BIJ DE PUT 2 DE WILDE SLAGERIJ - ֶטבַ ח Koosjer (=geoorloofd) bereid voedsel was voor de meeste Joden een must. Dat gold ook voor de slagers. De bekendste waren Van der Hoek (Slotmakersstraat), Van der Kaars (Breedstraat 49 tevens onderdeel van OJH) en de hier genoemde Gerson de Wilde (hoek Breedstraat/De Put). “Elk dier dat gespleten hoeven heeft en herkauwt, moogt ge eten”. Dit moogt ge eten van al wat in het water leeft: al wat vinnen en schubben heeft, moogt ge eten, maar ge zult niets eten dat geen vinnen en schubben heeft; onrein zal het voor u zijn”. aldus de Joodse voorschriften. Breedstraat met links, herkenbaar aan de kop van de koe, de slagerij van De Wilde Het geslacht De Wilde, afkomstig uit het Noord-Hollandse Naarden, was een familie van slagers en vleeshouwers. Gersons grootvader Mozes Jacob de Wilde vestigde zich in Sneek. Zijn vader Barend, was gehuwd met de uit Leeuwarden afkomstige Eva Duparc. Alle negen kinderen werden geboren in Sneek. In 1909 wordt een filiaal geopend in Leeuwarden. Zoon Gerson de Wilde huwt in 1905 Schoontje Dwinger, dochter van de ongehuwde Roosje Dwinger. Zij blijven aanvankelijk de slagerij in Sneek voortzetten. Hun eerste drie kinderen worden hier geboren. In 1911 volgt het jonge gezin het voorbeeld van vader Barend en zoekt het geluk in Leeuwarden. Aanvankelijk op wisselende adressen, maar in 1923 wordt het pand Bij de Put 2 betrokken. Het gezin is dan voltooid, al wordt de reeks van 7 afgesloten met een levenloos geboren jongetje. De Wilde oefende zijn bedrijf uit met zijn twee zonen. Bij de vriendelijke, corpulente slager kon men terecht voor goedkoop rundergehakt en rundvlees, maar ook voor ‘iets fijns in de snertpot’. OJH - 2016 “Het Kiepejeudsje-niet al te gaar, zat vaak op deze hoek op de stoep kippen te plukken. Kwajongens plaagden hem door hem met een veer te kietelen”, aldus het verhaal in ’t Kleine Krantsje. Gerson de Wilde met gezin rond 1928 Van links naar rechts: Eva, Barend, Gerson, Aaltje, Greta, Roosje, moeder Schoontje Dwinger en Jacob. Was de sabbat voor de over het algemeen orthodoxe Joden de dag waarop de nering stil lag, op zondag wisten enkele Christenen de weg naar de slagers en vooral bakkers (versgebakken brood) te vinden. In de herfst van 1942 zijn alle bewoners van Bij de Put 2 naar Westerbork afgevoerd. De deportatie van Joden was op z’n hoogst; ook in Leeuwarden. Vanuit geheel Nederland werden Joden naar Westerbork gebracht. In vier maand tijd verloor de Friese hoofdstad 2/3 deel van haar Joodse bewoners. Westerbork raakte overbezet. Reden de treinen later eens per week met ongeveer 1000 Joden naar het Oosten, in de herfst van ’42 rolden ze meermalen per week naar het oosten en waren 2000 slachtoffers per transport geen uitzondering. GERSON DE WILDE Schoontje Dwinger Sneek; 14-10-1882 Leeuwarden; 07-06-1880 Auschwitz; 23-11-1942 Auschwitz; 23-11-1942 Eva Aaltje Barend Roosje Jacob Greta levenloze zoon Sneek; 10-10-1906 Sneek; 17-07-1908 Sneek; 31-08-1909 Leeuwarden; 22-07-1913 Leeuwarden; 07-04-1916 Leeuwarden; 11-09-1920 Leeuwarden; 20-03-1922 Sobibor; 05-03-1943 Auschwitz; 23-11-1942 Auschwitz; 31-01-1943 Auschwitz; 02-11-1942 Auschwitz; 28-02-1943 Auschwitz; 23-11-1942 Leeuwarden; 20-03-1922 1 2 3 4 5 6 7 OJH - 2016 Van Gerson zijn kinderen, aangetrouwde kinderen en kleinkinderen blijft niemand in leven. Eva, gehuwd met Joseph Pots, heeft twee kleine kinderen, Sara (1931) en Gerzon (1935). Als je de overlijdensdata naast elkaar legt, is het gehele gezin in verschillende kampen om het leven gebracht tussen 1943 en 1944. Het zou er op kunnen duiden dat men ondergedoken heeft gezeten op verschillende plaatsen. Het huwelijk van Aaltje de Wilde met Marcus Cohen, loopt uit op een scheiding. Marcus is al vrij snel in Amsterdam opgepakt en sterft in de zomer van ’42 het strafkamp Mauthausen. Het paar had een zoontje: Levie Cohen, geboren 26 april 1934 in Leeuwarden. Aaltje en haar zoon zijn met haar vader, moeder, zus Greta en broer Jacob van Westerbork met het transport van 20 november 1942 naar Auschwitz gedeporteerd. Onmiddellijk na aankomst zijn ze, op Jacob na vergast. Aaltje was 34 jaar, Levie pas acht. Barend was kort voor het uitbreken van de oorlog, gehuwd met Henriëtte Bloemina de Beer. Er waren nog geen kinderen. Beide zijn -via verschillende transporten- in Auschwitz gedood. 