind je het belang van het Woord, van gebed, van gehoorzaamheid en van getuigen?
Wat kun je van de wereld verwachten?
Memoriseer opdracht:
Leer Joh. 15: 5 en Joh. 15: 7 uit je hoofd.
De komende vijf hoofdstukken gaan telkens één onderdeel van het wiel.
8
HOOFDSTUK 5
1)
2)
Christus het middelpunt van je leven.
De ware wijnstok.
De Here Jezus heeft een prachtig beeld gegeven van onze relatie met Hem, onze
verbintenis met Hem. Lees Joh. 15: 1 – 8.
a) Er is sprake van een landman (een wijnboer), de wijnstok (de druivenstruik) en de
ranken (de druiventrossen). Wie is de landman, wie is de wijnstok en wie zijn de ranken?
b) Wie heeft de wijnstok (of de wijngaard) geplant?
c) Met welk doel wordt een wijnstok (wijngaard) geplant?
d) Je hebt in de vraag c gezien, dat het doel is om vrucht te dragen: om zo goed mogelijke
druiventrossen te krijgen. Hoe kunnen de druiventrossen optimaal groeien?
Wat staat hierover in vers 2 ?
en in vers 3 ?
en in vers 4 – 6 ?
en in vers 7 ?
e) Wat staat er in vers 8 over het uiteindelijke doel van de ranken?
Wat betekent dat : “veel vrucht dragen”, wat is dat, hoe doe je dat in praktijk?
Wanneer ben je een discipel van de Here Jezus? Wat houdt dat in, hoe ziet het leven van
een discipel er uit?
Tenslotte wie gaat van de vruchten genieten? Tot wiens eer dragen wij vrucht?
Het gaat er dus om, dat je als rank aan de wijnstok blijft zitten. Uit Joh. 15: 1 – 8 blijkt,
dat je daar als rank ook wat aan kunt doen.
Wat kan jij daaraan doen? Hoe kun jij in Jezus blijven ?
Een nazorgbrief.
De brieven in het nieuwe testament zijn nazorgbrieven. Ze werden geschreven aan een
gemeente en ze behandelden specifieke problemen en vragen van die gemeente. We gaan
in dit hoofdstuk de Kolossenzenbrief bestuderen. Het is een brief van Paulus aan de
gemeente in Kolosse. Paulus was nooit in Kolosse geweest. Hij ontmoette in Rome
broeder Epafras. Epafras vertelde hem over de gemeente in Kolosse, die door hem was
gesticht (Kol. 1: 7, 8). Paulus had een last op zijn hart voor alle gemeenten, waar hij niet
zelf was geweest (Kol. 2: 1 – 3). En zo kwam hij ertoe om deze brief te schrijven.
3)
In de Kollossenzenbrief staan veel dingen, die jij in Hem, van Hem of door Hem bent of
hebt gekregen. Deze dingen laten zien, wie je bent in Christus en wie de Here Jezus voor
jou is. Eerst enkele voorbeelden:
Kol. 1: 11 Hij geeft je alle kracht, die je nodig hebt om te volharden.
In Kol. 2: 10 staat dat jij de volheid verkregen hebt in Hem. Hij heeft jou gevuld met zijn
Heilige Geest, in Hem heb jij alles gekregen wat je nodig hebben.
Opdracht: Lees de gehele brief. Je kunt dat in een paar gedeelten doen: bijvoorbeeld elke
dag een hoofdstuk. Doe dit als volgt. Begin met gebed. Dank God voor zijn Woord, voor
zijn Geest, voor zijn genade en verlossing, voor …….. en vraag Hem je ogen en je hart te
openen voor zijn Woord. Lees vervolgens een hoofdstuk en doe het volgende:
Schrijf de tekstverwijzingen op van alle verzen, waarin staat dat je iets in Christus bent
(geworden) of iets in Hem krijgt of hebt verkregen.
Schrijf erbij wat je in Hem bent (geworden) of wat je in Hem krijgt of hebt verkregen.
Schrijf erbij wie de Here Jezus voor jou is.
Tenslotte: schrijf erbij wat dit alles voor jou betekent.
9
4)
Lees de brief opnieuw door en beantwoord de volgende opdracht:
Schrijf de tekstverwijzingen op van alle verzen, waarin staat dat je iets in Christus zou
moeten doen of iets in Hem moet worden.
Schrijf erbij wat je in Hem zou moeten doen of wat je in Hem moet worden.
Kortom schrijf dus op wat de Here Jezus van jou vraagt.
Tenslotte: schrijf erbij wat dit alles voor jou betekent.
In vraag 3 heb je veel gevonden over je positie in de Here Jezus. Wie je bent in Hem en
wie Hij voor jou is.
In vraag 4 heb je veel gevonden over wat de Here Jezus van je vraagt.
5)
6)
7)
8)
9)
Volheid.
Wat is de volheid waarover geschreven wordt in Kol. 1: 19 en 2: 9, 10?
Misschien wordt het duidelijker als je ook Joh, 14: 26 en Joh. 16: 13 er bij leest.
Jezus de Heer van mijn leven.
Wat betekent het voor jou om Christus als Heer van je leven te hebben?
Zie: Kol. 1: 10, Kol. 2: 6, 7, Kol. 3: 17, Kol 3: 22 – 24 en 4: 1.
Er worden verschillende mensen genoemd, die Jezus als Heer van hun leven hebben.
Epafras is er één van.
a) Lees Kol 1: 7. Waarom is Epafras een getrouw dienaar van Christus?
b) Wat kun je nog meer zeggen van Epafras relatie met de Here Jezus? (Kol. 4: 12).
Een nieuwe schepping.
Er staat veel over de oude en de nieuwe natuur in deze brief. We zullen ons beperken tot
één gedeelte Kol. 3: 10 – 17. Lees dat nog eens.
a) Hoe heb je de oude mens afgelegd en de nieuwe mens aangedaan?
b) Wat zijn kenmerken van de nieuwe natuur?
Geloof, hoop en liefde.
Geloof, hoop en liefde zijn drie belangrijke peilers van de nieuwe natuur.
Lees Kol. 1: 3 – 5.
a) Wat houdt het geloof dat hier genoemd wordt in? Zie ook Kol. 1: 27.
b) Hoe komt liefde tot uiting? Zie ook Kol. 3: 13, 14.
c) Wat is die hoop precies? Zie ook Kol. 3: 4.
Tenslotte.
In de Kolossenzenbrief komen de spaken uit de wielillustratie ook uitgebreid aan de orde:
Woord, gebed, gehoorzaamheid en getuigen. In de volgende vier hoofdstukken gaan we
daar dieper op in.
10)
Reflectievragen.
a) Lees Joh. 15: 1 – 17.
b) Welke hoofdpunten uit de Kolossenzenbrief, kom je hier ook tegen?
c) Kies er biddend één punt uit waar je wat mee kunt doen in je leven.
d) Maak een praktisch plan om dat in je leven toe te passen.
Memoriseer opdracht.
Leer Kol. 2: 6 en Kol. 2: 13 uit je hoofd.
10
Hoofdstuk 6
Gods Woord in je leven.
1)
Gods Woord en bekering en zekerheid.
Welke rol speelde Gods Woord toen je tot geloof kwam?
2)
Hoe weet je zeker dat je eeuwig leven hebt? Welke rol speelt Gods Woord hierbij?
3)
4)
5)
6)
Eigenschappen van Gods Woord.
Schrijf bij elk vers op, wat er over Gods Woord staat. Wat is het, wat doet het, wat
betekent het voor jou?
a) Ps. 119: 89.
b) Joh. 12: 47 – 50.
e) Spr. 30: 5, 6.
f) Jes. 55: 10, 11.
g) Ps. 119: 105.
h) Ps. 119: 130.
i) Hebr. 4: 12.
j) Ps. 119: 162.
Voeding.
Lees 1 Petr. 1: 24 tot en met 1 Petr. 2: 4.
a) Wat staat er in vers 24 en 25 over het Woord van God?
b) Wat voor houding wordt van je gevraagd met betrekking tot Gods Woord?(vers 2).
c) Bedenk een aantal manieren waarop je je met Gods Woord kan voeden?
d) Wat is het doel van Gods Woord voor ons? (vers 3).
e) Voor wie zijn deze verzen bestemd?(vers 4).
Lees Jer. 15: 16.
a) Wat doet Jeremia met Gods Woord?
b) Wat bewerkt Gods Woord in Jeremia?
c) Waarom betekent Gods Woord zo veel voor Jeremia?
d) Vergelijk dit vers eens op alle drie de punten (a, b en c) met 1 Petr. 2: 2 – 4.
Hoe kun je het Woord tot je nemen?
Wat kun je doen met Gods Woord? Beantwoord deze vraag bij de volgende verzen.
a) Rom. 10: 17.
b) Deut. 17: 19.
c) Hand. 17: 11.
d) Ps. 119: 9, 11. Wat is Gods woord in je hart bergen? (In het engels “to learn by heart.”)
e) Ps. 1 – 3.
f) Kol. 3: 16. ----- Hoe krijg je het Woord van Christus in je?
----- Wat zullen de gevolgen zijn, als zijn Woord in je is?
g) Jac. 1: 22
Er zijn vijf manieren om je het Woord van God toe te eigenen. Je kunt het zien als een
hand met vijf vingers.
1) Horen van het Woord. (pink)
2) Lezen. (ringvinger)
3) Bestuderen. (middelvinger)
4) Memoriseren. Uit je hoofd leren. (wijsvinger)
5) Overdenken. (duim)
Alle vijf deze manieren zouden in het leven van elke christen een plaats moeten hebben.
11
De eerste vier manieren zijn manieren waarop je het Woord tot je kunt nemen. Met alleen
deze vier manieren (vingers) heb je nog steeds geen stevige greep op het “zwaard des
Geestes”. Je krijgt er pas stevig grip op als de duim (overdenken) er bij komt. Met
overdenken ga je beseffen wat het Woord werkelijk voor jou betekent en hoe je het in je
leven kunt toepassen, hoe je een dader van het Woord wordt.
De handillustratie.
Horen
Rom. 10: 17
Lezen
Deut. 17: 19
Bestuderen
Hand. 17: 11
Memoriseren
overdenken
Ps. 119: 9, 11
Ps. 1: 2, 3
Hoe breng je dit nu in praktijk?
Wanneer je een kind van God bent, zal je er naar gaan verlangen om Gods Woord te leren
kennen. Dat betekent niet dat je alles in één keer zal begrijpen. God gaat en Zelf voor
zorgen, dat je inzicht geleidelijk zal toenemen. Daarom is het belangrijk om een
persoonlijke tijd met God te hebben. Stille tijd noemt men dat meestal.
