5 Reïncarnatie

advertisement
5 Reïncarnatie
5.1 Algemeen
Het christendom heeft ook zijn verschillende stromingen gekend in de loop der tijden, we behandelen
achtereenvolgens het denken in het Oosten, het Westen en dan dat van het christendom in de oudheid.
5.2 Reïncarnatie in het Oosten
5.2.1 Basisideeën
De belangrijkste visie is de hindoeïstische, deze visie is niet losstaand, maar hangt samen met de kijk op de wereld
en mens.
Men had 3 grote stromingen Rig Veda, de Upanishad en de Bhavagad-Gita.
Ze zien allemaal reïncarnatie als een gedoemde straf om herboren te worden, het onderlinge verschil zit hem in de
manier om aan die straf te ontsnappen.
Zeer belangrijk is de wet van het karma, die zegt dat alles wat een mens doet en denkt blijvende gevolgen heeft voor
zijn persoon; tot in de eeuwigheid.
Hindoeïsme (kent een onpersoonlijke ‘ik’) is een polytheistische godsdienst met een onpersoonlijke goddelijke
kracht (Brahmaan). Boeddhisme daarentegen is eerder een levensfilosofie (kent geen ‘ik’).
5.2.2 Reïncarnatie als een zuiverende straf in het hindoeïsme
5.2.2.1 Rig Veda (vroege hindoeïsme)
Hier is er geen uitgesproken reïncarnatiegedachte:
- Het stoffelijke lichaam wordt bij crematie verorberd door de vuurgod Agni
- De ziel zal zich bij de goden in perfect en zorgeloos geluk vermaken
Belangrijk is de verrijzenisgedachte, de onsterfelijkheid en dat het goddelijke leven eeuwig is.
Dit idee is immers van voor het reïncarnatie-denken.
De Rig Veda hecht belang aan goed leven en offers, maar het idee dat de menselijke verlangens onvervulbaar zijn
deed de vraag groeien of het niet zou stoppen bij de dood (begin van de reïncarnatiegedachte). Er is een idee over
een oordeel na de dood, een visie die de daden van de mens afweegt met een beloning of een straf als gevolg.
5.2.2.2 Upanishad
De Upanishad is een half geheime leer die verschillende wegen van reïncarnatie bewandeld:
1. de weg van de goden: voorbehouden aan de spirituele elite, het vuur verteerd hun lichaam, ze gaan over in
vlammen, de dag, de wereld van de goden en dan in de bliksem; uiteindelijk bekomen ze het eeuwige geluk
2.
de weg van de vaders: voor de rechtvaardige mensen die offers brachten, ze gaan over in rook, de nacht, de
wereld van de vaders en dan de maan waar ze als voedsel voor de
goden dienen; daarachter dalen ze weer af in de lucht, regen, aarde, ze worden terug voedsel, geofferd in het
vuur van een man en geboren in het vuur van een vrouw
3.
de weg van zij die de andere 2 niet kennen: zij worden wormen, insecten, e.d.
De karma is volgens de hindoe opgebouwd uit 2 elementen:
- Negatief: verlangens en hergeboorten
- Positief: kennis en onsterfelijkheid
De eindeloze cirkel van hergeboren worden, de samsara, wordt bepaald door de karma, de optelsom van onze daden.
In het midden van de samsara is er de stabiliteit (atman), het weten dat onsterfelijkheid niet achter door en
hergeboren schuilt, dit kan men bereiken door kennis te vergaren. De sannyasin ontsnapt aan de cirkel, doordat hij
geen “ik” meer heeft, maar atman, hij doet afstand van alles, van verlangens en daden en wordt dan ook niet
verbrand, maar begraven.
5.2.2.3 Bhavagad-Gita
Deze stroming doet afstand van het elitegroepje dat redding vindt, ze bekommert zich om de gewone mens.
Belangrijk is hier de Dharma, het handelen ten bate van het algemeen welzijn, zodat men in éénheid met de
Brahmaan (Absolute geest) leeft (vb. Ghandi). Het menselijk handelen is niet het belangrijkste, maar de Goddelijk
genade. De mens is niet gevangen in de karma, want die is een weg tot bevrijding.
