Het onpersoonlijk passief in het Nederlands en het Zweeds Gudrun Rawoens, Annika Johansson & Heleen Boons IN 54 (2): 99–116 DOI: 10.5117/IN2016.2.RAWO Abstract The impersonal passive in Dutch and Swedish This paper gives an account of the impersonal passive in Dutch and Swedish and has two goals: first, to define the impersonal passive and second, to offer a corpus-based study of impersonal passives in both languages. Impersonal passives are defined as passive constructions encoding actions with a general reference. They are made up of an overt expletive subject, viz. er ‘there’ in Dutch and det ‘it’ in Swedish, combined with a passive predicate. A contrastive study of the impersonal passive gives a wider and in-depth analysis of this structure in both languages by applying knowledge from two grammatical traditions. The empirical part of the study reveals that impersonal passives occur more frequently in Dutch than in Swedish. Moreover, the empirical data show that elements such as telicity, transitivity and control come into play in an interesting way in impersonal passives. Keywords: impersonal passive, Dutch, Swedish, corpus-based, contrastive 1 Inleiding Het onpersoonlijk passief in het Nederlands en het Zweeds neemt de vorm aan van een constructie met een werkwoord in de passieve vorm en een grammaticaal onderwerp. Een ‘echt’ zogenaamd logisch onderwerp met referentiële betekenis is zelden uitgedrukt maar is wel impliciet vatbaar en verwijst naar een menselijke1 en niet-specifieke agens. Alvorens de onpersoonlijke passiefconstructie in deze twee talen nader voor te stellen, lichten we de doelstellingen van deze studie toe. De eerste VOL. 54, NO. 2, 2016 99 INTERNATIONALE NEERLANDISTIEK doelstelling is een duidelijke definitie te geven van een onpersoonlijk passief uitgaande van bestaande literatuur, zowel algemeen als taalspecifiek. De tweede doelstelling van dit onderzoek is het gebruik van het onpersoonlijk passief in het Nederlands en het Zweeds in kaart te brengen met behulp van een corpusonderzoek. 2 Het onpersoonlijk passief In een onpersoonlijke passiefconstructie worden grosso modo drie elementen onderscheiden: het grammaticaal onderwerp, het logisch onderwerp en het predicaat. 2.1 Het grammaticaal onderwerp Vanuit taaltypologisch perspectief kan een grammaticaal onderwerp al dan niet worden uitgedrukt, afhankelijk van de syntactische vereisten van de taal in kwestie. Voor talen als het Nederlands en het Zweeds, die in principe een invulling van de syntactische onderwerpspositie vereisen, neemt het grammaticaal onderwerp in onpersoonlijke passieven de vorm aan van een expletief voornaamwoord, zijnde er in het Nederlands en det in het Zweeds. Dit wordt geïllustreerd met de voorbeelden (1) en (2) uit de Nederlandse en Zweedse referentiegrammatica’s Algemene Nederlandse Spraakkunst, ANS II, 1997, p. 1417 en Svenska Akademiens Grammatik, SAG IV, 1999, p. 57. (1) Er wordt druk gevoetbald. (2) Det spacklas, slipas, tejpas och målas. er plamuren-PASS , schuren-PASS , tapen-PASS en schilderen-PASS ‘Er wordt geplamuurd, geschuurd, getapet en geschilderd.’ 2.2 Het logisch onderwerp Het logisch onderwerp is dat deel van de passiefconstructie dat onderwerp zou zijn in de overeenkomstige actieve zin. Onpersoonlijke passiefconstructies worden gevormd door het onderwerp te degraderen of weg te laten, zonder dat het lijdend voorwerp tot onderwerp wordt gemaakt van de zin, zoals dat gebeurt bij persoonlijke passieven. Dit proces noemt Comrie (1977, p. 47) spontane degradering (spontaneous demotion). Het passiveren van actieve, overgankelijke zinnen bestaat uit twee processen: promotie van het lijdend voorwerp (object promotion) en onderwerpdegradering/-weglating (subject demotion/deletion). Bij het onpersoonlijk passief 100 VOL. 54, NO. 2, 2016 HET ONPERSOONLIJK PASSIEF IN HET NEDERLANDS EN HET ZWEEDS wordt enkel het onderwerp gedegradeerd of weggelaten (Comrie 1977, pp. 47-48). Een kenmerk van het