Stille tijd houden is tijd nemen om met de Here God te communiceren. Hij met jou en jij
met Hem. Zo leer je de Heer beter kennen. Meestal begin ik met de Heer te loven en te
danken voor wie Hij is en voor wat Hij deed. Daarna vraag ik of Hij met mij wil spreken
door zijn Woord en door zijn Geest. Vervolgens sla ik de Bijbel open op de plaats waar ik
was gebleven en lees ik een stukje verder. Hetzelfde stukje lees ik nog twee of drie keer
al biddend en overdenkend door. Als ik van te voren vragen had opgesteld, dan
beantwoord ik die. Dat doe ik dan vraag voor vraag. Tenslotte dank ik de Heer voor wat
Hij mij gaf en sluit ik af met gebed en dankzegging. Als ik voor mensen bid, dan bid ik
vrijwel altijd persoonlijk en bij name.
7)
Wat staat in Marc. 1: 35 en 6: 46 over de persoonlijk relatie van Jezus met zijn Vader?
8)
Wat staat er in Ps. 5: 4 over de stille tijd van David met de Heer?
9)
Lees Ps. 25 en vooral de verzen 12 – 14.
a) Wat is dat de Here vrezen?
b) Welke beloften staan er voor de man, die de Here vreest?
Praktische wenken bij stille tijd.
a) Stel jezelf ten doel om iedere dag een tijd met God te hebben. Een dag bestaat uit 24
uur dat is 96 kwartier. Kan je daar niet één kwartier van aan God besteden? Dat is
ongeveer één procent van je tijd. Je besteed elke dag weer veel tijd aan slapen, eten,
school, werk, vrienden, sport en hobby’s. Daar moet toch wel een kwartier voor God af
kunnen. Want waar je schat is daar zal ook je hart zijn, zegt de Bijbel in Mat. 6: 21. Dat
geldt ook voor je tijd. Welke prioriteit heeft God voor jou? Ik wil je uitdagen om een
kwartiermaker met God te worden: een kwartierman of kwartiervrouw. Treed toe tot de
12
kwartiermakersclub!
b) Het is verstandig om een goede tijd en een goede plaats uit te kiezen voor je stille
tijd. Meestal houden mensen ’s morgens na het wakker worden stille tijd, sommigen doen
dat
’s avonds voor het slapen gaan. Ik zou in ieder geval proberen de dag met gebed te
beginnen en ook af te sluiten. Het ligt dan voor de hand, dat je je stille tijd aan één van
deze twee tijden koppelt. Zoek verder een rustige plek op waar je niet gestoord kan
worden: je eigen kamer, je studeerkamer of een rustig plekje in de tuin of in het huis.
c) Je kunt het best beginnen met het evangelie van Johannes. Als je dat uit hebt ga dan
verder met een ander evangelie bijvoorbeeld dat van Marcus, Daarna bijvoorbeeld de
Filippenzenbrief, het evangelie van Lucas, Handelingen, de 1 Johannesbrief. Psalmen
zijn ook heel geschikt.
d) Je zou bij het Bijbellezen de volgende vragen kunnen stellen:
---1 Wat staat er over Jezus?
---2 Wat staat er over God?
---3 Wat staat er over de Heilige Geest?
---4 Welke beloften staan er voor jou?
---5 Welke geboden staan er voor jou in?
---6 Wat spreekt jou het meeste aan?
---7 Kan je iets met dit stukje doen je mijn leven en wat kan je ermee doen?
e) Houdt dagelijks in een schrift bij wat je hebt gevonden in je stille tijd.
f) Probeer altijd zo specifiek, concreet en persoonlijk mogelijk te bidden. Een
gebedslijst kan hier een goed hulpmiddel bij zijn. Je kunt daarvoor de eerste of de laatste
bladzijde(n) van je schrift gebruiken. Zo’n gebeds;lijst kan er als volgt uit zien:
10)
11)
12)
datum
persoon
onderwerp verzoek
……..
……..
……..
……..
…….
…….
…….
…….
…….
…….
…….
…….
Gebed.
a) Wat staat er in Fil. 4: 6, 7 over gebed?
b) Wat staat er in 1 Thess. 5: 17, 18 over bidden en danken?
Reflectievragen.
Kijk dit hoofdstuk nog eens door.
Wat is het belangrijkste, dat je in dit hoofdstuk geleerd hebt?
Maak een plan om dat in je leven toe te passen.
Waarom is het belangrijk om Gods Woord in je leven toe te passen?
Memoriseer opdracht.
Leer Jer. 15: 16 en Ps. 119: 9,11 uit je hoofd.
13
datum
antwoord
…….
…….
…….
…….
Hoofdstuk 7
Ontwikkeling van je gebedsleven.
Bidden is een belangrijk element van onze relatie met God. Door het gebed praat je met
God. Je kunt op elke plaats en op ieder moment van de dag bidden. God is net als een
mobieltje, altijd bij je. Je kunt God altijd spreken. Hij neemt altijd op, Hij luistert altijd en
Hij geeft altijd antwoord. God wil graag met je praten en de gesprekken zijn gratis.
1)
Bidden is spreken met God.
Vrijmoedig tot God komen. Lees Hebr. 4: 15, 16.
a) Waarom kan je vrijmoedig tot God gaan?
b) Wat wil God je geven als antwoord op jouw gebed?
2)
Zoals een dorstige in de woestijn verlangt naar water. Lees Ps. 63: 2 en Ps, 42: 2, 3.
Beschrijf eens hoe de psalmdichter verlangt om tot God te komen.
3)
God is de rots, waarop je kunt bouwen. Je kunt van Hem op aan. Lees Ps. 62: 6 – 9.
a) Wat betekent God voor David? Wie is God voor David?
b) Waar word jij daarom toe aangespoord?
4)
En de Heilige Geest helpt je om te bidden. Lees Rom. 8: 26, 27.
Wat doet de Heilige Geest voor jou?
5)
6)
7)
Aspecten van het gebed.
Je kunt je gebed opbouwen uit de volgende onderdelen. Lees de volgende verzen en
schrijf op wat er staat over hoe je kunt bidden.
a) Ps. 147: 1 – 7
God loven om wie Hij is en om wat Hij gedaan heeft en doet..
b) 1 Thess. 5: 18
God danken voor alles dat Hij (voor jou) doet.
c) Ps. 32: 5
Zonde belijden.
d) Fil. 4: 6, 7
Persoonlijke zorgen en verlangens bij God brengen.
e) 1 Tim. 2: 1
Voorbede voor mensen.
Voor wie kan je bidden?
Lees de volgende teksten en schrijf op voor wie je kunt bidden en wat je voor hen kunt
bidden. Ik zou zeggen, probeer het eens heel persoonlijk te maken. Schrijf bij deze
teksten een naam op van iemand voor wie je kunt bidden.
a) 1 Tim. 2: 1 – 6.
b) 2 Thess. 3: 1.
c) Ef. 6: 18 – 20.
d) Jac. 5: 16.
e) Mat. 5: 44, 45.
Beloften van God.
Lees de volgende verzen en beantwoord deze vraag.
Welke beloften geeft God je als je bid? Welke voorwaarden horen bij de belofte?
a) Openb. 3: 20.
b) Luc. 11: 9, 10.
c) Jer. 33: 3.
d) Joh. 15: 7.
e) Mat. 21: 22
f) Joh. 16: 23, 24.
14
8)
9)
10)
11)
11)
Bidden in Jezus naam, dat is gemakkelijk gezegd. Maar wat is dat eigenlijk?
Lees 1 Joh 5: 14, 15.
a) Welke gebeden verhoort de Here?
b) Wat wil God dat wij Hem bidden?
c) Wanneer weet je dat God je gebed verhoort?
Het onze Vader.
Jezus heeft zijn discipelen één gebed leren bidden. Dit gebed staat bekend als “het onze
Vader”. Je vindt dit gebed in Mat. 6: 9 – 13. Lees dit gebed aandachtig.
a) Aan wie is dit gebed gericht? Waar woont Hij? (Het begint met naam en adres.)
b) Er is een geestelijke strijd aan de gang tussen God en de satan. Door te bidden neem je
deel aan die geestelijke strijd. Hoe neem je in dit gebed deel aan die geestelijke strijd?
c) Wat bid je hier voor jezelf.
d) Wat verwacht God van je, als jij Hem om vergeving vraagt? Lees ook Kol. 3: 13.
e) Waarom heeft God de macht om je gebed te verhoren?
Volharding.
In het algemeen kan God op drie manieren antwoorden op je gebed. God kan niet
verhoren, God kan direct verhoren, of God kan (veel) later verhoren. Dikwijls is het het
derde: God verhoort later. Houd er verder ook rekening mee, dat God vaak niet verhoort
zoals jij dat gedacht had, maar op zijn eigen manier. Een belangrijk punt bij bidden is dan
ook, dat je volhardt in het gebed.
Lees de volgende teksten en schrijf op wat daar over volharden in het gebed staat.
a) 1 Thess. 5: 16 – 18.
b) Ef. 6: 18.
c) Kol. 4: 2
d) Luc. 18: 1
e) Hand. 2: 42.
Reflectie vragen.
Loop dit hoofdstuk nog eens door.
a) Wat heeft je in dit hoofdstuk het meest aangesproken?
b) Heb je iets geleerd, dat je kunt toepassen in verband met gebed?
Maak een plan om dit in praktijk toe te passen.
c) Loop je gebedslijst eens na. Misschien zou je een paar punten moeten toevoegen of
afvoeren. Vergeet vooral niet om God te danken voor wat Hij verhoord heeft.
Is het niet geweldig dat je vrijmoedig tot God mag en kan gaan. Tot Hem, die de hemel
en de aarde geschapen heeft. Kijk ’s nachts eens omhoog naar de sterren; Hij heeft ze alle
gemaakt. Denk aan het volk Israël, Hij leidde meer dan een miljoen mensen 40 jaar door
de woestijn; Hij kleedde ze en gaf ze eten en drinken. Denk aan zijn Zoon, Hij heeft Hem
uit de dood opgewekt.
Lees Jer. 32: 27.
a) Wat staat hier over God.
b) Wat betekent dat voor de macht die Hij heeft?
Lees ook Mat. 6: 13b nog eens.
Dit is God en dit is de macht, die Hij heeft en tot Hem mag je vrijmoedig komen.
Memoriseer opdracht.
Leer Joh. 16: 24 en Mat. 21: 22 uit je hoofd.
15
HOOFDSTUK 8
1)
2)
3)
4)
Gehoorzaamheid.
Here.
a) Wij zeggen dikwijls “Here Jezus” of “de Heer”. Wat betekent het woordje “heer”
eigenlijk? Zoek dat eens op in een woordenboek.
b) Het woordje “heer” komt ook in veel uitdrukkingen voor. Ook die kun je meestal in
een woordenboek vinden. Hieronder volgen enkele van die uitdrukkingen. Schrijf bij elke
uitdrukking op wat de betekenis er van is.
--Nieuwe heren, nieuwe wetten.
--Je kunt geen twee heren dienen.