5.2.3 Reïncarnatie als een zuiverende straf in het Boeddhisme
5.2.3.1 Algemeen over boeddhisme
Er is onduidelijkheid over het ontstaan (omstreeks 525vC), een jonge prins zocht naar antwoorden over het probleem
van het lijden, dit leidde tot 4 inzichten:
1. de waarheid i.v.m. pijn: alles is een grote stroom van beweging, van herinneringen, gevoelens, verlangens,
… Alles is pijn, men vindt nooit rust, nooit tevredenheid. De Boeddha wijst de Upanishad af als te
gemakkelijk.
2. de waarheid i.v.m. de oorsprong van pijn: dorst (verlangens), veroorzaakt door onwetendheid. De 3 wegen
van het kwaad (afgunst, haat en woede) veroorzaken daden, die vruchten afwerpen, na lange tijd rijpen (tot
in het volgende leven).
3. de waarheid i.v.m. het stoppen van pijn : pijn onderdrukken door de dorst weg te nemen, de nirvana,
uitdoven van de vlam der verlangens à grote geluk van de boeddhist.
4. de waarheid i.v.m. de weg voor het stoppen: bestaande uit 2 stappen, het bewust worden van de ernst en het
fatalisme in de dood en door meditatie in contact met de dood komen.
5.2.3.2 Hoe verstaan we reïncarnatie in het boeddhisme?
Niet de menselijke geest reïncarneert, want die is slechts een stroom van gevoelens en verlangens, ook niet de ziel,
want die is er niet. Er is enkel een overgaan van het onpersoonlijke karma naar een ander leven.
5.2.3.3 Afsluitende bemerkingen
Dit is slechts het oude boeddhisme, andere stromingen, zoals het worden van Bodhisattva (vrijwillig herboren
worden om anderen ook het eeuwige geluk te leren) is een ander voorbeeld.
Verschil Boeddhisme en Hindoeïsme:
Het boeddhisme is eerder een gelukstherapie, niet echt geïnteresseerd in vragen naar God, de ziel en metafysische
vragen in het algemeen. Het wil bevrijden van het egoistische ego. Reïncarnatie is hier slechts een secundaire rol.
5.2.4 Globaal klimaat van reïncarnatie in de oosterse religies
Men kijkt in het Oosten anders op tegen tijd en materie, ze zijn niet het belangrijkste. De individuele persoon is een
illusie, mensen die teveel aandacht aan zichzelf besteden moeten bevrijd worden. Hun onwetendheid speelt hier een
grote rol, ze moeten atman bereiken (zonder verlangens leven).
Het Oosters denken is dan ook verticaal, volgens hen is de mens niet te onderscheiden van de andere levende
wezens. Niet door de essentie van de mens, maar door zijn verticale relatie met God.
Het Westers horizontaal denken is gericht op vooruitgang en toekomst. Er is geen absolute dood van het individu.
Er is geen absolute dood want wij die zijn, zijn altijd geweest en zullen altijd zijn. De dood doet ons nadenken over
het eindig karakter van het materiële.
Angst voor de dood is het gevolg van het gebrek aan kennis.
Reïncarnatie is dan ook een onderdeel van een totaalvisie, waarin men zich vooral de vraag
stelt over hoe men goed moet leven.
5.3 Westerse reïncarnatie : troost en een nieuwe kans
5.3.1 Basisideeën
- Ze is vooral optimistisch
- Het geweten (omvat door het lichaam) reïncarneert tot zolang het volmaakt.
Het wordt steeds volmaakter en kan geen lager niveau aannemen
Het neemt steeds een menselijk lichaam in, niet in plant of dier.
- Gevolgen hiervan zijn:
Op vlak van ethiek:
o Hoe beter men leeft, hoe hoger het vertrekpunt bij een volgend leven
o Men heeft oneindig veel kansen
Op vlak van de dood:
o De dood is ook minder bedreigend.
Op vlak van ellende en lijden:
o Alle ellende en lijden wordt verzacht, het volgende leven zal toch beter zijn.
Op vlak van het Godsidee:
o De mensen spreken over een God die bekommerd is over de mensen
o De mensen hebben zelf hun totale geluk in handen
5.3.2 Algemeen
Reïncarnatie aanziet men in het Westen als een nieuwe kans, gelegenheid om de zelfontwikkeling te verbeteren.