logisch onderwerp in het onpersoonlijk passief is dat het verwijst naar een niet-specifieke, menselijke agens die standaard niet wordt uitgedrukt (Frajzyngier 1982, p. 271), zoals in de hoger vernoemde voorbeelden (1) en (2). Desalniettemin bestaat in het Nederlands bijvoorbeeld wel de mogelijkheid de agens te expliciteren met behulp van een handelend voorwerp, een voorzetselconstituent met door, zoals door de jongelui in voorbeeld (3).2 (3) Er wordt hier door de jongelui veel gedanst (Frajzyngier 1982, p. 281). Dat de toevoeging van een handelend voorwerp toch mogelijk is, schrijft Frajzyngier (1982, p. 284) toe aan de gewijzigde onderliggende betekenis: de focus komt op het louter voorkomen van de handeling of toestand te liggen, eerder dan op de handeling of toestand zelf. Het logisch onderwerp in het onpersoonlijk passief heeft dus twee kenmerken: ten eerste dat het niet uitgedrukt wordt of in een oblieke casus staat (opnieuw afhankelijk van de taal), ten tweede dat het verwijst naar een niet-specifieke, menselijke agens – ook indien deze niet is uitgedrukt.3 2.3 Het predicaat Wat het predicaat in onpersoonlijke passieven betreft, wordt doorgaans aangenomen dat enkel onovergankelijke werkwoorden in onpersoonlijke passiefconstructies voorkomen (Comrie 1977, p. 51). Overgankelijke werkwoorden leiden volgens Comrie altijd tot persoonlijke passiefconstructies. Dat is ook morfologisch te zien in de derde persoon enkelvoud. Carnie & Harley (2005) bespreken eerder de impact van teliciteit dan transitiviteit in het onpersoonlijk passief. Ze geven de volgende Nederlandse voorbeelden aan van onpersoonlijke passieven waarbij (4a) een atelisch werkwoord bevat en (4b) een telisch werkwoord (2005, p. 46):4 (4) a. Er werd gelopen. b. *Er werd gevallen. Een onpersoonlijk passief met een telisch, onovergankelijk werkwoord als vallen werkt niet (4b) maar wel met een atelisch onovergankelijk werkwoord als lopen (4a). Carnie & Harley (2005, pp. 47-48) geven als verdere verklaring dat het niet om de inherente eigenschappen van het werkwoord zelf gaat maar om de hele werkwoordgroep bij het onpersoonlijk passief. RAWOENS, JOHANSSON & BOONS 101 INTERNATIONALE NEERLANDISTIEK Telische werkwoorden zoals vallen, opstijgen en aankomen kunnen weliswaar niet in het onpersoonlijk passief voorkomen, maar als deze telische werkwoorden samen met een bijwoordelijke bepaling of iteratief element een atelische werkwoordgroep vormen, kan het wel, zoals bij de volgende bijwoordelijke bepaling: de hele dag, (5b): (5) a. *Er werd opgestegen (Carnie & Harley 2005, p. 48). b. Van Schiphol wordt er de hele dag opgestegen. De atelische werkwoordgroep (werkwoord + een bijwoordelijke bepaling) drukt uit dat het één enkele gebeurtenis betreft (soms iteratief) (Carnie & Harley 2005, p. 47). Uit de analyses van Comrie (1977) en Carnie & Harley (2005) kunnen we concluderen dat het onpersoonlijk passief uit een atelische werkwoordconstituent bestaat waar het werkwoord onovergankelijk is. 2.4 De constructie Als we de constructie met het onpersoonlijk passief in haar geheel beschouwen, zijn er zowel gelijkenissen als verschillen met het prototypische persoonlijk passief vast te stellen. Een gelijkenis is onder meer dat beide constructies de pragmatische functie ‘agent defocusing’ delen: de agens wordt weggelaten of ondergebracht in een handelend voorwerp. Een verschil is dat de patiens in het onpersoonlijk passief niet gepromoveerd wordt tot onderwerp, terwijl dat in het persoonlijk passief wel gebeurt. Alle kenmerken van het onpersoonlijk passief in acht genomen, concluderen Carnie & Harley dat onpersoonlijke passieven op existentiële constructies lijken vanwege de ateliciteit (2005, p. 47). Volgens hetzelfde denkspoor meent Frajzynger (1982, p. 281) dat het onpersoonlijk passief in het Nederlands dezelfde existentiële constructie als de Engelse there-constructie is: Er wordt gelopen ‘There is running going on’. Nu alle kenmerken hierboven beschreven