--zo heer, zo knecht.
--de heer des huizes.
--heer en meester zijn.
Wat betekent het voor jou, dat Jezus jouw Heer is? Lees de volgende verzen en schrijf op
wat er over het Heer zijn van Jezus staat. Wat betekent dit voor jou?
a) Hand. 2: 36.
b) Rom. 10: 9, 10.
c) Fil. 2: 9 – 11.
d) Luc. 6: 46.
Jezus gehoorzaamde God.
Wat staat er in de volgende verzen over de gehoorzaamheid van de Here Jezus?
a) Fil. 2: 8. Hoever ging de gehoorzaamheid van Jezus?
b) Hebr. 5: 8. Hoe leerde de Here Jezus gehoorzaamheid?
c) Joh. 10: 17, 18. Hoe gehoorzaamde de Here Jezus?
d) Joh. 10: 37, 38. Waaruit bleek ook zijn gehoorzaamheid?
Waarom zou jij Hem gehoorzamen?
a) Waar is gehoorzamen van de Here Jezus een bewijs van volgens Joh. 14: 21?
b) Welke beloften geeft Hij, als je Hem gehoorzaamd?
5)
a) Lees 1 Joh. 3: 23, Joh. 15: 10 – 14, Jac. 1: 22, Deut. 6: 4 – 9.
Waarom zou je de Here gehoorzamen?
b) Wat is volgens 1 Joh. 3: 23 de eerste daad van gehoorzaamheid?
c) Lees Hebr. 5: 8, 9. Welke belofte staat hier voor ieder die gehoorzaam aan Jezus is?
d) Waar slaat die gehoorzaamheid uit vraag c) op?
6)
a) Lees Ef. 2: 8 – 10. Met welk doel heeft God jou genade geschonken?
b) Wat is Gods doel met jouw leven volgens Mat. 5: 16?
7)
Wat voor motief om Hem te gehoorzamen vind je in 2 Cor. 5: 1, 9 en 10?
8)
Lees 1 Joh. 4: 19 – 5: 5 aandachtig door. Het zijn vrij moeilijke verzen. Er staan hier
verschillende dingen over gehoorzamen.
a) Wat gebiedt God hier aan jou? (Lees eventueel ook Joh. 15: 10 en Joh. 13: 34, 35.)
b) Waarom zou je God gehoorzamen? (vers 19 en vers 4.)
c) Waarom is het niet moeilijk om Hem te gehoorzamen?
9)
Hoe kan je gehoorzamen?
Hoe kan je Gods geboden leren kennen? Waar kun je die vinden?
Lees Ps. 119: 9, 11, 97, 105, 130, 160.
16
10)
Lees 2 Tim. 3: 16, 17. Hoe kan Gods Woord in je leven functioneren?
--Wat is onderrichten, waartoe dient onderricht?
--Wat is weerleggen, wanneer moet er iets weerlegd worden?
--Wat is verbeteren, wanneer moet er iets verbeterd worden?
--Wat is opvoeden, waarvoor dient opvoeding? opvoeding tot wat?
11)
Lees 1 Joh. 5: 4, 5 en je antwoord op vraag 8c). Lees ook Gal. 2: 20 en Fil. 4: 13.
Hoe is her mogelijk, dat je God kunt gehoorzamen?
12)
a) Lees. Ps. 40: 9. Met welke instelling wil David God gehoorzamen?
b) Hoe heeft David zich voorbereid om God te gehoorzamen?
13)
Lees. Deut. 26: 16. Hoe wil God dat je Hem gehoorzaamd?
14)
Lees Luc. 10: 27 en 1 Sam. 16: 7. Wat vindt God het belangrijkste bij jou?
Schijn bedriegt.
Hier boven heb je gezien dat het God om je hart gaat. Elke vorm van schijnheiligheid of
eigen verdienste is dus verwerpelijk. Schrijf op wat je daarover in de volgende
schriftgedeelten vindt.
a) Col. 2: 16 – 23.
b) Mat. 23: 1 – 39.
15)
relatie
huis
hobbies
werk
IK
tijd
Wie zit er op de troon van je leven?
relatie
familie
huis
kerk
gebed
geld
prioriteiten
getuigen
werk
hobbies
tijd
familie
JEZUS
geld
kerk
gebed
prioriteiten
getuigen
Jezus
ik
Voordat je de Here Jezus vroeg om in
je leven te komen, was je zelf de baas
en was alles op jou gericht.
Toen je de Here Jezus vroeg om in je
hart te komen, werd Hij de baas en
was alles op Hem gericht.
16)
17)
Reflectie vragen.
Lees Fil. 2: 1 – 11.
a) Waarin was Jezus gehoorzaam?
b) Waarin wordt Hij ons hier ten voorbeeld gesteld?
Neem dit hoofdstuk nog eens door. Bekijk ook de illustratie hier boven nog eens.
Mogelijk spelen bij jou andere punten een rol; schrijf die er dan bij. Vraag je zelf af, wat
je in je dagelijkse leven kunt veranderen om de Here meer gehoorzaam te zijn. Maak een
concreet plan om dit uit te voeren en schrijf het op.
Memoriseer opdracht. Leer Luc. 6: 46 en Joh. 14: 21 uit je hoofd.
17
HOOFDSTUK 9
1)
2)
3)
4)
5)
6)
Getuigen.
Zendingsbevel.
Na zijn opstanding heeft de Here Jezus aan zijn volgelingen de opdracht gegeven om het
evangelie aan alle volken te verkondigen. Dit is niet alleen een opdracht aan de apostelen,
maar ook aan de gemeente en aan de individuele gelovige.
Lees Mat. 28: 18 – 20.
a) Wat staat er over de autoriteit van de Here Jezus?
b) Welke opdracht geeft de Here Jezus aan zijn discipelen?
c) Welke belofte geeft Hij erbij?
Het boek Handelingen.
Het boek Handelingen is evenals het evangelie van Lucas geschreven door de arts Lucas.
Handelingen begint waar het evangelie van Lucas ophoudt. Het is dus eigenlijk het
vervolg op het Lucasevangelie. Het evangelie is geschreven voor de hoogedele
Theofilus(Luc. 1: 3, 4) en Handelingen voor Theofilus (Hand. 1: 1). Uit het verdwijnen
van de titel “hoogedele” maakt men op, dat Theofilus ondertussen tot geloof is gekomen
en dus broeder Theofilus is geworden.
Lees Hand. 1: 8.
a) Welke beloften geeft de Here Jezus aan zijn discipelen?
b) Welke opdracht geeft Hij hun?
c) Waar moeten zijn volgelingen gaan getuigen? Let ook speciaal op de volgorde.
d) Waar is jouw Jeruzalem? Wat is voor jou Judea en Samaria?
e) Vergelijk dit vers met Mat. 28: 18 – 20.
Jezus laatste woorden op aarde.
Bij vraag 1 en 2 heb je de laatste woorden gelezen, die de Here Jezus op aarde sprak. In
de andere drie evangeliën zijn deze woorden ook opgetekend.
Lees Mar. 16: 15, Luc. 24: 46 – 49 en Joh. 20: 21.
Overdenk deze verzen en schrijf op wat er precies staat.
Gods doel.
Wat staat er in 2 Petr. 3: 9 over God en over Gods doel?
a) Wat staat er in 1 Tim. 2: 3 – 6 over Gods doel.
b) Hoe past de Here Jezus in Gods verlossingsplan?
c) Wat is jouw plaats in Gods plan?
Persoonlijk getuigenis.
Wat belooft David aan God in Ps. 22: 23?
7)
Lees Mat. 5: 14 – 16.
a) Wat staat hier in over jou?
b) Welk doel heeft God met de mensen om je heen?
8)
a) Wat staat er in Rom. 1: 16 over Paulus?
b) Waarom is het evangelie belangrijk voor mensen?
9)
Welke opdracht krijg je in 1 Petr. 3: 15?
18
10)
Wat staat er in 1 Petr. 2: 9, 10 over Gods doel met je leven?
11)
Wat een persoonlijk getuigenis is, wordt kort en krachtig beschreven in 1 Joh. 1: 3.
a) Wat geeft Johannes door
als hij getuigt?
b) Wat is het doel van Johannes bij het geven van zijn getuigenis?
12)
In Hand. 26 kun je het persoonlijk getuigenis van Paulus lezen. Doe dat. Ga na of de
beide punten uit 1 Joh. 1: 3 (wat wij gezien hebben en wat wij gehoord hebben) er
duidelijk in naar voren komen.
13)
14)
15)
16)
Het maken van jouw persoonlijk getuigenis.
Het is goed om je persoonlijk getuigenis op te schrijven.
Vraag voor je dat gaat doen God om wijsheid. Lees Jac. 1: 5.
Lees eerst de volgende aandachtspunten nauwgezet door
Schrijf daarna schematisch jouw eigen getuigenis op.
a)
I
Vertel kort iets over je leven voordat je christen werd.
II
Vertel hoe je tot geloof bent gekomen.
III
Vertel wat de Here Jezus in jouw leven heeft gedaan, wat Hij heeft
veranderd en wat Hij nu voor jou betekent.
b)
Houd het kort (maximaal ongeveer 5 minuten).
c)
Wees specifiek. Schrijf bij elk der punten a)I, a)II en a)III een paar specifieke
dingen op. Dat kan wat tijd kosten, maar het geeft meer getuigkracht.
d)
Geef genoeg bijzonderheden om belangstelling te wekken.
e)
Gebruik enkele Bijbelverzen (niet te veel). Noem de tekstverwijzingen niet
direct. Zeg: “in de Bijbel staat ….”. Eventueel kun je later de tekstverwijzingen
voor de ander opschrijven, zodat die het later nog eens kan nalezen.
f)
Schrijf je getuigenis op en blijf het aanpassen tot het logisch en duidelijk is.
g)
Bedenk vooral, dat de Here Jezus centraal staat en niet jij zelf. (Je vertelt wat
de Here Jezus in jouw leven heeft veranderd en hoe Hij dat deed.)
h)
Vermijd kerktaal en uitdrukkingen die ongelovigen niet begrijpen.
i)
Leer je getuigenis uit je hoofd.
Reflectie vragen.
Een ander persoonlijk getuigenis van Paulus kun je vinden in Hand. 22: 1 – 22. Lees dat
aandachtig.
a) Wat vertelt Paulus over zijn leven voor zijn bekering?
b) Hoe kwam Paulus tot geloof?
c) Wat veranderde er in het leven van Paulus na zijn bekering?
d) Hoe veranderde dat?
e) Vergelijk dit alles eens met hoe jij zelf je bekering hebt ervaren, zoals je dat hebt
opgeschreven in jouw getuigenis.
Ga heel specifiek voor één of enkele mensen in je omgeving bidden. Vraag God of Hij
hun hart wil openen voor zijn Zoon en voor zijn evangelie. Vraag God om zijn leiding
om tegen haar, hem of hen te getuigen. Vraag God om wijsheid en fijngev9oeligheid.