24-02-1932 Aaltje en Marcus Cohen Roosje, gehuwd met de Gorredijkster Salomon Cohen en hun dochtertje Sonja Rita, lieten het leven in Auschwitz. Salomon overleefde zijn vrouw en dochter met meer dan een jaar. Als ze gezamenlijk op transport zijn gegaan, is Jacob eruit gepikt als bruikbare werkkracht. Een moeder met kinderen kwam altijd in de selectie in de rechter rij, of te wel direct naar de gaskamers. Jacob en Greta waren ongehuwd en vonden beide in Auschwitz op verschillende tijdstippen de dood. Leeuwarder Nieuwsblad: 5-1-1940 H.H. OJH - 2016 BIJ DE PUT 8b VAN ADELSBERG ָ ְִרק CONFECTIE - יחה Op 3 dec. 1916 vestigt Hartog van Adelsberg, zich als handelsreiziger in Leeuwarden. Zijn keuze zal zijn ingegeven door zijn aanstaande huwelijk met de Groningse Sientje Polak later die maand. Sientje staat dan al meer dan een jaar in het kostgangersregister ingeschreven als: “filiaalhoudster corsettenwinkel”. Zij woont in die periode in de Grote Kerkstraat 77 (Dwinger) en Voorstreek 243 (Drielsma). Het geslacht Van Adelsberg, is oorspronkelijk afkomstig uit Gelderland. In het begin van de 19e eeuw vestigde het zich in de provincie Groningen. Nieuwsblad van Friesland: 20-10-1937 Het huwelijk tussen Hartog en Sientje wordt op 14 dec. 1916 in Groningen voltrokken. Het paar gaat wonen in Over de Kelders 216. Kinderen blijven de eerste jaren uit. In 1917 komt Hartogs moeder, Hendrikje Cohen, inmiddels al meer dan 14 jaar weduwe, bij het jonge paar inwonen. Zij overlijdt in 1924. Later, Hendrikje is dan al overleden, trekt Esther van Zijl, schoonmoeder en inmiddels weduwe, bij hun in. Op zich niet vreemd, zo ging dat in de jaren voor de oorlog. Hartog werd de handelsreiziger in textiel; zijn echtgenote vertegenwoordigster in een damesconfectiebedrijf. Hun zoon Willem Julius was eveneens handelsreiziger en Emile werd smid, een beroep dat relatief weinig door Joden werd uitgeoefend. Dochter Henny zat in 1934 in de vijfde klas op de Ferdinand Bolschool. Op de foto tellen we naast meester Sikkema nog 40 kinderen. In die tijd geen uitzondering. Later werd Henny eveneens verkoopster. De kleine Esther, overleed op zesjarige leeftijd nadat ze was overreden door een aardappelkar. Aanvankelijk leek de situatie niet zo ernstig en werd de kleine naar huis gebracht, maar allengs verslechterde de toestand en werd ze met spoed opgenomen in het Diaconessenhuis. Helaas was ze niet meer te redden. Het pand Bij de Put 8 heeft de familie Adelsberg slechts korte tijd bewoond; ze betrokken dit huis vanaf mei 1938. De zaken gingen niet altijd even florissant, want op 4 februari 1921 staat het winkelpand aan de Wirdumerdijk te koop en 14 februari is er sprake van een faillissement. Henny van Adelsberg – 1934 OJH - 2016 Later wordt de zaak elders voortgezet, maar midden in de crisisjaren gaat het wederom tweemaal mis. Wellicht is het feit dat het gezin in 15 jaar tijd (de zes jaar in Huizum niet meegerekend) negen maal van woning verwisselde, debet aan deze moeilijke periode. Op de eerste transportlijst naar Westerbork, van 20 augustus 1942, staat Hartogs naam bovenaan en is niet doorgehaald, dus waarschijnlijk was hij al in de zomer van ‘42 in Westerbork. Eerste transport van Joden van Leeuwarden naar Westerbork: 20 aug. 1942. Uit de opschriften zou men kunnen lezen dat het hier ging om te werk stelling. Bovendien komen er alleen mannen op de lijst voor. Wanneer zijn vrouw en drie kinderen naar Westerbork zijn vertrokken, is ons niet bekend, maar het bevolkingsregister vermeldt: 8 dec. 1942 vertrokken naar het buitenland. Gelet op de sterfdata, is dat niet correct; ze hebben tot febr. 1943 in Westerbork gezeten. Opvallend is het wel die opmerking! Het zou er op kunnen duiden dat men bij de burgerlijke stand in december 1942 al wist, dat de Joden niet in Westerbork zouden blijven. 97 Transporten vertrokken vanuit Westerbork, de familie van Adelsberg is met het vijftigste transport (1.108 personen) naar Auschwitz vertrokken. Dit transport kende slechts 5 overlevenden. HARTOG VAN ADELSBERG Groningen; 21-04-1892 Auschwitz; 19-02-1943 Sientje Manuel Polak Groningen; 31-07-1892 Auschwitz; 19-02-1943 1 Willem Julius Leeuwarden; 02-05-1919 Auschwitz; 30-04-1943 2 Esther Leeuwarden; 11-04-1921 Leeuwarden; 24-07-1927 3 Henny Leeuwarden; 21-09-1922 Auschwitz; 19-02-1943 4 Emile Leeuwarden; 13-09-1926 Auschwitz; 19-02-1943 H.H. OJH - 2016 BIJ DE PUT 9 MENDELS GODSDIENSTLERAAR - דתי מורה Een belangrijke reden waarom de Joodse religie 2000 jaar diaspora heeft kunnen overleven, ligt in het belang dat men vanaf het begin heeft toegekend aan godsdienstonderwijs. Samuel Mendels, bij het uitbreken van de oorlog al 36 jaar godsdienstleraar, stamde uit een geslacht dat sinds 1800 haar wortels heeft in de Achterhoek. De Mendels zijn zo’n typisch voorbeeld van een Joodse familie die de kansen gegeven door de gelijkberechtiging van de Franse Revolutie, heeft weten te benutten om te klimmen op de sociale ladder. Begon opa als boendermaker, zijn vader werd boekbinder en diens oudste en jongste zoon werden beide directeur van een strokartonfabriek. Samuel was de vierde, in een rij van 8. Hij koos niet voor een maatschappelijke carrière, maar besloot zijn leven te wijden aan de godsdienst. Hij slaagt voor zijn examen bij de beroemde rabbijn Dünner. Hij huwde te Nijmegen op 14 nov. 1911 met Henriette Louise Jacobson, de jongste dochter van Abraham Jacobson, die t.t.v. het huwelijk net was overleden. Na het huwelijk vertrok het gezin naar Middelburg, waar blijkens artikelen in “De