Alleen het innerlijk ego reïncarneert, het neemt verschillende lichamen (het lichaam is dus ook onbelangrijk) en
verbeterd hierbij in elk volgend leven (progressieve evolutie). Ze is dus ook een troost omdat men steeds hogerop
gaat en ook omdat men zo ontkomt aan alle geleden ellende en onrecht. (zelfontplooiing)
5.3.3 Historisch
De druïden hadden een soort van reïncarnatie, hun doel was om ervaringen te verzamelen, onderscheid maken tussen
goed en kwaad en goed te kiezen. De Katharen (12de eeuw) verdedigden ook een soort reïncarnatie, en verder ook
nog filosofen zoals Lessing, Kant, Schopenhauer en schrijvers als Victor Hugo, de Balzac, …
Heden ten dage zijn er 2 grote stromingen, de theosofie en de antroposofie. Er is ook de New Age, met de mensen als
momenten van een groter proces van een universele evolutie, de kern van de mens neemt nieuwe vormen aan.
5.3.4 Theosofie
Ze werd gesticht in 1875 door Blavatsky, een Russische dame uit de adel, die in India had gestudeerd, ze geloofde
dat ze afkomstig was van Paracelsus en verkondigde theorieën …
5.3.4.1 Theosofie algemeen
Er zijn 3 doelen :
1. universele humane broederschap vormen, zonder onderscheid van ras, geloof, sexe, klasse, …
2. vergelijkende studie bevorderen tussen nieuwe en oude religies, filosofieën en wetenschap.
3. onderzoeken van onverklaarde wetten van de natuurlijke en fysieke menselijke krachten
Er zijn 3 fundamentele stellingen:
1. Theosofie gelooft in een Alomtegenwoordig, Eeuwig, Onbegrensd en Onveranderlijk Principe waarover
men niet kan speculeren, het gaat alle bestaan vooraf en omvat alles.
2. Verkondigt de eeuwigheid van het universum in zijn totaliteit. Het enige onsterfelijke principe in de mens is
een onverdeelbaar deel zijn van de Universele Geest.
De wet van de cyclus (reïncarnatie, dag en nacht, …) geldt ook universeel.
3. Iedereen bezit een vonk van de Universele Ziel, onze ziel moet a.d.h.v. reïncarnaties ontstaan volgens de
wet van het karma en de cyclische wet. (geen enkele goddelijke ziel is ontstaan zonde cyclus van de
reïncarnatie) Die cyclus begint op het laagste vlak en gaat over in opgaande lijn.
(mineralen  planten  dieren  mensen  volmaakte ziel)
Zonde kan niet vergeven worden, ze hebben eeuwig en onuitwisbare gevolgen.
5.3.4.2 De mensvisie in de theosofie (7-delige structuur)
1) het lagere sterfelijke ‘viertal’:
- de passies en verlangens
- het Levensprincipe of Levenskracht
- het Astrale lichaam (soort bouwplan van het lichaam)
- het Fysieke lichaam (verlangend en passioneel lichaam); voertuig v.h. reïncarnerend ego
2) de reële mens, het hogere onsterfelijke ‘drietal’:
- Binnenste of innerlijk ego (manas); kern van de mens, tilt ons boven de dieren uit door de mens een gevoel
van continuïteit te geven.
- Spirituele ziel of Onderscheiding (Buddhi); maakt onderscheidingen en oordelen
- Geest (Atma); de goddelijke vonk, het onvergankelijk principe
De laatste 2 hebben geen plaats in het lichaam, ze bestaan enkel in de hemel en schijnen op het innerlijke ego.
5.3.4.3 Reïncarnatie in de theosofie
Enkel het innerlijke ego reïncarneert, niet het fysieke of astrale lichaam, niet de passies en de verlangens (die zich
wel reproduceren); het neemt de impressies mee in elk leven en doet zo ervaring op tot het goddelijk ego. Buddhi en
Atma, zijn elementen die reeds volmaakt zijn, die dus niet reïncarneren. Het uiteindelijke doel is het drietal
volmaakt te krijgen.
Als een mens sterft gaan alle krachten van lichaam en geest naar de hersenen, na dit scheurt het astrale lichaam zich
af van het fysieke, zodat de 4 overblijvende principes naar de sfeer van het verlangen gaan, de kama loka (vagevuur),
na een verblijf daar gaat het wezen over in een diepe slaap om dan te ontwaken in de vreugde van de devachan, een
soort tussenwereld (hemel), waar men in illusies iedereen terugziet. De macht van het karma drijft het wezen
uiteindelijk weer naar aarde, waar het geboren word in een ander menselijk lichaam, na alle impressies uit vorig
leven en devachan nog een te zien gekregen hebben.
