137 De belofte van het christelijke verrijzenisgeloof ten systematischootheoiogische ref!ectie Lieven Boeve De belofte van het verrijzenisgeloof behoort tot de kern van het christelijke geloof. Niet aileen vormt het verrijzenisgeloof het sluitstuk van de christelijke verwachting van een leven-na-de-dood. Bovendien heeft het alles te maken met het geloof in jezus de Christus. In jezus, zo belijden en geloven christenen, openbaarde God zich ten voeten uit als liefde. Geloven in de verrijzenis is geloven dat die liefde garant staat voor de hoop dat niets dat goed is, verloren gaat. In deze bijdrage beogen we in een aantal systematisch-theologische overwegingen de contouren van het christelijke verrijzenisgeloof te presenteren. Daartoe gaan we eerst in op de wijze waarop onze actuele context omgaat met Ieven na de dood. Want het lijkt erop dat het geloof in een leven-na-de-dood opnieuw 'in' is. Daarna bespreken we het verband tussen het verrijzenisgeloof en het getuigenis van de eerste leerlingen over Jezus' verrijzenis. In de daaropvolgende paragrafen belichten we achtereenvolgens het belang van de lichamelijkheid in het verrijzenisgeloof, de verhouding tussen het 'reeds' (heden) en het 'nog niet' (toekomst) van de verrijzenis en de wijze waarop verrijzenis vandaag ter sprake kan komen. Concluderen doen we met de kernachtige stelling dat verrijzenisgeloof staat voor geloven dat er hoop is voor de liefde.l Onze bijdrage is van systematisch-theologische aard.2 Oat betekent dat we, vanuit het christelijk geloof zelf, in relatie tot de christelijke traditie en de actuele context, het 'dat' en het 'wat' van het verrijzenisgeloof pogen te ontvouwen. Waar gaat het in dat geloof specifiek om en wat heeft het mensen van vandaag te bieden? Wat leert dat geloof over de God van jezus Christus en over de mens, wereld en geschiedenis in relatie tot die God? Kortom: wat mogen we hopen? 2 Deze bijdrage is een Iicht omgewerkte en uitgebreide versie van Boeve, "Geloven dat er hoop is voor de liefde". Bij de aanvang van deze bijdrage wil ik de studenten van het seminarie Fundamentele theologie 2006-2007 (K.U.Leuven), gewijd aan de stu die van de verrijzenis van het lichaam, dan ken, evenals wetenschappelijk medewerker Anneleen Decoene. De cultuurtheologische vooronderstellingen van die systematisch-theologische aanpak zijn te vinden in mijn boek Onderbroken traditie. Heefi het christelijk verhaa/ nag toekomst?; de gebruikte theologische methode werkte ik uit in God onderbreekt de geschiedenis: Theologie in een tijd van ommekeer. Lieven Boeve 138 I. DE VERWACHTING VAN EEN LEVEN-NA-DE-DOOD: ONVERMOGEN TE LEVEN VOOR DE DOOD? Zowat iedere maand verschijnt wei een enquete over godsdienst of levensbeschouwing. Het is niet altijd duidelijk of dergelijke bevragingen wetenschappelijk onderbouwd zijn. Niettemin getuigen ze van een nieuwe gevoeligheid voor religie en niet zelden blijkt een groeiende populariteit van de verwachting van een leven-na-de-dood. Dat is ook de Parijse socioloog Yves Lambert opgevallen in zijn analyses van het (wei wetenschappelijk gefundeerde) Europees waardenonderzoek. 3 Bij een vergelijking van de onderzoeksresultaten van 1981 en 1999 stelde hij vast dat bij de leeftijdsgroep van Europese 18-29-jarigen het geloof in een leven-na-dedood toegenomen is, ook bij diegenen die niet tot een godsdienst behoren. Nu lijkt dat voor theologen goed nieuws te zijn. Echter, een onmiddellijke aansluiting met het christelijke verrijzenisgeloof is er niet. Ook voor Vlaanderen hebben Karel Dobbelaere en Lilliane Voye geconcludeerd dat geloof in leven-na-de-dood niet automatisch christelijk wordt ingevuld en dat dit geloof bijvoorbeeld ook voor re"incarnatie kan staan.4 Lambert zelf schrijft de toename toe aan de "overwaardering van de zelfrealisatie die uiteindelijk de dood nog meer tot iets onaanvaardbaar maakt". 5 Blijkbaar kunnen mensen niet om met de grens van de dood, omdat die het uiteindelijke failliet aangeeft van het streven naar zelfrealisatie. Het toegenomen geloof in leven-na-de-dood getuigt dus niet in de eerste plaats van een heropleving van het christelijke verrijzenisgeloof.Veeleer blijkt daaruit het onvermogen om de eigen dood, als het einde van dit 'zelf', te plaatsen. De verwachting van een leven-na-de-dood loopt op dat punt parallel met het medische streven om de dood zo lang mogelijk uit te stellen. Er is geen plaats voor 'dood na het leven'.6 Ook vroeger plaatsten denkers vraagtekens bij het geloof in het levenna-de-dood, inclusief het christelijke verrijzenisgeloof. Voor de negentiende-eeuwse filosoof Karl Marx was dat geloof zelfs het opium 'van' en 'voor' het volk. 'Van het volk' omdat het volk dat leed onder de hegemonie van het kapitaal, zich troostte met de verwachting van een beter Ieven na dit Ieven. 