Vlissinger” Mendels actief was in de sociale zorg voor de zwakkeren in de maatschappij. Het is een moeilijke tijd; de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog wegen zwaar in Zeeland. Weliswaar is Nederland neutraal, maar Zeeland beheerst de toegangspoort naar Antwerpen, onderzeeboten maken de handelsroute onveilig, veel grondstoffen zijn op de bon en daar komen nog eens de honderdduizenden vluchtelingen uit België bij. Hier werden zijn eerste vier kinderen geboren, waarvan de kleine Abraham David slecht 6 dagen oud mocht worden. In het voorjaar van ’21 wordt Mendels benoemd in Leeuwarden. Kostbare geschenken in zilver en veel lovende woorden zijn hun deel. Op 6 mei 1921 kwam het gezin vanuit Middelburg naar Leeuwarden. Tien dagen later is de sjoel afgeladen vol en wordt Mendels geïnstalleerd door de Leeuwarder kerkenraad als secretaris, hoofdonderwijzer en 2e voorzanger. Veel lovende woorden van de pommeranten: “de rechte man op de rechte plaats”. Links enkele notities in het karakteristieke handschrift de godsdienstleraar Mendels ter voorbereiding van de inzegening van het huwelijk van Jozeph Beem en zijn Hester Kijzer. Hesters oudste zus Regina was eerst gehuwd met Jozeph, maar stierf voor Kerst 1918. En wat doe je dan als weduwnaar met drie kleine kinderen? Je hebt een vrouw in huis nodig. Dergelijke huwelijken werden in die tijd wel vaker voltrokken. OJH - 2016 Reeds voor de oorlog werden Mendels en rabbijn Levisson volledig in beslag genomen door het DuitsJoodse vluchtelingenprobleem. Vooral 1938 is een rampjaar voor de Duitse en Oostenrijkse Joden. De druk komt er vol op te staan; Nederland sluit de grenzen. Wanhopig proberen de Leeuwarder Joden hun familie hier naar Nederland te krijgen. Na de registratie in 1941 en de isolatie de herfst van ‘41 en het voorjaar van ‘42, begint de derde fase van het Joodse drama: de deportatie. Op 20 augustus 1942 vertrok het eerste transport van Leeuwarder Joden naar Westerbork. In alle vroegte ging Samuel naar de synagoge waar hij, volgens Sal de Jong, met een “door snikken verstikte stem” het eeuwenoude Hebreeuwse gebed “Tefillas Harderech” uitspreekt. Een dergelijk gebed wordt door vrome Joden opgezegd als hij een gevaarlijke reis gaat ondernemen. Dat snikken was begrijpelijk; onder de vertrekkende waren zijn drie zonen: Abraham David, Arthur en David Arthur. De volgende morgen om 5 over half 7 moest men zich bepakt en bezakt melden bij het afrekenlokaal in de Beurs. Natuurlijk moet men de voor hen gereserveerde kaartjes zelf betalen. Vijf week later werd er in Auschwitz, een eind aan hun drie jonge levens gemaakt. Het zijn bijzondere moeilijke weken in Mendels leven, zeker als kort daarop zijn vrouw komt te overlijden. Zij ligt begraven op de Joodse begraafplaats aan de Spanjaardslaan. December 1942 wordt een nieuwe lijst van Joden die dan nog in Leeuwarden zijn, aangelegd. 185 namen, waaronder die van Mendels die nu plaatsvervangend opperrabbijn wordt genoemd. Die inventarisatie had slechts één doel: Leeuwarden moest zo snel mogelijk “Judenrein” zijn. In zijn functie was Mendels lid van de Joodse Raad in Leeuwarden en had een Sperre, uitgegeven door de Zentralstelle für jüdische Auswanderung – Amsterdam. Maar nu alle Joden Leeuwarden moesten verlaten, was die Sperre niets meer waard. In maart 1943 vertrekt hij met de jongste dochter Rozalie en zijn schoonmoeder Jetje Wertheim, naar Amsterdam om vervolgens de weg de gaan van 102.000 Nederlandse Joden: via Westerbork naar de vernietigingskampen. SAMUEL MENDELS Henriette Louise Jacobson 1 2 3 4 5 6 7 8 H.H. OJH - 2016 Catherina Jetje Jetje Abraham David Abraham David Veronica David Arthur Arthur Rozalie Almelo; 28-07-1885 Nijmegen; 17-06-1885 Middelburg; 04-10-1912 Middelburg; 06-08-1914 Middelburg; 06-04-1917 Middelburg; 26-02-1920 Leeuwarden; 06-09-1921 Leeuwarden; 22-01-1923 Leeuwarden; 29-06-1924 Leeuwarden; 29-12-1925 Sobibor; 23-07-1943 Leeuwarden; 07-10-1942 Sobibor; 13-03-1943 overleeft de Shoah Middelburg; 12-04-1917 Auschwitz; 30-09-1942 Leeuwarden; 10-11-1937 Auschwitz; 30-09-1942 Auschwitz; 30-09-1942 Sobibor; 04-06-1943 BIJ DE PUT 13 STAFMUZIKANT - מוזיקאים TOKKIE Het pand Bij de Put 13 is tussen 1919 en 1927 bewoond geweest door het gezin van Emanuel Carolus Adelinus Tokkie, een in 1889 in Antwerpen geboren stafmuzikant in het leger. In 1911 staat zijn naam geregistreerd in de kazerne van Leeuwarden. Hij huwt op 15 nov. 1911 te Coevorden met Grietje Zilverberg. Grietje is ‘t tiende kind van de koopman Samuel Zilverberg en Grietje Stoppelman. Blijkbaar wordt het goed georganiseerd want vader Tokkie is speciaal overgekomen uit Den Haag (moeder is overleden) evenals zijn broer uit Kampen die optreedt als getuige. Ook uit de huwelijksakte blijkt dat Emanuel gelegerd is in Leeuwarden. Grietje is niet onbekend met Leeuwarden. Tussen 1903 en 1904 heeft ze anderhalf jaar als dienstbode gewerkt bij Samuel de Vries. Een week na het huwelijk vertrekt het paar naar Leeuwarden waar in de zomer van 1912 zijn zoon Alexander wordt geboren. 