SCHEIDING der WEGEN F.W. Pigott Vrij-Katholieke cursus 2005 - 1 - SCHEIDING der WEGEN F.W. Pigott Onderstaande is een bewerking - ten behoeve van het Vrij-Katholiek Instituut voor Educatie - van een samenvatting van het boek The Parting of the Ways* door mv. A.C. Meyer-Goudraan (uit de jaren '60). Bij de bestudering hiervan te beseffen dat dit werk in de 20er jaren is geschreven en dus ook de toenmalige theologische visies weergeeft. Zijn visie zou in deze tijd ook anders verwoord zijn geworden, maar bij de huidige samenvatting is hiertoe geen poging gedaan. FRdO , maart 1996 1. Inleiding Vrijheid en katholicisme vormden vroeger onverzoenlijke tegenstellingen door eerbied voor het verleden, trouw aan een heilige waarheid en loyaliteit tot wat traditionele katholieken geloven dat de wil van God is, zoals deze is onthuld door onze Heer en uitgelegd door de kerk, onder de inspiratie van de H. Geest. Fundamentalisten bouwden gedurende 1000 jaar een theologische leer op, waarvan de onderdelen zo nauw samenhangen dat het geheel ineenstort als een enkel onderdeel niet juist blijkt. Bij voorbeeld: wetenschappelijke twijfel aan de geboorte of dood van onze Heer. Gevolg daarvan was het met alle wapens verdedigen van de leer. Vrijzinnigen beschouwen waarheid als iets waarnaar men streven moet en het is de taak van de mens zichzelf hiervoor ontvankelijk te maken. De waarheid wordt onthuld door kanalen die God hiervoor uitkiest, hetzij door wetenschappelijk of filosofisch onderzoek, hetzij door devotie. De orthodoxe katholieke kerk heeft sinds haar ontstaan zichzelf beschouwd als enige vertolker van de waarheid, die 'eens aan de heiligen was geopenbaard'. Niets kan aan deze waarheid worden toegevoegd of afgedaan zonder toestemming van de kerk, op straffe van ketterij en zonde. Hoofdzakelijk ten gevolge van deze allerbelangrijkste kwestie van de openbaring van de waarheid kwam onder Goddelijke leiding de Vrij-Katholieke Kerk tot stand, en hiermee een scheiding der wegen (waaraan de titel van Pigotts boek is ontleend: The Parting of the Ways). Immers, noch in de Roomse, noch in een andere katholieke kerk was er ruimte voor vrijzinnige opvattingen. Een actieve godsdienstige impuls kon opbloeien in de VKK, niet zozeer in een nieuwe kerk als in een nieuw deel van de oude. Wel is de VKK organisatorisch geheel onafhankelijk van enige andere kerk. Innerlijk is zij afhankelijk, want de zegen van de sacramenten zijn uit dezelfde goddelijke bron voortgekomen als waaruit andere katholieke kerken hun innerlijk leven putten. De eerste groep vrij-katholieke sloten zich aan bij een kerkgemeenschap (de Oud-Katholieke Kerk) in de directe lijn van de apostolische successie. Zo werd deze groep deel van 'de Ene, Heilige Katholieke en Apostolische Kerk'. Daarmee werd het mogelijk om zowel vrij als katholiek te zijn. 2. Het vastleggen van het geloof Tegenover de traditionele gedachte - de gehele waarheid is toevertrouwd aan de Katholieke Kerk- staat de vrijzinnige visie dat de waarheid een prijs is die ieder ontvangen kan die zich hiervoor ontvankelijk maakt. Het is echter niet genoeg voor een kerk om haar leden vrij te laten om op hun eigen wijze de waarheid te zoeken. Er moet een bepaalde boodschap gebracht worden. Maar kan een kerk die zich 'vrij' noemt een leer vastleggen? Toch moet zo'n kerk haar eigen specifieke leringen hebben waarmee haar leraren voor het grootste deel akkoord gaan. De meeste mensen zijn niet toe aan vrijheid. Hoger ontwikkelde mensen zullen echter zelfdiscipline kennen en volmaakte vrijheid vinden in de dienst aan God en medemens. Tot de mens zover is zullen er risico's zijn. Is het de geestelijkheid dus geoorloofd te verkondigen wat hun goeddunkt? Ja, inderdaad; zo'n risico moet men nemen, anders zou er een orthodoxe VKK ontstaan, in tegenspraak met haar eigen opvattingen. Waar staat dan nu de VKK voor? De leer van de oorspronkelijke, onverdeelde kerk werd gedurende de eerste vier algemene kerkconcilies vastgelegd in geloofsbelijdenissen: die van Nicea (325), de Apostelen (?) en die van Athanasius (381). De hier vervatte leer wordt in de verschillende kerken verschillend verstaan - ook binnen de VKK - en is oorzaak van veel strijd. Het is van belang voor elke kerk de innerlijke betekenis van die historische geloofsbelijdenissen te onderzoeken: het geloof binnen het geloof. 3. De leer over God Bij dat onderzoek gaan de traditionele kerken ervan uit dat er nooit iets kan worden toegevoegd aan de waarheid die in de geloofsbelijdenis wordt verkondigd, maar dat de volle betekenis van de waarheid van tijd tot tijd kan worden geopenbaard naar mate de mens in staat is die te verwerken. Op dezelfde wijze moet de VKK haar speciale interpretatie van dezelfde grote leringen verkondigen, maar zonder de pretentie dat de mens slechts 'gered' kan worden door een trouw geloof aan deze verklaringen. ______________________ *) door F.W. Pigott (1874-1956), Theosophical Publishing House, London, 1927 ( uitverkocht); de auteur was regionair bisschop van Groot Brittannië en Ierland, later voorzittend bisschop (1934-1956) - 2 - Traditionele en VK of, volgens Pigott, vrijzinnige opvattingen * de overeenkomsten: - er is één God (montheïsme) - God openbaart zich als een Drievuldigheid: één in essentie; van de drie Personen, hoewel verschillend, is toch hun goddelijkheid