Soepele organisatie helpt rusthuissector vooruit Een betere organisatie kan de zorgverstrekking in de rusthuizen sterk vooruit helpen. Mieke Van Gramberen, algemeen directeur van Flanders Synergy en Filip Van Laecke Sectorverantwoordelijke social profit bij SD Worx De Tijd, 03 juni 2015 © siska vandecasteele © rv In de reeks ‘Onze rusthuizen doorgelicht’ stond De Tijd stil bij het tekort aan zorgpersoneel en de gevolgen hiervan voor de bewoners. Minder versnippering van de organisatie is een van de oplossingen voor een kwaliteitsvolle en efficiëntere zorg, met minder werkdruk. Welke mogelijkheden zien we daar? Het werk in de zorgsector is complex. Bij bewonerszorg zijn veel functies betrokken, denk aan logistiek assistenten, onderhoudspersoneel, zorgkundigen, (hoofd-)verpleegkundigen, keukenhulpen, kinesitherapeuten, diëtisten, logopedisten, ergotherapeuten en artsen. Ook in andere sectoren is het arbeidsproces vaak ingewikkeld, maar wat de zorgsector onderscheidt, is de variatie aan functies én het sterk gekwalificeerd karakter. Om bepaalde taken te mogen uitoefenen moet je een bepaalde kwalificatie, zeg maar het juiste diploma, behaald hebben. Daardoor is er een grote nood aan afstemming en coördinatie. Zoiets vraagt tijd en aandacht, die ondertussen niet naar de bewoner gaan. Talenten worden onderbenut en is er een verlies aan efficiëntie, terwijl de zorgrelatie niet versterkt wordt. Twee voorbeelden illustreren dit: 1. Een zorgkundige zorgt voor een vaste groep van dementerende bewoners. Ze kent haar bewoners door en door. Toch mag ze de bewoners met slikproblemen niet assisteren bij het eten. Daarvoor moet ze - volgens de wet - een beroep doen op een verpleegkundige. De zorgkundige mag ook geen insuline toedienen, terwijl een mantelzorger die langskomt in het woonzorgcentrum dit wel mag doen. Zorgmedewerkers kunnen bepaalde handelingen niet stellen, omdat dit wettelijk niet toegelaten is, maar ook omdat nog te weinig creatief wordt omgegaan met de inzet van het zorgpersoneel. Hoe denken de zorgmedewerkers daar zelf over? Kan de zorg anders en beter worden georganiseerd? Uit een bevraging in drie woonzorgcentra blijkt dat zorgkundigen interesse hebben om andere taken op te nemen: ondersteunende taken, zoals tafels afruimen of de bewoners bijstaan tijdens handwerk, of eerder paramedisch ondersteunende handelingen, zoals insuline toedienen of eenvoudige wondzorg. Waarom gaan we het debat hierover niet aan? Als deze taken de zorgmedewerkers in staat stellen om een betere patiëntgeoriënteerde zorg te verlenen, waarbij ze minder afhankelijk zijn van andere diensten, dan leidt dit niet alleen tot een grotere voldoening en meer leermogelijkheden, maar ook tot een grotere efficiëntie. 2. Het tweede voorbeeld komt uit het boek ‘De 7 Privileges van de Zorg’ van de Vlaamse zorgambassadeur Lon Holtzer: ‘Een kinesitherapeut komt de kamer binnen. De bewoner zegt aan de kinesitherapeut dat hij naar het toilet moet. Waarop de kinesitherapeut antwoordt: ik zal iemand roepen.’ Specialisering is doorgaans een troef en een teken van vooruitgang, maar als het leidt tot versnippering, het zich terugplooien op de eigen kennis, zonder oog te hebben voor het samen verlenen van kwaliteits- volle zorg, dan slaan we de bal mis. Specialisering is doorgaans een troef en een teken van vooruitgang, maar als het leidt tot versnippering, het zich terugplooien op de eigen kennis, zonder oog te hebben voor het samen verlenen van kwaliteitsvolle zorg, dan slaan we de bal mis. Een kinesitherapeut die een band kan opbouwen met bewoners en collega’s zal opnieuw het plezier ontdekken om ook los van de technische handelingen van betekenis te zijn. Als de sector wil vertrekken van de noden van de bewoners, met als leidend principe ‘wat een bewoner nog wel kan en graag wil doen’, en als de sector rekening wil houden met de duurzame inzet van zijn zorgmedewerkers, dan doet die er goed aan de gebaande paden te verlaten. En creatief na te denken over de inzet van de medewerkers en de organisatie van het zorgproces en de opleidingen. Met bredere opleidingen en schakelopleidingen kan levenslang leren tot levenslange ontplooiing bij de zorgmedewerkers leiden. De wetgever kan hierbij een handje helpen, door bijvoorbeeld de beschrijving van wat mensen al dan niet mogen doen (zoals vastgelegd in het KB78) minder te detailleren. Pleiten wij voor een tabula rasa van de zorgsector en het op één hoop gooien van alle zorgberoepen? Neen. Wel vragen we dat het debat hierover wordt gevoerd. Met wat creativiteit kunnen medewerkers binnen de huidige wettelijke context al heel wat beter worden ingezet. Maar ook de wetgeving moet worden herzien. Het KB 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen dateert uit de jaren 60. Het is maar de vraag of een dergelijk denkpatroon nog past in een zorgwereld anno 2015. Wat denkt u?