5.3.4.4 Onderscheid van de theosofie met andere vormen van reïncarnatie
- In de westerse reïncarnatie is er enkel vooruitgang van het betere naar het beste
- Er is geen plaats voor regressie, men valt niet terug in een ‘lagere’ levenvorm.
- Er is een verschillende interpretatie t.o.v. Jezus en Christus, de laatste is een universele kracht die
reïncarneert in verschillende gedaantes (Jezus, Boeddha, Mohammed, …)
- Een mens is steeds verantwoordelijk voor zijn daden, iedereen is gelijk en er is geen ‘lotsbestemming’.
De karma maakt mensen bewust voor hun levenswijze.
5.3.5 Experimentele bewijzen van reïncarnatie
- spontane herinneringen aan een vorig leven (déjà vu)
- bestaan van buitengewone talenten in een vorig leven
- gebruik van taal die een persoon nu niet kent
5.3.6 (Voorlopig) besluit
Het hoofdkenmerk is optimisme, het is geen verschrikking waar men van los moet zien te komen, maar een
instrument om de zelfontplooiing te bevorderen. De mens is echter niet volledig verantwoordelijk voor z’n daden en
heeft men wel genoeg belang gehecht aan de beperkte menselijke mogelijkheden? Het verschil van persoon tot
persoon is enkel afhankelijk van het aantal reïncarnaties en niet van de persoonlijke ingesteldheid.
5.4 Reïncarnatie-denken onder de christenen in de oudheid
5.4.1 Status questionis
Er zijn steeds meer mensen die zich christen noemen en daarnaast ook zeggen dat ze in reïncarnatie geloven, deze
evolutie valt te verklaren door verschillende beïnvloedingen:
- technische vooruitgang die het moeilijk maakt om de mens zijn eindigheid te doen beseffen.
- grotere mobiliteit, meer contact met gebied met reïncarnatiegeloof.
- economische rationaliteit van niets voor niets
- supermarkt mentaliteit, men kan kiezen uit verschillende geloofsovertuigingen.
In de dialoog die men aangaat met deze mensen kan men enkel enig inzicht bereiken in het waarom, laat staan in de
oorzaken ervan. Dat inzicht kan een voldoende inhoud hebben om de mensen echt te begrijpen vanuit hun
geloofsvisie (=geeft antwoorden op de bestaansvragen). Ze destilleerden als het ware hun geloof op maat uit het
ruime aanbod aan geloofsovertuigingen, wat dikwijls botst met de rotsvast overtuigde ‘echte’ christenen.
5.4.2 Waarom een dialoog aangaan met de vaders i.v.m. reïncarnatie?
Als mensen vragen hebben, moet men niet enkel praten met de gelovigen van hun tijd, maar ook met de voorvaders
van hun geloof (die dikwijls dezelfde problemen aanzagen). Toch was er gedurende decennia geen reïncarnatiegeloof
bij de christenen, toch tijdens het prille begin van het christendom kende men het probleem reeds van de dualiteit
tussen christenen en reïncarnatie.
Heden ten dage is de combinatie van beide ondenkbaar, toch brokkelt het ingelepeld geloof af, mensen willen
overtuigd zijn van iets, men wordt kritischer. Enkel door terug te gaan in te tijd kan men de ‘inhoud’ van het geloof
begrijpen en een dialoog voeren.
5.4.4 Excursus over de Gnose
5.4.4.1 De Gnose in het algemeen
De vragen waar het om draait in de Gnose zijn vooral over de Godspersoon: Wat is god en hoe kan een zuivere geest
schepper zijn van de stoffelijke wereld; vanwaar komt dan toch het kwaad in de wereld?
Er zijn vele systemen ontstaan die een aantal algemene kenmerken hebben:
Er is een opperste godheid, voor ons totaal onbegrijpelijk, waaruit 365 eonen voortvloeien. Samen vormen zij het
pleroma (volheid van de godheid) met als grote tegenhanger het rijk van de materie (verbonden met de boosheid).
Om een of andere reden is een deel van het licht uit materie gemaakt, uit de mengeling van de 2 komt de mens en de
wereld. De mens bevat een ziel (lichtdeeltje) die bevrijd (verlost) moet worden.
