Studiedag `Het beeld voorbij`

advertisement
Studiedag ‘Het beeld voorbij’
Iconografie in de religieuze kunst en architectuur
Symboliek en iconografie van de joodse synagoge
Jo Braeken, Agentschap Onroerend Erfgoed
Tussen 1865 en 1914 werden in België zeven volwaardige synagogen opgetrokken. Zij vormen de
stille getuigen van de emancipatie van de Joodse gemeenschap, die in deze periode tot een
hoogtepunt kwam. De moeizame zoektocht naar een geëigend architectuurmodel, vertaling van de
herwonnen status in een nieuw bouwtype, vormt een boeiend aspect niet alleen van de Joodse
cultuur maar ook van het bouwkundige denken in de vindingrijke 19de eeuw. Zeer verscheiden in
aard, stijl en periode belichamen deze zeven gebouwen, waarvoor de bronnen door de ons
omringende buurlanden werden aangereikt, de veelzijdige evolutie die het beeld van de synagoge in
deze eeuw onderging.
Tot het begin van de 19de eeuw kende de joodse religie uit de diaspora slechts de discrete
beslotenheid van de sjoel, die geen aanspraak maakte op architecturale pretentie. Hoewel de
Belgische grondwet van 1831 de godsdienstvrijheid garandeerde, zou het toch nog tot 1870 duren
voor de joodse religie op gelijke voet werd behandeld met de andere erkende godsdiensten. De
eerste synagogen, die kort na de Belgische onafhankelijkheid ontstonden, vonden noodgedwongen
onderdak in bestaande gebouwen, die bij koninklijke voorspraak of door privé-initiatief waren
verworven. Door het ontbreken van rechtspersoonlijkheid was het de joodse gemeenschappen
immers niet toegestaan eigendommen aan te kopen of in bezit te hebben. Eerst met de Wet op de
Wereldlijke Status der Godsdiensten, van 1870, werd deze discriminatie opgeheven. Met de
emancipatie ontstond de noodzaak een bouwtype te ontwikkelen dat enerzijds werd geregeerd door
de traditionele waarden en voorschriften uit Tora en Talmoed, en anderzijds de emanatie vormde
van de herwonnen joodse identiteit in de moderne samenleving. Deze zoektocht ging gepaard met
vernieuwingen in de liturgie, ingegeven door een drang naar waardigheid en orde enerzijds, en de wil
tot assimilatie of toch gelijkwaardigheid met de andere religies anderzijds.
In eerste instantie werd vooral de hiëratische opbouw van de katholieke en protestantse
cultusgebouwen overgenomen. Referenties aan de Tempel van Jeruzalem moesten het eigen
karakter van de nieuwe synagoge onderlijnen, als bewijs van de continuïteit van het joodse geloof.
Het dubbeltorenfront dat een verwijzing inhield naar Yakhin en Boaz, de twee zuilen voor de ingang
tot de Tempel, was gedurende de hele 19de eeuw een wezenskenmerk van synagogentypologie. De
driedeling – voorhal, Heilige en Allerheiligste – van het bijbelse heiligdom vond een transpositie in
een drieledige plattegrond met voorportaal, gebedsruimte en apsis, de damesgalerij herinnerde aan
het voorhof van de vrouwen. Dit uitgangspunt gold nog meer voor de elementen die het interieur
gingen bepalen: de op een verhoog geplaatste Heilige Ark of aron, bewaarplaats van de Thorarollen,
de bima of het leesgestoelte, reminiscentie aan het antieke offeraltaar, en de menora of
zevenarmige kandelaar. De schaarse voorschriften uit de Talmoed – een verheven ligging, een groot
aantal (tot twaalf) vensters en de oriëntatie naar Jeruzalem – konden slechts worden ingelost
naargelang het gekozen of toegewezen bouwperceel er zich toe leende. Hierbij voegden zich de
uiterlijke kentekens van het joodse geloof: de Tafelen de Wet, de Davidsster en het Hebreeuwse
schrift. Wegens het verbod op menselijke afbeeldingen onderscheidde de synagoge zich tenslotte
door een louter ornamenteel of decoratief versieringspatroon, hoogstens opgeluisterd met
symbolische voorstellingen onder meer van de Twaalf Stammen van Israël of de antieke
cultusvoorwerpen uit de Tempel.
Download