één en dezelfde: geen van Hen is vóór of na de Ander, geen van Hen is groter of minder groot dan de Ander groot. Alle Personen zijn eeuwig en gelijkwaardig. Van God is alleen te zeggen: er was nimmer een tijd waarin Hij niet bestond. - de goddelijkheid van Christus. Er blijven echter vragen: deelt hij het echte wezen van God; of is hij gelijk aan God, maar niet hetzelfde wezen? Was er ooit een tijd waarin hij niet bestond? Op het concilie van Nicea werd de goddelijkheid van Christus 'vastgesteld': 'één van wezen met de Vader'. - God-transcendent (het Absolute) - God-immanent: in ieder mens, in ieder ding, in elk atoom (omnipotent). * de verschillen: de volgende VK opvattingen verschillen ten opzichte van de traditionele: - tussen God-transcendent en Godimmanent in elk individueel mens moeten er andere manifestaties van God zijn. De mens op deze aarde kan nauwelijks in zijn denken het Absolute te bereiken. Hij richt zijn verering tot de God of Logos van het zonnestelsel waartoe deze planeet de aarde behoort. Dit houdt in dat er andere Logoi van andere zonnestelsels zijn. Dit is ketterij en pantheïsme voor het traditionele geloof. - er is een Wezen Die belast is met de evolutie van elk zonnestelsel, Die hoewel 'lager' dan het Absolute, voor ons God is. Aan deze God denken wijin onze geloofsbelijdenis als we het hebben over Drieheid in Eenheid en Eenheid in Drieheid. Conclusie: het leerstuk van een Zonnelogos kenmerkt een scheiding der wegen. 4. De leer over Christus Visie van de traditionele kerken: Christus is één met God. De leer van Arius: de eerste grote ketter. Hij verkondigde dat hoewel Christus goddelijk is, er een tijd was dat hij niet bestond. Hij was van gelijke essentie als God, maar niet van dezelfde essentie. Deze leer werd veroordeeld tijdens het concilie van Nicea in 325: Christus is van één en dezelfde essentie als God. 'Nicea' verschilt echter van 'Constantinopel' (381). Jezus Christus wordt geïdentificeerd met de Zoon van God en deze is weer de tweede Persoon van de Heilige Drievuldigheid. Vijftig jaar na het concilie was de zaak weer controversieel; maar de Niceaanse geloofsbelijdenis wordt door Athanasius gehandhaafd. De leer van Apollinarius, bisschop van Laodicea, grote tegenstander van Arius ontkent het bestaan van een menselijke wil of reden in Christus. Deze werd z.i. vervangen door de onfeilbare rede van het Woord of de Zoon van God. De orthodoxe opvatting was, dat Christus een geheel menselijke natuur bezat, want alleen zó kon hij voorbeeld en verlosser zijn. Apollinarius' leer werd bij het concilie van Constantinopel in 381 veroordeeld, maar nog lang hierna bleef deze voortbestaan. Nestorius, bisschop van Constantinopel, weigerde de bewoording 'Moeder van God' voor de heilige Maagd Maria, want het hield z.i. een ontkenning in van de menselijke aard van de Heer. Deze bewoording werd echter gebruikt zonder enige ontkenning van het volkomen mens-zijn van de Heer, aangezien gemeend werd dat bewoordingen voor één Persoon van de heilige Drievuldigheid ook voor een Andere gebruikt konden worden. Zijn leer werd veroordeeld op het Concilie van Efese in 431. Eutyches, monnik in Constantinopel, vond dat goddelijkheid en menselijkheid geheel gescheiden waren, maar dat in de speciale persoon van de Heer de menselijkheid geabsorbeerd was in de goddelijkheid, als een druppel azijn in de oceaan. Leo de Grote, bisschop van Rome, veroordeelde deze leer tijdens het concilie van Chalcedon in 451 en stelde vast dat Christus één persoon is met twee naturen, de ene eeuwig goddelijke, de andere menselijk en vrijwillig geboorte nemend. Dit werd vastgelegd in de Athanasische geloofsbelijdenis : 'God van de substantie van de Vader, voortgekomen vóór het bestaan van de wereld, en mens van de substantie van zijn moeder, geboren in de wereld, die hoewel hij God en mens is, niet twee, maar één Christus is'. Deze laatste opvatting onderschrijft ook de VKK, maar de scheiding van de wegen berust hierop dat de VKK de goddelijkheid van de gehele mensheid verkondigt. 5. De leer over de mens Volgens de VKK is de mensheid eveneens goddelijk. Dit is, binnen het Christendom, een nieuwe leer, van Oosterse herkomst. De katholieke kerk had het joodse Godsbegrip overgenomen met een scherp onderscheid tussen goddelijkheid en mensheid. Maar volgens de VK leer zijn God en mens op het 'niveau van het ego', in wezen één. Christus was één wezen met de Vader. Van ieder mens kan worden gezegd in zijn diepste zelf de 'Zoon van God' te zijn in alle eeuwigheid en dat dus elke moeder naar waarheid genoemd kan worden 'draagster van God', aangezien zij de draagster is van een lichaam waarvan het innerlijke zelf goddelijk is. In elk mens, net als in de Christus, huizen twee 'naturen': een hogere, dat goddelijk is en een lagere, dat menselijk is. In Christus stemde de lagere volkomen overeen met de hogere, zodat hij geen zonde kende. Bij de gewone mens is de lagere natuur in voortdurende strijd met de hogere, totdat na vele levens de toestand van volkomen overeenstemming bereikt zal zijn. Terwijl de mensheid miljoenen jaren op deze, en mogelijk ook op andere planeten bestaan heeft, is bij Christus zijn menselijkheid volmaakt geworden, terwijl hij in talloze levens dezelfde ervaringen heeft gehad als wij nu hebben, - 3 - zowel in een mannelijk als een vrouwelijk