Inleiding •Thema’s van het Conflictdenken: Het conflict De verandering De macht in de samenleving Inleiding •Deze conflicten zijn belangrijk want ze zorgen voor verandering. •De Conflictdenkers kennen een positieve functie toe aan het conflict, omdat dit uiteindelijk leidt tot vrijheid. Inleiding •De auteurs die wij zullen bespreken zijn allen afkomstig uit de 18de, 19de en de 20ste eeuw. •Dit is wel niet het begin van het Conflictdenken. Er heeft altijd al een vorm bestaan (met o.a.: Heraclitus, Machiavelli, Hobbes) Inleiding • De auteurs die wij zullen bespreken zijn: Hegel Marx Simmel Dahrendorf denkers van het Sociaal Darwinisme Voorgeschiedenis: Heraclitus • 6de eeuw voor Christus • “Oorlog is de vader van alle dingen” • Orde komt tot stand door tegenstellingen die elkaar in evenwicht houden. Voorgeschiedenis • Het Conflictdenken was in de Griekse periode en in Middeleeuwen niet overheersend: organische opvatting van de staat • Staat: vergeleken met organisme, elke deel houdt het geheel in stand en doet het functioneren • Conflict krijgt negatieve betekenis Voorgeschiedenis: Machiavelli • 1469-1527 • Heeft een negatief beeld over de mens • Doel van de staat: stabiliteit en welvaart en daartoe zijn alle middelen geoorloofd. • Het staatsbelang primeert. Voorgeschiedenis: Hobbes • 1588-1678 • Iedere mens streeft naar bevrediging van zijn behoeften: daarom heeft de mens macht nodig • De strijd om deze macht: strijd van allen tegen allen • De rede brengt de mens ertoe om een contract af te sluiten om dit conflict te vermijden Voorgeschiedenis: Hobbes • In dit contract wordt de macht overgedragen aan een soeverein: de staat. • De staat moet de macht aanwenden om dit contract te laten respecteren door haar onderdanen en zo samen te kunnen leven. Georg Wilhelm Hegel (1770-1831) Biografie De betekenis van de dialectiek De ontwikkeling van de geest De sociale structuren in de maatschappij Vervreemding Biografie • Georg Wilhelm Friedrich Hegel. • Geboren op 27 augustus 1770 in Stuttgart. • Studeerde aan het Gymnasium in Stuttgart. • 1778: Filosofie en theologie aan de universiteit van Tübingen. • De Franse Revolutie had een grote invloed op het denken van Hegel – de wereld gaat vooruit door verandering en wisseling, het gebeuren in de wereld volgt niet 1 lijn. Zijn dialectisch proces ontwikkeld hij in de sfeer van de Franse Revolutie. Biografie • 1801: Hegel studeerde aan de universiteit van Jena. Hij kreeg er ook een leerstoel. • 1806: Vlucht uit Jena – de stad werd ingenomen door de Fransen. • 1816: Hegel accepteerde een professorraat aan de universiteit van Heidelberg. • 1817: Publicatie van zijn filosofie: “Enzyklopedie der Philiophischen Wissenschaften im Grundrisse”. Biografie • 1818: Aanbod om in Berlijn les te geven. • 1829: Hegel bereikt het toppunt van zijn roem en hij wordt ook rector van de universiteit van Berlijn. • 1831: Hegel overlijdt aan cholera. De betekenis van de dialectiek • Conflict vervult in de filosofie van Hegel een belangrijke rol. • Door tegenstellingen gaat het denken vooruit en ontwikkelt het zich. • Deze ontwikkeling gebeurt op een dialectische manier: Thesis anti-these = synthese De betekenis van de dialectiek • Hegel verwijst naar verschillende begrippen: tegenspraak beweging/proces systeem “Het hart van de Hegeliaanse dialectiek” De betekenis van de dialectiek • Tegenspraak: Het achterhalen dat een ding zowel universeel als bijzonder kan zijn is het erkennen van de tegenspraak. De betekenis van de dialectiek • Beweging/proces: Men moet begrippen niet los van elkaar beschouwen. Om ze te begrijpen, moet men uitgaan van een ander begrip, die ons op zijn beurt weer verder leidt naar een volgend begrip, etc… Niet de statische begrippen, maar het proces begrijpen. Het proces is een constante verandering en overgang van het ene begrip naar het andere. De betekenis van de dialectiek • Systeem: Men kan pas een begrip volledig begrijpen indien we zijn plaats kennen binnen het systeem. Hegel introduceert de volgende begrippen: de totaliteit en de momenten. Deze begrippen kan men enkel kennen en begrijpen indien men hun onderlinge relaties kent, het is deze systematische structuur die de totaliteit vormt. De ontwikkeling van de Geest • Deze ontwikkeling beschrijven in 3 fasen: 1. Geest “an Sich”, dit is het pure denken 2. Geest komt