7 kazerne prins Frederik in Leeuwarden. In 1829 verrees naar een ontwerp van stadsbouwmeester Gerrit van der Wielen een van de eerste als zodanig gebouwde vierkante kazernes van Nederland. Omdat de vestingwerken van de stad verwijderd waren was er, op een voormalig bastion ter grootte van ongeveer een hectare, ruimte vrijgekomen. Met een afmeting van 66 bij 75 meter verrees een gebouw van drie bouwlagen met kap en een volledig omsloten binnenplaats. Het gebouw bood onderdak aan 1000 militairen, maar bij tijd en wijle liep dit op naar 1500 man en een enkele keer zelfs tot 2200 man. De registratie in het bevolkingsregister is niet helemaal duidelijk. Er wordt aangegeven dat de dochter Betsie Branca in 1916 in Tilburg is geboren en dat moeder met de beide kinderen in 1918 naar Tilburg verhuist. Emanuel wordt niet afgeschreven. In 1919 komen alle drie via Coevorden weer terug in Leeuwarden. In 1924 verhuist men naar de overkant van de straat: Bij de Put 14. Begin 1927 vertrekt het gehele gezin naar ’s-Gravenhage. Van de vier overleeft alleen de oudste zoon Alexander de Shoah. EMANUEL TOKKIE Grietje Zilverberg 1 Alexander 2 Betsie Branca Antwerpen; 06-03-1889 Coevorden; 18-02-1886 Leeuwarden; 14-8-1912 Tilburg; 17-1-1916 Sobibor; 03-08-1943 Sobibor; 03-08-1943 Amsterdam; 27-10-1978 Sobibor; 03-08-1943 Alexander huwde voor de oorlog tweemaal. Zijn eerste vrouw overleed al twee jaar na het huwelijk. Zijn drie kinderen werden allen nog voor het uitbreken van de oorlog geboren. We vermoeden dat het feit dat hij gehuwd was met een niet-joodse vrouw, hem het leven heeft gered. H.H. OJH - 2016 SLOTMAKERSSTRAAT 16 FRANK VOORZANGER - ְַמנַצֵח Sinds 14 juni 1980 is er voor de gehele Friese Joodse Gemeente - Kehillah in het Hebreeuws - een nieuwe kleine synagoge aan de Slotmakerstraat 16, om er in ieder de geval de Hoge Feestdagen in ere te houden voor de toen nog 70 leden tellende geloofsgemeenschap. Hiertoe werden de woningen van de voormalige ‘chazan’ (voorganger) en ‘sjammes’ (koster) achter de voormalige grote sjoel aan de Sacramentsstraat grondig verbouwd. In de nieuwe synagoge werd de inventaris van de in 1953 afgebroken sjoel van Gorredijk, waarover de Leeuwarder gemeente sedert 1948 de beschikking had, ingebouwd. Het interieur van de grote sjoel werd in de jaren 1964-1965 overgebracht naar het kinderdorp Kfar Batja in Israël. De oorspronkelijk uit Hilversum afkomstige geestelijk leider Nathan Dasberg van het kinderdorp ging tijdens de inwijdingsplechtigheid van de nieuwe synagoge voor tijdens de ‘minchah’ of middagdienst. Mevrouw Trees Troostwijk-Slager bood namens het damescomité van de gemeente twee Thoramanteltjes, die bestemd zijn ter bedekking van de wetsrollen (Thora), en een voorhangkleed voor de arke voor de feestdagen aan. Het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap schonk tien Tefilloth (gebedenboeken). Dasberg bracht uit Kfar Batja de Choemash (de vijf boeken van Mozes uit het Oude Testament) mee. Namens het Leeuwarder gemeentebestuur werd de plechtigheid bijgewoond door toenmalig wethouder Joop ten Brug. Van 1920 tot 1937 was Slotmakersstraat 16 het domicilie van de godsdienstleraar en voorzanger Hartog Frank, die net als zijn collega Mendels (Bij de Put 9) geboren was in Twente. En er was nog een overeenkomst; zijn vrouw was Rozette Jonas Mendels; overigens geen directe familie. Van 1920-1940 was Frank voorzanger in Leeuwarden - als opvolger van Salomon Sitters. Bovendien was hij net als Mendels onderwijzer, koster, Leeuwarden penningmeester van Hachnosas Ourechiem en lid joodse schoolcommissie. Eerder werkzaam te Delden, Ommen, Vorden, Heerenveen, Vlaardingen, Boxmeer, Sittard, Arnhem, Zevenaar en Hilversum. Voorzanger is een belangrijke functie in de Joodse eredienst. De Chazzan is veelal gekleed in toga en bef en heeft een platte baret op. Tijdens de synagogedienst heeft iedereen trouwens het hoofd bedekt. Hartog Frank Frank zat voor de lessenaar aan de voet van de trappen, die leiden naar de Heilige Arke. Hij reciteert alle gebeden in het Hebreeuws, waarbij de gemeenteleden, die de liturgie en de melodieën beheersen, de recitatieven zachtjes mee neuriën. Er is een wezenlijk verschil met de liederen in b.v. een protestantse dienst. Niet iedereen verstaat de teksten letterlijk. Het is vergelijkbaar met de Gregoriaanse gezangen in het Latijn. Het gaat om de gevoelswaarde en voor wie opgegroeid is in de joodse cultuur is die bijzonder hoog. OJH - 2016 Op 4 mei 1920, kwam het gezin Frank uit Hilversum naar Leeuwarden. Het huwelijk was gezegend met vier dochters: Sara, Grietje, Esther en Johanna. Johanna woonde nog thuis t.t.v. het uitbreken van de oorlog. Op 27 mei 1940, Frank is inmiddels de 65 gepasseerd, vertrekken de Franks naar de Nierstraat 1 in Amsterdam. In januari 1942 overlijdt zijn vrouw in