'Voor het volk' omdat kerk en kapitaal er een gedroomd instrument in zagen om het volk, ondanks de mensonwaardige omstandigheden, toch koest te houden: wie dit Ieven in lijdzaamheid doorstond, wachtte immers f-;4 5 6 Cf. Lambert, "A Turning Point in Religious Evolution in Europe". Dobbelaere en Voye, "Religie en kerkbetrokkenheid", 139-142. Lambert, "A Turning Point in Religious Evolution in Europe", 43. Zie in dat verband overigens ook de filosofische beschouwingen van R.Visker in "Is er dood na het Ieven?". De belofte van het christelijke verrijzenisgeloof 139 een beter Ieven. Geloven in een leven-na-de-dood was ofwel zelfbegoocheling of bewuste misleiding en hield mensen af van het zoeken naar geluk en betekenis in het leven-v66r-de-dood. Zowel de actuele heropleving van het geloof in een leven-na-de-dood als de oudere kritiek lijkt te wijzen op het onvermogen van mensen om dit Ieven echt te Ieven. Door 'echte betekenis' eerder te koppelen aan een Ieven mi dit Ieven blijken ze te willen ontsnappen aan de ernst en de opgave iets van het leven-v66r-de-dood te maken. De concrete geschiedenis hier en nu wordt op die wijze gerelativeerd. Vandaar de vraag of ook het verrijzenisgeloof een paging is om aan de dreiging van de dood te ontkomen, om te ontsnappen aan de geschiedenis hier en nu.ls het dus ook een uiting van het onvermogen het leven-v66r-de-dood authentiek te beleven, of gaat het precies om het tegendeel: om het vermogen dit Ieven echt, in aile ernst en valle betekenis, te Ieven? In wat volgt, zullen we vanuit systematisch-theologisch oogpunt betogen dat geloven in de verrijzenis van het lichaam een antwoord biedt op de vraag van de zinzoekende postmoderne mens, maar misschien niet het antwoord dat hij of zij verwacht. 2.jEZUS' VERRIJZENIS EN DE ONZE: DE PAASGETUIGENIS VAN DE EERSTE LEERLINGEN De belofte van de verrijzenis van het lichaam heeft voor christenen alles van doen met Jezus' verrijzenis. Het is van Jezus dat de eerste leerlingen getuigen dat hij verrezen is:"hij heeft zich Iaten zien" (I Kor: 15,3-8). Hij die gestorven is op het kruis, is niet aan de dood prijsgegeven, maar leeft. In de evangelies lezen we verhalen van het lege graf en van het verschijnen van Jezus als de verrezen Heer: Ook de vroegste geschriften van het Nieuwe Testament, de brieven van Paulus, zijn een sterk getuigenis van Jezus' verrijzenis, niet het minst van Paulus' ervaring van de verrezen Jezus zelf.7 Nu hebben heel wat theologen, historici en andere wetenschappers gedurende eeuwen zich over de vraag gebogen of er met de verrijzenis wei iets is gebeurd, en wat dan precies. Daarbij zijn ze zowel natuurwetenschappelijke als historische problemen en verklaringen niet uit de weg gegaan. Sommigen onder hen will en zo de realiteit van de verrijzenis zo goed mogelijk bewijzen; omgekeerd wensen anderen die dan weer te ontkennen met de (historische) wetenschappen als argument.B Van op een afstand bekeken lijkt het wei een discussie zonder uitkomst, tussen believers en disbelievers - en dat is het uiteindelijk ook. Of ze nu de realiteit van de verrijzenis willen aantonen dan wei (weg)verklaren, dergelijke discussie slaagt f7 8 Zie daarvoor o.m. Geysels, Tot Ieven gewekt. Cf. bv. O'Collins, "The Resurrection". 140 Lieven Boeve er nauwelijks in duidelijk te maken wat het te betekenen heeft dat christenen geloven in de verrijzenis van Jezus.9Vandaar dat het vanuit theologisch oogpunt wellicht beter is om nate gaan waar het verrijzenisge/oofvandaan komt en waarop het gefundeerd is. Want wat er precies gebeurd is, is op historische gronden nauwelijks nog te achterhalen. Waar we vandaag wei over beschikken, zijn de getuigenisgeschriften van de eerste leerlingen en de overlevering ervan in de traditie en in het Ieven van de kerk in de eeuwen erna tot op heden. De basis van het verrijzenisgeloof is het getuigenis van de eerste leerlingen van een ervaring die hun Ieven en van wie na hen kwam drastisch hee(t gewijzigd.IO Naast heel wat andere uitdrukkingen, gebruiken ze de term 'verrijzenis' om de ervaring te benoemen dat God Jezus niet in de steek heeft gelaten, maar opgewekt ten Ieven. De term zelf was voorheen relatief recent opgedoken in het joodse godsgeloof, vooral naar aanleiding van de vervolgingen door de hellenistische overheersers in de derde eeuw voor Christus (vgl. 2 Makk. 6-7, Dan. 12). Het gaat om het geloof dat God de godsgetrouwen en zeker de martelaars, gestorven voor hun geloof, niet in de steek zal Iaten en het onrecht hun aangedaan zal vergelden.ll Meer veralgemeend verwijst de term na verloop van tijd naar de verwachting van een algemene opwekking van de doden aan het einde der tijden. Het is deze term die de