Memoriseer opdracht.
Leer 1 Joh. 1: 3 en 1 Petr. 3: 15 uit je hoofd.
19
HOOFDSTUK 10
1)
De gemeente.
De universele gemeente.
In de Bijbel wordt onderscheid gemaakt tussen de universele gemeente en de plaatselijke
gemeente van de Here Jezus.
De universele gemeente van Jezus Christus is de gemeente wereldwijd en van alle tijden.
Iedereen die in de Here Jezus gelooft is daar lid van. Je wordt automatisch lid van die
gemeente door de Here Jezus als je Heer en Heiland aan te nemen. Doordat Hij in je hart
is komen wonen met zijn Heilige Geest, ben jij lid van die gemeente geworden. Jezus is
het hoofd van deze gemeente. Eens, als Jezus terug komt zal die gemeente met al zijn
leden zichtbaar worden. Wat een feest zal dat zijn.
Hoe wordt de universele gemeente voorgesteld in Ef. 1: 22, 23?
2)
Lees Gal. 1: 4, Hand. 26: 18 en Kol. 1: 13, 14.
Hoe ben je lid geworden van die universele gemeente van Jezus Christus?
3)
a) Wat gebeurt er wanneer Jezus weder komt volgens 2 Thess. 1: 10?
b) Waarom zal ieder zeer verbaasd zijn bij het zien van alle heiligen?
4)
De plaatselijke gemeente.
Overal waar mensen tot geloof in de Here Jezus kwamen, werden plaatselijke gemeenten
gesticht. In het boek Handelingen kun je daar veel over lezen. Paulus verkondigde niet
alleen het evangelie, maar hij gaf de gelovigen ook nazorg en onderwees hen in de
Schriften en stichtte ook plaatselijke gemeenten. In deze gemeenten werden dan oudsten
en diakenen aangesteld om de gemeente te leiden.
Aan wat voor soort gemeenten is de Galaten brief geschreven? (Gal. 1: 2)
5)
Aan wat voor soort gemeenten werden de brieven in Openb. 2 en 3 geschreven.
6)
a) Wie liet Paulus ophalen in Hand. 20: 17, 18a?
b) Waaruit blijkt dat deze mensen de leiders van de gemeente waren? Hand. 20: 28.
In 1 Tim. 3 kun je lezen welke eisen er aan oudsten en diakenen werden gesteld.
7)
Van nu af aan gaat het in dit hoofdstuk slechts over de plaatselijke gemeente.
Wat doet de gemeente?
--God eren.
a) Hoe wordt de gemeente omschreven in 1 Petr. 2: 4, 5?
b) Wat is het doel van de gemeente? Wat is dat: geestelijke offers brengen?
c) Wat is het uiteindelijke doel van deze offers?
8)
--evangelie verspreiden.
Waartoe wordt de gemeente in Filippi uitgedaagd in Fil. 1: 27?
9)
--onderwijs (en meer).
Lees Hand. 2: 42. Probeer je voor te stellen hoe het daar toe er aan ging.
Wat deed men in de eerste christen gemeente?
10)
--gemeenschap.
Lees Mat. 18: 19, 20. Welke beloften geeft God als je met meer mensen bijeen komt?
11)
--zending.
Wat gebeurde er in de gemeente van Antiochië in Hand. 13: 1 – 3?
20
12)
--sociale hulp.
a) Wat staat er in 1 Joh. 3: 17 over hoe je binnen de gemeente met elkaar om behoort te
gaan?
b) Wat moeten wij doen volgens Gal. 6: 9, 10?
13)
--eenheid.
Lees Ef. 4: 1 – 6. Waartoe wordt de gemeente hier opgeroepen?
14)
Lees Ef. 4: 11, 12 en 15.
a) Welke functies heeft God binnen de gemeente gegeven?
b) Waarom heeft God deze functies gegeven?
c) Wat is het doel van deze bedieningen voor de gemeente?
d) Wat is het doel van deze bedieningen voor de jou?
15)
16)
17)
Twee huisregels.
a) Welk nieuw gebod geeft de Here Jezus aan zijn volgelingen in Joh. 13: 34, 35?
b) Waaraan moet de gemeente herkenbaar zijn?
c) Hoe dien je met elkaar om te gaan in de gemeente volgens 1 Petr. 4: 8 – 11.
Lees Ef. 4: 32. Hoe moeten wij tegenover elkaar zijn?
Vergeving is het cement tussen de levende de stenen van het bouwwerk van God.
Waarom lid van een gemeente worden? Naar de kerk gaan?
a) Hoe wordt de gemeente beschreven in 1 Petr. 2: 9, 10?
b) Waarom zou jij je bij een gemeente aansluiten?
18)
a) Wat staat er in Hebr. 10: 24, 25 over het functioneren van de gemeente?
b) Waartoe word je opgeroepen?
19)
a) Wat staat er in Ps. 122: 1 over hoe David naar Gods huis gaan?
b) Wat is Davids diepste wens in Ps. 27: 4? En waarom?
Naar welke kerk?
a) Naar een kerk waar de Here Jezus wordt verkondigd. (Kol. 1: 28).
b) Naar een kerk waar men liefde uitstraalt. (Joh. 13: 34, 35).
c) Naar een kerk waar men de beslissing om Jezus persoonlijk als je Heer en je Heiland
aan te nemen, benadrukt. (1 Joh. 5: 11, 12)
d) Naar een kerk waar de leden opnieuw geboren zijn in Jezus (Joh. 3: 3)..
e) Naar een kerk waar zending wordt benadrukt en ondersteund (Marc. 16: 15).
20)
21)
Reflectie vragen.
a) Loop dit hoofdstuk nog eens na en schrijf op wat je het meest is opgevallen.
b) Schrijf ook de dingen op die je geleerd hebt.
God heeft de gelovigen gaven gegeven, die speciaal binnen de gemeente tot bloei kunnen
komen. Lees Rom. 12: 3 – 8 en 1 Cor. 12.
a) Denk er eens over na welke gaven God aan jou heeft gegeven.
b) Hoe kun je die gaven ontwikkelen en inzetten?
De gaven van de Geest zijn belangrijk, maar als je ook 1 Cor. 13 leest, dan zie je dat de
vruchten van de Geest nog belangrijker zijn.
Memoriseer opdracht. Leer Ps. 122: 1 en Mat. 18: 20 uit je hoofd.
21
HOOFDSTUK 11
1)
Kracht van God.
Onze krachtbron: de Heilige Geest.
a) Lees Ef. 3: 14 – 21. Wie geeft je kracht?
b) Waar en hoe werkt die kracht in jou?
c) Met welk doel krijg je die kracht?
d) Wat kun je uiteindelijk van die kracht van God in je verwachten?
2)
a) Hoeveel kracht krijg je volgens Kol. 1: 11?
b) Wat bewerkt die kracht in je?
3)
a) Wie geeft je kracht? Lees Hand. 1: 8.
b) Waarvoor heb je die kracht nodig?
4)
a) Welke eigenschappen heeft de Heilige Geest, die in je is, volgens 2 Tim. 1: 7, 8?
b) Wat zou de Heilige Geest zo in je moeten bewerken (vers 8)?
5)
6)
Hoe komt de Heilige Geest in je?
a) Lees Ef. 1: 13, 14. Wanneer werd je verzegeld door de Heilige Geest?
b) Lees Tit. 3: 5. Wanneer heb je de Heilige Geest gekregen?
c) Lees Op. 3: 20. Wanneer is de Here Jezus in je hart binnen gekomen?
Hoe, in welke vorm is Hij in je hart gekomen?
d) Lees 1 Joh. 5: 11, 12. Wat is dat, de Zoon hebben? Wanneer bezit je de Zoon?
Wanneer is Jezus in je gekomen?
e) Lees Joh. 14: 23. Wanneer komt de Heilige Geest in je wonen?
Laat de Heilige Geest in je groeien.
Lees Kol. 1: 9 – 11.
a) Wat bidden Paulus en Timotheüs voor de Kolossenzen? (vers 9).
b) Wat is Gods wil in verband met je leven? (vers 10).
c) Hoe wordt je gevuld met Gods kracht? (vers 11).
7)
Hoe zou je volgens Gal. 5: 16 behoren te leven?
8)
In Ef. 4: 21 – 32 lees je hoe je door de Geest kunt wandelen.
a) Jij bent heel anders; jij hebt Jezus leren kennen. Wat is de waarheid in Jezus waarin je
onderwezen bent?(vers 21 – 24).
b) Hoe doe je dat: de oude mens afleggen en de nieuwe mens aantrekken?
Hoe wordt je verjongd door de Heilige Geest? (vers 23, 24).
c) Welke praktische aanbevelingen worden gedaan om de Heilige Geest in je te laten
groeien? (vers 25-32).
9)
Lees 1 Thess. 5: 16 – 19. Wat kun je doen om de Geest niet uit te doven?
10)
Vervuld zijn met de Heilige Geest betekent dat Jezus in en door je leeft.
a) Jezus was volmaakt vervuld met de Heilige Geest. Wat zegt Kol. 1: 19 daarover?
b) Wie vervult jou met de Heilige Geest volgens Col 2: 9, 10?
c) Lees Gal. 2: 20. Hoe leef je als je vervuld bent met de Heilige Geest?
d) Het gebod om vervuld te zijn met de Geest staat in Ef. 5: 18. Als je vervuld bent met
de Heilige Geest, dan heeft Jezus de controle over je leven. Dat is geen kwestie van
volwassenheid in het geloof, maar van controle. Hij is de Heer van jouw leven. Wat
betekent het voor jou als de Heilige Geest de controle over je leven heeft?
22
11)
Kracht van God.
Nu volgen een aantal teksten die gaan over de kracht die God je geven kan.
Wat kun je aan in de kracht van God volgens Fil. 4: 12, 13?
12)
Lees: 1 Kron. 29: 11, 12 ook Mat. 6: 13.
a) Van wie komt is de kracht?
b) Wat kan Gods kracht voor jou betekenen?
13)
Wanneer kan Gods kracht pas optimaal in je leven werken volgens 2 Cor. 12: 9?
14)
a) Wat staat er in Ef. 1: 19 over de grootte van Gods kracht?
b) Waar bliojkt de grootte van Gods kracht uit ?(Ef. 1: 20).
c) Wie kunnen gebruik maken van Gods Kracht?
15)
Lees Kol. 1: 28, 29. Wat is de enige manier om de geestelijke strijd te voeren?
16)
a) Wat is Gods Woord volgens Hebr. 4: 12?
b) Wat bewerkt het Woord van God?
