Bestudeer bladzijde 84 en 85 / Maak de samenvatting. Zie BB 57 Geologie Geologie = de wetenschap die zich bezighoudt net het bestuderen van de aardkorst. (ontstaan en veranderingen door plaattektoniek, verwering, erosie, sedimentatie, enz.) Geologische kalender = overzicht van de geschiedenis van de aarde in aparte tijdperken (ieder tijdperk had kenmerken levensvormen) Het Pleistoceen. ► Pleistoceen = Geologische periode van het Kwartair die duurde van 2 ½ mln tot 10.000 jr geleden. Afzettingen uit deze periode vind je nu nog aan het oppervlak in het oosten en zuiden van ons land. ● Kenmerken van het Pleistoceen: afwisseling van glacialen (lage zeespiegel) en interglacialen (hoge zeespiegel) Glaciaal = IJstijd. De gemiddelde julitemperatuur Komt niet boven de 10° C. (E-klimaat) Interglaciaal = warmere periode in de geologische geschiedenis. De gemiddelde julitemperatuur komt boven de 10° C. (Het is in het verleden wel eens warmer geweest dan tegenwoordig !!) Gevolgen: 1-Tijdens glacialen ligt veel (zee)water op de continenten opgeslagen als landijs. 2-Daardoor stond de zeespiegel veel lager (- 150 m) dan tegenwoordig. Noordzee droog !! 3-Tijdens de glacialen kon het landijs vanuit de gebergten van Scandinavië en de Alpen grote delen van Europa bedekken. Het Scandinavische landijs breidde zich 1x uit tot in ons land. ●Saale ijstijd = IJstijd die duurde van 150.000-100.000 jr geleden. Tijdens deze ijstijd Bereikte het landijs ook Nederland. Preglaciaal = In Nederland de benaming voor de periode, met glacialen en interglacialen, voor de Saale ijstijd. (2 ½ mln – 150.000 jr geleden) Post-glaciaal = Periode na de Saale ijstijd. (100.000 – 10.000 jr geleden) Het post-glaciaal kende een warme periode (Eemien) en een ijstijd (Weichselien) Het schema op een andere manier….. De indeling van het kwartair moet je kennen: holoceen kwartair pleistoceen Weichselien post-glac. Eemien glaciaal Saalien pre-glac. ………….. Elsterien Aantekening: Hoe wordt een ijstijd veroorzaakt……. 1-Hoe ontstaat een ijstijd - Schooltv Beeldbank 2““ 3-variatie in activiteit van de zon 4-schuivende continenten (liefst veel bij de polen) 5-gebergtevorming Het gaat om een combinatie van factoren! Het preglaciaal. Zie BB 82 t/m BB 84: De kringloop van water + rivieren Kringloop van het water = het voortdurend overgaan van water van de ene toestand naar de andere. (vast vloeibaar gas) Korte kringloop = verdamping van zeewater condensatie / wolken neerslag in zee. Lange kringloop = verdamping van zeewater condensatie / wolken neerslag boven land via grondwater en rivieren stroomt het water terug naar zee. Korte en lange kringloop van water Stroomgebied = gebied waarvan het overtollige water via een bepaalde rivier naar zee wordt afgevoerd. Waterscheiding = grens tussen 2 stroomgebieden. (meestal een gebergte) Wadi = rivierbedding in een woestijn. De bedding staat dus meestal droog. Regiem = schommelingen in de waterafvoer van een rivier. (meestal wordt per maand het gemiddelde debiet, kubieke meter water / seconde, weergegeven. Van welke factoren is het regiem afhankelijk? Hoeveelheid neerslag / verdeling van de neerslag over het jaar / vorm van de neerslag / aanwezigheid van gletsjers __________ Verval = hoogteverschil tussen 2 plaatsen langs een rivier. (vaak bron en monding) Verhang = hoogteverschil / verval per kilometer. ►Vanuit het zuidoosten stroomden de rivieren door NL tot ver in de huidige Noordzee. In het zuidoosten….stroomden de rivieren snel want…daar was veel reliëf aanwezig. Reliëf = hoogteverschil in een gebied Als de STROOMSNELHEID daalt ….wordt het meegevoerde verweringsmateriaal (zand, grind, klei) afgezet. (sedimentatie) Eerst het zware grind en als het water uiteindelijk stilstaat ook de licht klei. Puinwaaier = afzettingsvorm van sediment die smal begint bij het verlaten van het dal in het heuvelland, in de vlakte steeds breder uitwaaiert. (grind in het oosten en zand in het westen) Het Saale-glaciaal ►De grens van het landijs vormde geen rechte lijn, want.. IJstongen schoven via rivierdalen verder vooruit. Tongbekken = door een ijstong uitgeschuurde diepte / dal. Stuwwal = door het ijs opgestuwde heuvel. H.U.N. stuwwallen va pre-glaciaal zand en grind T.W.G. stuwwallen van keileem ● Keileem = mengsel van door het ijs tot poeder (leem) vermalen keien en grind EN de door het ijs meegevoerde hele zwerfkeien die na het afsmelten bleven op de leemlaag achterbleven. Zwerfsteen = door het landijs meegevoerde kei. (kan variëren heel klein tot heel groot) Het postglaciaal. ►Periode van 100.000 jr geleden tot 10.000 jr geleden. Bestond uit een warm Eemien en een koud Weichselien. Eemien = warme periode waarin de zee delen van ons Land overspoelde Weichselien = laatste ijstijd. Geen ijsbedekking in NL Eindigde 10.000 jr geleden. Dekzand = afzetting uit het Weichselien, toen de NW wind uit de droge Noordzee grote hoeveelheden zand als een deken over vrijwel heel NL achterliet. ●Löss = afzetting uit het Weichselien. Fijn stof dat de wind hoog door de lucht transporteerde. Is alleen in de luwte van de Limburgse heuvels blijven liggen.