Economie & samenleving ESB ECONOMIE & SAMENLEVING Lokale politici worden beoordeeld op nationaal economisch beleid Lokale bestuurders hebben geen invloed op de landelijke econo­ mie, maar uit onderzoek blijkt dat kiezers hen hierop wel beoor­ delen. Dit suggereert dat lokale politici niet alleen op hun eigen beleid worden beoordeeld. Dat is zorgwekkend omdat gemeenten steeds meer taken krijgen. ARJEN COENRADIJ Econoom bij de ­Autoriteit Consu­ ment & Markt MAARTEN ALLERS Directeur van COELO en hoog­ leraar aan de Rijksuniversiteit Groningen D oor decentralisatie van overheidstaken krijgen Nederlandse gemeenten steeds meer verantwoordelijkheden. Er wordt van hen verwacht dat zij hun dienst­ verlening zo goed mogelijk afstemmen op de lokale voorkeuren en omstandigheden. Een goede democratische controle is daarbij essentieel. De meeste aandacht gaat in Nederland echter uit naar de landelijke politiek, en landelijke politici werven vaak ook stemmen bij provinciale en gemeentelijke verkiezingen. Ook wordt in de media winst of verlies bij lokale verkiezingen vaak in verband ­gebracht met landelijke politieke factoren. Dat suggereert dat het electoraat lokale politici op het beleid van hun partijgenoten in Den Haag beoordeelt en roept de vraag op in hoeverre gemeentebesturen eigenlijk worden afgerekend op hun eigen functioneren. ECONOMISCH STEMMEN Dit artikel is gebaseerd op de masterscriptie van Arjen Coenradij (2016). Volgens de verantwoordelijkheidshypothese uit de econo­ mische-stemtheorie worden zittende bestuurders door het electoraat beloond als de economie bloeit en worden ze ­gestraft als het slecht gaat (Downs, 1957; Key, 1966). Er is een brede empirische onderbouwing voor de verantwoorde­ lijkheidshypothese, zowel internationaal als in Nederland (Lewis-Beck en Stegmaier, 2013; Swank en Eisinga, 1999). Hoewel onderzoek zich voornamelijk heeft gericht op de relatie tussen de nationale economie en de landelijke ver­ kiezingen, is er hierbij toch ook steeds meer aandacht voor Jaargang 102 (4749) 11 mei 2017 l­okale verkiezingen en de lokale economie (Dassonneville et al., 2016). Zo laat Bosch (2016) zien dat het Catalaanse elec­ toraat de lokale verkiezingen van 2012 heeft gebruikt om de zittende nationale regering af te straffen vanwege het n ­ ationale economische beleid, en constateren Martins en Veiga (2013) dat gemeentebestuurders in Portugal mede­verantwoordelijk worden gehouden voor de nationale ­economie als zij verbon­ den zijn met een partij uit de natio­nale regering. TWEE VORMEN Er kunnen verschillende vormen van economisch stem­ men worden onderscheiden (Bosch, 2016). Twee vormen zijn relevant voor de beoordeling van lokale bestuurders. De eerste is lokaal-economisch stemmen, waarbij de lokale economie de verkiezingsuitslagen van de lokale coalitie­ partijen beïnvloedt. De tweede betreft tweede-orde economisch stemmen, waarbij de nationale economie doorwerkt in de populariteit van de landelijke regeringspartijen als deze aan lokale verkiezingen meedoen. De verwachting is dat het e­ ffect van dit tweede-orde-stemmen voornamelijk aanwezig zal zijn wanneer dezelfde politieke partijen zowel lokaal als landelijk regeren. DATA Om te bepalen in hoeverre Nederlandse gemeente­besturen verantwoordelijk worden gehouden voor de lokale en natio­ nale economische omstandigheden, onderzoeken we de rol van beide vormen van economisch stemmen bij de zes regu­ liere gemeenteraadsverkiezingen in de periode 1990–2014. Voor de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen m ­ aken we