17)
Over de geestelijke wapenrusting gaat Ef. 6: 10 – 20. Lees dit gedeelte.
a) Waar moet je sterk in zijn? (vers 10).
b) Waarom moet je de geestelijke wapenrusting aantrekken? (vers 11 – 13).
c) Waaruit bestaat de geestelijke wapenrusting? (vers 14 – 18).
d) Ga eens na wat die onderdelen van de wapenrusting precies voorstellen.
e) Wat staat er in over bidden? Welke rol speelt bidden in de strijd?
18)
19)
Leesopdracht.
Hieronder volgen nog enkele Bijbelgedeelten waarin het gaat over het leven door de
Geest. We bevelen je aan deze stukken te lezen.
a) Rom. 8.
b) Gal. 5: 13 – 26.
Reflectie vragen.
Neem dit hoofdstuk nog eens biddend door.
a) Wat heb je geleerd in dit hoofdstuk?
b) Zijn er praktische dingen, die je (meer) zou kunnen doen of laten om de Heilige Geest
in je te laten groeien?
Zo ja, maak een plan, schrijf het ook op, zodat je het kunt uitvoeren en later ook
evalueren.
c) Hoe kan Gods kracht in je leven toenemen?
Memoriseer opdracht.
Leer Ef. 3: 20 en 2 Tim. 1: 7 uit je hoofd.
23
HOOFDSTUK 12
1)
2)
3)
De christen en de verzoeking.
Het geloof op de proef gesteld.
Lees Jac. 1: 2 – 4.
a) Wie wordt verzocht?
b) Wat wordt er beproefd?
c) Hoe kan je geloof op de proef worden gesteld? Kun je er een voorbeeld van geven?
d) Wat is de bedoeling van deze beproeving?
e) Waarom zou je blij moeten zijn met verzoekingen?
f) Er zijn mensen, die denken dat verzoeking zonde is.Leg uit dat dit niet waar is. Lees zo
nodig ook Jac. 1: 14, 15.
De bekroning.
a) Waarom is volgens Jac. 1: 12 degene, die in de verzoeking volhardt, zalig?
b) Wat is de kroon des levens?
Jezus en Adam. (de eerste en de tweede Adam.)
Lees Hebr. 4: 15,
Gen. 3: 1 – 7 en
Mat. 3: 17 tot en met 4: 11.
a) Door wie werd de Here Jezus verzocht en door wie werd Adam verzocht?
b) Geef de overeenkomsten van de verzoeking van de Here Jezus en Adam.
c) Waaruit bestond de verzoeking van Adam en waaruit die van de Here Jezus?
d) Hoe kwam het dat Adam ten onder ging in de verzoeking?
e) Hoe overwon de Here Jezus de verzoeking?
f) Wat waren de gevolgen van Adams falen voor hem en zijn nageslacht?
g) Wat zijn de gevolgen van Jezus overwinning voor Hem en zijn nageslacht?
Lees ook Jes. 53: 10, 11.
4)
Wie verzoekt?
Wie is de verzoeker in vraag 3a) en in 1 Petr. 5: 8?
5)
Wat is de bron van verzoeking in 1 Joh. 2: 15, 16 en Jac. 4: 4?
6)
Waardoor kun je ook verzocht worden? Zie Jac. 1: 14 en Gal. 5: 16.
7)
8)
Hoe overwinnen?
a) Hoe overwon de Here Jezus in Mat. 4: 4?
b) Wat staat er over overwinnen in Ps. 119: 9, 11?
c) Wat betekent: “Gods woord in je hart bergen”? Wat is “to learn by heart”?
Lees Ef. 6: 10 – 20 en bekijk je antwoorden op vraag 17 van hoofdstuk 10.
a) Hoe kun je de verzoekingen overwinnen? (vers 10, 11, 13).
b) Waarom kun je niet overwinnen in eigen kracht? (vers 12).
c) Wat is waarheid? (vers 14).
d) Wat is het pantser der gerechtigheid? Hoe heb je dat gekregen? (vers 14).
e) Wat zou die bereidvaardigheid betekenen? (vers 15). Lees ook 1 Petr. 3: 15.
f) Wat is het schild des geloofs? Hoe gebruik je dat? (vers 16).
g) Wat is de helm des heils? (vers 17). Wat bewerkt die helm des heils in je?
h) Wat is het zwaard des Geestes en hoe gebruik je dat? (vers 17).
i ) Wat is ten slotte bij dit alles van groot belang? (vers 18).
Hoe te overwinnen staat hierboven beschreven. We zullen hieronder nog enkele
aspecten belichten. De meeste, zo niet alle, zijn te herleiden tot de geestelijke
24
wapenrusting.
9)
Lees 1 Cor. 16: 13 en 1 Petr. 5: 8, 9.
a) Wat is van belang om te overwinnen?
b) Welke aspecten van de geestelijke wapenrusting komen in deze verzen voor?
10)
a) Lees Hand. 1: 8. Wat is een eerste voorwaarde voor overwinning?
b) Hoe staat dat in Ef 6: 10 – 20?
11)
a) Hoe kun je zonde voorkomen volgens Jac. 1: 14, 15?
b) en hoe volgens Jac. 4: 17?
12)
Lees 2 Tim. 2: 22 en Gen. 39: 12.
a) Hoe kun je sexuele verzoeking weerstaan?
b) Wat lees je hierover in 2 Cor. 6: 17, 18?
Een praktisch hulpmiddel is om direct als je nieuwe mensen ontmoet of in een nieuwe
situatie terechtkomt (op je werk, of op school bijvoorbeeld) te zeggen dat je christen bent.
Dat maakt het voor jou makkelijker om tegen bepaalde voorstellen nee te zeggen. Vaak
zal men ook bepaalde voorstellen niet aan jou doen. Het beschermt je.
13)
a) Lees Rom. 1: 17. Wat betekent uit geloof leven?
b) Lees Kol. 2: 6. Hoe doe je dat, wandelen in Hem?
c) Lees 2 Cor. 5: 17. Wat is het verschil tussen je nieuwe leven en je oude leven?
Ga niet af op je eigen gevoelens als het erom gaat verzoekingen te weerstaan. Ga af op
Gods Woord en op Gods Geest, die in je leeft. Gehoorzaam aan God in het geloof.
14)
Over geloof gesproken. Welke belofte geeft God jou in 1 Cor. 10: 13?
15)
Reflectie vragen.
Maak een lijstje van mogelijkheden, die je kunnen helpen om verzoekingen te
overwinnen.
16)
Wat voor belangrijke les heb je in dit hoofdstuk geleerd?
17)
Wat ga je met het geleerde doen?
Kies uit deze les één aspect, dat je in je leven kunt verbeteren en dat je helpt om te
overwinnen. Maak daarvoor een praktisch plan, zodat je aan het eind van elke dag kunt
beoordelen of het al dan niet of gedeeltelijk gelukt is. Schrijf dat plan op.
Memoriseer opdracht.
Leer Ef. 6: 10, 11 en 1 Cor. 10: 13 uit je hoofd.
25
HOOFDSTUK 13.
1)
Gods leiding.
Gods plan met jou.
Lees Joh. 3: 14 – 18.
a) Wat is Gods plan met de wereld en met jou?
b) Wat verlangt God daarom van de mensen en ook van jou?
2)
Wat is Gods plan met de mensen door Jezus zijn vrijgekocht volgens Joh. 6: 39?
3)
Lees 2 Cor. 5: 1 en Joh. 14: 1. Wat is Gods eindbestemming met de gelovigen?
4)
Hoe denkt God over jou in Jer. 29: 11? Wat voor toekomst wil Hij je geven?
Is dit ook niet wat aardse ouders voor hun kinderen wensen? (Zie Mat. 7: 11).
5)
6)
7)
8)
9)
10)
11)
12)
13)
Wat vraagt God van jou?
a) Lees Rom. 12: 2. Wat is de wil van God voor jouw leven?
b) Wat vraagt God van je in Micha 6: 8?
Vraag God om zijn leiding en bescherming.
a) Wie z’n wil is van belang? Lees Mat. 26: 39, 42 en 44 en Mat. 6: 10.
b) Hoe kan je God vragen om zijn leiding? Lees Ps. 86: 11.
c) Wat kan je God vragen voor jezelf en om door Hem geleid te worden? Ps. 143: 10.
d) Wanneer zal God jouw wensen niet honoreren volgens Ps. 66: 18?
e) Lees Ps. 139: 23, 24. Hoe kun je God vragen om jou op Gods weg te leiden?
Hoe kan God je leiden?
--Gods Woord.
a) Lees Ps. 119: 105. Waardoor leidt God ons?
b) Wat staat er over het belang van Gods Woord in Jer. 8: 9?
c) Wat staat er in 1 Sam. 15: 22, 23 over gehoorzamen aan Gods Woord.
d) Waarom is kennis belangrijk volgens Hos. 4: 6?
e) Waar denk je die kennis van vraag d) te kunnen vinden?
--Gebed.
a) Waarheen leidde God Cornelius als antwoord op zijn gebeden? Zie Hand. 10: 4, 48.
b) Wat staat er in Fil. 4: 6, 7 over bidden en het resultaat van gebed?
--Vasten en bidden.
a) Lees Hand. 13: 2, 3. Hoe verhoorde God het vasten van de gemeente?
Wat is dat, vasten? Hoe doe je dat?
--Heilige Geest.
a) Door wie word je geleid volgens Rom. 8: 14?
b) Lees Ef. 1: 17. Hoe kun je God werkelijk leren kennen?
c) Hoe leidt de Heilige Geest in Hand. 10: 19, 20, Hand. 13: 2 en Hand. 16: 6, 7.
--Raadgevers.
a) Lees Spr. 15: 22. Hoe kunnen plannen mislukken en hoe kunnen ze gelukken?
b) Wat is volgens Spr. 24: 6 verstandig bij het nemen van beslissingen?
--Gezichten en dromen.
a) Hoe wordt Petrus geleid in Hand. 10: 10 – 18?
b) Hoe werd Paulus geleid in Hand. 16: 9, 10?
--Vrede in je hart.
a) Lees 1 Joh. 3: 21, 22. Wat is bij het nemen van beslissingen heel belangrijk?
b) Waar is vrede in je hart een teken van?
c) Wat is het gevolg van je gebeden volgens Fil. 4: 6, 7?
26
14)
15)
16)
17)
Op de goede weg?
a) Hoe belooft God je te bevestigen, dat je op de goede weg bent in Jes. 30: 20, 21?
b) Hoe kun je merken, dat je op de goede weg bent? Joh. 10: 3, 4.
c) Hoe kun je merken dat je niet op de goede weg bent? Joh. 10: 4, 5?
Hoever kun je vooruit zien?
a) Lees Joh. 10: 27 en Ps. 23 (eventueel ook Ps. 119: 105).
Hoever kan je vooruit zien, als je door God geleid wordt?
b) Hoe leef je, als je gelooft volgens 2 Cor. 5: 7?
c1) Lees Rom. 8: 24 – 28. Wat staat er over leven in de hoop? Hoe doe je dat?
c2) Wie komt je te hulp en hoe?
c3) Wat weet je uiteindelijk van het eindresultaat?