tot uiting in de natuur 3. Geest “für Sich”, dit is de vereniging van de twee voorgaande fasen De ontwikkeling van de Geest • Elke fase kan men weer in 3 fasen opdelen, die op hun beurt weer onderverdeelt kunnen worden, etc… De ontwikkeling van de Geest • Om de ontwikkeling van de maatschappij te begrijpen moet men dieper ingaan op deze laatste fase : de Geest bereikt het stadium van het ”für Sich” (= het zelfbewustzijn). De ontwikkeling van de Geest • Hegel maakt een onderscheid tussen mens en dier. • In tegenstelling tot dieren hebben mensen zelfbewustzijn. Hierdoor kan de Geest in en door de mens tot zelfbewustzijn komen. • Deze ontwikkeling van het zelfbewustzijn komt tot uiting in een dialectisch proces: 3 fasen. De ontwikkeling van de Geest 1. Subjectieve Geest 2. Objectieve Geest 3. Absolute Geest • Voor de bespreking van de maatschappij is vooral de ontwikkeling van de objectieve Geest van belang. De ontwikkeling van de Geest 1. De subjectieve geest • De mens “an Sich”. De mens is dan wel een • • wezen met een bewustzijn, maar daar is hij zich nog niet van bewust. Het menselijk zelfbewustzijn heeft zich nog niet ontwikkeld. Vervolgens wordt de mens zich bewust van het bestaan van een buitenwereld. De mens kan enkel van zichzelf bewust worden door deze buitenwereld aan zich te onderwerpen (dit gebeurt d.m.v. arbeid). Het zelfbewustzijn is dus het resultaat van een conflict (een strijd) tussen de mens en de buitenwereld. Deze fase van de subjectieve Geest mondt uit in de ontwikkeling van het zelfbewustzijn en de vrije mens. De ontwikkeling van de Geest 2. De objectieve Geest • De onderlinge relatie van de vrije en zelfbewuste individuen met elkaar. • In dit stadium worden de sociale en politieke onderdelen van het menselijk bestaan gevormd. De ontwikkeling van de Geest Vraag: Als mensen in een groep samenleven, wat is dan de basis van de maatschappelijke integratie? Hegel formuleert daarop een driedeling: Recht Moraal Zedelijkheid De ontwikkeling van de Geest Recht • Omvat een geheel van regels waaraan de mensen moeten gehoorzamen. • Wanneer het recht geschonden is, dan duidt dat erop dat de maatschappelijke integratie niet voldoende gewaarborgd is. Om dit te voorkomen is er moraal nodig. De ontwikkeling van de Geest Moraal • Heeft betrekking op de innerlijke houding van de mens • Mensen moeten zich ook aan het recht willen houden. Deze innerlijke houding wordt gevormd door het opvoedingsproces. De ontwikkeling van de Geest • Het socialiseringsproces leert de mensen zich vrijwillig te onderwerpen aan het recht, zodat men in vrede kan samenleven. De mens moet zijn eigen verlangens onder controle houden. • Hegel introduceert hiermee de sociale zedelijkheid. De ontwikkeling van de Geest Sociale zedelijkheid komt tot uiting in 3 instituties: Het gezin 2. De burgerlijke maatschappij 3. De staat 1. Op deze instituties zal verder op in worden gegaan bij de bespreking van de sociale structuren in de maatschappij. De ontwikkeling van de Geest 3. De absolute Geest • In deze fase komt de Geest tot zichzelf. Dit gebeurt door de filosofie. • De wereldgeest kan alleen in de mens tot zelfbewustzijn komen, maar de volledige verwerkelijking daarvan is voorbehouden aan een speciale categorie van mensen : de filosofen. De sociale structuren in de maatschappij • Het doel van deze theorie is het geheel van sociale verbindingen aan te tonen. • Hegel: 3 niveau’s van het sociale Het gezin De burgerlijke maatschappij De staat De sociale structuren in de maatschappij • Elk niveau vertegenwoordigt een niveau van zedelijkheid. • Tussen het gezin en de staat bevind zich de burgerlijke maatschappij. De sociale structuren in de maatschappij Gezin Burgerlijke maatschappij staat De sociale structuren in de maatschappij Het gezin • een natuurlijke onmiddellijke zedelijke eenheid. • Verder besteedt Hegel weinig aandacht aan het begrip “gezin”. De sociale structuren in de maatschappij De burgerlijke maatschappij • Een storende factor die tussen het gezin en de staat optreedt. • Volgens Hegel neemt de burgerlijke maatschappij een bijzondere plaats in: enerzijds staat zij tegenover het gezin, anderzijds staat zij tegenover de staat. • De burgerlijke maatschappij heeft de bedoeling een staat te veronderstellen, maar het is een tussenproduct, een dialectische noodzakelijkheid. De