gebruik van data van de Kiesraad en het C ­ OELO. De dataset bevat zowel de meest relevante natio­nale politieke partijen uit de afgelopen twee decennia (CDA, CU, D66, GL, PvdA, SGP, SP, VVD) als de lokale politieke partijen. De PVV ontbreekt vanwege haar afwezigheid in vrijwel alle gemeenteraden. De lokale economische omstandigheden worden gemeten aan de hand van de lokale werkloosheid (aantal WW- en Abw-uitkeringen per capita). Met betrek­ 219 ESB Economie & samenleving king tot de nationale economische omstandigheden is er gebruik­gemaakt van de nationale inflatie en economische groei. Alle gegevens zijn omgezet naar de gemeentelijke in­ deling van 2014. De ­economische variabelen zijn afkomstig van het CBS en hebben betrekking op het jaar voorafgaand aan de verkiezingen. ANALYSE Er zijn twee panelregressiemodellen geschat. In de eerste is het stemaandeel van de lokale coalitiepartijen bij gemeente­ raadsverkiezingen de afhankelijke variabele en in de tweede is de verandering in het lokale stemaandeel van de partijen die op nationaal n ­ iveau regeren de afhankelijke variabele. De verklarende variabelen bestaan uit indicatoren voor de lokale en nationale economische omstandigheden. Verder is er een indicator voor de mate van overlap ­tussen lokale coalitiepartijen en landelijke regeringspartijen mee­ genomen (omdat in de afgelopen decennia altijd twee of drie partijen lid van de nationale coalitie waren, kan deze variabele de volgende vijf waarden aannemen: 0, 33⅓, 50, 66⅔ of 100 procent). Omdat verwacht wordt dat het e­ ffect van een tweede-orde economische stem voornamelijk aan­ wezig zal zijn wanneer dezelfde politieke partijen zowel ­lokaal als landelijk regeren, zijn er ook interacties tussen de economische variabelen en de mate van overlap tussen lokale coalitiepartijen en landelijke regeringspartijen in het model opgenomen. Tot slot is er een indicator meegeno­ men voor politieke fragmentatie, de Laakso-Taagepera-­ index. Het volledige model ziet er als volgt uit (met een vast effect op gemeenteniveau, μi, en de foutterm εi,t): Stemaandeeli,t = β1 + β2lokale werkloosheidi,t–1 + β3nationale inflatiet–1 + β4nationale economische groeit–1 + β5overlapi,t + overlapi,t x (β6lokale werkloosheidi,t–1 + β7nationale inflatiet–1+ β8nationale economische groeit–1) + β9inwonertali,t + β10politieke fragmentatie,t + μi + εi,t. Panelregressieresultaten: effecten op het stemaandeel bij gemeenteraadsverkiezingen Stemaandeel lokale coalitiepartijen Lokale werkloosheid TABEL 1 Mutatie stemaandeel nationale regeringspartijen 0,087 0,009 0,012** –0,010* 0,004 0,005*** Overlap 0,120*** –0,098*** Lokale werkloosheid × Overlap –0,983** 0,297 Nationale inflatie × Overlap –0,029*** 0,005 Nationale conomische groei × Overlap 0,022*** 0,005* Inwonertal (×10.000) –0,022*** 0,002 Politieke fragmentatie –0,001 0,018*** 0,11 0,20 Nationale Inflatie Nationale economische groei R2 */**/*** Significant op respectievelijk tien-, vijf- en eenprocentsniveau (op basis van cluster-robuuste standaardfouten) 220 LOKAAL-ECONOMISCH STEMMEN Tabel 1 (kolom 1) geeft de resultaten van de schatting van het model, met het stemaandeel van lokale coalitie­ partijen als afhankelijke variabele. Uit de resultaten blijkt dat lokale werkloosheid geen significant effect heeft op het ­stemaandeel van de lokale coalitiepartijen. Dit b­ etekent dat de ­lokaal-economische stemhypothese, die stelt dat partijen bij l­ okale verkiezingen verantwoordelijk worden gehouden voor lokaal economisch beleid, niet ondersteund wordt. De resultaten