Reflectie vragen.
Neem dit hoofdstuk nog eens door. Wat heb je geleerd over Gods leiding?
a) Hoe kun je God meer de leiding van je leven geven?
b) Hoe kun je meer Gods wil zoeken?
c) Maak een praktisch plan om één van deze punten te verbeteren.
Memoriseer opdracht.
Leer Ps. 86: 11 en Fil. 4: 6, 7 uit je hoofd.
27
HOOFDSTUK 14.
1)
Goede werken.
De werken, die Jezus deed.
Wat is de eerste levensbehoefte van de Here Jezus volgens Joh. 4: 34?
2)
Lees Joh. 9: 3, 4. Jezus komt hier een blindgeboren man tegen.
a) Waarom was deze man blind geboren?
b) Wanneer moest Jezus (en dat geldt ook voor jou) Gods werken doen? En waarom?
3)
a) Met welk doel deed Jezus de werken van zijn Vader in Joh. 10: 25, 31, 37 en 38?
b) Wat kunnen Jezus werken uitwerken in de mensen om Hem heen? Joh. 14: 10, 11.
4)
5)
6)
7)
8)
Goede werken
tegenover
werken der wet.
a) Waardoor ben je behouden volgens Ef. 2: 8 – 10?
b) Waardoor word je niet behouden?
c) Met welk doel heeft God je opnieuw geschapen?
d) Waar komen de goede werken, die je kunt doen vandaan?
Lees Titus 2: 11 – 3: 8.
a) Waardoor word je niet behouden? (vers 5)
b) Wat is de oorsprong van je redding? (vers 5)
c) Hoe heeft de Heer je gered? (vers 5)
d) Met welk doel heeft de Here Jezus Zich voor jou gegeven? (vers 14)
e) Wat zeggen hoofdstuk 3 vers 1 en 8 over christenen en goede werken?
f) Wat zegt Titus 3: 14 over je houding tegenover goede werken?
g) Om wat voor goede werken gaat het hier in vers 14?
h) Wat werken deze (vers 14) goede werken uit? Verklaar die uitwerking ook.
Jezus heeft recht op je leven.
In 2 Cor. 5: 14 – 17 staat onder andere geschreven, dat je een nieuwe schepping bent.
a) Hoe ben je een nieuwe schepping geworden?
b) Waarom heeft Jezus recht op je leven?
c) Wat is er in je leven veranderd door de Here Jezus?
d) Waarom heeft de Here Jezus recht op je leven volgens 1 Cor. 6: 20?
e) Wat is volgens Rom. 12: 1, 2 jouw redelijke eredienst van God?
a) Lees Gal. 5: 1 – 4. Waarvan heeft Jezus jou vrijgemaakt?
b) Wat voor gevolgen zou dat voor je leven moeten hebben volgens Gal. 5: 13?
Wat zijn goede werken.
a) Over welke goede werken ging het in Titus 3: 14?
b) Welke goede werken worden in 1 Tim. 5: 10 genoemd?
c) Welke goede werken staan beschreven in Hebr. 6: 10 – 12?
d) Wat voor goede werken had Dorcas verricht in Hand. 9: 36, 39?
e) Wat kun je lezen over goede werken in Hebr. 13: 5?
f) Wat zijn goede werken volgens Hebr. 13: 16?
Aansporingen.
Op vele plaatsen in de Bijbel worden de gelovigen aangespoord tot goede werken. We
hebben al een aantal teksten daarover gelezen. Hier volgen er nog wat.
28
9)
a) Wat zegt de Heer Zelf in Mat. 5: 16 over hoe je behoort te leven?
b) Hoe zal dat uitwerken op de mensen om je heen?
10)
11)
Wat staat er in Gal. 6: 9, 10 over goede werken?
Waartoe zal het kennen van God leiden in je leven volgens Kol. 1: 9, 10?
12)
Waartoe roept 2 Thess. 3: 13 je op?
13)
Waartoe worden in het bijzonder de rijken aangespoord in 1 Tim. 6: 17 – 19?
14)
Wat is het doel van je geestelijke groei volgens 2 Tim. 3: 16, 17?
15)
Waartoe worden de gelovigen opgeroepen in Hebr. 10: 24, 25?
16)
Hoe behoor je alles wat je zegt of doet te doen volgens Kol. 3: 17?
17)
Wat staat er over het nalaten van goed doen in Jac. 4: 17?
18)
19)
Geloof en ook liefde werkt.
a) Wat staat er in Jac. 2: 14 – 17 over de relatie geloof – werken?
b) Wat staat er in 1 Joh. 3: 16, 17 over de relatie liefde – werken?
c) Wat zegt 1 Joh. 4: 21 over je broeder liefhebben?
d) Hoe bewijst God dat Hij jou lief heeft? Lees Joh. 3: 16 en Rom. 5: 8.
Reflectie vragen.
a) Neem dit hoofdstuk nog eens door. Wat heb je geleerd over goede werken?
b) Wat is je diepste motivatie om goede werken te doen?
c) Maak biddend een plan om daar wat in je leven mee te doen.
Meer over goede werken kun je lezen in
de brief van Jacobus
de bergrede van de Here Jezus: Mat. de hoofdstuk 5, 6 en 7.
Hier staan veel praktische zaken in.
Memoriseer opdracht.
Leer Mat. 5: 16 en Titus 2: 14 uit je hoofd.
29
HOOFDSTUK 15.
1)
2)
3)
4)
5)
6)
7)
8)
Geven.
Lees 1 Kron. 29: 1 – 19.
Geven aan God.
Voor wie wordt gegeven? (verzen 1, 2, 3, 5, 7, 8, 9, 14, 16 en 17).
Wie geven
a) Wie neemt het initiatief voor de inzameling? (vers 1 en 5).
b) Wie begint met geven? (vers 2 – 4).
c) Wie volgen zijn voorbeeld? (verzen 6 – 8).
d) Wat werkt dit uit bij het gehele volk? (vers 9, 14 en 17).
Alles heb je eerst zelf van God gekregen.
a) Waarom heeft God recht op onze gaven? (vers 14 en 16).
b) Wat vraag je (bijna) dagelijks aan de Here God? (Mat. 6: 11).
c) Van wie ben je afhankelijk wat je voedsel betreft?
d) Wat zegt vers 15 over louw positie hier op aarde? Lees ook Hebr. 11: 13.
e) Wat zegt vers 15 over de vergankelijkheid van je leven op aarde.
Lees ook 1 Petr. 1: 24, 25.
f) Waar hoort vroomheid volgens 1 Tim. 6: 6 – 10 mee samen te gaan? En waarom?
Met een volkomen toegewijd hart: uit liefde voor God.
a) Met welke innerlijke gesteldheid werd er gegeven? (1 Kron. 29: 3, 9, 14 en 17).
b) Wat beïnvloedt je hart volgens Mat. 6: 19 – 21?
c) Hoe kan je dus met een volkomen toegewijd hart geven?
Een bekend gedeelte uit het Nieuwe Testament over geven is 2 Cor. hoofdstuk 8 en 9.
Lees deze beide hoofdstukken eerst eens.
a) Hoe wordt geven genoemd in 8: 6? Wat is de diepere betekenis daarvan?
b) Wat kun je uit de grootte van de giften aflezen volgens 8: 8?
c) Hoe wordt de gift genoemd in 8: 24?
Vergelijk 2 Cor. 9: 6 – 8 met 1 Kron. 29: 9 en 17.
a) Met welke innerlijke houding wil God, dat je geeft?
b) Waaruit blijkt in 2 Cor. 9 dat je wordt opgeroepen om ruimhartig te geven?
c) Waarom hoef je niet bezorgd te zijn voor jezelf, of je wel genoeg voor jezelf hebt?
God belooft de gever te zegenen.
a) Waaruit belooft God aan de milde gever in 2 Cor. 9: 6 – 11?
b) Wat belooft God de gever in Ps. 112: 5, 6 en 9?
c) Hoe zegent God volgens Spr. 3: 9 en 10 de gulle gever?
d) Lees Mal. 3: 10. Wat moet je doen als je door God gezegend wilt worden?
e) Wat belooft God aan de gever in Spr. 11: 24 en 25?
Hoeveel geven?
a) Hoeveel behoor je te geven volgens Mal. 3: 10?
b) Wat zegt God over mensen die minder geven in Mal. 3: 8 en 9?
c) Wat zegt de Here Jezus hierover in Mat. 23: 23?
d) Wie gaf het meeste in Mar. 12: 41 – 44? Hoeveel gaf zij?
e) Wat zegt Jezus over geven in Luc. 14: 33?
f) Lees Mat. 9: 13. Wat is barmhartigheid? Hoe geef je als je barmhartig bent?
g) Hoe geeft de Here Jezus ons een voorbeeld in 2 Cor. 8: 9?
30
9)
10)
11)
12)
13)
14)
15)
Maak een plan om te geven.
Waaruit blijkt dat er in de volgende verzen sprake is van een “geefplan”?
a) 1 Kron. 29: 2.
b) Mal. 3: 10.
c) 1 Cor. 16: 1 en 2.
d) 2 Cor. 9: 5.
Geef niet wettisch. Tien procent is de ondergrens. Als God je noden op je hart legt: geef!
a) Wat zei Jezus ook al weer in Luc. 14: 33?
b) Wat deed David in 1 Kron. 29: 3?
c) Stopt liefde bij 10%. Lees Gal. 5: 1 en 13, 14. Wat wordt er van je gevraagd? Bij
hoeveel geven is de liefde volmaakt geworden?
d) Wat zei de Here Jezus ook al weer in Mat. 23: 23?
e) Lees Rom. 8: 14. Hoe kan je je hierin laten leiden?
Een gunst om te mogen geven.
a) Wat staat er in Hand. 20: 35 over geven?
b) Wat heeft geven te maken met je relatie met God? 2 Cor. 8: 1.
c) Wat bevorderde de mildheid van de Macedoniërs in 2 Cor. 8: 2?
d) Lees 2 Cor. 8: 4 en 1 Kron. 29: 14. Waarom mag je blij zijn om te geven?
Gehoorzaamheid.
Wat heeft geven met gehoorzaamheid te maken. Zie 2 Cor. 9: 13.
Door geven wordt God verheerlijkt.
Hoe wordt God verheerlijkt in de volgende verzen?
a) 2 Cor. 9: 11 – 15.
b) Spr. 3: 9.
c) Fil. 4: 18 – 20.
d) 1 Kron. 29: 10 – 14.
Volhard in het geven.
a) Wat bidt David voor het gehele volk in 1 Kron. 29: 18?
b) Wat is in Hebr. 6: 10, 11 en 12 het verlangen van de schrijver voor iedere gever?
c) Wat is de betekenis van deze verzen voor jou in de 21e eeuw?