sociale structuren in de maatschappij De staat • Geen humane en vriendelijke staat. • De staat moet sturend ingrijpen. De staat kan niet toelaten het individuele eigenbelang vrij spel te geven. Hegel is een verdediger van de machtsstaat. • De bijzondere verlangens van de individuen en het algemeen belang worden in de staat verzoend. • Hegel introduceert een systeem van behoeften in de burgerlijke maatschappij. • Hegel benadrukt het negatieve karakter van deze maatschappij “verlies aan zedelijkheid” De sociale structuren in de maatschappij • In de burgerlijke maatschappij wordt de onmiddellijke zedelijke eenheid, die het gezin vertegenwoordigt, opgeheven. • Oorzaak: ieder individu wil zijn eigen behoeften bevredigen. De sociale structuren in de maatschappij • Door de oneindige behoeften van de mens wordt het aangetrokken door deze burgerlijke maatschappij. Zij is de oorzaak van de vernietiging van het gezin. • De burgerlijke maatschappij is een tussenfase van innerlijke verscheurde zedelijkheid. De sociale structuren in de maatschappij • Deze fase wordt opgeheven door de staat. De staat vervult hierin een belangrijke rol, zij legt de burgerlijke maatschappij aan banden Hegel beschouwt de staat als een redding uit de dialectiek van deze burgerlijke maatschappij. • De staat is de laatste en volmaakte vorm van zedelijkheid. Vervreemding • Overname begrip vervreemding maar andere invulling • Vervangen filosofische fundament door een theorie die gebaseerd is op arbeid • Vervreemding: iets wat van jezelf is vreemd maken, dit wil zeggen aan een andere afstaan. Voorbeeld: bepaalde rechten. • Schematisch: wanneer ik iets maak, is het eerst als bedenksel, maar zodra het wordt uitgevoerd, gaat het buiten mij een eigen leven leiden. • Is iets eenmaal voortgebracht dan bestaat het voortaan zelf. Vervreemding • Twee mogelijke richtingen . 1) Door strijd heen komt een verzoening tot stand; het vervreemde product wordt weer opgenomen, ‘An-geeigent”. De macht die het uitoefent, wordt geneutraliseerd. • 2) Het product gaat zo een invloed uitoefenen op zijn maker, dat deze laatste zich niet meer kan ontplooien. Hij vervreemdt van zichzelf. Hij verstart en wordt als het ware een ding. Vervreemding • Toppunt van zelfvervreemding: men beseft niet dat men zich in deze vervreemding bevindt. • Hoe vervreemding opheffen? - Vervreemding overwinnen. - Vervreemding noodzakelijk om tot grotere ontplooiing te komen, maar soms blijft men in de vervreemding steken. Vervreemding • Vervreemding heeft zowel een rol in de individuele als in de maatschappelijke ontwikkeling. • Individu pas betekenis, wanneer het zich door vervreemding ontplooit, zich uit zijn natuurlijke bestaan losmaakt. Vervreemding • Marx heeft een dimensie van Hegels • • • vervreemdingsbegrip zeer concreet uitgewerkt: arbeid. De mens is een zichzelf scheppend wezen, een wezen dat zich door zijn arbeid maakt tot wat hij is. Hegel ziet, volgens Marx, enkel de positieve kant van de arbeid want vervreemding is tegelijk opheffing van vervreemding. Hegel is van mening dat de mens vervreemd is omdat de menselijke arbeid vervreemd is Vervreemding • Twee interpretaties van deze algemene vervreemding van de arbeid. 1) “Entäusserung”(veruitwendiging). Dit is het feit dat iedere mens die arbeid verricht, die iets produceert, in werkelijkheid een idee reproduceert, dat hij eerst in zijn hoofd heeft en vervolgens in zijn arbeid materieel objectiveert. Vervreemding 2) De dialectiek van de behoeften en arbeid. Menselijke behoeften liggen altijd één stap voor op de beschikbare economische hulpbronnen. De mens is veroordeeld om eeuwig hard te werken om te voldoen aan onbevredigde behoeften. Poging om materiële hulpbronnen zo te organiseren, dat zij alle noodzakelijke menselijke behoeften kunnen bevredigen is onbegonnen werk. Vervreemding • Hegel maakte,net zoals Marx, een fundamenteel onderscheid tussen mensen en bijvoorbeeld mieren. • Mensen worden gedwongen om aan arbeid te doen, maar mieren doen dit instinctmatig Vervreemding • Verschil tussen mens en mier: Mens: 1) ontwikkeld eerst een idee over wat hij van plan is 2) gaat dan dit idee realiseren. Hegel stelt de vraag: ‘wat doen we wanneer we materieel trachten uit te drukken wat wij eerst als idee in ons hoofd hebben?’ Vervreemding • Noodzakelijkerwijs scheidt de mens zichzelf van zijn arbeidsproduct. • Alles wat wij buiten ons projecteren/alles wat wij fabriceren/alles wat wij produceren, word van ons gescheiden. • Het kan geen belangrijk deel van ons zelf blijven als de ideeën die wij in het hoofd houden. -> belangrijkste bepaling van vervreemde arbeid. Vervreemding Conclusie van Hegel alle arbeid is vervreemde arbeid, omdat de mens in ieder maatschappij en onder alle omstandigheden veroordeeld is, gescheiden te worden van zijn arbeidsproducten. Biografie Dialectische methode Vervreemding Klassenstrijd Karl Marx (1818-1883) Biografie • Geboren in 1818 te Trier (Duitsland) • Studeert filosofie aan de universiteit van Berlijn en heeft ook interesse voor geschiedenis • Raakt sterk onder invloed van Hegel. De band tussen Marx en Hegel is tweeslachtig – Enerzijds wordt hij sterk aangetrokken door Hegels filosofie – Anderzijds verzet hij zich tegen bepaalde aspecten van Hegels denken Biografie • Marx leidt na zijn studententijd een zwervend bestaan: • 1842: journalist voor de ‘Rheinische Zeitung’ maar blad wordt verboden wegens te radicale opvattingen -> Marx vlucht naar Parijs • 1844: redacteur van de ‘Deutsch Französische Jahrbücher’ maar wordt verbannen wegens felle kritiek op de bestaande maatschappelijke orde -> Marx vlucht naar Brussel Biografie • Brusselse periode: – Kennismaking met Friedrich Engels – Marx en Engels schrijven het ‘Communistisch Manifest’ 1848: terugkeer naar Duitsland om er aan de revolutie deel te nemen. Dit mislukt -> Vlucht naar Londen. 1867: publicatie van het eerste deel van ‘Das Kapitaal’. Grondslag van het Marxisme 1883: Marx overlijdt. Dialectische periode • Overname van Hegels dialectische methode • Materialistische en GEEN idealistische dialectiek – Niet de wereld van de ideeën, maar de materiële wereld en de mensen bepalen de ontwikkeling van de samenleving – Geloof in menselijke vrijheid en zelfbeschikking Dialectische periode Via dialectische methode noodzakelijkheid van revolutie aantonen Dialectische periode • Samenleving bestaat uit verschillende niveaus 1) Onderbouw = productiekrachten + productieverhoudingen - productiekrachten: middelen aangewend in het productieproces (vb.: de mens) - productiekrachten => productieverhoudingen - productieverhoudingen ~> organisatie van arbeid (arbeidsindeling) ~> eigendomsverhoudingen Dialectische periode 2) Bovenbouw = morele, filosofische en religieuze ideeën die ontstaan op basis van de onderbouw • Tegenspraak tussen productiekrachten en productieverhoudingen Vervreemding Bijgevolg moet men deze tegenspraak opheffen Vervreemding Definitie volgens Laeyendecker: ‘Er is sprake van vervreemding als anderen zich tegen de wil van de producten meester maken van het product en het aan de zeggenschap van de producent onttrekken. Dat kan zo ver gaan, dat het product niet meer als eigen product of zelfs als menselijk product herkend wordt. Het is dan een vreemde macht geworden die buiten de mens bestaat en waaraan hij gelooft zich te moeten onderwerpen.’ Oorzaak van vervreemding ontwikkeling van productiekrachten overproductie niet iedereen moet nog materiële arbeid verrichten arbeidsindeling (geestelijk/materieel) ongelijke verdeling eigendom ontstaan van privé-kapitaal kapitaalkrachten nemen mensen in dienst vervreemding Vervreemding Verschijningsvormen van vervreemding: 1. Op het economische niveau 2. Op het politieke niveau 3. Op het godsdienstige niveau Vervreemding 1. Op het economische niveau: • De arbeider vervreemdt van het arbeidsproduct - Hij bepaalt niet zelf wat hij produceert - In de periode voor het kapitalistische tijdperk produceerde hij enkel voor de bevrediging van de eigen behoeften • De arbeider vervreemdt van het arbeidsproces - Hij krijgt een strikt werkschema opgedrongen - Ritme en organisatie van de werkzaamheden worden bepaald door de werkgever, zonder inspraak van de arbeider. ~> Hierdoor vervreemdt de arbeider ook van zijn ware wezen. Hij wordt herleid tot puur fysieke kracht Vervreemding 2. Op het politieke niveau: De staat is een instrument in handen van de bezittende klasse. Gehoorzaamheid van niet-bezitters afdwingen. Vervreemding 3. Op het godsdienstige niveau: • God is middel om arbeiders in toom te houden - God als rechter die de heersende klasse later zal sanctioneren - Belofte van leven na de dood: Mooie vooruitzichten