leerlingen aanwenden om hun ervaring te omschrijven van het paasgebeuren na de kruisdood van Jezus: 'God heeft Jezus opgewekt, hij leeft en is met ons'. Ook al gaat het blijkbaar om een getuigenis van een moeilijk onder woorden te brengen openbaringservaring zonder voorgaande: omtrent de realiteit van die ervaring is er in het Nieuwe Testament geen twij(e/. God heeft het verhaal van Jezus, op het kruis gesloten, resoluut opengebroken als belofte voor ons. De verrijzeniservaring betreft niet aileen een ingrijpen van Godswege ten aanzien van Jezus, maar ook voor de leerlingen zelf. Constitutief voor de paaservaring is dat de gemeenschap met jezus wordt herste/d. In en door de verrezen Jezus krijgt het godsgeloof van de leerlingen een nieuwe vorm. Edward Schillebeeckx spreekt over de paaservaring van de leerlingen dan ook in termen van een bekeringservaring, de ervaring van een "bekering, op het initiatief van Jezus, tot Jezus als Christus" - de ervaring vergeving, genade en heil gevonden te hebben en opnieuw in gemeenschap opgenomen te zijn metJezus, nu beleden als de Christus. Hij schrijft:"ln de ervaring van j-; I0 II Zie in dat verband bv. de polemiek die N.T.Wright voert tegen E. Schillebeeckx in The Resurrection of the Son of God. Oat is een punt dat Francis Schussler Fiorenza sterk benadrukt, o.m. in 'The Resurrection of Jesus and Roman Catholic Fundamental Theology". Cf. Segal, "Life after Death". De be/o(te van het christelijke verrijzenisgeloo( 141 [een] eigen, nieuw bestaan is de geloofszekerheid medegegeven dat Jezus leeft". 12 Vooral het Emmai.isverhaal (Lc. 24) en de belofte dat "waar twee of drie in mijn naam aanwezig zijn ... " (Mt. 18,20) getuigen van dat nieuwe gemeenschapsbewustzijn. In en door Jezus wordt de relatie met God hersteld.Vandaar dat in de verrijzenis de kerk, als de Jezusgemeenschap, haar oorsprong vindt.Vandaar ook dat theologen het geloofsmysterie van de verrijzenis met dat van de Drie-eenheid hebben verbonden: de verrijzenis is het scheppende handelen van de immertrouwe Vader, openbaart het Messias en Heer zijn van Jezus de Zoon en opent in de Geest voor ons de mogelijkheid tot heil en gemeenschap met God. Vandaar ten slotte dat het verrijzenismysterie en Jezus Christus' levende aanwezigheid ook de kern uitmaken van de eucharistie en het christelijke gemeenschapsleven, tegelijk levend vanuit de verrijzenis en staand onder de belofte van de verrijzenis. Kortom: de verrijzenis van Jezus staat in het hart van het christelijke geloof en de theologische ontvouwing ervan. Uiteindelijk wordt in de verrijzenis op radicale wijze openbaar dat het mysterie van de werkelijkheid de /ie(de is. Wie bemint ten einde toe, tot op het kruis, wordt niet aan de dood prijsgegeven, maar in Gods liefde opgenomen. Wie leeft als Jezus en zijn Ieven geeft voor anderen, zal niet verloren gaan. De ultieme betekenis van de geschiedenis en de werkelijkheid is dit geheim, niets meer en niets minder. Vanuit het perspectief van Gods ingrijpen ten aanzien van Jezus in de verrijzenis wordt geschiedenis heilsgeschiedenis. Het is op dit punt dat voor christenen Jezus' verrijzenis tegelijk een belo(te aan de mens inhoudt. Paulus benoemt Jezus' verrijzenis als de grond voor onze verrijzenis (I Kor. 15, 12 e.v.). Omdat en zoals Jezus verrezen is, zo ook zal God ons niet aan de dood prijsgeven. In en met Jezus zijn we verrezen en zullen we verrijzen. Het joodse geloof in de verrijzenis op het einde ter tijden wordt in Jezus' verrijzenis tegelijk geradicaliseerd en geactualiseerd.ln de verrijzenis van Jezus opent God voor de mens een radicaal nieuwe toekomst, die vandaag reeds begonnen is en uitstaat op voltooiing 'op het einde der tijden'. Hier zijn we op een belangrijk punt gekomen in onze reflectie. Vooreerst: de samenhang tussen het gelopf in Jezus' verrijzenis en onze verrijzenis heeft ook een keerzijde.ln de mate dat wij en onze tijdgenoten moeilijkheden ondervinden met Jezus' verrijzenis, zo ook geld en die moeilijkheden voor het geloof in 'onze' verrijzenis. Want het christelijke verrijzenisgeloof gaat niet in de eerste plaats over ons en ons leven-na-de-dood, Schillebeeckx,jezus, het verhaa/ van een levende, 320. Lieven Boeve 142 De belofte van het christe/ijke verrijzenisgeloof maar over God en Gods trouw en liefde - dezelfde trouw en liefde die Jezus niet aan de dood hebben prijsgegeven. Tegelijk, ten tweede, gaat het om geloof op basis van het getuigenis in Schrift, traditfe en gemeenschap. Ervaring, verhaal en gemeenschap - toen en nu - zijn constitutief voor het verrijzenisgeloof, ook vandaag. Geen enkele historische of wetenschappelijke bewijsvoering kan daaraan verhelpen en het geloofsmoment zelf overbruggen of tussen haakjes zetten.Toch gaat het niet om een willekeurige geloofssprong, maar om de ultieme consequentie van het (bijzonder in Jezus vertelde) verhaal van God met mens en geschiedenis. 