blijken echter te verschillen, afhankelijk van de mate van overlap tussen lokale coalitiepartijen en landelijke regeringspartijen. Tabel 2a geeft de marginale effecten weer. Hieruit blijkt dat het marginale effect van ­lokale werkloosheid alleen significant is voor een overlap van 66⅔ procent en 100 procent, dus in situaties waarin lokale kiezers de landelijke regeringspartijen bij lokale verkiezingen kunnen straffen of belonen. Dit is nog geen ondersteuning van de hypothese voor lokaal-economisch stemmen, want die voorspelt dat lokale werkloosheid een negatief effect zal hebben, ongeacht het niveau van poli­ tieke overlap. Kiezers blijken echter alleen te stemmen op basis van lokale economische ontwikkelingen als de lokale coalitie grotendeels overlapt met de nationale coalitie. TWEEDE-ORDE ECONOMISCH STEMMEN De marginale effecten in tabel 2a voor landelijke inflatie en economische groei wijzen wel op steun voor de hypothese van het tweede-orde economisch stemmen. De landelijke inflatie blijkt een negatief effect te hebben op de steun voor de lokale coalitie­partijen wanneer zulke coalities sterk of geheel overlappen met de landelijke regeringspartijen, Marginale effecten naar mate van overlap TABEL 2 a. Stemaandeel lokale coalitiepartijen Overlap (in Lokale procenten) werkloosheid 0 0,087 33⅓ –0,241 50 –0,405 66⅔ –0,569** 100 –0,896** Nationale inflatie 0,012** 0,002 –0,003 –0,008** –0,018*** Nationale economische groei 0,004 0,011*** 0,015*** 0,018*** 0,025*** */**/*** Significant op respectievelijk tien-, vijf- en eenprocentsniveau b. Mutatie stemaandeel nationale regeringspartijen Overlap (in Lokale procenten) werkloosheid 0 0,009 33⅓ 0,108 50 0,157 66⅔ 0,207 100 0,306* Nationale inflatie –0,010* –0,008** –0,007*** –0,006*** –0,005 Nationale economische groei 0,005*** 0,007*** 0,008*** 0,009*** 0,010*** */**/*** Significant op respectievelijk tien-, vijf- en eenprocentsniveau Jaargang 102 (4749) 11 mei 2017 Economie & samenleving ESB t­erwijl de nationale economische groei een positief effect heeft. Dit s­uggereert dat lokale c­ oalitiepartijen bij lokale verkiezingen verantwoordelijk worden gehouden voor het nationaal-economisch beleid van hun partijgenoten in Den Haag. Om de hypothese van het tweede-orde economisch stemmen meer gericht te testen, wordt hetzelfde model ­geschat, maar dan met als afhankelijke variabele de veran­de­ ring in het stemaandeel van de nationale regerings­partijen bij gemeenteraadsverkiezingen (tabel 1, kolom 2). De ­marginale effecten staan in tabel 2b. Het marginale effect van de landelijke inflatie op de verandering van het stemaan­ deel van de nationale regeringspartijen is negatief voor alle waarden van de overlapvariabele, en in de meeste gevallen ook significant. Het meest overtuigend zijn de marginale effecten van nationale economische groei. Die zijn signifi­ cant en positief voor alle waarden van de overlapvariabele. Dit wijst op tweede-orde economisch stemgedrag. De resultaten houden stand in diverse robuustheids­ analyses (Coenradij, 2016). Zo zijn de resultaten bijvoor­ beeld nauwelijks anders wanneer de afhankelijke variabele tevens in eerste vertraging is opgenomen als onafhankelijke variabele, z­ oals blijkt uit een schatting van dit model met dynamische p­ anelregressie (systeem GMM). Mogelijk leidt een toename van gemeentelijke ver­ antwoordelijkheden op termijn tot een groter besef bij kiezers van het belang van lokale onderwerpen bij ­gemeenteraadsverkiezingen, en zullen zij lokale bestuur­ ders hier scherper op gaan beoordelen. Maar zeker