blok 3 - Jozefschool Hillegom

advertisement
Samenvatting blok 3 TAAL groep 5
Bedroefd
Bewolkt
De blik
Chinees
De douane
De drank
Duits
De ellende
Engels
Frans
Het gebak
De gebeurtenis
Het gebied
Giftig
De heimwee
Het noorden
Het zuiden
De hitte
Het moeras
De nevel
De oceaan
De palmboom
Het paspoort
Het platteland
De Spanjaard
De tropen
Turks
Vlaams
Vriezen
Verdrietig of treurig.
Wolken in de lucht.
(half bewolkt, zwaar bewolkt)
Een uitdrukking van de ogen, de manier
waarop je kijkt.
Iemand die uit China komt of de taal die in
China wordt gesproken.
Politie die mensen en goederen
controleert aan de landgrens.
Iets wat je kan drinken.
De taal die in Duitsland gesproken wordt.
Narigheid. Als iets vervelends gebeurd.
De taal die in Engeland gesproken wordt.
De taal die in Frankrijk gesproken wordt.
Iets lekkers van gebakken deeg. (taartjes)
Een voorval, iets dat gebeurt. De gebeurtenis
kan verdrietig, naar, vrolijk of blij zijn.
Een stuk land.
Waar een schadelijke of dodelijke stof in zit.
Je verlangt naar huis als je ergens anders
bent. Je mist thuis heel erg.
Eén van de vier windstreken. Het gebied waar
het kompas altijd naar toe wijst.
Eén van de vier windstreken.
Heel erg warm.
Modderig land waar je in weg zakt.
Dunne wolken dicht bij de grond. Lichte mist.
Een grote zee tussen twee werelddelen in.
Een tropische boom met lange bladeren.
Een boekje waarin staat wie je bent met je
naam, je foto en je geboortedatum. Dit heb
je nodig als je wilt reizen.
Een gebied buiten de stad.
Een inwoner van Spanje. Iemand die uit
Spanje komt.
Een gebied op aarde in de buurt van de
evenaar. In de tropen is het altijd warm.
De taal die in Turkije wordt gesproken.
De Belgisch-Nederlandse taal. Het Nederlands
wat in Vlaanderen (stuk van België) wordt
gesproken.
De temperatuur is dan lager dan nul. Water
wordt dan ijs.
Twee woorden kunnen soms hetzelfde betekenen.
Bijvoorbeeld:
treurig = droevig
grootvader = opa
eenzaam = alleen.
Sommige woorden betekenen het tegengestelde.
Bijvoorbeeld:
Niet omhoog, maar omlaag.
Niet klein, maar groot.
Niet uit het noorden, maar uit het zuiden.
Als je iets wilt vertellen aan een ander, let dan op wat en hoe je het zegt.
Dove mensen praten met hun handen. Voor veel woorden is een gebaar. Ze kunnen ook woorden
spellen met het handalfabet en ze kijken naar je lippen en je gezicht om te begrijpen wat je zegt.
Zo schrijf je een tekst:
- stap 1: maak een woordweb
- stap 2: maak zinnen met de woorden
- stap 3: zet de zinnen in de goede volgorde.
Als je iets uitlegt, vertel je stap voor stap wat je moet doen.
Je gaat eerst..|
Daarna ga je..
Die loop je..
Op de hoek is dan..
Een zin kan gaan over wat er nu gebeurt.
Een zin kan gaan over wat in het verleden gebeurde.
Het doe-woord in de zin zal dan veranderen:
Vandaag ga ik zwemmen.
Gisteren ging ik zwemmen.
Bij de naam van een land horen andere woorden:
- woorden die zeggen hoe de mensen heten.
- woorden die zeggen welke taal de mensen daar spreken.
In Nederland wonen Nederlanders.
Ze spreken Nederlands.
In Marokko wonen Marokkanen.
Ze spreken Marokkaans.
Als je een gesprek voert houd je rekening met elkaar. Je praat over hetzelfde onderwerp.
Kies dus een onderwerp waar je allebei over wilt en kunt praten.
Ik ga – jij gaat – wij gaan.
Ga, gaat, en gaan zijn vormen van het doe-woord gaan.
Ik/ jij/ hij/ wij/ jullie/ zij kun je in plaats van een naamwoord gebruiken.
Het doe-woord kan verschillende vormen hebben.
De ik-vorm krijgt geen t op het einde.
Bij jij en hij eindigt het doe-woord op een –t.
Bij wij/jullie/zij verandert de vorm niet.
Het hele doe-woord blijft staan.
Download