lichaam. Lang voor zijn incarnatie in Palestina had hij een niveau bereikt waarin zonde onmogelijk was. Zijn menselijke wil was zo volkomen één met de goddelijke; hij kon niet meer zondigen. Wij zijn ons vaak niet van onze goddelijkheid bewust. Christus was dit wel, vandaar zijn woorden: Ik en de Vader zijn één. Zo was Christus ook zonder onwetendheid; niets van Gods plan in ons zonnestelsel was hem onbekend. Het goddelijk plan voor elk mens is zijn lager zelf in volkomen overeenstemming te brengen met zijn hoger zelf en zo een bovenmenselijke goddelijk wezen te worden. De reden van de Christus, om 2000 jaar geleden bij ons te komen, was om ons te helpen deze overeenstemming te bereiken. De kosmische functie van de H. Drievuldigheid ontstond niet gedurende de tijd dat Christus was geïncarneerd en dus is die incarnatie slechts een gedeeltelijke manifestatie van God de Zoon. De VKK is in de wereld gezonden om een deel van de diepere leringen - de gnosis - te onthullen, naar mate de mens in staat is deze te verwerken, aangaande de grote Meesters van wier bestaan de kerken zich momenteel niet bewust zijn. Gnosis is de diepere wijsheid achter de leer. Haar oorsprong is Oosters, niet Joods. De eerste Christelijke gnostici waren Origenes, Clemence van Alexandrië. Zij verkondigden de goddelijkheid en evolutie van de mens. De gnosis werd uit de kerk verbannen, maar handhaafde zich in sekten als de Albigenzen (13e eeuw in Frankrijk), de Tempelieren (12 eeuw in Jeruzalem) en de Rozenkruisers (17e eeuw in Duitsland). Ook de Neo-Platonische filosofie van Plotinus (3e eeuw) en Proclos kenden de gnosis, die door Thomas van Aquinus naar de Christelijke mysteriën werd overgebracht. De taak van de VKK is de verloren gegane gnosis te herstellen. 6. De traditionele leer van de verzoening In de geloofsbelijdenis van Nicea staat 'om wille van de mensen en voor ons heil is de Zoon Gods neer gedaald uit de hemel en heeft vlees aangenomen'. Nooit is een officiële kerkleer vastgesteld over de vragen hoe de redding van de mens wordt verkregen en waarvan hij precies moet worden gered. De oorsprong van de leer van de verzoening ligt bij het begin van de Joodse Schrift: de zondeval van de mens. Adam en Eva vielen door ongehoorzaamheid aan God uit een toestand van onschuld en ten gevolge hiervan zou de gehele mensheid zondig zijn. (Men geloofde namelijk tot voor kort dat de gehele mensheid slechts één paar voorouders had - Pigott in 1927). De poging van de Joodse godsdienst om deze zonden te genezen door middel van offeren en 'werken van de wet' faalde. De kerk leerde nu dat het leven en de vrijwillige dood van Christus met hierna het werk van de Heilige Geest in de kerk de mens verlost van de gevolgen van de zondeval (verzoening). Er zijn verschillende leerstellingen hierover geformuleerd: - Christus heeft door zijn dood de mens losgekocht van zijn verbondenheid met Satan (die Eva had verleid). - Anselmus, aartsbisschop van Canterburry (12e eeuw): zonden heeft kwijting nodig en door de zonde heeft de mens schuld op zich geladen, niet aan Satan, maar aan de goddelijke rechtvaardigheid. De schuld was groter dan een mens kon aflossen want alle dienst die een mens mogelijkerwijze geven kan is hij verschuldigd aan God, zodat er geen 'overschot' kan zijn waar- door de oude schuld van de mensheid betaald kan worden. God alleen kan deze schuld inlossen en daarom moest God mens worden. Christus was God, die vlees was geworden, wiens dood, die veel meer was dan hij aan God verschuldigd was, voldoende was om de schuld van de gehele mensheid te betalen. - Abelard (12 eeuw) zei dat geen losprijs maar ook geen kwijting nodig is. De reden voor het 'vlees worden' van de Zoon van God was de zuivere liefde van God voor de mens, want alleen door een dergelijke vleeswording kon de mens van de zonden zich afkeren en zich op God richten. - de H. Bernardus, die misschien toen de meest aangehangen leer huldigde: in een land van vergetelheid en luiheid zouden wij levendiger worden herinnerd aan onze zondeval door het zo groot en menigvuldig lijden van Hem die deze zondeval herstelde. De theorie die in de katholieke theologie thans (1927!) overheerst is een combinatie van die van Anselmus en Abelardus. - dr. Moberly, Anglicaans theoloog (1903): alleen een volmaakt mens zou volmaakt boete kunnen doen en zonder volmaakte boetedoening is de menselijke zonde niet te vergeven. Christus was zo'n volmaakt mens en door zijn volmaakte boetedoening en gehoorzaamheid kon de mensheid als geheel, wier menszijn (zonder zonde) Christus deelde, vergiffenis krijgen. De vergiffenis en zo verkregen verzoening kan de mens verkrijgen door de sacramentele vereniging van de mens met God. We kunnen de katholieke leer (hetzij Rooms, Orthodox of Anglicaans) als volgt samenvatten. Alle mensen zijn ten gevolge van hun afstamming van Adam en Eva belast met erfzonde. Christus was een mens zonder zonde, die door zijn volmaakt leven en bereidheid te sterven een schuld inloste die de mensheid als geheel, hetzij aan God, hetzij aan de goddelijke rechtvaardigheid schuldig is. Het effect van dit offer wordt ervaren door mensen die zich door geloof, gebed en goede werken (protestante visie) en speciaal door een sacramentele vereniging met Hem (katholieke visie) verbinden. Door deze sacramentele en zeer daadwerkelijke