3. DE VERRIJZENIS VAN HET LICHAAM: DE HELE MENS IS VAN TEL Zoals reeds vermeld, is de verwachting van de verrijzenis van het lichaam gegroeid in tijden van vervolging en onrecht en drukt ze het vertrouwen uit van de godsgelovige dat God hem of haar niet in de steek zal Iaten. Dat de verrijzenis ook het lichaam betreft, is daarbij niet onbelangrijk. Precies omdat de vervolgenden in hun lichaam geraakt worden, zal God de onrechtvaardig gestorvenen en martelaren in hun lichamelijkheid herscheppen. Veelzeggend is dat in dit verband het Oude Testament voor een van de eerste keren naar Gods scheppingskracht 'uit het niets', 'ex nihilo', verwijst.Volgens Alan Segal dient die verrijzenisidee grondig onderscheiden te worden van de platoonse idee van de onsterfelijkheid van de ziel die in dezelfde tijd ook aan belang wint in meer gegoede joods-hellenistische kringen. Waar de verrijzenisidee groeide in tijden van vervolging en vraagt om een ingrijpen van God midden onrecht en lijden, verwijst de onsterfelijkheidsidee veeleer naar het verlangen naar continu"fteit van het 'rijpere, wijze bewustzijn' in oudere, intellectuele milieus. Het verrijzenisgeloof heeft dus van in het begin alles van doen met Gods bijzondere liefde voor de vervolgde, de arme en de andere, de martelaar, de weduwe en de wees, en de vreemdeling, zoals die voorkeursliefde in de Bijbel wordt geevoceerd.l3 Ook op andere punten onderscheidt de joodse verwachting van de verrijzenis van het lichaam zich. Volgens het joodse mensbeeld maakt het lichaam integraal deel uit van de mens. 14 Datzelfde holistische mensbee/d spreekt uit de alternatieve formulering in bepaalde credo's: ook 'de verrijzenis van de doden' verwijst naar de redding van de hele mens en niet enkel van het geestelijke (de ziel), in onderscheid van het lichamelijke of ~ 14 Cf. Segal, "Life after Death", I02 e.v. Zie daarvoor bv. de tekening van Paulus' visie in Steen, "De opstanding van het lichaam". 143 het materiele. 'De mens is zijn/haar lichaam': belichaamde ziel en bezield lichaam. Wanneer het Grieks-hellenistische denken, met onder meer de tweedeling tussen ziel en lichaam, de cultureel-intellectuele omgeving van de vroege kerk uitmaakt, blijft de christelijke theologie zich verzetten tegen een verwaarlozing of verdoeming van het lichaam. Tegen gnosticisme, docetisme en dualisme, die geen plaats hebben voor het lichamelijke en materiele als het over Gods heil gaat, blijft staan: het is de hele mens, lichaam incluis, die heil is beloofd. Meer nog: precies omdat Christus het 'vlees' heeft aangenomen, zal het 'vlees' gered worden (lrenaeus van Lyon, tweede eeuw na Christus).IS De klemtoon op de lichamelijkheid in de verrijzenisbelofte openbaart dan ook dat verrijzenis concrete mensen is toegezegd, in hun mensengeschiedenissen. Het verrijzenisgeloof betrekt zich op de concrete geschiedenis en op het wei en wee van de mens daarin, zeker in situaties van lijden en verdrukking. Geradicaliseerd in Jezus Christus neemt dat geloof aldus zijn joodse wortels ernstig. Bovendien neemt de christelijke hoop ook de sociale en kosmologische dimensie van het joodse geloof in de verrijzenis v~n het lichaam mee op. Niet aileen mag de christelijke heilsverwachting met worden gespiritualiseerd, ze kan ook niet ongestraft worden ge"individualiseerd. Het gaat over meer dan het eigen, private zielenheil. Niet v~or niets v~rbindt de christelijke eschatologische verbeelding de verrijzems van het hchaam aan de finale herschepping van hemel en aarde en de ultieme voltooiing van a/ wat is, wanneer God alles in alles zal zijn. Mensen Ieven immers als personen in gemeenschap en in de wereld en maken zo geschiedenis, en het is dat gehele samenspel (of de hele schepping) dat in God heil zal vinden. Scherper uitgedrukt: het geloof in de verrijzenis van het lichaam (of de doden) is gelijk aan het geloof in de 'verrijzenis van het geleefde leven'16, de belofte van volheid van Ieven en samenleven in Gods liefde. En dat Ieven hebben we niet aileen te verwachten, ook nu reeds hebben we er deel aan. 4.VERRIJZENIS TUSSEN NU EN STRAKS, REEDS EN NOG NIET Een andere wijze om uit te drukken dat Jezus verrezen is, is dat in de paaservaring voor de leerlingen de Jezus' prediking van de actualiteit van het Koninkrijk van God (Me. I, 15: "De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij") definitief met jezus zelf wordt verbonden. Jezus is de Heer: "hij is opgenomen in heerlijkheid, zit aan de rechterhand van de Vader, en ~ 16 Cf. o.m. Finkenzeller, "Resurrection of the Dead". Moltmann-Wendel en Moltmann,"To Believe with all Your Senses". 