Apeldoorn. overlijdensadvertentie Rozette Mendels Zoals zo velen volgt deportatie naar Westerbork. Op dinsdag 6 juli 1943 vertrok de 17e trein naar Sobibor. Aan boord bevonden zich 2417 mannen, vrouwen en kinderen. Onder hen Hartog Frank en zijn dochter Johanna. HARTOG FRANK Rozette Mendels Goor; 21-11-1874 Dalen; 06-09-1876 Sobibor; 09-07-1943 Apeldoorn; 15-01-1942 1 Sara Sittard; 01-09-1903 Auschwitz; 15-12-1942 2 Grietje Sittard; 16-12-1904 Sobibor; 09-07-1943 3 Esther Arnhem; 26-04-1907 Auschwitz; 03-09-1943 4 Johanna Zevenaar; 10-7-1910 Sobibor; 09-07-1943 Toeval of niet, in de trein zat ook de familie Van Beugen uit Groningen. Louis van Beugen was gehuwd met Grietje Frank. Het echtpaar had vier jonge kinderen. Allen werden direct bij aankomst in Sobibor, op vrijdag 9 juli 1943 vermoord. LOUIS van BEUGEN Grietje Frank Veendam; 09-11-1901 Sittard; 16-12-1904 Sobibor; 09-07-1943 Sobibor; 09-07-1943 Hartog Rozette Leo Jona André Groningen; 13-04-1931 Groningen; 15-12-1933 Groningen; 27-10-1936 Groningen; 27-09-1939 Sobibor; 09-07-1943 Sobibor; 09-07-1943 Sobibor; 09-07-1943 Sobibor; 09-07-1943 1 2 3 4 bruid: Grietje Frank 9-7-1930 Leo Jona Alle kinderen, aangetrouwde kinderen en kleinkinderen van Hartog Frank zijn uiteindelijk slachtoffer geworden van de Shoah. Sara was gehuwd met Joseph Sanders en had twee kinderen: Heiman en Rozetta. Allen zijn op 15 december 1942 in Auschwitz vergast. Esther had Henri Joseph Sanders gehuwd. Ook hier hetzelfde patroon; samen met haar twee dochtertjes Sara en Rozetta in Auschwitz om het leven gebracht. Tenslotte zij nog opgemerkt dat Joseph en Henri Joseph broers waren. Omdat Joden, evenals andere gelovigen vaak in de eigen zuil huwden, was juist voor hen de keuze van partners lastiger. In Leeuwarden was dat nog relatief makkelijk, maar in b.v. Gorredijk werd de keus wel erg klein. Men ziet, als het aantal Joden na 1860 snel terug loopt, dat de huwbare leeftijd bij Joden omhoog gaat evenals het aantal gezinsleden dat ongehuwd blijft. H.H. OJH - 2016 SYNAGOGE - הכנסת SACRAMENTSSTRAAT 19 De aanwezigheid van Joden werd door de plaatselijke overheid gedoogd, maar toch nam men ook gedurende de achttiende en negentiende eeuw voortdurend maatregelen om de komst van arme Joden en de daarmee samenhangende overlast te beperken. In het begin van de 18e eeuw was er een kleine synagoge gevestigd aan de Amelandspijp. Omstreeks 1745 werden twee huizen aan de Sacramentsstraat ingericht tot synagoge. In 1754 stelde de joodse gemeente van Leeuwarden een reglement op, dat door de stadsraad goedgekeurd werd. Ondanks verbouwingen was het gebouw aan de Sacramentsstraat na enkele decennia weer te klein geworden voor de sterk groeiende gemeente. Het lukte om nog enkele naast gelegen huizen aan te kopen en er werd gekozen voor totale nieuwbouw op de plaats van de oude synagoge. In 1802 werd Mosjee ben Elchanan (Mozes Kan) door de stemgerechtigde leden benoemd als een der twee directeuren, die de bouw van de nieuwe synagoge moesten voorbereiden. In 1803 schonk de familie een Thora schild aan de synagoge. Het nieuwe door Gerrit van der Wielen ontworpen gebouw, dat in 1805 gereed kwam, herinnert met zijn fronton en koepeltoren enigszins aan de zeventiende-eeuwse Grote Sjoel in Amsterdam. De synagoge, die ruimte bood aan bijna driehonderd mannen beneden en tweehonderd vrouwen boven, moest in 1865 worden uitgebreid. Toen verdween de koepeltoren en kreeg de synagoge het huidige uiterlijk. Door de deportaties, vanaf augustus 1942, wordt het steeds stiller in de synagoge. In het voorjaar van 1943 worden de laatste Joden gedwongen Leeuwarden te verlaten. De kostbare wetsrollen zijn dan al in veiligheid gebracht. Dat is vooral te danken aan een paar mannen die op tijd inzagen dat ingrijpen noodzakelijk was. De wetsrollen werden verstopt op de zolder van de Kanselarij, waar destijds het archief was ondergebracht. Het volgende briefje markeert bijna symbolisch het einde van het vooroorlogse Leeuwarder Jodendom. Leeuwarden, 4 Juni 1943 De heer Controleur der Grondbelasting Leeuwarden, Wel.Ed.Gestr.Heer, Hierdoor deel ik U mede, dat de Synagoge der Ned. Isr. Gemeente te Leeuwarden, Sacramentsstraat 19, kadastraal bekend onder Sectie A No. 1885, van 1 Juni 1943 af aan haar bestemming is onttrokken. Van gemelden datum af zal de Gemeente Leeuwarden dit gebouw gebruiken als opslagplaats voor schoolmeubelen. Hoogachtend, De bestuurder van het Synagogaal Ressort Friesland (Mr. M. Troostwijk) OJH - 2016 Het gebouw wordt kosteloos in gebruik afgestaan aan de gemeente Leeuwarden. Opmerkelijk is dat er een officiële acte is opgemaakt tussen de Joodse gemeente, vertegenwoordigd door M. Troostwijk en de NSB-burgemeester van Leeuwarden Schönhard. Opmerkelijk, want officieel hadden de Duitsers Leeuwarden “Judenrein” verklaard. Zou er bij het burgerlijk bestuur toch nog iets van gêne hebben bestaan? De synagoge werd in 1948 opnieuw gewijd, maar bleek al snel te groot