vereniging wordt de mens deel van een ander, zondeloos geslacht en krijgt zo een nieuw begin. In een dergelijke staat van genade wordt hij door God beschouwd als rechtschapen, d.w.z. vrij van de erfzonde. Daarom spreekt men van Christus in de Schrift als van de tweede Adam. De eerste sacramentele vereniging is het doopsel. Deze vereniging kan voortdurend vernieuwd worden door de communie, terwijl de opnieuw begane zonden door absolutie na biecht te niet worden gedaan. Op deze wijze kan de mens hier in de strijdende kerk op aarde, zowel als in de afwachtende kerk in het vagevuur, werkelijk in wezen rechtschapen worden en daardoor geschikt zijn toegelaten te worden in Gods koninkrijk, de triomferende kerk in de hemel. - 4 - 7. De VK leer van de verzoening De VKK verwerpt het oorspronkelijke Joods idee van de wanhopige roep van de primitieve mens om redding. De zondeval was slechts een struikeling, toen de mens voor het eerst, ontgroeid aan zijn toestand van dierlijke onschuld, een zelfbewuste entiteit werd. Er bestaat geen vervreemding tussen de mens en God, want de mens heeft, hoe groot zijn zonden ook waren, nooit opgehouden innerlijk één met de hemelse Vader te zijn. Achter elke orthodoxie schuilt een diepe waarheid. Wat is dan de waarheid in het Joodse idee van God als ongenaakbaar hoog en ondragelijk rechtvaardig? Deze voorstelling van God betreft God transcendent, die het universum bezielt en in stand houdt. Hoe diep de mens ooit één wordt met God, hij bereikt Hem nooit; de mens 'treedt in het licht, maar zal nooit de vlam raken'. * Wat is nu de waarheid van het Christelijk-Joodse idee van de verzoening? God heeft een deel van zichzelf dat beschreven wordt als de 'Zoon van God' neer gezonden om de stof vorm te geven. De H. Geest of Levengever bracht de levenloze of maagdelijke materie tot leven (de Geest Gods zweefde over de wateren, namelijk de mare-zee, Maria-de-maagd-Moeder). Maar deze levende materie was nog vormloos 'de aarde was vormloos en ledig'. Toen kwam de Logos of Zoon van God, het Christus-principe, die zichzelf in deze zee van levende materie incarneerde; de Zoon Gods, vlees geworden door de vereniging van de H. Geest met de maagdelijke materie. Zo zijn door de Tweede Persoon van de H. Drievuldigheid - God de Zoon - alle dingen gemaakt. Hij ook is het inwonend Licht wiens wijsheid liefdevol en machtig alle dingen ordent. Dit is het eeuwen oude offer in de 'vleeswording' van God de Zoon of in Zijn menswording als 'het lam geslacht vanaf de grondlegging van de wereld'. Dit is de innerlijke betekenis van de geschiedenis van de kruisiging : de Zoon Gods, gebonden aan het kruis van de stof. * Wat is nu de waarheid van de opstanding en hemelvaart? De Zoon Gods is dus in de stof gevangen, gekruisigd en begraven. Zo is ook de Zoon Gods in allen die het lagere aan het hogere onderworpen hebben, die zich uit de graftombe van de dood van zonde en zelfzucht hebben verheven tot een nieuw leven van bewuste goddelijkheid, opgestaan uit de dood en ten hemel gevaren. Niet alleen voor ons mensen en voor ons heil, maar voor ons mensen en voor onze evolutie is de Zoon Gods uit de hemel neergedaald en mens geworden. Door zijn machtige hulp zal elk mensenkind te zijner tijd tot eenheid komen met de Vader, omdat in elk mens een deel van de Christusgeest woont. * Wat in de verklaring van de grote Christelijke wonderen, zoals bij voorbeeld de maagdelijke geboorte? De VKK eerbiedigt, evenals de anderen, de moeder van Jezus. Het is daarbij van geen belang of haar Zoon al dan niet op normale wijze geboren werd. * Wat is de VK opvatting over de transsubstantiatie? Brood en wijn worden veranderd in het 'lichaam en bloed van Christus', maar niet in letterlijke, stoffelijke betekenis. Na de consecratie zijn zij een voertuig waarvan de Heer zich bedient, zoals het lichaam van Jezus zijn voertuig was 2000 jaar geleden in Palestina. * Wat is het doel van de sacramenten? Om de mens als een muziekinstrument af te stemmen op de goddelijke tonen van de Heer. * Hoe staat het met degenen die de hulp van de sacramenten missen? Zij krijgen dezelfde hulp, maar op andere wijze, overeenkomstig hun eigen geloof. 8. Zonde: oorzaak en genezing De algemene Christelijke opvatting hierover is de leer der erfzonde: de mens is vanaf de geboorte zondig. De Kerk is 'het mystieke lichaam van Christus' en is dus niet bezoedeld. De doop heeft in dit verband betekenis: de oorspronkelijk in zonde geboren mens wordt herboren als 'kind van genade', doordat hij geënt wordt in 'het mystieke lichaam van Christus'. Het gevolg van de doop: wanneer de mens na deze her-geboorte blijft leven in gemeenschap met het nieuwe lichaam, de Kerk, wier hoofd Christus is, dan zal hij hier en in het hiernamaals de menselijke volmaking bereiken. Het bezwaar tegen deze visie is dat slechts een klein deel van de mensheid tot de Christelijke kerk behoort. En voor de mensen die vóór Christus leefden was daardoor geen verlossing der zonde mogelijk. De VK opvatting stelt daartegenover het reïncarnatie principe en onderscheidt daarbij verschillende beginselen van de mens: - menselijke geest of monade. Dit is het gedifferentieerde deel van de Zoon van God, de Christusgeest, geïncarneerd in het universum - ziel of ego. Dit is het voertuig van de geest in de astrale en mentale wereld - persoonlijkheid. Dit