is dit niet. Het is daarom belangrijk om na te denken over ­manieren om de beoordeling van lokale politieke bestuur­ ders op basis van lokaal beleid te s­ timuleren. Zou het bij­ voorbeeld ­helpen als elke gemeente op een ander moment verkiezingen zou houden? Een radicale oplossing is om landelijk ­actieve partijen uit te sluiten bij gemeenteraads­ verkiezingen. Er is hoe dan ook meer onderzoek nodig naar de beoordeling van het functioneren van lokale politieke bestuurders. Ook is het van belang dat de maatschappelijke aandacht voor dit onderwerp toeneemt. CONCLUSIE Hoewel de lokale-stemtheorie suggereert dat lokale bestuurders verantwoordelijk worden gehouden voor ­ de lokale werkloosheid, blijkt deze werkloosheid alleen ­invloed te hebben op het stemgedrag bij gemeenteraads­ verkiezingen in gemeenten waar lokale coalitiepartijen een hoge mate van overlap met nationale regeringspartijen heb­ ben. Dit wijst op het afrekenen van landelijke bestuurders, niet van lokale. Wellicht is dit omdat kiezers zich afvragen of het gemeentebestuur wel invloed heeft op de lokale eco­ nomie. Problematisch is echter dat de nationale economie de gemeenteraadsverkiezingen wél lijkt te beïnvloeden. In ongeveer de helft van de gemeenten is de politieke overlap van de lokale coalitiepartijen met de landelijke regerings­ partijen hoger dan vijftig procent. In deze gemeenten vin­ den we een significant effect van de landelijke economische ontwikkelingen op het stemgedrag tijdens de gemeente­ raadsverkiezingen. Hier worden lokale bestuurders dus beoordeeld op nationaal-economische ontwikkelingen, terwijl zij daar geen invloed op hebben. Dit suggereert dat de beoordeling van lokale politieke bestuurders niet goed functioneert. Dat is zorgwekkend omdat gemeenten een groot en groeiend deel van de over­ heid uitmaken. LITERATUUR Bosch, A. (2016) Types of economic voting in regional elections: The 2012 Catalan election as a motivating case. Journal of Elections, Public Opinion and Parties, 26(1), 115–134. Coenradij, A. (2016). Economic voting in Dutch municipal elections: The role of local and national economic performance and the effect of political affiliation. Masterscriptie, Rijksuniversiteit Groningen, http://irs.ub.rug.nl/dbi/57909e896924b. Dassonneville, R., E. Claes en M.S. Lewis-Beck (2016) Punishing local incumbents for the local economy: Economic voting in the 2012 Belgian municipal elections. Italian Political ­Science Review, 46(1), 3–22. Downs, A. (1957) An economic theory of democracy. New York: Harper & Row. Key, V.O. (1966) The responsible electorate: Rationality in presidential voting: 1936–1960. ­Cambridge, MA: Harvard University Press. Lewis-Beck, M.S. en M. Stegmaier (2013) The VP-function revisited: A survey of the l­ iterature on vote and popularity functions after over 40 years. Public Choice, 157(3), 367–385. Martins, R. en F.J. Veiga (2013) Economic voting in Portuguese municipal elections. Public Choice, 155(3): 317–334. Swank, O.H. en R. Eisinga (1999) Economic outcomes and voting behaviour in a multi-party system: An application to the Netherlands. Public Choice, 101(3), 195–213. In het kort ▶▶ Lokale werkloosheid beïnvloedt het stem­gedrag alleen als de lokale coalitie sterk overeenkomt met de nationale coalitie. Jaargang 102 (4749) 11 mei 2017 ▶▶ Ook de nationale inflatie en economische groei beïnvloeden het stemgedrag als de nationale en lokale coalities overlappen. ▶▶ Het is belangrijk om de beoordeling van lokale politieke bestuurders op basis van lokaal beleid te ­stimuleren. 221