144 Lieven Boeve is de komende rechter die zal oordelen over levenden en doden". In de verrijzenis wordt Jezus' boodschap van Gods rijk van liefde geradicaliseerd. Deelhebben aan dat koninkrijk betekent vanaf dan geloven in de verrezen Heer en in zijn voetsporen treden. Christenen worden 'genoemd' als diegenen die de weg van Jezus Christus volgen. In Jezus Christus vormt het intreden in Gods liefdesheerschappij een reele mogelijkheid. Nu reeds, in deze geschiedenis, is het rijk van God, dat niet van deze wereld is, niettemin gerealiseerd als mogelijkheid voor ons. Nu reeds kunnen we deelhebben aan de verrijzenis, het Ieven in Gods liefde. Dat is de "genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige geest" (2 Kor. 12, 13). Dat is wat wordt geactualiseerd en gevierd in liturgie en sacramenten, in het bijzonder het doopsel en de eucharistie. Maar hoe genadevol ook, het vergt ommekeer tot en volgehouden praxis van radicale liefde. Wat dat concreet betekent, lezen we in het dubbelgebod van de Gods- en naastenliefde (Lc. I0,25-28) en het "goed doen ten aanzien van de geringsten van de mijnen" (Mt. 25,31-46). Wie zijn Ieven verliest uit liefde voor een ander, zal het winnen (naar Jo. 12,25). Het is vooral de bevrijdingstheologie die de actualiteit van de verrijzenis en de consequenties daarvan voor ons Ieven en samenleven op de theologische agenda heeft geplaatst.l7 Geloof belijden in een rijk van liefde is inhoudsloos als er geen praxis van liefde aan wordt vastgekoppeld en dat zowel in de persoonlijke relaties als de maatschappelijke verhoudingen. Het rijk van God is dan wei niet van deze wereld; het heeft wei impact en is actief in deze wereld. Op gelijke wijze als de verrijzenis van het lichaam kan dit rijk niet ongestraft worden gespiritualiseerd en ge"individualiseerd. Zoals dit rijk Gods is ook de verrijzenis niet enkel iets van de toekomst. Zoals al gezegd: het gaat in Gods liefde om meer dan het eigen, toekomstige zielenheil. (Bevrijdings)theologen hebben daarom sterk geprotesteerd tegen een uitstel van de verrijzenis tot !outer iets na de dood of op het einde der tijden. Nu reeds zijn we geroepen tot een Ieven in de verrijzenis, tot de 'verrijzenis van het geleefde Ieven'. Slechts tegen de achtergrond van de hele geschiedenis van menselijk lijden en verlangen naar gerechtigheid kunnen we tot een correcte interpretatie van de verrijzenis van het lichaam komen.IB In de verrijzenis wordt Gods voorkeursoptie voor de armen openbaar. Leerling van Jezus worden betekent de Verrezene zien in de kleine mens en diens strijd om te overleven.Actief en concreet streven naar vrede, heelheid, gerechtigheid en verzoening met de hele schepping doet ons deelnemen aan het mysterie van de verrijzenis en maakt dat mys- ~ 18 Zie o.m. Libanio, "Hope, Utopia, Resurrection". Vooral in de theologie van Jon Sobrino krijgt dat punt de voile aandacht. Zie daarvoor bv. Haers, "Verrijzenis als bevrijdend visioen". De belofte van het christelijke verrijzenisgeloof 145 terie waar.Vooral waar mensen in hun concrete lichamelijkheid geraakt en gekwetst worden en waar ze als personen miskend worden, dienen christenen in het verweer te komen. Sommigen hebben zelfs de vraag gesteld of elk 'uitstel' van de verrijzenis als een verwachting na de dood of op het einde van de tijden niet onder kritiek moet worden gesteld. Argumenten daarvoor zijn dan, naast de reeds vermelde marxistische verdachtmaking, bijvoorbeeld de betrokkenheid van Bijbels verrijzenisgeloof en rijk Gods verkondiging op het hier en nu en de urgente nood om die betrokkenheid in onze geschiedenis van lijden en onrecht concreet gestalte te geven. Ook de moderne kritiek van het mythologische wereldbeeld heeft het 'straks' van de verrijzenis onder kritiek gesteld. Samen met andere apocalyptische beelden verduistert een letterlijk nemen van het motief van de verrijzenis van het lichaam aan het einde der tijden veeleer de geloofsboodschap dan dat het het wezen ervan uitdrukt.Voor Rudolf Bultmann bijvoorbeeld, speelt de verrijzenis zich niet in een dramatische eindtijd af, maar in de ernst van het heden. Jezus Christus verrijst, en wij met hem, in de fundamentele beslissing die mensen nemen met betrekking tot de orientatie van hun bestaan: geloven, of niet.l9 Van het belang van het 'nu' van het verrijzenisgeloof in ethische en politieke praxis, maar ook in sacrament en gemeenschapsleven, mag zeker niets worden afgedaan. Het is de proef op de som van dat geloof en maakt het waar. Verrijzenisgeloof zonder werkdadig Ieven in de verrijzenis blijft leeg en krachteloos. Het tegelijk vasthouden aan het 'straks' van de verrijzenis doet het 'nu' ervan echter niet te kart, maar fundeert en versterkt het ze/fs. Precies