is het 'deel' van de ziel dat op een bepaald ogenblik incarneert en dat dus 'een stoffelijk omhulsel' krijgt. Elke ervaring die deze persoonlijkheid opdoet wordt na een incarnatie toegevoegd aan het ego. Na - 5 - een incarnatie lost de persoonlijkheid weer op in de ziel. Als na herhaalde incarnaties de ziel de stof 'overwonnen' heeft, lost de ziel op in de geest. Dit is het punt dat in het Christendom 'verlossing' wordt genoemd. * Wat betekent 'het overwinnen van de stof'? Dit is het ondergeschikt maken van de stof aan de wil van de Geest en daar de geest een deel van God is, het dienstbaar maken van de stof aan de goddelijke wil. Hierdoor wordt volmaakte eenheid verkregen met andere wezens, en volkomen liefde: het leven in het eeuwige. * Wat is zonde? Dit is de bewuste of onbewuste weerstand tegen de wil en het plan-van-God- dat-evolutie-is. Aangezien de geest goddelijk is, kan zij geen zonde begaan. Slechts dat deel van de geest, afgedaald in de ziel, kan bij het proces van de individualisatie (gevolg van de neerdaling in de stof) zondigen. * Was is de oorsprong van de zonde? Dit is overdreven en verkeerd gerichte individualisatie. Bij voorbeeld trots, jaloezie, haat. Zonde is dus de strijd van het hogere zelf (de geest die God is) en het lagere zelf (de persoonlijkheid). Is dus de stof essen- tieel slecht? Dat is niet het geval. Elk werk van Gods handen is goed maar de wet die de evolutie van de stof beheerst is tegengesteld aan die welke de evolutie van de geest leidt: de wet van de evolutie van de stof is zelf behoud/zelf gerichtheid en de wet van de evolutie van de geest is offering. Zonde is dus het gevangen zijn van de geest in de wet van de stof. * Is er sprake van vergiffenis van de zonde? De zonde straft zichzelf en behoeft alleen overwonnen te worden. De traditionele katholieke opvatting van de genezing van de zonde volgt op de waarachtige boetedoening en op de biecht. De vergeving van de zonde werd door de dood van Christus verkregen (leer van de verzoening) en wordt de mensen toegediend door de sacramenten. De evolutionaire theorie over de zonde is dat zonde bijna onvermijdelijk is bij het involutie proces. God is niet boos, beledigd of treurig door de zonde! Hij weet wat er gebeurt en Zijn plan kan door de zonde niet mislukken. * Wat is dan de plaats van het sacrament van de biecht in de VKK? Het is de kracht waardoor die geestelijke gevangenschap in de stof welke zo dikwijls voorkomt in ons stadium van evolutie recht wordt gezet. In de VKK is het persoonlijk toedienen van absolutie geen noodzakelijkheid voor het verkrijgen van een 'staat van genade'. Het algemeen toedienen van de absolutie tijdens de H. Mis is voldoende. * Wat is nu dan de ware genezing van de zonde? Evolutie is de genezing zoals involutie de oorzaak is. * En wat is het moment van de bekering? Dit moment breekt aan zodra de geïncarneerde geest niet langer leeft volgens de wet van de stof, maar door de macht van het eeuwig leven. Gedurende de vele incarnaties, die nodig zijn om de menselijk volmaaktheid te bereiken, toont de evoluerende geest in toenemende mate in zijn 'vleselijke toestand' het leven van de geest, d.i. liefde en zelfopoffering. Zo maakt de mens zich langzamerhand los van de zonde en haar gevolgen. 9. Bekering en daarna Bekering is het belangrijkste begrip in het Christelijke denken. Vóór de bekering zondigt de mens uit blindheid; er is geen strijd, de mens volgt de wet van de stof en dus van de zelfzucht. Ná de bekering zondigt de mens uit onmacht; hij weet dat hij verkeerd doet. Grote strijd tussen de wet van de stof en van de geest. Deze strijd duurt vele levens. Steeds sterker wordt de mens zich bewust van zijn goddelijkheid; elk leven wordt hij iets minder van de wereld, al valt hij af en toe terug. Dit betekent grote eenzaamheid, een verlangen naar iets, en hij weet niet naar wat (het oerheimwee zouden we nu zeggen). Hij voelt dat hij niet meer in de wereld thuis hoort en toch kan hij zijn ware thuis niet vinden. In dit stadium is de mens nog niet rijp voor inwijding, want hij is nog niet geheel vrij van de overheersing van de lagere persoonlijkheid. Hij heeft nu de lagere neiging van zelfzucht en grofheid overwonnen, maar moet nu nog leren niet naar het licht te streven voor zijn eigen zaak als afgescheiden individu, maar als deel van het Zelf van alle zelven, en daarom moet hij God en de mensen dienen voor niets, alleen uit liefde tot dienen. Als hij volkomen het afgescheiden leven van het lagere zelf verlaten heeft, neemt een Oudere Broeder hem aan als leerling en onder zijn leiding gaat de vooruitgang nu snel. Weldra, misschien wel in hetzelfde leven waarin de meester de leerling aanneemt, wordt een stadium bereikt dat in het Christendom bekend staat als verlossing (het binnengaan van het Koninkrijk der Hemelen) en als inwijding in de evolutie mystiek. Het leven van de ziel vult nu de lagere persoonlijkheid, terwijl deze nog op aarde geïncarneerd is. Er bestaat nu niet langer een hogere en een lagere persoonlijkheid, maar slechts één die nu ten opzichte van de geest het lagere zelf is geworden. Dit is het stadium van de nieuwe geboorte van de leerling en tijdens de slaap vindt een bepaalde inwijdings ritus plaats. Hierdoor wordt men ook toegelaten als lid van de grote groep Oudere Broeders of Heiligen die het innerlijk