voor permanent gebruik. Het nagenoeg volledige interieur van de synagoge, inclusief de Thora-rollen, is in 1965 overgebracht naar het jeugddorp Kfar Batja, omdat de Leeuwarder synagoge veel te groot was geworden voor de door de Tweede Wereldoorlog gedecimeerde Joodse gemeenschap. Alleen de Leeuwarder Menora, destijds geschonken door de familie Kan, voorouders van onder andere de bekende cabaretier Wim Kan, ging niet naar Israël. Die bevindt zich nu in het Joods Historisch Museum in Amsterdam in de permanente expositie. In 2005 is het 200-jarig bestaan van de synagoge groots gevierd in zowel Leeuwarden als Israël. Er is toen op 10 maart in Kfar Batja een gedenkplaat onthuld door de zoon van de vroegere opperrabbijn van Friesland, de heer Dasberg en zijn vrouw. Daarop staat de tekst ‘Zie uw zoon leeft' (1 Koningen 17:23) en het wapen van Leeuwarden (dat nagenoeg overeenkomt met het wapen van Jeruzalem, beide bevatten een staande leeuw!). Bovendien werd een nieuw voorhangsel voor de heilige arke, de kast met de wetsrollen, in gebruik genomen. Daarop staat de tekst ‘Voor deze jongere/jongen heb ik gebeden' (1 Samuël 1:27). Het voorhangsel was geschonken door de familie Rosen Jacobson, rechtstreekse nakomelingen van Jacob de Joode. De beide teksten staan in relatie tot de tekst op de buitenmuur van de vroegere Joodse school: ‘Het kind is niet meer' (Genesis 37: 30). Op 22 mei was de herdenking in Leeuwarden met o.a. de presentatie van een bord of lezenaar voor de oude synagoge. 's Middags was er een plechtige maar ook gezellige, druk bezochte bijeenkomst in de synagoge. H.H. OJH - 2016 LEVISSONSTRAAT 38 JOODSE SCHOOL - יהודי ספר De burgerlijke gelijkstelling van 1796 en de daaraan verbonden maatschappelijke veranderingen leidden tot conflicten binnen de joodse gemeenschap. Sommigen zagen in die nieuwlichterij een aanslag op de godsdienstig-culturele traditie. Had het Jodendom niet juist door die isolatie zich 2000 jaar na de diaspora nog steeds kunnen handhaven? Leidde het streven naar maatschappelijk gewin niet tot verregaande secularisatie? Waar geen misverstand over bestond was het belang van Joods onderwijs. In 1842 werd aan de Nieuweburen een stedelijke Israëlitische armenschool geopend, die later omgezet werd in een godsdienstschool. De Joodse School aan de A.S. Levissonstraat (voorheen Perkstraat) heette in het verleden de Dusnusschool. De school was, overeenkomstig de wens van de weduwe Wertheimer-Dusnus in Frankfurt, die ƒ2.000,-- had geschonken voor de stichting van de school, genoemd naar haar vader Baruch Bendit Dusnus, tot 1886 Opperrabbijn van Friesland. De school, waarvan de eerste steen in 1886 werd gelegd door I.S. Turksma, is ontworpen door architect Herman Rudolf Stoett. Vanaf september 1941 was de Dusnus-school de enige onderwijsinstelling voor Joodse kinderen in de Friese hoofdstad - ze mochten nergens anders les volgen. Diezelfde burgemeester Van Beijma, die opdracht had moeten geven tot het verwijderen van Joodse kinderen uit de openbare scholen, zette zich er persoonlijk voor in dat er voor zowel lager als voortgezet onderwijs een Joodse school kwam. In de herfst van ‘42 werden de absentielijsten op de Dusnus-school schrikbarend lang. Joodse kinderen doken onder of werden weggevoerd. In maart 1943 waren alle schoolbanken leeg. Juf Estella Zendijk was met de laatste kinderen gedeporteerd. ‘Het kind is er niet meer', zegt de Hebreeuwse tekst op één van de gedenkstenen voor de Joodse school in Leeuwarden. De school wordt de laatste jaren gebruikt als dependance van OBS De Oldenije. In 1949 is op de niet voor publiek toegankelijke Joodse Begraafplaats een gedenkteken voor de weggevoerde Joden opgericht. Op 11 mei 1987, 42 jaar na de bevrijding, kreeg Leeuwarden pas een openbaar monument ter herinnering aan de tragedie van de Jodenvervolging die aan 550 van de 665 Leeuwarder Joden het leven kostte. Het monument op het plein voor de Dusnusschool is in opdracht van de gemeente ontworpen. Destijds is gekozen voor het ontwerp van keramist Kees van Renssen en diens echtgenote Hubi, omdat het, zo luidde de beoordeling, een grote emotionele zeggingskracht heeft en het bovendien een specifiek herkenningspunt is voor de stad Leeuwarden, met een duidelijke verwijzing naar de Joodse gemeenschap in de Friese hoofdstad. OJH - 2016 Het omvat twee keramische gedenktekens, bestaande uit een horizontale Klaagmuur met twee zijbeuken, die de ondergang van de Joodse gemeente symboliseert, en een verticale, vierenhalve meter hoge zuil in de vorm van een ‘mezoeza’ met davidster, als teken van hoop op een goede toekomst. Een mezoeza is een metalen kokertje dat volgens joods gebruik op de rechterdeurpost van woningen wordt geplaatst. 