zijn, kunnen we samenvattend een eenduidige definitie geven van het onpersoonlijk passief: Het onpersoonlijk passief is een passiefconstructie die ofwel geen grammaticaal onderwerp heeft, ofwel een expletief voornaamwoord als grammaticaal onderwerp, afhankelijk van de taal. Het logisch onderwerp wordt meestal niet uitgedrukt, maar kan in bepaalde talen uitgedrukt worden met een oblieke casus of met een handelend voorwerp. Dit logisch onderwerp verwijst in principe altijd naar een niet-specifieke en menselijke agens. Het predicaat van de constructie is gewoonlijk een atelische, onovergankelijke werkwoordgroep. 102 VOL. 54, NO. 2, 2016 HET ONPERSOONLIJK PASSIEF IN HET NEDERLANDS EN HET ZWEEDS 3 Methode en materiaal Onze studie bevat een corpusgebaseerd onderzoek aan de hand van Nederlands- en Zweedstalige corpora. Ondanks de ongelijke grootte en jaartallen zijn de corpora vergelijkbaar omdat ze beide krantenartikelen uit nationale kwaliteitskranten bevatten en aldus de formele schrijftaal van hun taalgebied vertegenwoordigen. Er wordt gekeken naar de frequentie van het onpersoonlijk passief en de manier waarop de constructie wordt gevormd. Voor het Nederlandse corpusonderzoek wordt het 27 Miljoen Woorden Krantencorpus 1995 van het INL gebruikt. Dit corpus bestaat uit 27.000.000 tokens uit krantenartikelen van het NRC Handelsblad, jaargang 1994-1995. De moeilijkheid van 27 Miljoen Woorden Krantencorpus 1995 is dat het niet geannoteerd is, wat betekent dat enkel lexicale zoekformules mogelijk zijn, zoals er wordt en wordt er. In totaal worden er zestien zoektermen gebruikt voor het Nederlandse onderzoek:5 drie verschillende voornaamwoorden (er, hier en daar) worden gecombineerd met twee verschillende werkwoordtijden (tegenwoordige en verleden tijd) van worden, zowel in de onderwerp-predicaat-volgorde als in inversie.6 We hebben de resultaten afgeslankt tot de eerste willekeurig gerangschikte 300 zinnen indien er meer dan 1.000 treffers zijn voor een bepaalde constructie. Zijn er echter minder dan 1.000 treffers, worden slechts de eerste 100 zinnen onderzocht. Voor het Zweedse deel van de studie wordt het corpus GP 2012 gebruikt, raadpleegbaar via de website van Språkbanken. Dit corpus bestaat uit krantenartikelen uit Göteborgs-Posten, jaargang 2012 en bevat in totaal 17.192.005 tokens. Het corpus is geannoteerd. Er dient te worden opgemerkt dat zowel het morfologisch passief (s-passief zoals in Det skrivs mycket ‘Er schrijft-PASS veel’) als het perifrastisch passief (bli-passief zoals in Det blir mycket gjort ‘Er wordt veel gedaan’) onderzocht werden in deze studie. Voor beide passiefconstructies worden er vierentwintig verschillende zoektermen geformuleerd: drie verschillende voornaamwoorden (det, där en här) worden gecombineerd met vier verschillende werkwoordtijden. Alle combinaties worden onderzocht, zowel in de gebruikelijke onderwerp-predicaat-woordvolgorde als in inversie.7 Ook voor het Zweedse corpus geldt dat enkel de eerste 300 resultaten onderzocht worden indien er meer dan 1.000 resultaten gevonden worden. Wanneer er minder zijn, worden slechts de eerste 100 onderzocht. RAWOENS, JOHANSSON & BOONS 103 INTERNATIONALE NEERLANDISTIEK 4 Het onpersoonlijk passief in het Nederlands en het Zweeds In dit gedeelte geven we een gedetailleerde beschrijving van het onpersoonlijk passief in het Nederlands respectievelijk in het Zweeds uitgaande van wetenschappelijke literatuur en een corpusonderzoek. 