bestuur van de wereld vormen. Nu wordt de mens niet meer beschouwd als wat hij is, maar als wat hij spoedig zijn zal: een volmaakt mens. - 6 - Na deze eerste inwijding vinden er nog vier volgende plaats. Bij de laatste (vijfde) inwijding verlaat de mens de menselijke staat van evolutie en gaat over naar een bovenmenselijke. * VK opvattingen over zonde Zonde is een noodzakelijk en onvermijdelijk stadium van menselijke evolutie die ieder moet doormaken en uiteindelijk achter zich moet laten. Als wij in het Credo zeggen te belijden één doop tot vergeving van zonden, betekent dit dat wij de zonde moeten uittrekken zoals een slang zijn huid. Immers, vergeving die niet een bevrijding inhoudt van de overtreding is zinloos. Zowel de VKK en als de traditionele katholieke kerk vindt dat de zonde moet worden tegengegaan, vergeven en geheel achter ons gelaten. Verschil van opvatting ontstaat door het (VK) geloof in reïncarnatie, ondanks dat de bijbel zich hierover nergens duidelijk uitspreekt. Maar dat geldt ook voor andere vaststaande waarheden. Mogelijk slaat de laatste zin uit het Credo op reïncarnatie: En wij verwachten de wederopstanding der doden .. In het begin van de Christendom werd reïncarnatie algemeen geaccepteerd, maar bij het concilie van Constantinopel (553) werd het verworpen. Naderhand schijnt de reïncarnatie leer nooit meer een punt van bespreking te zijn geweest. * de VK leer van het bestaan van de Oudere Broeders of Meesters Als evolutie een waarheid is, volgt hieruit logischer wijze dat er bovenmenslijke wezens zijn waarvan sommigen hun jongere en minder geëvolueerde broeders helpen en leren. * tegenwerping tegen de evolutie theorie De traditionele opvatting is dat de Christus tot een hoogte is gestegen die nog niemand bereikt heeft en ook nooit bereiken zal of kan. De VK opvatting is dat ook anderen na verloop van tijd dezelfde hoogte zullen bereiken. Als mensen 'supermensen' worden, incarneren zij gewoonlijk niet meer op aarde. Wanneer één van hen, zoals in het geval van de incarnatie van Christus 2000 jaar geleden, naar de 'stoffelijke' wereld gaat met een verheven missie, neemt hij gewoonlijk het lichaam van een al in de wereld levende leerling, een lichaam dat nog niet zo hoog geëvolueerd is, zodat het zich nog in het wereldlijke leven kan mengen. Op zo'n wijze kan hij beter zijn jongere broeders helpen. Maar hoewel de meeste Oudere Broeders apart van de rest van de mensheid leven, zij bestaan toch. Het is zelfs zó, dat wij allen hun pad zullen gaan. De Oudere Broeders evolueren nog steeds tot zij de hoogte van Christus zelf hebben bereikt. Dit is geen ketterij, maar een leerstelling die in het Credo staat: de gemeenschap der Heiligen. 10. De leer der laatste dingen; het einde * over Christus. De traditionele opvatting is dat Christus de eniggeboren Zoon van God is. Nooit heeft enig ander menselijk wezen deze hoogte bereikt en dit zal ook nooit gebeuren. Christus is de uiteindelijke en unieke openbaring van God in de mensheid. De oorsprong van deze opvatting is gelegen in de Joodse zienswijze van God als een Godheid sterk afgescheiden van de mens. Verder spreekt de traditionele (Athanasische) geloofsbelijdenis zich uit over degenen die niet oprecht geloven in de leer der Drieëenheid en van de 'vleeswording': zij zullen voor eeuwig te gronde gaan ... Hoe denkt de VKK over deze geloofsbelijdenis? Dit bedreigende slot komt niet voor in de VK geloofsbelijdenis, en wordt evenmin door veel geestelijken van de Anglicaanse en ander Episcopale kerken als bindend opgevat. * over het gebeuren na de dood De traditionele visie laat dan een laatste oordeel volgen, en daarna een eeuwig verblijf in hemel of hel. Anderen (volgens de katholieke traditie) leren dat tussen de dood en het laatste oordeel een periode van het vagevuur ligt. Sommigen zeggen dat de Dag des Oordeels samenvalt met het einde van de wereld. Sommigen leren dat hemel en hel bepaalde plaatsen zijn; anderen dat het (bewustzijns) toestanden zijn die men al vóór de dood kan binnengaan. Er is geen algemeen geldende Christelijke opvatting hierover. Het gevolg van al deze leringen: veel onrust en angst voor de dood. Volgens VK opvatting: geboorte en dood zijn van niet méér betekenis dan ontwaken en slapen. Al Gods schepselen zijn voorbestemd tot uiteindelijke, eeuwige gelukzaligheid. * over de unieke (?) glorieuze staat van Christus Er kan geen eindresultaat zijn voordat de laatste mens de laatste trap van menselijke evolutie is ontstegen. De afstand tussen de eerste en de laatste in die menselijk evolutie is enorm groot: aan de ene kant de heilige en hoog ontwikkelde, aan de andere kant de primitieve wilde. Deze uitersten zijn allen gelijk in oorsprong en in uiteindelijke bestemming, maar niet in tussentijdse evolutie. De leiders helpen de achterblijvers, maar deze laatste vormen een rem en belemmering voor de leiders. Er zal een tijd komen, de 'Dag der Oordeels, waarvan het moment alleen bekend is aan het innerlijk bestuur van de wereld, waarin het voordeel voor de achterblijvers om geholpen te worden door de leiders zal worden afgewogen tegen het nadeel voor de leiders. Dan zal er een scheiding komen. Degenen die niet in een bepaalde tijd een zekere ontwikkeling kunnen doormaken, zullen een tijdlang niet incarneren en zullen hun evolutie weer opnemen aan het hoofd