om het huidige, onaangename leven draaglijk te maken Moet drang naar revolutie doen afnemen Vervreemding Klassenstrijd moet vervreemding opheffen Klassenstrijd • Proletariaat als voorwaarde en motor van de sociale omwenteling • De vorming van het proletariaat gebeurt over verschillende fasen 1. Enkele arbeiders protesteren tegen de 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. kapitalistische productiewijze Alle arbeiders van een fabriek protesteren Bedrijfstak komt in opstand Ontwikkeling van communicatiemiddelen zorgt voor landelijke eenwording Klasse-an-Sich (toestandsklasse): besef gemeenschappelijke belangen Kloof tussen bezitters en niet-bezitters wordt nog groter Ontwikkeling van klassenbewustzijn Klasse-fur-Sich (mentaliteitsklasse): plaats binnen productieproces bekend Steun van intellectuelen Klassenstrijd • Door de klassenstrijd verdwijnt de burgerlijke maatschappij -> ontstaan van een communistische maatschappij - Evenveel materiële verworvenheden als tijdens kapitalistische fase, MAAR nu beschikbaar voor iedereen - arbeiders krijgen terug inspraak in productieproces - Kloof tussen bezitters en niet-bezitters verdwijnt: privé-eigendom verdwijnt. Georg Simmel (1858-1918) Biografie Simmel over sociologie Coser Conflicttheorie Biografie • Één van de grondleggers van de moderne sociologie • Studeerde filosofie en geschiedenis aan de universiteit van Berlijn • Doctoraat steeds afgewezen door nietwetenschappelijke factoren (Joodse afkomst). Door Webers steun toch verkregen • Sterk onderschat als sociologisch denker Simmel over sociologie • Sociologie als niet volledig afgewerkte en gestructureerde leer (fragmentarisch) • Handelde over specifieke fenomenen binnen de maatschappij • Gemeenschap: web van verschillende interacties tussen individuen • Relaties tussen personen op microschaal ontrafelen Simmel over sociologie • Mensen nemen elkaar waar als typen • Individuen treden met elkaar in wisselwerking door instincten of om bepaalde doelen te bereiken en zo ontstaat er eenheid (maatschappij) => VERGESELLSCHATUNG (vermaatschappelijking) Lewis Alfred Coser (1913-2003) •Baseert zich op Simmel: neemt zijn bevindingen grotendeels over •66ste ‘President of the American Sociological Association’ •‘The Functions of Social Conflict’ (1968) Lewis Alfred Coser • 16 hypothesen van Simmel over conflict behandelen • Keuze van hypothesen aan de hand van de integrerende werking van conflict • Aanhanger van het functionalisme • Onderscheid tussen ‘realistic’ en ‘nonrealistic conflicts’ Simmel over het Conflictdenken • Belangrijkste boek over conflict: ‘Der Streit’ (1908) • Inspiratie van Kant in de natuurwetenschappen • Conflict niet het fundamentele verschijnsel • Positieve betekenis van conflict Conflicttheorie 1. 2. 3. 4. 5. 6. Functies van conflict Conflict en grenzen tussen groepen Vijandigheid en spanningen in conflictrelaties Conflict binnen een groep en de groepsstructuur Conflict met “out-groups” en de groepsstructuur Soorten conflicten 1. Functies van het conflict • Een stabiliserende werking doordat spanningen zich kunnen ontladen • Het ontstaan van bepaalde regels waaraan de strijdende partijen zich houden • Het vergroten van samenhorigheid binnen elk van de partijen • De grenzen van de groep duidelijker afbakenen, ook sterkere centralisering binnen elk van de partijen 1. Functies van het conflict • De samenleving met concurrenten of sociaal minder aanvaarbare personen mogelijk maken • Vooral integrerende werking • Conflict bijna altijd een doel buiten het conflict zelf • Conflict is middel om doel te bereiken • Simmel is weinig geïnteresseerd in de oorzaken van het conflict. 2. Conflict tussen groepen • Groepsbindende functie van conflict - conflict zorgt voor toekenning en behoud van de identiteit - ingenestelde vijandigheden en wederzijdse tegenstellingen houden sociale systemen in stand doordat ze evenwicht creëren tussen subgroepen en zo verdwijning van de grenzen voorkomen 3. Vijandigheid in conflictrelaties • Conflict is niet altijd schadelijk voor relatie: vaak noodzakelijk voor het behoud van een relatie • Wanneer er geen mogelijkheid meer is tot het uiten van vijandigheid, gaan groepsleden zich terugtrekken uit de groep -> relatie verdwijnt • Ventileren van opgekropte gevoelens zorgt ervoor dat spanningen tussen contrasten opgelost kunnen worden. 