4.1 Nederlands Na een inperking van het totaal aantal treffers en de daaropvolgende manuele selectie, blijft er voor het Nederlands een dataset met 286 onpersoonlijke passiefconstructies over. In het Nederlands wordt het expletieve voornaamwoord er gebruikt als grammaticaal onderwerp in het onpersoonlijk passief (Frajzyngier 1982; Abraham & Leiss 2006; Siewierska 2008). Volgens ANS wordt er echter niet gezien als grammaticaal onderwerp, maar eerder als een presentatief bijwoord dat gebruikt wordt wanneer het onderwerp ontbreekt of wanneer het onderwerp verplaatst is naar het einde van de zin (ANS I, 1997, p. 471). Vergelijk de voorbeelden van het onpersoonlijk passief in (6) en (7) uit ANS (II, 1997, pp. 1414-1417): (6) Er wordt druk gevoetbald. (7) Verwacht wordt dat de minister spoedig zal aftreden. Beide zinnen bevatten onpersoonlijke passiefconstructies, maar enkel in (6) vindt men er terug. In voorbeeld (7) is het voltooid deelwoord getopicaliseerd waardoor er niet meer hoeft toegevoegd te worden om een grammaticaal correcte zin te krijgen. Dat betekent dat er niet noodzakelijk is in het onpersoonlijk passief in constructies als in (7). Verder wordt vermeld dat er in de presentatieve functie in bepaalde contexten kan vervangen worden door hier of daar (ANS I, 1997, p. 466). Omdat wij stellen dat er als grammaticaal onderwerp wordt gebruikt in het onpersoonlijk passief volgt hieruit dat hier en daar ook kunnen worden gezien als grammaticaal onderwerp in het onpersoonlijk passief (vgl. de voorbeeldzin Daar wordt koortsachtig geleefd en gestorven, ANS II, 1997, p. 1418). Uit de resultaten van ons corpusonderzoek kunnen we afleiden dat de Nederlandse onpersoonlijke passieven meestal er als grammaticaal onderwerp bevatten, maar dat ook hier (5 treffers) en daar (1 treffer) werden aangetroffen.8 De zinnen in (8) en (9) illustreren onpersoonlijke passieven met hier. 104 VOL. 54, NO. 2, 2016 HET ONPERSOONLIJK PASSIEF IN HET NEDERLANDS EN HET ZWEEDS (8) Hier wordt druk geselecteerd. (9) Misschien werd hier meer aan het bekende eiland in de Antillen dan aan de heilige Eustatius gedacht (27 Miljoen Woorden Krantencorpus 1995). Zoals eerder gezegd is het logisch onderwerp ook in het onpersoonlijk passief in het Nederlands niet-specifiek en menselijk, zoals afgeleid kan worden uit voorbeeld (10). Dat constructies met werkwoorden zonder menselijke referent (agens) onmogelijk onpersoonlijke passieven kunnen vormen, blijkt uit (11), wat een ongrammaticale zin oplevert. (10) Er wordt druk gevoetbald. (11) *Er wordt geregend (ANS II, 1997, p. 1417). In het Nederlands zou in principe ook de actieve men-constructie in plaats van een onpersoonlijk passief kunnen worden gebruikt: ‘Men voetbalt druk’. De men-constructie is ook onpersoonlijk in die zin dat de agens niet-specifiek is maar wel menselijk. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat de men-constructie niet in alle registers voorkomt, maar vooral frequent is in formele registers (ANS II, 1997, p. 1414; Coussé & Van der Auwera 2012, p. 133). In het Nederlands kan de agens al dan niet worden uitgedrukt aan de hand van een voorzetselconstituent met door (ANS II, 1997, pp. 1413-1416). In ons corpusonderzoek vinden we 16 (van totaal 286) onpersoonlijke passieven met uitgedrukte agens, waarvan 11 met een voorzetselconstituent met door, zoals in voorbeeld (12). (12) Er wordt door de helden veel genoten (27 Miljoen Woorden Krantencorpus 1995). Bij de resterende 5 constructies wordt een ander voorzetsel gebruikt, namelijk onder, bij en van, zoals in (13): (13) Er wordt bij Nederlandse ploegen nu ook gepraat over de opvang van junioren en amateurs (27 Miljoen Woorden Krantencorpus 1995). We kunnen concluderen dat de agens zelden wordt uitgedrukt in het Nederlands, maar als deze wordt uitgedrukt is het meestal met een doorconstituent, wat prototypisch is. Dit komt ook overeen met Kirsner (1976, pp. 391-392), die aangeeft dat de door-constituent niet frequent is in ‘echte RAWOENS, JOHANSSON & BOONS 105 INTERNATIONALE NEERLANDISTIEK passieven’ en dat ‘onechte passieven’, wat zijn term is voor het onpersoonlijk passief, zelfs nog minder vaak een door-constituent bevatten. Wat het predicaat betreft, worden onpersoonlijke passiefconstructies in het Nederlands doorgaans met het werkwoord worden gevormd.9 Wat Carnie & Harley (2005, pp. 46-47) schrijven over de atelische werkwoordgroep in het onpersoonlijk passief geldt in het algemeen ook voor het