van een volgende golf van (menselijke) evolutie, d.w.z. aan het hoofd van wat wij nu het dierenrijk noemen, dat dan gedeeltelijk menselijk zal zijn geworden. Deze tijd van onderbreking zal geen tijdverlies zijn: hun evolutie gaat door, hoewel langzaam. Er bestaat dus geen straf voor gemaakte fouten, alleen deze tijdelijke achterstelling. Een 'laatste oordeel' bestaat dus niet. - 7 - * de betekenis van verlossing Dit is zó ver geëvolueerd zijn dat men aan de juiste zijde van de scheidingslijn is op de Dag des Oordeels. Natuurlijk is het onze Christelijke plicht zoveel mogelijk onze naasten te helpen bij deze snellere evolutie. Hoe gaat de evolutie van hen die aan 'de juiste zijde' van de scheidingslijn zijn? Zij zullen te zijner tijd door een serie inwijdingen het stadium van Oudere Broeder bereiken. Hun evolutie zal nog verder gaan tot de hoogte van Christus. Ook daarna zal hun evolutie nog niet beëindigd zijn. Elk menselijk wezen zal eerst van zelfbewustzijn tot nietzelfbewustzijn evolueren, daarna van niet-zelfbewustzijn tot zelfbewustzijn of tot 'Zoon van God-bewustzijn'. Dit is het einde van de menselijke, maar niet van élke evolutie. Waar leidt dit toe? Dit kunnen wij vanaf ons standpunt niet zien. Zelfs de Logos van het zonnestelsel is nog niet compleet. Dit schijnt voor ons beperkte begrip onbegrijpelijk. Wellicht is er geen einde. 11. De uiterste autoriteit Buiten de RKK is de leer van de letterlijke onfeilbaarheid van de Schrift bijna verdwenen (n.b. 1927, dus verouderde opvatting, ook ten aanzien van het volgende..). Nog wel bestaat de vraag of bepaalde bijbelverhalen letterlijk en dus historisch moeten worden opgevat, of slechts als een mengsel van allegorie en historie. Wat betreft de verhalen van de Pentateuch en andere boeken uit het OT geloven nog maar zeer weinigen aan de letterlijke betekenis. Wat de bijbel, maar in het bijzonder het Nieuwe Testament betreft: - voor de protestanten staat of valt het geloof met de historische juistheid van de evangelie verhalen en de handelingen en de authenticiteit van de brieven. Dus de uiterste autoriteit voor de protestanten is de historische juistheid van de Schrift; - voor de rooms katholieken is dat de kerk, sprekend door de paus, ex cathedra; - en voor de vrij-katholieken? Voor hen is het onbelangrijk of de bijbelverhalen historisch juist zijn. De uiterste autoriteit moet gevonden worden in de geest van waarheid die de Geest van God in de mens is. Heeft men leiding van buitenaf nodig (hetzij kerk, geschrift of persoon), uiteindelijk is het toch de menselijke geest die deze accepteert en als waarheid aanvaardt en dus komt de uiteindelijk autoriteit van binnenuit; - en voor de mystieke achtergrond van alle kerken. Achter en naast de menselijke rede is er nog iets anders: de intuïtie, die weet en ziet. Voor de mysticus is het daarom onbelangrijk of de bijbelverhalen waar zijn. De stromen van tegenstrijdigheden gaan over hem heen en laten hem onberoerd. Maar zijn weten, zijn kennis - hoewel dat waar is - is nutteloos als autoriteit voor anderen dan voor hemzelf, zelfs al geloven zij dat hij weet. De VKK stelt dus dat de geestelijke basis van het Christelijk geloof zekerder is dan elk historisch feit. De bijbelse geschriften zijn nuttige hulpmiddelen voor een devotioneel leven. Hun authenticiteit is echter onzeker. Geen enkele lering kan louter gebaseerd worden op de autoriteit van het geschreven woord, ook al wordt dit aan Christus zelf toegeschreven. - voor de semi-orthodoxe katholieken. Zij leggen sommige feiten letterlijk uit; andere feiten weer niet. Dit is inconsequent. Aangezien de meeste feiten die in de geloofsbelijdenis worden genoemd geen normale menselijke ervaringen weergeven (maagdelijke geboorte, lichamelijke opstanding, zitten aan de rechterhand van God) moeten wij deze 'feiten' mystiek uitleggen. Het essentiële is niet of deze gebeurtenissen werkelijk plaats vonden, maar dat zij het eeuwenoude bovenzinnelijke proces van evolutie weergeven. * Wat is dan dus volgens de VKK de uiterste autoriteit? Ergens in het universum is er een onfeilbare visie of lering. Dat is het plan van de Grote Architect van het Universum. En er zijn ergens onfeilbare leraren die alles weten wat er volgens dit plan met ons mensen en onze evolutie nog gaat gebeuren. Deze onfeilbare leer wordt beetje bij beetje gegeven aan die leerlingen welke gereed zijn te begrijpen. Dit is weliswaar een uitwendige autoriteit, maar de leraar kan slechts leren door zijn één zijn met de leer zowel als met de geest van waarheid in de leerling. Deze laatste is de innerlijke autoriteit. In de vroege stadia van de evolutie heeft de mens een uitwendige autoriteit nodig om hem te leiden totdat de autoriteit in hemzelf die eeuwig is, voldoende gegroeid is. De uitwendige autoriteit is slechts een tijdelijk hulpmiddel. Het is niet zo dat de leer geaccepteerd wordt omdat de autoriteit haar voor waar verklaart. Het is eerder zo dat de autoriteit geaccepteerd wordt door de leer die zij geeft. Ook Christus, die niet alleen de grondlegger was maar ook de leider van de Christelijke kerk, heeft leerlingen en voor hen, die nauw met hem verbonden zijn, is zijn geest en zijn woord bindend. Onder zulke leiding kwam de VKK tot stand als afgescheiden deel van zijn kerk: een tak van de ene, heilige Katholieke en Apostolische Kerk. 