door de verrijzenisbelofte van de absolute toekomst in Gods liefde verkrijgt dit Ieven zijn volle ernst: daaruit blijkt immers dat Ieven en samenleven onder het oordeel van die radicale liefde staan. En begrijpen we dit niet verkeerd: de belofte van de verrijzenis is niet zomaar de beloning voor wie nu goed leeft, als een soort externe prikkel om mensen te disciplineren. Het is net omgekeerd: omwille van het feit dat het mysterie van de werkelijkheid de liefde is, definitief geopenbaard in Jezus' verrijzenis als belofte aan mensen, dienen ze nu reeds te Ieven vanuit en in die liefde. Geen logica van straf en beloning, maar de logica van Gods radicale liefde, die niets wat goed is, verloren laat gaan. En zo kunnen Ieven, zo mogen geloven, is genade. Vandaar dat 'straks' niet zomaar 'later' betekent: het is nu reeds de horizon die de geschiedenis omspant. Het is een 'eschatologisch straks'. Precies daarom worden mensen nu opgevorderd. En evenzeer daarom gaan ze niet verloren in de dood. Cf. o.m. Bultmann, Neues Testament und Mythologie, 23. Zie daarvoor ook Van der Veken, "Een Ieven dat stervend niet vergaat". 146 Lieven Boeve lnzet van mensen vandaag, hun actuele Ieven in liefde en gemeenschap, rechtvaardigheid en verzoening is daarom in christelijk perspectief nu reeds verrijzenis. Tegelijk is het Ieven in de verwachting van de verrijzenis op het einde der tijden, van een absolute toekomst in Gods liefde, wanneer God de hele schepping definitief naar zich toe haalt en verzoent. De verrijzenis van het geleefde Ieven 'nu' anticipeert - doet nu reeds deelhebben aan- het Ieven 'straks' bij God. Wei put het 'nu' het Ieven in de verrijzenis 'straks' niet uit. Theologen noemen dat het 'eschatologisch voorbehoud'. Vandaar dat deze christelijke hoop niet weg /eidt van de ernst van de geschiedenis, noch getuigt ze van het onvermogen volle betekenis aan het hier en nu te verbinden. Ze neemt het hier en nu zeer ernstig, echter precies vanuit het verrijzenisgeloof, niet ondanks. Tegelijk, omgekeerd, behoedt het verrijzenisgeloof voor de hopeloosheid van een enkel aan de eigenmachtigheid van de mens overgelaten wereid. De belofte van Gods absolute toekomst stelt in staat te Ieven met de grenzen aan elke praxis van liefde in het hier en nu. Ze ontdoet die praxis van haar noodlottigheid want ze houdt voor dat onze toekomst niet Iouter van onszelf en ons streven afhangt, maar ons uiteindelijk wordt geschonken. Zowel in wat mensen lukt als in hun falen wacht hun toekomst. Het is een ander soort onvermogen waarmee het verrijzenisgeloof mensen /eert omgaan. Het spreekt niet Ianger van de onmacht om volle betekenis aan het Ieven hier en nu te verbinden, maar van het wanhopige onvermogen dat resulteert uit het bewustzijn dat alles van de mens en diens inzet zou afhangen. Precies de betrokkenheid op de geschiedenis als heilsgeschiedenis, inclusief zowel de lichamelijke dimensie van de verrijzenis als het gevat zijn ervan tussen heden en toekomst, doet het verrijzenisgeloof grondig verschillen van re"incarnatie. Hoe onderscheiden re"incarnatie ook ingevuld wordt in Oost en West, in vergelijking met verrijzenis staat ze voor een cyclische in plaats van lineaire geschiedenisopvatting en huldigt ze een veel lossere opvatting over de verhouding tussen menselijke identiteit en lichamelijkheid. Misschien dat het succes van de re"incarnatiegedachte in het Westen even goed een getuigenis is van het onvermogen volle betekenis te verbinden met het Ieven hier en nu en daarom inzet op nieuwe kansen in nieuw Ieven na dit leven.20 j; Zie daarvoor oak Struys, "Verrijzenis van het lichaam of verlossing uit het lichaam?". De belofte van het christelijke verrijzenisge/oof 5. SPREKEN OVER ONZE ABSOLUTE TOEKOMST IN 147 Goo: DE VERRIJZENIS VAN HET LICHAAM Oat in de relatie tussen het 'nu' en het 'straks' van de verrijzenis, 'straks' niet zomaar 'later' betekent, heeft te maken met de aard van dat 'straks'. Het gaat immers om Gods absolute toekomst voor ons - het gaat om een eschatologisch 'straks'. En zoals onze menselijke taal niet tot God reikt, God niet kan begrijpen, zo ook hakkelt en stokt onze taal over dat eschatologische 'straks'. Sommige theologische uiteenzettingen hebben dat voorbehoud bij wat we kunnen vatten en uitzeggen over deze absolute toekomst, niet altijd voldoende gerespecteerd. Tot aan de helft van de twintigste eeuw bijvoorbeeld, beschreven heel wat traktaten over 'de laatste dingen' (Grieks: ta eschata) het leven-na-de-dood van naaldje tot draadje.21 Omdat de verrijzenis van het lichaam aan het einde der tijden wordt gesitueerd, plaatsten ze een soort 'interim-periode' tussen het individuele sterven en dat einde der tijden. Dergelijk 'interim-denken' heeft geleid tot het ontwerpen