'Een huis wordt eerst een joods thuis, wanneer dit kokertje zich aan de deurpost bevindt’. Meestal werd een mezoeza door de voorganger van de Joodse gemeente, in aanwezigheid van het vereiste quorum van tien volwassen Joodse mannen en onder het zeggen van een citaat uit de Thora, aan de deur bevestigd. In het kokertje bevindt zich een stukje opgerold perkament, waarop het Sjema' Jisraël, de geloofsbelijdenis van het Joodse volk. De zuil is uit zeventien ringen opgebouwd. De bovenste ring is samengesteld uit vier tegels, de zestien andere ringen bevatten zes grote tegels. Op de voorzijde van de zuil staan fragmenten van de notulen van de laatste kerkenraadsvergadering op 8 december 1942 (tijdens Chanoeka). Op de achterzijde zijn de namen aangebracht van de straten waar de vroegere Joodse bewoners eens woonden. De muur is bedekt met tegels waarop tekstflarden uit de administratie van de joodse gemeente en de Joodse school staan weergegeven. Zo zijn er rapportcijfers, een stukje uit een schoolschrift met Hebreeuwse letters en een toenemende absentielijst te zien. Vooroorlogs lesmateriaal zoals dit Hebreeuwse lesboekje uit 1931 met prachtige illustraties van Leo Pinkhof. H.H. OJH - 2016 GROTE KERKSTRAAT 71 LEVIET DANSSCHOOL - לריקודים ספר Het pand aan de Grote Kerkstraat 71 luisterende naar de naam Huize Terpsichore, is in de periode tussen de beide Wereldoorlogen, jarenlang hét danscentrum voor jong en oud in Leeuwarden geweest. De scepter werd er gezwaaid door Heiman Leviet, die vaak ook werd aangesproken met zijn Nederlandse equivalent: Herman. Heiman was de oudste zoon van Abraham Leviet en Bettje van der Hak en stond in de traditie van de familie door net als zijn vader dansleraar te worden. Misschien heeft de familie de liefde voor het dansen van zijn opa Henoch gekregen die naast koopman als tweede beroep muzikant opgaf. Ook zijn ooms Bernard en Emanuel waren eveneens dansmeester. Toen zijn vader Abraham in 1917 op 74 jarige leeftijd zijn vrouw verloor, trok hij met zijn jongste dochter Goldina naar Leeuwarden, waar zijn oudste dochter Catharina woonde, die gehuwd was met de slager (later hotelhouder) Simon de Wilde. Abraham is in 1925 naar Amsterdam vertrokken en overleed daar in 1928. Joodse Loterijclub: “De Hoop” – foto genomen in de dansschool tijdens het eerste lustrum in 1935. Herman Leviet zit uiterst rechts, getooid met vlinderstrik en opgeheven hoofd. Eind 1919 kwam Heiman naar Leeuwarden; huwt een week later zijn Marianne de Jong, de dochter van slager Izak de Jong en Sophia Stibbe en vestigt zich in de Wybrand de Geeststraat. De zaken gaan waarschijnlijk goed in de roaring twenties en het jonge gezin betrekt in juni 1927 het royale pand in de Grote Kerkstraat. In 1929-1930 geeft hij een prospectus uit, waarin hij aankondigt specialist te zijn in vrijwel alle klassieke walsen. Hij blijkt bovendien bestuurslid te zijn van het Nederlands genootschap van beroeps-dansleraren. OJH - 2016 In de zomer van 1932 is hij Nederlands afgevaardigde op het internationale congres in Londen. Leeuwarder Courant 13-7-1932 In april 1934 ontstond een flinke brand in het pand, doordat Leviet, met een brandende sigaret, op de zolder tussen de papieren feestmutsen had gesnuffeld. In de zomer van 1937 vertrekt het gezin naar de Westerlaan in Zwolle. Hoe lang men daar heeft gewoond is ons niet bekend, maar in sept. 1941 komen we een advertentie van Leviet tegen, waar hij zijn dansschool nog steeds aanprijst. SHOAH Het huwelijk werd gezegend met 6 kinderen, allen geboren in Leeuwarden en allen omgekomen in de vernietigingskampen evenals hun ouders: HEIMAN LEVIET Marianne de Jong Veendam; 13-11-1887 Leeuwarden; 18-11-1894 Auschwitz; 19-02-1943 Sobibor; 11-06-1943 Abraham Sophia Izak Bettje Catharina Kitty Leeuwarden; 29-09-1920 Leeuwarden; 27-10-1921 Leeuwarden; 28-02-1923 Leeuwarden; 12-08-1924 Leeuwarden; 15-09-1928 Leeuwarden; 07-05-1935 Sobibor; 30-4-1943 Auschwitz; 30-09-1942 Blechhammer; 21-01-1945 Auschwitz; 24-09-1943 Sobibor; 11-06-1943 Sobibor; 11-06-1943 1 2 3 4 5 6 Volgens zijn zus Goldina, heeft men regelmatig bij Heiman er op aangedrongen wel onder te duiken, maar hij wilde, of durfde niet. Heiman is met enkele kinderen via Amersfoort in de vernietigingskampen terecht gekomen. Zijn vrouw is met de dochters Kitty en Catharina, via Westerbork naar Sobibor gebracht. Heiman had nog drie zusters. De kleine Henriëtte stierf in haar derde levensjaar, maar de zussen Catharina en Golinda, benevens man en kinderen, kwamen de oorlog heelhuids door. Catharina was gehuwd met de slager Simon de Wilde; de broer van Gerson, die we hebben beschreven bij het pand Bij de Put 2 H.H. OJH - 2016 SPANJAARDSLAAN 76 JOODSE BEGRAAFPLAATS - קברות In de zeventiende eeuw neemt, als gevolg van de Dertigjarige Oorlog in Duitsland (1618-1648) het aantal Joden hier in het noorden van Nederland flink toe. Vrijwel overal zie je hetzelfde patroon; zodra er sprake is van een georganiseerde gemeenschap, gaan Joden er toe over tot het stichten van een synagoge, een Joodse school en wordt de gemeente toestemming gevraagd tot het kopen en aanleggen van een dodenakker. In het archief vinden we dat