3. Vijandigheid in conflictrelaties • Conflict ontstaat door negatieve gevoelens: haat, nijd, hebzucht,… • Conflict is een manier om eenheid te verkrijgen binnen een groep of relatie • Apathie en onverschilligheid zijn puur negatieve fenomenen 3.1 ‘Savety-valve’ instituten • Sociale systemen bevatten instituten waar vijandige gevoelens kunnen wegvloeien: ‘savetyvalve’ instituten • Helpen het systeem te behouden, andere conflicten voorkomen of ontwrichtend effect te verminderen • Hoofddoel: voorkomen dat vijandigheid zich op origineel doel wendt • Nadelen: minder druk om bestaande negatieve omstandigheden te wijzigen: mogelijkheid tot ontwrichtende ‘explosies’ 3.1 ‘Savety-valve’ instituten • Concurrentie heeft ook een grote synthetiserende kracht • Schept vele sociologische draden, doordat men zich meer op andere individuen binnen de groep concentreert • Concurrentie binnen de groep heeft samenbindende kracht 3.2 Realistisch en onrealistisch conflict • Coser • Realistisch conflict: gevormd door claims van mensen op schaarse goederen (status, macht en hulpbronnen) • Mensen botsen op elkaar terwijl ze hun doelen trachten te realiseren 3.2 Realistisch en onrealistisch conflict • Onrealistisch conflict: komen voort uit spanningen opgelopen tijdens het socialisatieproces, uit frustraties en uitsluitingen van rollen die volwassenen bekleden of uit omschakeling van oorspronkelijke realistische conflicten die onderdrukt werden • Bestaat uit het ontladen van spanningen in de vorm van agressiviteit tegen willekeurige opposanten 3.3 Conflict zorgt voor een doel • Vijandige gevoelens ontstaan in wisselwerking tussen vijandige impulsen en een tegengesteld doel of persoon • Sociaal conflict verreist een doel • Conflict komt enkel voor in interactie tussen personen en hun doelen. Het veronderstelt dus een relatie 3.3 Conflict zorgt voor een doel • Conflict geeft innerlijke kracht om een doel te realiseren: ‘What one does out love goes twice as well, also goes what one does out of hatred’ (Simmel) • Sociaal type: bemiddelaar. De spanning neutraliseren zodat realistische standpunten in het conflict behandeld kunnen worden 3.4 Conflict binnen een intieme relatie • Liefde en haat zijn onderling verbonden • Als betrokken individuen veel met mekaar gemeen hebben, zorgen tegenstellingen voor markante verschillen zodat het conflict heviger zal zijn • ‘People who have many common features often do one another worse or ‘wronger’ wrong than complete strangers do’ (Simmel) 3.4 Conflict binnen een intieme relatie • Hoe intiemer de relatie, hoe groter de tendens om negatieve gevoelens te onderdrukken uit angst voor het stuklopen van de relatie • Gevolg: ophopen en versterken van vijandige gevoelens: gevaar voor de basis van het conflict. 4. Conflict binnen een groep en de groepsstructuur • Simmel: conflict mag niet vermeden worden onder elke omstandigheid dan ook • Conflict: onmisbaar fenomeen binnen relatie: getuigt van emotionele betrokkenheid • Alleen sterk gefundeerde relaties kunnen hevige conflicten doorstaan: relatie wordt zelf sterker • Zorgt voor positieve evolutie 4. Conflict binnen een groep en de groepsstructuur • Een groter engagement in de groep en een grotere persoonlijke betrokkenheid van de leden bieden meer mogelijkheden tot een intens conflict en gewelddadigere reacties op ontrouw gedrag • Intens conflict en loyaal gedrag: 2 facetten van eenzelfde relatie • Sociaal type: deserteur. Verlaat groep en vormt gevaar voor identiteit en eenheid van groep, trekt de waarden in twijfel 4.1 Impact en functies op groepsstructuren • Conflict leidt tot herinrichting van eenheid en evenwicht in een groep • Negatieve en positieve aspecten van conflict: niet van elkaar te scheiden. Om bepaalde vorm te behouden heeft de samenleving een hoeveelheid harmonie en disharmonie nodig. 