van een individuele eschatologie: dood van het individu en overleven van de ziel, eerste bijzonder oordeel, zuivering in vagevuur. Die was vervolgens te onderscheiden van de collectieve algemene eschatologie op het einde der tijden: de wederkomst van de Heer, het definitief afrekenen met het kwade, het algemene eindoordeel, de herschepping van heme! en aarde en de verrijzenis van het lichaam. In dergelijk opzet overleeft na de dood de menselijke ziel en wordt die slechts op het einde der tijden opnieuw verenigd met het lichaam. Letterlijk gelezen Bijbelse beelden en motieven werden op die wijze zonder meer gekoppeld aan filosofische schema's, met als resultaat een uitgewerkte chronologie en geografie van het leven-nade-dood en de eindtijd. Metaforen, motieven en beelden werden uit hun verhalend kader gelicht en tot bouwstenen gemaakt van een eschatologische systematiek. In reactie op die vaak te overvloedige en te /etter/ijk genomen religieuze verbeelding hebben vele moderne theologen stelling genomen. We zagen reeds dat sommigen, zoals Bultmann, aile spreken over 'straks' als mythologische taal beschouwen en de boodschap ervan resoluut op het 'nu' hebben betrokken. Anderen houden het erop dat, wegens het goddelijke karakter van die absolute toekomst, elke taal noodzakelijk tekortschiet. We kunnen niet vatten wat we te verwachten hebben, wat Gods absolute toekomst inhoudt, stellen deze theologen. Dus is het beter te zwijgen. In de Duitse katholieke theologie ontstond vanaf de jaren zestig van vorige eeuw een discussie of we, wegens het radicale onderscheid tussen 'nu' en In Vlaanderen bv. De Brandt, Christelijke eschato/ogie;Janssens, "De uitersten". 148 Lieven Boeve 'straks', niet beter zouden spreken van 'verrijzenis in de dood' in plaats van 'verrijzenis na de dood'. Daardoor vervalt de noodzaak van een interimdenken. Ook dergelijke discussie laat zich echter nog te zeer leiden vanuit een aards tijdsbesef. Men blijft het 'straks' in termen van 'later' denken, ook al verbindt men dat 'later' aan het 'nu' van de dood. 22 Moeten we dan over het eschatologische 'straks' er het zwijgen toedoen en elk spreken over onze hoop op absolute toekomst leeg Iaten? Kunnen we niets meer zeggen dan dat er hoop is? En wat met onze klassieke beelden, vaak Bijbelse motieven die nauw verweven zijn met het christelijke 'goed nieuws'? Ook al worden die beelden vaak te letterlijk gelezen, niettemin blijven ze ook in de klassieke traktaten appelleren aan waardevolle inzichten en sterke intuYties, van belang voor de christelijke hoop en in relatie tot het christelijke Ieven, bijvoorbeeld het bidden voor de overledenen.23 Twee belangrijke theologisch-epistemologische opmerkingen helpen ons uit die impasse.Vooreerst moet het duidelijk zijn dat het voorbehoud voor elk spreken over God ook geldt voor het spreken over onze absolute toekomst in God. Maar, ondanks dat voorbehoud, blijven we niettemin over God spreken. Meer nog, precies in ons concrete spreken weet God zich te openbaren. Ons spreken put God niet uit, maar erzonder komt God niet tot spreken. Zo is, bijvoorbeeld, ook de Bijbel door mensen geschreven. Op dezelfde wijze, in concrete mensentaal, openbaart God onze absolute toekomst. Ten tweede geldt dat zoals, en omdat, God zich in het 'nu' van de geschiedenis laat kennen als een God van liefde, we vanuit het 'nu' over God kunnen spreken. Vooral taal uit de ervaringswereld van de menselijke liefde en relaties leent zich daartoe. Aile voorbehoud uiteraard in acht genomen, want onze taal 'pakt' niet op dezelfde wijze op God. Maar dat betekent niet dat ze nietszeggend wordt. Het beeld van het opgenomen worden in Gods liefde ontleent initieel zijn betekenis aan de verbondenheid die in menselijke liefde heerst, ook al haasten we ons om daaraan onmiddellijk toe te voegen dat Gods liefde de menselijke liefde ver overtreft.Voor het Bijbelse spreken van de verrijzenis van het lichaam geldt hetzelfde. Dat spreken over de verrijzenis van het lichaam ontleent in de eerste plaats zijn betekenis aan de Bijbelse context waarin het verschenen is. Het spreekt de hoop uit dat God de arme, de lijdende en wie voor hen opkomt 'om zijn naam' niet in de steek laat en niet aan de dood prijsgeeft, maar recht doet en eeuwig Ieven schenkt in Gods liefde. Gods scheppende kracht wordt hierbij verbonden aan Gods reddende liefde. Het is - zoals f-;; 23 Voor een reflectie over deze discussie, zie o.m. Prusak, "Bodily Resurrection in Catholie Perspectives". Een analoge reflectie ontvouwtThiei,"ForWhat MayWe Hope1". De belofte van het christelijke verrijzenisgeloof 149 gezegd - dit geloof dat in de belijdenis dat God Jezus heeft doen verrijzen, is geradicaliseerd. Het gaat daarbij om de volledige mens, met