in 1670 Jacob de Joode toestemming vraagt en krijgt tot het aanleggen van een Joodse begraafplaats aan de Boterhoek. Dat is ongeveer ter hoogte van waar nu Tresoar haar domicilie heeft. Ruim honderd jaar vonden Joden hier hun laatste rustplaats, maar stad en gemeenschap gaan mee in de vaart der volkeren en in 1786 werd een nieuwe begraafplaats geopend aan de Groeneweg. Die bleef relatief kort, tot 1830, in functie. De huidige Joodse begraafplaats, die is gelegen in de noordwestelijke hoek van het begraafplaatscomplex, is tegelijk met de aanpalende Algemene Begraafplaats vanaf 1830 aangelegd naar ontwerp van Lucas Pieters Roodbaard. In tegenstelling tot de Algemene Begraafplaats is hier niet sprake van een speciale aanleg, maar veeleer van een zelfstandig, omgracht onderdeel van het gehele begraafplaatscomplex. 7Huidige ingang naar de Joodse begraafplaats In 1871 kreeg de Joodse gemeenschap in de stad het volledige eigendom over het Israëlitische gedeelte van de begraafplaats en werd het metaarhuisje gebouwd bij ingang van deze begraafplaats. Een metaheerhuis of metaarhuis (Hebreeuws Bet Tohorah ) is een lijkenhuis op een Joodse begraafplaats. Het is bedoeld voor het ritueel reinigen van de doden. Bij deze reiniging wordt het lichaam geheel afgedekt met een laken terwijl er kommen warm water over uitgegoten worden. Slechts een beperkte groep speciaal aangestelde mensen is bij het reinigingsritueel betrokken. Op de begraafplaats wordt in het metaheerhuis een lijkrede uitgesproken. Vervolgens wordt de dode onder het reciteren van bepaalde psalmen ten grave gedragen. Na het zeggen van enige gebeden en citaten uit de Talmoed wordt het graf door de aanwezigen gezamenlijk gedicht en wordt het kaddisjgebed door de meest directe nabestaande gezegd. Het is niet de gewoonte bloemen of kransen te leggen. Een deel van de aanwezige graftekens is afkomstig van de in 1949 geruimde oude Joodse begraafplaatsen bij de Boterhoek (1670) en de Groeneweg (1786). Het belang van de graftekens ligt niet zozeer in hun individuele waarde, als wel in de collectieve betekenis die zij hebben voor de begraafplaats. Op de sober ingerichte begraafplaats, bevinden zich een aantal hartverscheurende grafstenen die betrekking hebben op de Shoah. Rechts van de ingang staat een eenvoudig bakstenen monument met natuursteen- en marmerdecoraties, dat na de Tweede Wereldoorlog is opgericht ter nagedachtenis aan de tijdens de oorlog uit Friesland weggevoerde Joden. Gedenkteken bij de Joodse begraafplaats8 OJH - 2016 De familie van scheikundig ingenieur De Kadt, voor zijn ontslag werkzaam op het laboratorium van de melkfabriek, kon de opklimmende spanningen niet meer aan en heeft, ondanks het feit dat het een onderduikadres was aangeboden, op 20 juli 1942 het lot in eigen hand genomen. Wie het autopsierapport van dokter Geerlings leest, begrijpt met welke onmenselijke angst deze mensen in het nauw te maken hebben gehad. Maar daarmee is het verhaal niet af. De kleine baby David Jan, nog slechts 9 maand oud, werd door de ouders gespaard en in een wiegje gelegd, opdat het Joodse begraafplaats: familiegraf De Kadt door de kinderjuffrouw zou worden gevonden. Aldus geschiede, en de kleine peuter ontkomt aan het geweld van de kampen. Bernard de Vries was een welgestelde antiquair in het vooroorlogse Leeuwarden. Hij woonde aan de deftige Noordersingel en noemde zijn woning naar zijn vrouw: Henriëtte. In de Minnemastraat had de firma een magazijn. Later komt er een winkel in de Koningstraat 2a en een koopmanshuis op de Voorstreek 209 Een deel van hun antiekcollectie hielden ze uit handen van de bezetter door ze samen met zoon Salomon op onderduikadressen onder te brengen. In 1941 begint de liquidatie van het bedrijf doordat de voorraad wordt verzegeld. Het gezin blijft wonen op de Noordersingel, maar kan niet in het verzegelde deel. Izak breekt nog in, maar het zegel blijft intact. Weer duiken enkele kostbare stukken onder. En op 5 okt. 1943 wordt het eindverslag gemaakt. De voormalige eigenaar, de Jood B. de Vries is "inzwischen verschickt". BERNARD DE VRIES Leeuwarden; 10-06-1884 Henriëtte de Groot Almelo; 14-01-1886 1 Izak Leeuwarden; 03-05-1915 2 Gezina Leeuwarden; 14-04-1917 3 Salomon Leeuwarden; 07-07-1918 4 Jacob/Jacques Leeuwarden; 14-05-1923 Joodse begraafplaats: cenotaaf fam. De Vries Auschwitz; 19-02-1943 Auschwitz; 19-02-1943 overleeft de Shoah Sobibor; 26-03-1943 Auschwitz; 31-03-1943 Leeuwarden; 1-09-1945 Izak overleeft de onderduikperiode en vestigt zich later als ingenieur in Israël. Jacob heeft langdurige gevangenschap ondergaan in het doorgangskamp Westerbork en het Duitse concentratiekamp Bergen-Belsen. Op 4 september 1944 was hij op transport gesteld naar het laatstgenoemde kamp. Na de capitulatie van Duitsland in mei 1945 keerde hij ziek en lichamelijk uitgeput terug in zijn geboorteplaats. Deze lichamelijke en psychische schade heeft hij niet overleefd. H.H. OJH - 2016