Christus is een eon, hij is geen echte mens en is geen kruisdood gestorven (dat was enkel om de duistere krachten te
misleiden).
Men bekomt 3 soorten mensen: de heidenen (materie overheerst), de christenen (beiden gelijk) en de gnostici (licht
overheerst). Het einde van de wereld is wanneer het lichtdeel weer volledig in het pleroma is opgenomen.
5.4.4.2 Het Manicheïsme
Het is een zeer oude vorm van de Gnose, die reeds bestond voor het christendom, nam later veel elementen op van
dat christendom en is blijven bestaan tot aan de ketterij van de katharen (sterk verwant met de manicheeërs) in de
ME.
Een beschrijving :
Mani (de stichter) werd onthoofd in 276 v.C, aanvankelijk was dit een godsdienst uit Perzische, Babylonische en
Boeddhistische elementen. Later kwamen er christelijke elementen bij. Fundamenteel zijn de 2 rijken; dat van het
licht (God) en dat van de duisternis (Satan). Om een aanval van Satan op het rijk van het licht te verijdelen schiep
God de oermens, die gevangen genomen word en vermengd met materie tot mens gemaakt wordt.
De mens zit dus met 2 voortdurend tegenwerkende krachten, God stuurt engelen om de mensen te waarschuwen voor
het kwaad, Mani is daar één van.
Door Mani’s voorschriften te volgen kan men het heil bereiken door ascese (onthouden van zinnelijk genot).
De volmaakten: electi of perfecti dragen een 3-voudig zegel: dat van de mond (geen onreine taal en spijzen), dat van
de hand (geen voorwerpen van duistere elementen aanraken) en dat van de (erotisch gerichte) liefde (onthouding van
het huwelijk). Na hun dood treden ze onmiddellijk het paradijs binnen.
De meeste leden zijn echter auditores, die enkel komen luisteren naar de leer en de 10 geboden van Mani
onderhouden; zij ondergaan slechts enkele reinigingen en gaan dan pas het paradijs binnen. Het manicheïsme kende
een hiërarchie, een doopsel en een eucharistie. Ze werden ook vervolgd door de Romeinen.
5.4.5 Het geloof van Basilides
5.4.5.1 Het systeem van Basilides
In het begin was er niets, niets waarvan wij ook maar enige kennis kunnen van opdoen. De op die manier niet
bestaande God, die er in het begin was, heeft de kosmos willen schappen. Maar die kosmos was er ook niet. Het
bestond zoals een zaad, alles zat in het zaad (alzaad).
Uit dit alzaad heeft het later gewordende ontwikkeld. In het zaad bevond zich namelijk het 3-voudige zoonschap.
Deze proberen zo snel mogelijk 1 te worden.
Hoe zit het in elkaar:
Elke van de 3 zoonschappen droegen een kiem van de niet bestaande God. De 3de was zo vervuild, dat hij niet tot de
niet bestaande God zal kunnen weerkeren, zonder eerst een zuiveringsproces te ondergaan.
Het hele wereldgebeuren dat daarop volgt is niets anders dan de terugkeer van het 3-voudig zoonschap tot de
onbestaand God waaruit het is voortgekomen.
Alle zoonschappen willen zo snel mogelijk naar de onbestaande God terugkeren omdat deze zo volmaakt is.
-
De eerste zoonschap kan zich onmiddellijk uit het alzaad opwerken, om terug te keren naar de niet bestaand
God.
De tweede zoonschap is te bedoezeld om daar uit zichzelf in te slagen. Het bevleugelt zich met het “Heilig
Pneuma”. Hierdoor kan hij hoog genoeg geraken om 1 te worden met de niet bestaande God.
Het derde zoonschap blijft in de “amorfia” achter.
Samen vormen ze de “vorst der wereld”. Hij staat ver benenden de onbestaande God, maar is onnoembaar door ons
en veel volmaakter dan alles wat wij in onze wereld ontmoeten. Hij weet niets af van de 3 zoonschappen en denkt dat
hij heer en meester is van alles. Hij brengt een zoon voort die hem op zijn beurt in kennis overtreft. Samen met die
zoon schept hij dan de aeterische schepping tot aan de maan.
De naam van deze “vorst der wereld” is Abraxas. Hij is hoofd van de 365 werelden die er tot het “heilig Pneuma”
zijn.
