Algebra Oplossingen door eXCellion 1 Oefeningen Algebra: oplossing Reeks 5: Lineaire afbeeldingen 5.1 Toon aan dat de transformatie van R3 gedenieerd door £ T (x, y, z) = x + 2y y−z x + 2z ¤ lineair is. Bepaal de kern en het beeld van T (+basis en dimensie van kern en beeld). Bepalen van lineariteit Om lineair te zijn moet een transformatie voldoen aan deze voorwaarde: αT (x1 , y1 , z1 ) + βT (x2 , y2 , z2 ) = T (αx1 + βx2 , αy1 + βy2 , αz1 + βz2 ) Wanneer we dit uitwerken vinden we: αT (x1 , y1 , z1 ) + βT (x2 , y2 , z2 ) = α(x1 + 2y1 , y1 − z1 , x1 + 2z1 ) + β(x2 + 2y2 , y2 − z2 , x2 + 2z2 ) = (αx1 + 2αy1 , αy1 − αz1 , αx1 + 2αz1 ) + (βx2 + 2βy2 , βy2 − βz1 , βx2 + 2βz2 ) = (αx1 + 2αy1 + βx2 + 2βy2 , αy1 − αz1 + βy2 − βz1 , αx1 + 2αz1 + βx2 + 2βz2 ) = T (αx1 + βx2 , αy1 + βy2 , αz1 + βz2 ) Bepaling van de kern De kern wordt opgespannen door alle vectoren die op de nulvector worden afgebeeld. Er moet dus gelden dat T (v(x, y, z)) = 0 . Om deze vectoren te zoeken gaan we eerst de matrix A van de transformatie opstellen. Daarvoor bepalen we de beelden van de basisvectoren (1,0,0) , (0,1,0) en (0,0,1) en steken we die in de kolommen van de matrix. T (1, 0, 0) = (1, 0, 1) 1 2 0 T (0, 1, 0) = (2, 1, 0) −→ A = 0 1 −1 T (0, 0, 1) = (0, −1, 2) 1 0 2 Deze matrix A gaan we vervolgens randen met een nul-kolom, waarna we een gauss-reductie gaan toepassen. (cfr methode voor oplossen van lineaire vergelijkingen) 1 2 0 0 1 2 0 0 1 0 2 0 £ ¤ A | 0 ∼ 0 1 −1 0 ∼ 0 1 −1 0 ∼ 0 1 −1 0 1 0 2 0 0 −2 2 0 0 0 0 0 Wat lezen we dan uit de gereduceerde matrix? Wel, dat we, indien we de nulvector willen bekomen, tegelijk x + 2z = 0 en y − z = 0 moeten hebben. £ Lossen we dit op naar z dan krijgen we z = − 21 x en z = y , hetgeen te bundelen is in de vector u −2 1 Deze vector zal dus de kern opspannen, of N (T ) = {(−2x, x, x)|x ∈ <} 1 ¤ Wat we ook lezen uit de gereduceerde matrix is het beeld van T. Gezien de kern wordt opgespannen door 1 vector (dus dimensie 1), en dat de dimensie van de matrix gelijk is aan 3, weten we dat het beeld opgespannen zal worden door 2 vectoren. Gezien we met de eerste twee vectoren (2 niet-nul rijen) de derde (wel nul-rij) bekomen spannen deze dus de beeldruimte op. £ ¤ £ ¤ We lezen dus af dat de beeldruimte van T opgespannen zal zijn door v 1 0 1 en w 2 1 0 (dit zijn dus gewoon de eerste twee kolommen van de niet-gereduceerde £ A-matrix. ¤ £ ¤ In de les werden 2 andere vectoren gevonden, namelijk 1 0 1 en 0 1 −2 maar je kan zelf verieren dat deze dezelfde ruimte opspannen als degene die hier gekozen £ werden: ¤de eerste vector is namelijk dezelfde en de tweede kan bekomen worden uit een lineaire combinatie: 0 1 −2 = −2v + w Voor het beeld geldt dus: Im(T ) = {(x − 2y, y, x)|x, y ∈ <} 2007 - 2008 Algebra Oplossingen door eXCellion 2 5.2 Met dezelfde werkwijze als bij vorige oefening hebben we nu £ A | T (1, 0, 0) = (1, −1, 0) 1 −1 0 T (0, 1, 0) = (−1, 1, 0) −→ A = −1 1 0 T (0, 0, 1) = (0, 0, 2) 0 0 2 1 −1 0 0 1 −1 0 0 1 −1 0 0 ¤ 0 ∼ −1 1 0 0 ∼ 0 0 0 0 ∼ 0 0 2 0 0 0 2 0 0 0 2 0 0 0 0 0 N (t) = {(x, x, 0)|x ∈ <} Im(t) = {(−x, x, z)|x, z ∈ <} Karakteristieke vergelijking De denitie van de karakteristieke vergelijking is det(A − λ) = 0 ¯ ¯ ¯1 − λ −1 0 ¯¯ ¯ ¯ −1 1−λ 0 ¯¯ = 0 ¯ ¯ 0 0 2 − λ¯ k(λ) = (1 − λ)(1 − λ)(−λ) − (2 − λ) = 0 −→ k(λ) = −λ(λ − 2)2 = 0 =⇒ λ1 = 0 λ2 = 2 (multipliciteit 2) Vullen we eigenwaarde 0 in, in de matrix (A − Iλ) dan krijgen we: 1−λ −1 0 1 −1 0 1 −1 1−λ 0 ∼ −1 1 0 ∼ 0 0 0 2−λ 0 0 2 0 De eigenruimte Eλ1 zal dus opgespannen worden door (1, 1, 0) → (De eigenruimte is de kern van die matrix, dus er moet gelden Vullen we eigenwaarde 2 in de matrix (A − Iλ) dan krijgen we: 1−λ −1 0 −1 −1 −1 1−λ 0 ∼ −1 −1 0 0 2−λ 0 0 −1 0 0 2 0 0 x − y = 0 en 2z = 0 → (1, 1, 0)) 0 1 1 0 ∼ 0 0 0 0 0 0 0 0 De eigenruimte Eλ2 zal dus opgespannen worden door de vectoren (1, −1, 0) en (0, 0, 1) 2007 - 2008