4.1 Impact en functies op groepsstructuren • Coser maakt het onderscheid tussen: - conflicten waar de waarden en doelen waarop de relatie gebaseerd zijn in twijfel getrokken worden - conflicten die minder fundamenteel van aard zijn 5. Conflict ‘out-groups’ en groepsstructuren Conflicten met ‘out-groups’ bevordert interne samenhang Groep in staat van vrede -> antagonisten ontwijken elkaar Groepen in staat van oorlog -> antagonisten zijn verplicht hun geschil op te lossen, ten voordelen van de groep. Oorlog/oorlog heeft dus een positieve invloed Groep in staat van oorlog moet eenheid behouden: centrale figuur Conflicten met ‘out-groups’ bevordert interne samenhang: Simmel • Heeft zijn boek ‘Der Streit’ geschreven voor WOI • Maakt geen onderscheid tussen gewapend conflict en vreedzaam conflict • Stelt dat de sociale samenhang binnen de groep en de kans op alleenheerschappij, tijdens een conflict of in de naweeën van een conflict evenredig is Conflicten met ‘out-groups’ bevordert interne samenhang: Coser • Heeft het voorbeeld van beide wereldoorlogen voor zijn boek ‘Functions of Social Conflict’ • Stelt dat oorlog een specifieke invloed heeft op de maatschappij en dus niet gelijksteld kan worden aan eender welk ander conflict Conflicten met ‘out-groups’ bevordert interne samenhang: Coser • Stelt dat de sociale samenhang binnen de groep en de kans op alleenheerschappij, tijdens een conflict of in de naweeën van een conflict omgekeerd evenredig is. • Eendracht is zwak: kans op despotisme groot. • Voorbeeld: Duitsland tijdens het interbellum: jaren ’20: zwakke eenheid jaren ’30: despotisme + sterke eenheid 5. Conflict ‘out-groups’ en groepsstructuren • Conflicten met een andere groep bepaalt de groepsstructuur en zorgt voor een consequent optreden tegen interne conflicten - groep in staat van oorlog kan geen individuele afwijking veroorloven - groep in staat van oorlog zal zichzelf definiëren en de ideologische grenzen afbakenen • Afhankelijk van de groep zijn er 2 manieren – Simmel bepaalt de groepsstructuur enkel aan de hand van de groepsgrootte – Coser houdt niet enkel rekening met de groepsgrootte maar ook met de participatiegraad Simmel’s manier • Een grote groep zal zich flexibel opstellen tegenover afwijkende individuen, omdat ze een kleine invloed hebben op het geheel (schijnbare tolerantie) • Een kleine groep zal kordaat optreden tegen andersdenkenden binnen de groep, omdat de kern makkelijker te beïnvloeden is. • Analogie van het schip Cosers manier • Hoe hoger de participatiegraad, hoe strakker de teugels • Voorbeeld: splitsing van de Russische arbeiderspartij in: – Mensjewieken: gematigd omdat ze een breed publiek wensten om tsaren om ver te werpen – Bolsjewieken: radicaal omdat ze mensen wilden die zouden deelnemen aan de revolutie 5. Conflict ‘out-groups’ en groepsstructuren • Het zoeken naar vijanden - Een groep (vooral minderheden) die in staat van conflict en vervolging leeft, zal benaderingen en tolerantie van andere groepen afwijzen omdat dit de grenzen van de groep vertroebelt. - Overwinning verkleint de energie die men in de groep steekt en dus ook de eenheid - Soms is het verstandig om een vijand te hebben, opdat men dit de eenheid verzekert • 4 opties voor een nieuwe vijand – Reeds bestaande vijand buiten de groep -> uitvergroten van schadelijke intenties -> ‘self-fulfilling-prophecy’ – Een vijand buiten de groep uitvinden -> ‘scapegoat’ zoeken. Vb.: de jodenvervolging voor en tijdens WOII – Binnen de groep: reeds bestaande vijand uitvergroten – Binnen de groep: nieuwe vijand uitvinden 5. Conflict ‘out-groups’ en groepsstructuren •Conflict zorgt voor samenwerking en verbondenheid - Gemeenschappelijk tegenstander: een verenigend element tussen twee groepen - Antagonistische groepen zullen samenwerken tegen gemeenschappelijk vijand, indien hun gemeenschappelijk doel belangrijker is dan het onderlinge verschil Beschreven door William G. Summer als ‘antagonistic cooperation’: ‘It consists in the combination of two persons or groups to satisfy a great common interest while minor antagonisms of interest which exist between them are suppressed’ 6. Soorten conflicten • Antagonistisch spel - ’Kampfspiel’ - Doel is de strijd zelf, zonder hoger doel - Ontstaan uit fascinatie voor het gevecht, om meester over de tegenstander te worden - Strijden onder bepaalde regels en normen - Eer is van groot belang 6. Soorten conflicten • ‘Legal’ conflict - Conflict krijgt een doel, een reden - Conflict eindigt met succes als er overeenkomsten worden gesloten tussen de partijen - Niets persoonlijks betrokken bij conflict - Kan leiden tot formalisme - Gerechtigheid van groot belang - Gelijkheid tussen partijen (beiden onderworpen aan de wet) 6. Soorten conflicten • Conflicten over ‘causes’ - Partijen hebben dezelfde objectieve belangen - wel subjectieve belangen, maar die worden gescheiden door het conflict op twee manieren 1. Het conflict betrekt de strijdende individuen zonder dat het kan leiden tot disharmonie of verandering van de objectieve belangen 2. Conflict kan zich fixeren op pure objectieve beslissingen, alle persoonlijke elementen worden buiten het conflict gelaten Hierbij zijn twee mogelijke uitkomsten - Subjectieve gevoelens en personalisatie kunnen uitgeschakeld worden - Partijen houden op individuen te zijn en worden vertegenwoordigers van de zaak Het doel gaat het individu te boven, conflict heeft een nobel karakter, men vecht met alle macht terwijl de overwinning enkel de zaak ten goede komt Sociaal Darwinisme Ontwikkelingen in de biologie gekoppeld aan de evolutieleer van Darwin Verschil tussen Evolutionisten en Conflictdenkers - Darwin is hier de grote grondlegger - vooral aandacht besteden aan combinatie van evolutietheorie en het maatschappelijk gebeuren - nature ~ nurture Conflict wordt positief bekeken: motor van de evolutie en de vooruitgang Sociaal Darwinisme Spencer Gumplowicz Oppenheimer Chamberlain Cabineau Herbert Spencer (1820-1903) Spencer • Ontwikkeling van de staat • Strijd om bestaan is drijvende kracht van de maatschappij • Bevolkingstoename –> schaarste bestaansmiddelen -> conflict -> intellectueel zwakkeren sterven uit -> staat intervenieert met sociale wetten • Staatstussenkomst: verandering in sociale orde 0F wegwerken voordelen van industriële maatschappij Ludwig Gumplowicz (1838-1909) Gumplowicz • Ontwikkeling van de staat: 2 conflicten • Sociale wetten zijn verbijzondering van algemene • • • wetten Studieobject: groep Groep streeft naar zelfbehoud -> welvaart stijgt -> groep wil andere groep overheersen -> conflict -> vorming staat met standenmaatschappij Tweede conflict: bevolkingstoename -> staat moet naar buiten treden -> klassensamenleving moet weggewerkt worden -> creatie van het recht Franz Oppenheimer (1864-1928) Oppenheimer • Net als Gumpowicz: twee conflicten • Samenlevingmodel uiteindelijk anders bij Oppenheimer • Door het tweede conflict wordt de klassenmaatschappij afgeschaft -> vrije burgers -> geen grondeigendom > ontbreken van staatsmacht • Vrije en vreedzame samenleving Houston Stewart Chamberlain (1855-1927) Camberlain • Raciale varianten van Sociaal Darwinsme • Samenleving komt in verval door de degeneratie van het superieure ras • Arische ras in conflict met ‘lagere’ rassen • Bron voor zowel Hilter als Mussolini Tussenperiode in Conflictdenken Tussen 1920 en 1950 1ste nieuwe generatie: invloed van Sociaal Darwinisme maar sterk gericht op maatschappelijke hervormingen (gezondere samenleving) 2de generatie: meer sociale orde dan sociaal conflict Structureel Functionalisme: conflict opnieuw negatief en als afwijkende gedrag aanschouwt Lord Ralf Dahrendorf (1929) Dahrendorf • Één van de belangrijkste conflictsociologen • Soziale Klassen und Klassenkonflict in der industriellen Gesellschaft (1957) • Hevig verzet tegenover Functioneel Structuralisme • Consensustheorie: evenwicht, functionaliteit, stabiliteit en consensus • Dwangtheorie: explosiviteit, disfunctionaliteit, historiciteit en dwang • Consensus + dwang = samenleving in stand Dahrendorf • Consensus – en dwangtheorie hebben geleid tot Theorie van Sociale Conflict • Centrale begrip: Herrschaft (legitieme macht) • Herrschaftsverbände: tweedeling, posities met macht en posities van de onderworpenen • Tegengestelde posities -> tegengestelde belangen -> quasi - groepen • Wanneer deze groepen ontdekken dat ze tegengestelde belangen hebben worden het conflictgroepen -> legitieme macht ondergraven Dahrendorf • Conflictgroep heeft leider, ideologie, communicatie en rekrutering van leden • 1 oplossing voor conflict: regulering • Conflict is dynamische kracht in de samenleving, stimuleert sociale verandering (niet de oorzaak ervan) • Men moet vooral kijken naar het resultaat van het conflict Dahrendorf en Marx • Tweedelige maatschappij • Twee klassen/conflictgroepen • (Niet) bewust zijn van belangen • Relatie tussen conflict en sociale belangen Dahrendorf vs Marx • Dahrendorf: bezit van legitieme macht Marx: bezit van productiegoederen • Marx: oorzaak van klassentegenstelling: economische ontwikkeling Dahrendorf: noch de reden noch een verklaring voor klassentegenstelling Besluit