zijn of haar geschiedenis, relaties, wereld. Bovendien motiveert dit spreken een actief engagement in het hier en nu van de geschiedenis. Tegelijk verkrijgt het motief van de verrijzenis van het lichaam betekenis vanuit actuele ervaringen van lichamelijkheid, op analoge wijze als de menselijke ervaringswereld van de liefde het spreken over God als liefde van betekenis voorziet. Meer nog, in de mate dat de menselijke ervaringswereld van de liefde reeds zeer sterk met lichamelijkheid verbonden is, geldt dat ook voor ons spreken over God en Gods liefde. Discussies over 'met welk lichaam zullen we verrijzen?' kunnen zo van hun letterlijkheid worden ontdaan en worden geherformuleerd als: 'wat betekent het te geloven in de verrijzenis van het lichaam?' We stelden reeds dat actuele ervaringen van lichamelijkheid het verrijzenisgeloof sterk op het 'nu' van dat geloof hebben gewezen. Maar ze doen - tegelijk - vooruitwijzen en appelleren aan het 'straks' van dat geloof. Ten eerste gaat het in de verrijzenis van het lichaam niet om iets dat vol/edig verschilt met het aardse Ieven. "Het is niet zomaar een ander Ieven", schrijven Elisabeth en Jurgen Moltmann, "het is dit geleefde, geliefde en sterfelijke Ieven dat anders wordt. Het zal geheeld, verzoend en voltooid worden, en zo op zijn goddelijke bestemming aankomen".24 Dat Duitse theologische echtpaar (respectievelijk feministisch en politiek theoloog) suggereert vervolgens dat het het aardse geleefde en geliefde Ieven zelf is dat de inspiratie kan bieden om het Ieven in God te evoceren.Wie echt ten voile leeft en liefheeft, wie met open zintuigen leeft, is zeer gevoelig voor wat om zich heen gebeurt. Dat geldt zeker voor het goede en gelukkige dat mensen overkomt, maar stimuleert ook mededogen voor lijden, onrecht en ontgoocheling. Wie ongelukkig is, verdrietig of ontgoocheld, verliest precies vaak die gevoeligheid, alsof zijn of haar zintuigen afgestompt zijn. Slechts wanneer de liefde voor het Ieven weer stroomt, openen de zintuigen zich weer. Het is dergelijk Ieven met open zintuigen, uiterst gevoelig voor wat gebeurt, in staat tot opperste verrukking en intens in Ieven, dat het verrijzenisleven in God anticipeert. Onze toekomst in God is geen toekomst van eeuwige rust, in slaap, een Ieven zonder tijd, maar een Ieven in voile overgave, ontvankelijk, uitstaand op God en al wat is - het geschonken voile geliefde en geleefde Ieven. En verrijzenis 'straks' die zo verbeeld wordt, betrekt zich ook op verrijzenis 'nu'. "Verrijzen met al onze zintuigen laat ons toe elke dag als iets nieuws te ervaren, elk moment als iets anders, laat ons anders zien, genietend proeven en op verschillende Moltmann-Wendel en Moltmann,"To Believe with all your Senses", 5. Lieven Boeve 150 wijzen aanraken, laat ons delen in Gods scheppende kracht".25 Verrijzenis, zowel nu als straks, reeds en nog niet, is zo inderdaad 'verrijzenis van het geleefde en geliefde Ieven'. BESLUIT: GELOVEN DAT ER HOOP IS VOOR DE LIEFDE De belofte van het christelijke verrijzenisgeloof verraadt niet zozeer een onvermogen in het reine te komen met het Ieven hier en nu, maar ontsluit er de volle betekenis van: het mysterie van de werkelijkheid en ons Ieven in deze werkelijkheid is de liefde. Slechts wie deze liefde in de praktijk beleeft, zal zin, betekenis vinden. En waar die liefde botst op de grenzen van wie we zijn en de dood, zegt het verrijzenisgeloof hoop toe, over lijden en dood heen. Verrijzenisgeloof voert niet uit dit Ieven, uit deze geschiedenis weg, maar juist ernaartoe, naar het hart ervan. Niettemin blijkt dat geloof voor vele tijdgenoten en zelfs christenen een harde noot om te kraken. Het blijft immers in de eerste plaats gaan om het ge/oof dat er hoop is voor de liefde, een geloof dat ten nauwste verweven is met de God van Jezus Christus die betrokken is op onze geschiedenis. Het zijn onder meer - en in het bijzonder - de getuigenissen van de eerste leerlingen over Jezus' verrijzenis waarin de blijvende actualiteit van Gods ingrijpen betuigd wordt. Het is in het Iicht van die getuigenissen dat geschiedenis heilsgeschiedenis wordt. De leerlingen hebben geleerd vanuit de ervaring van de verrijzenis van Jezus de geschiedenis te lezen en in die geschiedenis actief te worden, vanuit het vertrouwenwekkende perspectief van Gods betrokkenheid op mens en geschiedenis. En dat is ook wat christenen vandaag te doen staat: lezen, vertrouwen en handelen vanuit het oogpunt van de verrijzenis als een belofte die zowel te doen als geschonken is. En ze staan er niet aileen voor. Het is de Jezus die leeft zelf, zo geloven, hopen en bidden ze, die hen daarbij bijstaat. j; Moltmann-Wendel en Moltmann,"To Believe with all your Senses", 9. DEEL l ROUWEN EN HERINNEREN