Abraxas is de schepper der wereld en wetgever van de Joden.
Uit het alzaad ontstaan dan weer een “overste”, veel onvolmaakter dan de eerste, maar toch nog veel volmaakter dan
alles wat wij kennen. Hij brengt ook een zoon voort die hem ook in wijsheid overtreft en samen scheppen zij de
lagere wereld (de 7planeten met de hen omringende sferen)
Abraxas heerste over de wereld van Adam tot Mozes. De tweede “overste” heerste vanaf Mozes. Deze sprak tot
Mozes. Op een bepaald moment is de “blijde boodschap” in de wereld gekomen.
Hierdoor begint het volgende deel van het kosmische proces: zuivering van het derde zoonschap.
De zoon van “Abraxas” begint door contact met de “heilige Pneuma” vermoedens te krijgen van het bestaan van de
1ste en 2de zoonschappen, de onbestaande God en van de 3de zoonschap.
Als deze “blijde boodschap” de zoon van Abraxas bereikt, deelt hij die mee aan zijn vader. Deze ziet zijn vergissing
in en weet zo dat hij slechts heer is van de schepping en dat alles al op voorhand in het alzaad zat. Van hem
ontvangen de 365 werelden in zijn gebied de “blijde boodschap”. De zoon van de 2 de overste ontvangt van de zoon
van Abraxas de “blijde boodschap”. Deze vertelt dit op zijn beurt aan zijn vader en die vader geeft de boodschap
door aan de lagere wereld.
Nu moet de wereld (amorfia) die wij kennen ingelicht worden met de “blijde boodschap”, dus ook de derde
zoonschap die op deze wereld woont. Vanuit de lagere wereld komt dus de “blijde boodschap” overgebracht naar
Jezus. Deze wordt “de Soter”. Hij gaat de derde zoonschap voor naar het hyperkosmische.
De Soter bestaat uit 4 delen:
- Een lichamelijk deel dat het lijden onderging
- Een deel uit de lagere wereld
- Een deel uit de hogere wereld
- Een deel uit het heilig Pneuma
Het lichamelijk deel van de Soter is in de Amorfia gebleven en ook de andere drie delen zijn elk naar hun plaats
teruggekeerd. Deze Soter is dus begonnen om alles te brengen naar de plaats waar het van nature hoort. De derde
zoonschap is echter nog niet met de niet bestaand God verenigd.
Wanneer deze de Soter volgt tot in het “heilige Pneuma”, zal het zich verenigen met de niet bestaande God. De
onbestaande God zal over de hele wereld grote onwetendheid brengen en alles zal blijven zoals het is.
Alles zal dan op zijn plaats zijn zoals het van nature behoort en dus gelukkig zijn. Voor Basilides houdt dat in dat
niets nog zal streven naar iets wat boven zijn eigen natuur uitgaat en daardoor zal er geen smart meer zijn.
Door deze uitleg van het systeem van Basilides krijgen we een zicht op alle gnostische systemen. Het kernstuk dat
steeds terugkomt is:
- Het verschil tussen de niet bestaande God en de schepper van de wereld
- De “blijde boodschap” bestaat uit kennis. Kennis over het ontstaan van de kosmos en daarmee
samenhangend, de mogelijkheid voor de ziel om te ontsnappen uit haar “gevangenis”.
5.4.5.2 Basilides reïncarnatorisch gedachtegoed
De Gnose wil antwoord geven op de existentiële vragen van de mensen. Dé vraag die het zwaarst doorweegt:
Waarom lijden mensen? Basilides wil vooral op deze vraag een antwoord geven.
Wat is de oorzaak dat mensen lijden? Als hij hier een antwoord op moet geven is het deze  als God alles in handen
heeft, God doet onschuldige mensen lijden.
Dit wil hij echter vermijden en daarom zegt hij:
Als onschuldige mensen lijden is dit omdat ze de neiging gehad hebben om kwaad te doen (niet dat ze kwaad hebben
gedaan, dit omdat ze daartoe de kans niet kregen)
Deze theorie kan Basilides enkel verkondingen omdat hij gelooft in reïncarnatie en overtuigd is dat de mensen in dit
leven kunnen worden gestraft voor het kwaad dat ze in een vorig leven hebben gedaan.