Reflectie vragen.
a) Neem dit hoofdstuk nog eens door.
b) Schrijf op wat je geleerd hebt over geven.
c) Maak een plan om met één van de dingen die je geleerd hebt, concreet iets in je leven
te gaan doen. Schrijf het plan zo op, dat het praktisch uitvoerbaar is. Zorg er ook voor dat
je later goed kunt nagaan in hoeverre het plan gelukt is.
Memoriseer opdracht.
Leer Mat. 6: 21 en Spr. 3: 9, 10 uit je hoofd.
31
BIJLAGE.
1)
2)
DE BIJBEL.
De Bijbel is het Woord van God geschreven door mensen voor de mensen.
2 Tim. 3: 16, 17 begint in de Statenvertaling met:”Al de Schrift is van God ingegeven en
nuttig……..” Ook in de NBV staat het ongeveer net zo.
a) Wat betekent dat voor de gehele Bijbel?
b) Waarvoor is de Bijbel nuttig?
c) Welke uitwerking zou de Bijbel op je moeten hebben?
De Bijbel is uniek.
Lees 2 Petr. 1: 15 – 21.
a) Wat zegt Petrus in vers 15, dat hij zal doen?
b) Wat doet Petrus dus?
c) Waar is Petrus ooggetuige van geweest?
d) Hoe zou je de Bijbel moeten beschouwen volgens vers 19?
e) Hoe is de Bijbel ontstaan? Door wie is de Bijbel geïnspireerd? (vers 20, 21).
I
Uniek om zijn ontstaanswijze.
Als een boek door meer dan één schrijver wordt geschreven, dan overleggen die
schrijvers en spreken ze samen af waar het boek over gaat. Zo niet dan wordt het een
onsamenhangend geheel.
De Bijbel is hierin uniek. De Bijbel werd geschreven door ongeveer veertig verschillende
auteurs, die geen enkele afspraak hadden gemaakt. Dat kon ook niet, want de Bijbel is
geschreven over een periode van zo’n 1500 jaar. De Bijbel is tijdens vijftig generaties
langzaam gegroeid tot één samenhangend geheel met één centraal onderwerp.
Zonder zichtbaar plan werd het ene stuk bij het andere gelegd totdat de Bijbel compleet
was.
De schrijvers schreven op geheel verschillende plaatsen, onder verschillende sociale
omstandigheden, in verschillende gemoedstoestanden en in drie verschillende talen.
Zo schreef:
Mozes in de woestijn.
Jeremia vanuit een kerker.
David op de heuvels en in zijn paleis.
Paulus vanuit de gevangenis.
Lucas op reis.
Johannes vanuit ballingschap op het eiland Patmos.
Er werd geschreven in drie werelddelen: Azië, Europa en Afrika.
Er werd geschreven in drie talen: Hebreeuws, Aramees en Grieks.
Zo schreven veertig schrijvers over een tijd van 1500 jaar één boek, dat uit 66 delen
bestaat over één centraal onderwerp: Jezus Christus.
II
Uniek om zijn eenheid.
Hoe is het mogelijk, dat al die schrijvers met verschillende achtergronden uit
verschillende tijden zonder enig overleg een boek schrijven dat zo’n volmaakte eenheid
is.
Het is al onmogelijk dat je een eenheid krijgt, als je tien schrijvers met dezelfde
achtergrond over één controversiëel onderwerp één boek laat schrijven.
In de Bijbel wordt geschreven over vele controversiële onderwerpen en toch is het een
eenheid.
De vier evangelieschrijvers gingen niet eerst met elkaar overleggen wat ze over Jezus
Christus zouden schrijven. Toch schrijven ze allen vanuit een andere invalshoek en toch
is het één geheel.
32
-Mattheüs over Christus als Koning.
-Marcus over Christus als dienaar en profeet.
-Lucas over Christus als ware mens.
-Johannes over Christus als Zoon van God.
De Bijbel is een wonderbaarlijke eenheid. Het zijn niet 66 verschillende werken, maar er
is een eenheid die het geheel samenbindt. Net als bij het menselijk lichaam, dat bestaat
ook uit veel verschillende leden, maar dat alles vormt bij elkaar één lichaam.
Een lichaamsdeel kan niet op zich zonder de andere lichaamsdelen functioneren. Hoe
moeten de handen iets pakken zonder dat de voeten ze er naar toe brengen en zonder dat
de ogen het zichtbaar maken? Zo kan elk deel van de Bijbel alleen goed uitgelegd worden
in samenhang met de andere delen en functioneert de Bijbel als Gods Woord optimaal
wanneer het in z’n geheel bezien wordt.
Van Genesis tot Openbaring gaat de Bijbel over de grote vragen: wie is God, wie is de
mens en wie verzoent de mens met God: wie is de middelaar tussen God en mensen?
Het Oude Testament gaat over Christus, die komt.
Het Nieuwe Testament gaat over Christus, die is gekomen.
Openbaringen gaat over Christus, die wederkomt.
De eerste vijf Bijbelboeken zijn door Mozes geschreven en worden de Pentateuch
genoemd (penta is Grieks voor vijf). De joden noemen ze de Thora.
1 Genesis
(geschiedenis)
2 Exodus
(wet, uittocht uit Egypte))
3 Leviticus
(wet, offers, eredienst)
4 Numeri
(wet, bevolkingsregister)
5 Deuteronomium
(wet, toespraken van Mozes namens God)
De overige boeken van het Oude Testament zijn:
geschiedenis:
poëzie
kleine profeten
- 6 Jozua
- 18 Job
- 28 Hosea
- 7 Richteren
- 19 Psalmen
- 29 Joël
- 8 Ruth
- 20 Spreuken
- 30 Amos
- 9 I Samuël
- 21 Prediker
- 31 Obadja
- 10 II Samuël
- 22 Hooglied
- 32 Jona
- 11 I Koningen
grote profeten
- 33 Micha
- 12 II Koningen
- 23 Jesaja
- 34 Nahum
- 13 I Kronieken
- 24 Jeremia
- 35 Habakuk
- 14 II Kronieken
- 25 Klaagliederen
- 36 Zefanja
- 15 Ezra
- 26 Ezechiël
- 37 Haggaï
- 16 Nehemia
- 27 Daniël
- 38 Zacharia
- 17 Esther
- 39 Maleachi
Het Nieuwe Testament bevat de volgende boeken:
Het evangelie naar
- 48 Galaten
Algemene brieven van
- 40 Mattheüs
- 49 Efeziërs
- 59 Jacobus
- 41 Marcus
- 50 Filippenzen
- 60 I Petrus
- 42 Lucas
- 51 Kolossenzen
- 61 II Petrus
- 43 Johannes
- 52 I Thessalonicenzen
- 62 I Johannes
Geschiedenis
- 53 II Thessalonicenzen
- 63 II Johannes
- 44 Handelingen
- 54 I Timotheüs
- 64 III Johannes
Brieven van Paulus aan
- 55 II Timotheüs
- 65 Judas
- 45 Romeinen
- 56 Titus
Profetisch boek
- 46 I Corinthiërs
- 57 Filémon
- 66 Openbaringen van
- 47 II Corinthiërs
- 58 Hebreeën
Johannes
33
Nog wat summiere informatie over het Nieuwe Testament.
De evangeliën naar Mattheüs, Marcus en Lucas worden de synoptische evangeliën
genoemd.
Mattheüs was een jood en hij heeft zijn evangelie speciaal voor de joden geschreven. Het
is dan ook zeer schematisch met veel verwijzingen naar het Oude Testament. Het
evangelie naar Mattheüs is een schitterende overgang van het Oude naar het Nieuwe
Testament.
Marcus was een marktkoopman en schreef zijn evangelie voor het straatvolk.
Lucas was een griek, hij was arts. Hij schreef veel over genezingen en wonderen. Hij
schreef het evangelie voor de Hoogedele Theófilus. Handelingen schreef hij ook als
vervolg op het evangelie. Dit keer schreef hij het voor Theófilus, die blijkbaar tot geloof
gekomen was en nu van Hoogedele, broeder was geworden. Handelingen beschrijft het
ontstaan van de Kerk (vanaf Pinksteren) en de verdere ontwikkeling van de Kerk. God
deed in die tijd veel wonderen en tekenen. Dat was nodig om de jonge gemeente te
bewaren, te bemoedigen en te stimuleren om het geloof te verkondigen.
Het Johannesevangelie is zeer geestelijk. Het doel waarom Jezus mens is geworden,
Gods heilsplan voor de mensen, wordt hierin uitgebreid beschreven.
De brieven zijn in het algemeen leerstellige geschriften. Ze zijn dikwijls geschreven ter
vermaning en of ter bemoediging. Kortom het zijn nazorgbrieven.
Openbaring tenslotte is een profetisch boek over wat er nog gaat gebeuren.
3)
4)
5)
6)
7)
8)
9)
10)
11)
12)
13)
14)
Jezus Christus van Genesis tot Openbaring.
a) Wat voor belofte wordt er door God in Gen. 3: 15 aan de mens gedaan?
b) Wie zal er uiteindelijk definitief winnen?
c) De hiel vermorzelen, duidt op: lijden en tijdelijk verslagen worden. Laat zien dat dit bij
de Here Jezus inderdaad het geval was.
Ik herinner mij dat ik ooit in de week voor Pasen Psalm 22 las; het was alsof ik een
ooggetuige verslag van de kruisiging van Jezus voor me had. En dat terwijl die Psalm
ongeveer 1000 jaar voor Christus geschreven was en dat er toen nog nooit iemand van de
straf kruisigen had gehoord. Die straf is veel later uitgevonden door de Romeinen.
Schrijf eens op welke feiten, die bij de kruisiging van de Here Jezus voorkwamen, hier in
Ps. 22: 2 – 19 genoemd worden. (Lees zonodig Mat. 27: 33 – 56, Marc. 15: 22 – 41 en
Luc. 23: 33 – 49.)
De profeet Jesaja leefde ongeveer 700 jaar voor Christus, ten tijde van koning Hizkia.
Jesaja heeft heel veel geschreven over de komende Messias.
Vergelijk Jes. 53: 5 – 9 met 1 Petr. 2: 22 – 25.
Wat staat er in Jes. 7: 14 en Mat. 1: 23?
Vergelijk Jes. 9: 1 – 6 met Mat. 4: 15, 16 en Luc. 1: 32, 33.
Vergelijk wat er staat in Micha 5: 1 met wat staat in Mat. 2: 6.
Wat komt er overeen in Ps. 130: 8 en Mat. 1: 21?
Wat staat er over de Here Jezus in Ps. 2? Lees ook Hand. 13: 32, 33.
a) Wat staat er in Joh. 3: 16 over de Here Jezus?
b) En wat zegt Joh. 6: 40 over Hem?
Wat zegt Openb. 1: 1, 2 over de Here Jezus?