12. Het vooruitzicht * Is het Christendom een mislukking? Dit mag nooit worden gezegd, want het Christendom is nog nooit door een grote groep mensen, bij voorbeeld een geheel volk, in praktijk gebracht. Waarschijnlijk is het niet de bedoeling van de stichter dat dit al in deze eeuw gebeurt. Aan de andere kant blijkt dat het Koninkrijk der Hemelen door een kleine groep in praktijk gebracht, een groot succes is. Wij zien verder hoe groot het verschil is tussen het Koninkrijk der Hemelen en de toestand zoals die nu is. Dit is op zich een bewijs dat de geest van Christus in de wereld aan het werk is. Tot dus ver is de Bergrede nooit serieus genomen als ideaal voor volkeren, maar het echt Christelijk streven om een volkenbond op te richten geeft ons moed (1927). - 8 - * Wat is de taak van het Christendom? Die taak is om de geestelijke vlam gedurende de eeuwen brandend te houden. Dit was moeilijk want na de stichting ten tijde van de Grieks-Romeinse beschaving kwamen de donkere tijden. Wat eerst gewonnen was, ging toen weer verloren. Hierna kwam het industriële tijdperk, waarin het lagere of concrete denken hoofdzakelijk ontwikkeld werd. Ondanks alle moeilijkheden en vervolging heeft het Christendom zich toch gehandhaafd. Hoe zien wij de toekomst van het Christendom? De evolutie kracht brengt ons nu naar een volgend stadium, naar een tijdperk van filosofische en intuïtie activiteiten en ontwikkeling van het hogere of abstracte denken en het zich bewust zijn van eenheid. Dus is het vooruitzicht hoopvol! * Welke kerk zal het licht zien en aan de mensen openbaren? We laten de revue passeren: - de Oosters Orthodoxe Kerk. Deze is zeer katholiek en sacramenteel. Zeer geschikt voor de Oost Europeanen en houdt daar de vlam brandend, maar we verwachten niet dat zij deze vlam aan de andere volken zal overdragen. - de RKK. Deze heeft het licht en begrijpt het essentiële van het Christendom, namelijk een sacramentele betrekking tussen de Heer en de mensheid. Maar het licht in deze kerk is zo schitterend dat de kerk zichzelf is gaan beschouwen als het licht in plaats van als een medium voor het licht. Ten gevolge hiervan behoudt deze kerk het licht voor zichzelf in plaats van het over de wereld uit te storten. Een blijk hiervan is het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid (1870), waarbij de paus dus niet louter een organisatorisch leider werd, maar even essentieel voor de kerk als bij voorbeeld de sacramenten. De kerk van Christus wordt dus de kerk van de paus. Zo heeft de RKK zichzelf ingekapseld en wordt waardeloos als wereldreligie. Voor de Latijnse volken zal zij wellicht haar waarde blijven behouden, maar aangezien zij het begrip vrijheid niet kent, is zij volstrekt onaanvaardbaar voor vele volkeren. - the Church of England, e.a. hiermee in verbinding staande episcopale kerken. De kerk heeft de apostolische successie gehandhaafd, dus kent geldige sacramenten. Bestaat uit vier groepen: Anglo-katholieke groep - zeer katholiek en orthodox. Verschilt alleen van de RKK wat betreft de onfeilbaarheid van de paus. the High Church. Is het meest representatief, het meest Engels en het waardigst. De kerk leert de katholieke sacramenten, maar is ceremonieel niet zo precies als de Anglo-Katholieken. the Broad Church. Is modern en anti-katholiek op die gebieden waarin het katholicisme synoniem schijnt te zijn met de mddeleeuwse gedachten. the Low Church. Altijd anti-katholiek en in het algemeen niet progressief. Dit is het protestante deel. The Church of England is te nationaal, te veel speciaal voor het Engelse volk om wereldreligie te worden. Aan de andere kant heeft deze kerk zich in het verleden zeer plooibaar getoond, zodat zij zich in de toekomst misschien ontdoet van de belemmeringen en toch een belangrijke medium wordt voor het licht van Christus. - de Oud-Katholieke Kerk (Jansenisten). Een oorspronkelijk Nederlandse groep die zich in 1870 van de RKK afscheidde ten gevolge van het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid. Heeft de apostolische successie behouden. De VKK stamt van deze kerk. De OKK werkt in Nederland en Centraal Europa, maar verspreidt zich nauwelijks buiten dit gebied. De VKK, hoewel jong, heeft zich over vier continenten verspreid en breidt zich snel uit. - de niet-episcopale kerken. Voor een bepaalde groep mensen: nuttige lering, maar vanuit katholiek standpunt onaanvaardbaar en bekrompen. * Wat is de speciale betekenis van de VKK? Geen stel dogma's is bindend voor alle leden, maar de leer wordt over het geheel door de meerderheid geaccepteerd. Haar leer wat betreft pantheïsme, de Ouder Broeders enz. is niet nieuw, maar wordt ook door andere leraren over de gehele wereld verspreid. Wel is zij geheel nieuw in haar interpretatie van de Christelijke leringen. Zij probeert het Christendom los te maken van haar verbondenheid aan de Joodse God en het katholicisme van haar verbondenheid aan de Schrift: zij biedt de grote geestelijke gaven van de katholieke kerk aanbiedt aan alle mensen, onverschillig hun geloof. Zij geeft dus de sacramenten aan allen die deze ernstig wensen te ontvangen. Zij geeft de wereld een leer die naar wij geloven de juiste interpretatie van de Christelijke geloofsbelijdenis is. Pantheïsme, evolutie gedurende een reeks van wedergeboorten, de Oudere Broeders.... ╬ FRdO, Pigotto1VIS.doc