5.4.5.3 Hoe verklaart Basilides reïncarnatie
Het derde zoonschap dat in de amorfia is achtergebleven, zit verspreid over alle zielen op de wereld. Het derde
zoonschap moet terugkeren naar de onbestaande God. Om dit te bereiken moeten de zielen zuiver genoeg zijn om het
“heilig Pneuma” te kunnen bereiken.
Dus alle zielen zouden de Soter moeten volgen. Het lichaam blijft achter in de amorfia. De verschillende delen
(lagere wereld, hogere wereld, heilige wereld) keren ook terug naar waar ze van nature horen.
Als dat voor alle zielen gebeurd is, zal alles op de plaats zijn waar het van nature behoord. Zo kan het derde
zoonschap zich verenigen met de onbestaande God en zal er dus grote onwetendheid komen over alles wat bestaat.
Zo zal niets nog verlangen om iets anders te worden.
De ziel stijgt niet direct op naar de Pneuma, dit heeft te maken met de schuld. Door de schuld die een ziel op zich
neemt tijdens het leven in een lichaam, door die schuld wordt ze verplicht in een ander lichaam te gaan leven na de
dood.
Hoe meer schuld, hoe “lager” het lichaam waarin de ziel terechtkomt. (dieren of planten lichaam)
De zuivere ziel mag aan haar tocht naar het “heilige Pneuma” beginnen en kan haar bijdrage leveren in het
zuiveringsproces van het derde Zoonschap.
5.4.5.4 Hoe wordt bepaald in welk lichaam de ziel terechtkomt?
Dit gebeurt via de aanhangsels van de ziel, de kiemen van de geest van alle planten en dieren. Naargelang een mens
zich gedraagt volgens de typische gedragingen van een bepaald dier of plant, groeit het overeenkomstige aanhangsel
van de ziel.
5.4.5.5 Basilides en de christenen uit zijn tijd
KRITIEK van Originis : (probeerde het christelijk geloof systematisch samen te vatten)
Origines vond dat een bepaalde vorm van reïncarnatie verenigbaar was met het christelijk geloof.
Volgens hem is het onmogelijk dat de menselijke ziel (met redelijke natuur en waardigheid) zo laag kan vallen dat ze
in een dierlijk of planten lichaam terechtkomt.
KRITIEK van Clemens:
1. Hij ontkent het bestaan van de menselijke vrijheid (=kern van het christendom), de toekomst ligt immers
toch al vast, dus mag men doen en laten wat men wil.
2. De zogenaamde martelaren (hebben het grootste aanzien in de hemel, gaven hun bloed voor hun geloof),
lijden veel, dus hebben die veel misdaan in hun vorige leven. Volgens Clemens kan dit niet omdat zij zelf
niet kozen om de straf te ondergaan, dit strookt niet met het element van de vergiffenis.
In dit verband zien we de evolutie van de wraak : In den beginne was er de ereplicht (vergelding
wasvolledige uitmoording van familie), daarna kwam er de Joodse Thallionwet : de oog om oog, tand
omtand gedachte. Daarna de christelijke visie van vergiffenis (enige manier om lijden te stoppen), men
straft enkel pedagogisch, men verbeterd de misdadigers.
3. Het doel van een straf is volgens Basilides de vergelding van het kwaad, maar een straf kan echter nooit
goedmaken wat er gebeurd is, ze dient enkel om meer fouten te voorkomen. Het doopsel wist ook alle
vorige kwaad uit zodat de martelaren ook nooit kunnen boeten voor hun misdaden uit het vorige leven.
4. Het lichaam is bij Basilides enkel de ‘verpakking’ van de ziel, doch is het lichaam een creatie van God en
dus niet onbelangrijk. God is dan ook ondeelbaar en één.
5.4.6 Besluit
Vele kritieken die Clemens gebruikt tegen Basilides zijn ook nu nog actueel.
Volgens hedendaagse christenen is het leven hier het enige op aarde, evenals het lichaam.
God is onverdeeld, onze daden bepalen ons eeuwig heil en kwaad kan immers vergeven worden zonder vergelding.
Het reïncarnatiegeloof is niet te combineren met het christelijk geloof, toch neemt men elke mogelijkheid tot
inspraak af door een absolute bewijsvoering te brengen. (het toegeven dat wij zoekende mensen zijn, zal de dialoog
tussen christenen en anderen veel meer vooruit helpen)
Download