Hoe wordt de Here Jezus beschreven in Openb. 1: 13 – 18?
Hoe wordt de Bijbel besloten? Lees Openb. 22: 20, 21.
III
Uniek om zijn actualiteit.
Er worden duizenden boeken geschreven, die na één generatie totaal vergeten zijn. Er
zijn boeken die langer in de belangstelling blijven. Maar hoeveel boeken zijn er, die al
eeuwen in de belangstelling staan? Welke boeken uit de Middeleeuwen worden nu nog
34
op grote schaal gedrukt en gelezen?
De Bijbel wordt over de gehele wereld gelezen door jong en oud. De Bijbel past in elke
periode van de wereldgeschiedenis, oorlog, vrede, middeleeuwen of moderne tijd.
IV
Uniek om zijn verspreiding.
De Bijbel was één van de eerste boeken, die ooit vertaald werden. De eerste vertaling
kwam tot stand rond 250 voor Christus. Sindsdien werd hij in vele talen vertaald. In 1970
was dat in 1431 en in 1979 in 1600 talen.
De Bijbel is het meest gelezen, het meest gepubliceerde en het meest verkochte boek ter
wereld.
De Bijbel is het oudste geschreven boek (het oudste gedeelte althans), het eerste gedrukte
boek van enige betekenis op de drukpers van Gutenberg.
Een Bijbel is ook het kostbaarste boek ter wereld (de Gutenberg Bijbel).
In 1980 waren er ongeveer 500 miljoen Bijbels in de wereld. Welk boek doet de Bijbel
dit na? Is de Bijbel niet uniek.
V
Uniek om zijn overlevering.
De Bijbel moest gedurende vele eeuwen worden overgeschreven. Vergeleken bij andere
oude boeken, zijn er van de Bijbel veel en veel meer handschriften bewaard gebleven.
Van het Nieuwe Testament zijn er:
5600 Griekse handschriften,
13000 Bijbelgedeelten in het Grieks,
9000 antieke vertalingen (met name in het Latijn).
Het oudste stukje Nieuwe Testament komt uit 100-150 na Chr.: 5 verzen uit Joh. 18.
Uit 200 na Chr komen 99 stukjes papyrus van één of meer passages van Bijbelboeken.
Uit 300 na Chr stamt 2/3 deel van het Johannes evangelie, verder een deel van de andere
drie evangeliën, brieven van Paulus en het boek Handelingen. Uit 350 na Chr komt een
compleet NT in het Grieks. Tot en met 1800 na Chr hadden we een volledig manuscript
van de Bijbel: de Leningrad codex geschreven in 1008 na Chr.
In 1947 zijn de Dode Zee rollen gevonden van 1900 jaar oud of ouder. Er is een volledig
hebreeuws Bijbelboek van Jesaja uit de tweede eeuw voor Christus en fragmenten van
Samuel uit de vierde eeuw voor Christus.
95% van de Jesaja rol uit de tweede eeuw voor Christus komt volledig overeen met de
Leningrad codex van 1200 jaar later.
Ook van andere klassieke werken uit de oudheid zijn alleen copieën bekend. Deze
worden door de wetenschap als zeer betrouwbaar erkend. Het aantal
Bijbelmanuscripten is veel groter dan het aantal copieën van klassieke werken. Ook is de
tijd tussen het schrijven van het origineel en de copie bij Bijbeldelen veel kleiner.
Conclusie: de huidige Bijbel, die wij nu lezen, heeft ongelofelijke overeenkomsten met
de originele geschriften en is dus zeer betrouwbaar.
De Bijbel is het meest vervolgde boek ter wereld.
In het jaar 303 na Christus gaf de Romeinse keizer Diocletianus het bevel om alle
christenen en hun Bijbels te vernietigen. Dit werd de grootste aanval op de Bijbel in de
geschiedenis. Honderdduizenden christenen werden omgebracht en bijna alle Bijbels en
handschriften werden vernietigd. 22 jaar later gaf keizer Constantijn opdracht om 50
copieën van de Bijbel te maken op kosten van de staat. De Bijbel is niet te verslaan.
De beroemde franse rationalist Voltaire zei in 1778 dat de Bijbel over 100 jaar alleen nog
maar in een antiekwinkel te vinden zou zijn. Vijftig jaar na zijn dood gebruikte de
Geneve Bible Society zijn drukpers en zijn huis om stapels Bijbels te produceren. De
Bijbel wordt nog steeds op grote schaal gedrukt. Wat wordt er tegenwoordig nog van
Voltaire gelezen?
In de middeleeuwen was er een felle aanval van uit het christendom zelf. De Roomse
35
Kerk verbrandde op grote schaal Bijbels en lezers van de Bijbel werden gemarteld. Dit
alleen omdat de Bijbel niet door gewone mensen gelezen mocht en kon worden. De
Roomse Kerk wilde als een soort middelaar tussen God en de mens staan. De mens
mocht niet zelf naar God luisteren. Gelukkig heeft God ons een Middelaar gegeven:
Jezus Christus!(1 Tim. 2: 5, 6).
Na de middeleeuwen brandde er felle kritiek op de Bijbel los, vooral in Duitsland. De
aanvallers zijn gestorven en de Bijbel staat nog als een rots.
De Bijbel is het meest gelezen en het meest geliefde boek ter wereld. Het is ook het
meest bekritiseerde en het meest gehate boek. De Bijbel is uniek
VI
Uniek om zijn literaire karakter.
Eenvoudige mensen, geen grote geleerden, soms ongeschoolden schreven de Bijbel. Dit
zijn bepaald geen mensen van wie je een literair meesterwerk zou verwachten. En toch is
de Bijbel een literair meesterwerk. Vele films en musicals vinden hun oorsprong in de
Bijbel, zoals de nieuwe musical Jozef.
Het nederlands, dat wij spreken is sterk ontwikkeld en gevormd door de Statenvertaling.
Het hoogduits werd sterk beïnvloed door de Lutherbijbel en het engels komt voort uit de
King James vertaling.
De Bijbel bevat een bibliotheek aan literaire werken:
lyrische poëzie
Psalmen
epische poëzie
Genesis
dramatische poëzie
Job
historische vertelkunst
Samuël, Koningen en Kronieken
landelijke idylle
Ruth
vaderlandsliefde
Esther, Daniël
praktische wijsheid
Spreuken
filosofische bespiegelingen
Prediker
hartstochtelijke welsprekendheid
Jesaja
korte verhalen
evangeliën
brieven
Paulus en anderen
mystiek
Openbaringen.
15)
16)
17)
18)
19)
20)
21)
VII
Uniek om zijn morele karakter.
Er is een onoverbrugbare morele kloof tussen de Bijbel en andere religieuze geschriften.
De Bijbel onderwijst een moraal, die radicaal indruist tegen het normale normbesef van
de mens.
a) Wie behoor je lief te hebben volgens Luc. 6: 27 en 35?
b) Wie moet je weldoen? (Luc. 6: 27b).
Wat zegt Mat. 5: 27, 28 over het plegen van overspel?
Wat staat volgens Mat. 5: 21, 22 gelijk met moord?
Lees Spr. 30: 5, 6 en 2 Petr. 1: 20, 21.
a) Door wie is de Bijbel geïnspireerd?
b) Wat hangt er boven je hoofd, als je Gods Woord verandert?
Dat de Bijbel door God geïnspireerd is, kun je ook zien aan het feit dat de mens er
bepaald niet vleiend in wordt beschreven.
Wat staat er over de mens geschreven in Rom. 3: 9 – 18?
Gen. 3: 1 – 6 beschrijft hoe de mens eigenlijk heel eenvoudig door de duivel overwonnen
werd. Waaruit blijkt dat het eenvoudig was?
a) Hoe kan het oordeel van de Zoon des mensen over de mens uitvallen?(Mat. 25: 46).
b) Waardoor worden de verlosten behouden?
c) Openb. 21: 1 – 5 beschrijft hoe de nieuwe aarde er uit zal zien. Wat zijn de kenmerken
van het eeuwige leven op de nieuwe aarde?
36
22)
23)
Normaal zoekt een mens toch Gods gunst als een beloning van zijn goede werken of
leven. De Bijbel leert dat je behouden wordt door genade van God.
Wat zegt Pred. 7: 20 over de goede werken van de mensen?
a) Wat is volgens Rom. 6: 23 het loon van de zonde?
b) Hoe wordt de mens toch behouden?
Welk boek beschrijft zo openlijk de zonde en de zwakheden van zijn edelste en meest
geliefde hoofdpersonen als de Bijbel?
- Noach werd dronken.
- David pleegde echtbreuk en moord.
- Petrus vloekte en zwoer.
Dit alles was fout, maar was het uitzonderlijk voor de mens?
De Bijbel tekent de mens zoals hij is, gezien in het licht van God.
De Bijbel maakt duidelijk dat we Gods hulp nodig hebben. Het grote bijbelse antwoord
op het morele probleem van de moderne mens is persoonlijke en geestelijke
wedergeboorte: een ware innerlijke levensverandering. Het is geen bekering tot een
systeem, maar tot een persoon: Jezus Christus. Het is een oprecht en levend
geloofsvertrouwen hebben in de opgestane Here Jezus Christus.
24)
25)
Het blijkt dat de Bijbel het Woord van God is voor de mensen.
Wat staat er precies in Ps. 119: 160?
Waar en door wie werd het Woord des Heren opgetekend?
De eerste vijf boeken, de Pentateuch, zijn geschreven door Mozes.
Kon Mozes dan wel schrijven?
a) Hoe beschrijft Ex. 33: 11 de relatie die God met Mozes had?
b) Wat zegt de Here Jezus over Mozes in Joh. 5: 46, 47?
c) Hoe weet Mozes wat hij tot het volk moet zeggen?(Ex. 19: 3 – 6).
d) Wie bepaalt wat Mozes tot het volk moet zeggen in Ex. 20: 22?
e) Wat schreef Mozes op in Ex. 24: 3, 4?
f) Wat moet Mozes van God doen in Ex. 17: 14?
g) Wat had de Here God opgeschreven en aan Mozes gegeven in Deut. 5: 22?
God sprak de woorden tot Mozes met als doel dat Mozes Gods Woorden zou doorgeven
aan de gehele gemeente. God schreef met zijn vingers op de stenen tafelen. De Bijbel is
Gods Woord, door mensen opgetekend, met het doel dat het doorgegeven wordt aan
iedereen.
26)
27)
28)
29)
30)
31)
God sprak ook tot anderen.
Hoe spreekt God tot Samuël in 1 Sam. 3?
Wie spreekt tot wie in 1 Sam. 15: 10?
Tot wie sprak God in Jer. 42: 7?
Wat doet Jeremia in Jer. 42: 9?
Wat gebeurde er precies in Jer. 36: 2 en 4? Zie ook vers 18.
Wat moest Jeremia doen in Jer. 30: 2?
37
Download