Nederlands. Volgens Comrie (1977) worden enkel onovergankelijke werkwoorden gebruikt in onpersoonlijk passiefconstructies, hetgeen ook opvalt in het onderzoeksmateriaal.10 ANS (II, 1997, p. 1418) geeft aan dat onovergankelijke werkwoorden die in het perfectum in actieve wijze met zijn worden gevormd niet in het onpersoonlijk passief kunnen staan, bijvoorbeeld vliegen, weglopen en inslapen, zoals in voorbeeld (14). (14) *Er wordt ingeslapen. Een belangrijke observatie betreffende de grammaticaliteit van het onpersoonlijk passief in het Nederlands is door Zaenen gemaakt (1993, p. 132). Zoals samengevat in Figuur (1) deelt zij de onovergankelijke werkwoorden in twee categorieën op: volgens teliciteit (telisch/atelisch) en controle (aanwezigheid of afwezigheid van controle). B: atelic activities states -B: telic accomplishments achievements A + control telefoneren aankomen ಫphoneಬ ಫarriveಬ -A -control stinken sterven ಫstinkಬ ಫdieಬ Figuur 1 Onovergankelijke werkwoorden in het Nederlands (Zaenen 1993, p. 132) Volgens Zaenen (1993) is het enkel mogelijk om het onpersoonlijk passief te vormen met werkwoorden die zowel atelisch zijn als controle inhouden, zoals in voorbeeld (15). Werkwoorden waarbij het element controle afwezig zijn leiden tot ongrammaticale onpersoonlijke passiefconstructies zoals in (16b). (15) a. De meisjes hebben hard gewerkt. b. Er werd hard gewerkt (door de meisjes). 106 VOL. 54, NO. 2, 2016 HET ONPERSOONLIJK PASSIEF IN HET NEDERLANDS EN HET ZWEEDS (16) a. De man heeft gebloed. b. *Er werd (door de man) gebloed. (Zaenen 1993, pp. 135-136) Hier moet de stelling van Carnie & Harley worden aangepast voor wat het Nederlands betreft. Het element controle maakt ook deel uit van het onpersoonlijk passief. De predicaten in onze dataset met Nederlandse onpersoonlijke passieven zijn alle onovergankelijk, geïllustreerd met voorbeelden (17)-(18). (17) De stad wordt gegrild door aanhoudende, zeer gewelddadige beschietingen en er wordt zwaar gevochten op tien kilometer afstand van het vliegveld. (18) Er werd gezongen, gedanst en een beetje getreurd met Conny Braam. (27 Miljoen Woorden Krantencorpus 1995) De werkwoorden in bovenstaande voorbeelden, namelijk vechten, zingen, dansen en treuren zijn onovergankelijk, atelisch en houden controle in. Ze voldoen bijgevolg aan alle criteria om in een onpersoonlijke passiefconstructie gebruikt te worden. De agens wordt nergens uitgedrukt, maar is impliciet als menselijk en niet-specifiek. Samenvattend kunnen we stellen dat het onpersoonlijk passief in het Nederlands gewoonlijk wordt uitgedrukt met het expletieve er. De agens is altijd menselijk en niet-specifiek en wordt doorgaans niet uitgedrukt. Het predicaat bestaat uit worden gevolgd door een voltooid deelwoord van een onovergankelijk en atelisch werkwoord (of atelische werkwoordgroep). De controle van de handeling van het werkwoord ligt bij een impliciete menselijke agens. 4.2 Zweeds Hoewel het onpersoonlijk passief in het Zweeds volgens sommige bronnen uitsluitend met het morfologisch passief (s-passief) gevormd kan worden (bijvoorbeeld Lyngfelt 2010, p. 178), maken andere (bijvoorbeeld Engdahl 2006, p. 39) gewag van het voorkomen van het perifrastisch passief (blipassief) in het onpersoonlijk passief, maar enkel in zinnen die een negatieve of kwantitatieve constituent bevatten die voor het voltooid deelwoord staat (zoals in Det blev ingenting/mycket gjort. ‘Er werd niets/veel gedaan.’). Gezien deze twee enigszins verschillende opvattingen in de literatuur wilden wij dit aan de hand van onze corpusstudie verifiëren door beide passiefvormen in de zoekopdrachten op te nemen. RAWOENS, JOHANSSON & BOONS 107 INTERNATIONALE NEERLANDISTIEK In totaal zijn 69 onpersoonlijke passieven gevonden: 66 onpersoonlijke constructies met het s-passief en drie onpersoonlijke constructies met het bli-passief. De drie corpusvoorbeelden met het bli-passief ondersteunen de bevinding van Engdahl (2006), zoals geïllustreerd in (19). (19) Jag sitter där vid datorn och ska skriva, jag vet vad jag ska göra men det blir ändå inget gjort.’ ‘Ik zit bij de computer en ga schrijven, ik weet wat ik moet doen maar er wordt toch niets gedaan.’ (GP 2012) Wat het grammaticaal onderwerp in het onpersoonlijk passief in het Zweeds betreft, is het expletieve voornaamwoord det (‘er’) het meest gebruikelijke (SAG IV, 1999, p. 57).11 Er worden vier contexten voor het gebruik van det in onpersoonlijke passieven onderscheiden: 1. Het werkwoord heeft geen lijdend voorwerp, zoals in de zin in (20). 2. Het werkwoord heeft een lijdend voorwerp, maar dit is onbepaald en heeft meestal een vage verwijzing (voorbeeld [21]). 3. Het werkwoord wordt gevolgd door een verplichte bijzin als lijdend voorwerp, zoals in voorbeeld (22). 4. Een zin kan een ondergeschikte functie hebben ten opzichte van een daarop volgende zin met een passief werkwoord die een directe rede inleidt als het ware geïllustreerd in voorbeeld (23). (20) Det spacklas, slipas, tejpas och målas. ‘Er wordt geplamuurd, geslepen, getapet en geschilderd.’ (21) Det spelades kort till långt in på natten. ‘Er werd gekaart tot laat in de nacht.’ (22) Det sades att hon skulle göra en ny film. ‘Er werd gezegd dat zij een nieuwe film zou maken.’ (23) Du förstår dig på barn, sägs det. ‘Jij kent veel van kinderen, wordt er gezegd.’ (SAG IV, 1999, p. 57) Volgens SAG (IV, 1999, p. 57) kan het expletieve voornaamwoord det in onpersoonlijke passieven ook vervangen worden door de locatieve bijwoorden här (‘hier’) of där (‘daar’) in de eerste en tweede bovenstaande gevallen, zoals geïllustreerd wordt in voorbeeld (24). (24) Brukar här städas till jul? ‘Wordt hier gewoonlijk gepoetst voor Kerstmis?’ (SAG IV, 1999, p. 57) 108 VOL. 54, NO. 2, 2016 HET ONPERSOONLIJK PASSIEF IN HET NEDERLANDS EN HET ZWEEDS In onze onderzochte dataset komt enkel det als grammaticaal onderwerp voor en werden er dus geen treffers gevonden met här of där gebruikt als grammaticaal onderwerp. Wat het logisch onderwerp betreft, is het zo dat de agens in het onpersoonlijk passief in het Zweeds meestal weggelaten wordt (vgl. Lyngfelt 2010, p. 178). In SAG (IV, 1999, p. 373) wordt aangegeven dat de agens in sommige gevallen uitgedrukt wordt om de situatie te verduidelijken, zoals in voorbeeld (25). (25) Under middagen hölls det tal av inte mindre än tjugo personer. ‘Tijdens het diner werden er toespraken gehouden door niet minder dan 20 personen.’ (SAG IV, 1999, p. 375) Ook in Engdahl (2006, p. 38) lezen we dat de agens soms uitgedrukt kan worden, echter niet door middel van een av-constituent, maar door middel van een bijwoordelijke bepaling ingeleid met een ander voorzetsel, zoals bland in (26). (26) Det dricks mycket öl bland studenterna. ‘Er wordt veel bier gedronken onder de studenten.’ (Engdahl 2006, p. 38) Er moet hier ook worden vermeld dat werkwoorden zonder menselijke referent in het onpersoonlijk passief in het Zweeds niet grammaticaal zijn (*Det ruttnas ‘*Er wordt verrot’). Van de totaal 69 onpersoonlijke passiefconstructies in onze dataset zijn er slechts twee gevallen waarbij de agens van de zin wordt uitgedrukt, voorbeeld (27).12 (27) För övrigt laddas, tvättas och packas det i familjen som i dagarna ska korsa Atlanten för att hälsa på stora Storasyster i Los Angeles samt pröva lyckan i Las Vegas och fira Halloween i Klippiga bergen. ‘Voor de rest wordt er opgeladen, gewassen en ingepakt in de familie die de komende dagen de Atlantische Oceaan gaat oversteken om de grote Grote zus te bezoeken in Los Angeles, geluk te testen in Las Vegas en Halloween te vieren in de Rocky Mountains.’ (GP 2012) In het bovenstaande voorbeeld (27) zien we dat de agens uitgedrukt wordt met de voorzetselconstituent: i familjen (‘in de familie’). Het logisch onderwerp van de constructie is in de familie omdat het de eigenlijke handelinRAWOENS, JOHANSSON & BOONS 109 INTERNATIONALE NEERLANDISTIEK gen uitvoert. In het onderzochte materiaal uit GP 2012 zijn er bijgevolg geen voorbeelden van uitgedrukte agens met een av-constituent. Onze resultaten liggen met andere woorden in dezelfde lijn als de bevindingen van Engdahl (2006). De actieve tegenhanger van het onpersoonlijk passief is de man-constructie in het Zweeds. Deze constructie is frequent en komt bovendien voor in verschillende registers (Coussé & Van der Auwera 2012, p. 125; Altenberg 2004, p. 115). Dat zou een reden kunnen zijn voor het beperkte aantal treffers voor het onpersoonlijk passief in het Zweedse materiaal maar dat moet natuurlijk met corpusonderzoek worden geverifieerd.13 Wat het predicaat betreft, lezen we in SAG IV (1999, p. 371) dat het onpersoonlijk passief in het Zweeds zowel met onovergankelijke als met overgankelijke werkwoorden wordt gevormd.14 In het geval van constructies met onovergankelijke werkwoorden wordt vaak een beschrijving gegeven van meerdere acties of een repetitieve handeling, zoals in voorbeeld (28). (28) Nu byggs det återigen i Faluns centrum. ‘Nu wordt er opnieuw gebouwd in het centrum van Falun.’ (SAG IV, 1999, p. 371) Viberg (2010, p. 148) voegt hier aan toe dat dit enkel geldt voor onovergankelijke werkwoorden met een agens in de argumentstructuur, aangezien het onpersoonlijk passief altijd een niet-specifieke agens impliceert. Ook overgankelijke werkwoorden kunnen in het onpersoonlijk passief voorkomen, met name in twee gevallen. In het ene geval betreft het overgankelijke werkwoorden die hun lijdend voorwerp uit de actieve zin als het ware meenemen naar de passieve zin. Het lijdend voorwerp heeft in dat geval de onbepaalde vorm en heeft meestal een eerder vage verwijzing (SAG IV, 1999, p. 371), zoals in (29). (29) Det skrevs inbjudningskort till långt in på natten. ‘Er werden uitnodigingen geschreven tot laat in de nacht.’ (SAG IV, 1999, p. 371) In het tweede geval gaat het om overgankelijke werkwoorden met een verplichte nominale bijzin, zoals in voorbeeld (30). (30) Det sägs att man inte ska dricka när man känner sig nere. ‘Er wordt gezegd dat men niet moet drinken wanneer men zich neerslachtig voelt.’ SAG (IV, 1999, p. 372) 110 VOL. 54, NO. 2, 2016 HET ONPERSOONLIJK PASSIEF IN HET NEDERLANDS EN HET ZWEEDS Wat constructies zoals in (30) betreft is echter de vraag of ze wel degelijk instanties zijn van onpersoonlijke passieven en niet eerder voorbeelden zijn van passiefconstructies met een formeel onderwerp (det) en een logisch onderwerp dat naar achter wordt geplaatst (SAG IV, 1999, p. 372; Engdahl 2006, p. 39). Alvorens we de predicaten uit ons corpusonderzoek nader bekijken, is het interessant om te verwijzen naar het onderzoek van Viberg (2010, p. 147), dat enerzijds aantoont dat de vorming van onpersoonlijke passieven een productief proces is, en anderzijds melding maakt van een reeks gelexicaliseerde onpersoonlijke passieven die veelal een communicatiewerkwoord bevatten, zoals det sägs ‘er wordt gezegd’, waar we verder nog op terugkomen. De uitkomst van onze data-analyse met betrekking tot de predicaten in Zweedse onpersoonlijke passieven weerspiegelt het beeld dat in de Zweedstalige literatuur wordt beschreven, namelijk dat zowel onovergankelijke als overgankelijke werkwoorden voorkomen. In onze dataset is de meerderheid van de predicaten onovergankelijk, namelijk 42 van totaal 69 werkwoorden, alle s-passief, zoals geïllustreerd in (31). (31) Sedan hör man på tv att det talas om minusgrader och det är just då man drar iväg. ‘Daarna hoort men op tv dat er wordt gesproken over graden onder nul en het is juist op dat moment dat men weggaat.’ (GP 2012) Het predicaat in (31) is onovergankelijk en atelisch. Van de overgankelijke werkwoorden vinden we 27 treffers in ons corpus. Onder deze overgankelijke werkwoorden kunnen we de twee types herkennen die hogerop werden beschreven (SAG IV, 1999, p. 57) (met betrekking tot de zinnen in [29] en [30]). In het eerste type treffen we overgankelijke werkwoorden aan met een lijdend voorwerp dat vaag verwijzend is en in onbepaalde vorm staat (vergelijk het hoger genoemde voorbeeld [29] Det skrevs inbjudningskort) (SAG IV, 1999, p. 371). In ons corpus bevindt zich maar één dergelijke constructie met s-passief, voorbeeld (32). (32) Det är bra att det byggs bostäder men det är inte det här som kommunen behöver. ‘Het is goed dat er woningen worden gebouwd maar het is niet dit wat de gemeente nodig heeft.’ (GP 2012) RAWOENS, JOHANSSON & BOONS 111 INTERNATIONALE NEERLANDISTIEK Bygga (‘bouwen’) wordt hier overgankelijk gebruikt met bostäder (‘woningen’) als lijdend voorwerp. Ook al is het lijdend voorwerp uitgedrukt, toch kan deze zin als onpersoonlijk worden gezien, omdat bostäder (‘woningen’) vaag verwijzend is. In deze groep kunnen we ook de drie werkwoorden in het bli-passief onderbrengen: deze zijn overgankelijk en het lijdend voorwerp wordt uitgedrukt in de constituent die tussen het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord staat (zie voorbeeld [19]). In het tweede type vinden we 23 onpersoonlijke passieven (enkel spassieven) met een verplichte bijzin als lijdend voorwerp. Sommige onderzoekers, zoals Engdahl (2006) rekenen dergelijke constructies niet tot onpersoonlijke passiefconstructies omdat de bijzin het eigenlijke onderwerp en det het formele onderwerp is. Volgens zowel SAG (IV, 1999) als Viberg (2010) echter zijn deze constructies wel degelijk voorbeelden van het onpersoonlijk passief, een standpunt dat wij ook in deze studie volgen. Viberg (2010) voegt hieraan toe dat dergelijke constructies voornamelijk voorkomen met communicatiewerkwoorden. Van de 23 treffers in het corpus wordt hier een representatief voorbeeld weergegeven in (33). (33) Det sägs i alla högtidstal att den fria journalistiken är ett av fundamenten för demokratin. ‘Er wordt in alle redevoeringen gezegd dat de vrije journalistiek één van de fundamenten is voor de democratie.’ (GP 2012) Het onderzochte materiaal uit dit corpus ondersteunt dus Vibergs analyse waar hij de conclusie trekt dat de communicatiewerkwoorden zeer frequent zijn in onpersoonlijke passieven en gelexicalisserde onpersoonlijke passieven vormen. Vooral het werkwoord säga (‘zeggen’) komt heel vaak voor (12 van 23). Voor de 69 onpersoonlijke passieven in onze dataset geldt ook dat de werkwoorden of de werkwoordgroep zowel overwegend atelisch zijn als controle inhouden.15 Dit loopt samen met de impliciete menselijke agens bij onpersoonlijke passieven. Verder kunnen we samenvattend stellen dat het onpersoonlijk passief gewoonlijk gevormd wordt met het s-passief, hoewel het bli-passief ook voorkomt, zij het in beperkte mate en uitsluitend in zinnen met een negatieve of kwantitatieve constituent voorafgaand aan het voltooid deelwoord. We hebben verder gezien dat de agens uiterst zelden wordt uitgedrukt. Als expletief voornaamwoord is det het meest gebruikelijke, en hoewel ook de bijwoorden här of där als onderwerp kunnen worden gebruikt, kwamen zij niet in ons corpus voor. We kunnen concluderen dat 112 VOL. 54, NO. 2, 2016 HET ONPERSOONLIJK PASSIEF IN HET NEDERLANDS EN HET ZWEEDS onpersoonlijke passiefconstructies zowel met onovergankelijke (42 keer) als met overgankelijke werkwoorden (27 keer) voorkomen. 5 Samenvatting en vooruitblik Met behulp van het corpusonderzoek en de literatuur over het onpersoonlijk passief is er een duidelijk beeld van het onpersoonlijk passief in het Nederlands en het Zweeds ontstaan. Opvallend is dat er veel meer onpersoonlijke passiefconstructies in het Nederlands voorkomen dan in het Zweeds. In beide onderzoeken zijn er meer dan 2.000 treffers onderzocht, wat in het Nederlands tot 286 onpersoonlijke passiefconstructies heeft geleid, in het Zweeds tot slechts 69. De opvatting van het onpersoonlijk passief in de Nederlandse en Zweedse grammatica is verder verschillend. Volgens de Nederlandse grammatica kan enkel het onpersoonlijk passief met onovergankelijke werkwoorden worden gevormd. Constructies zoals Er wordt morgen een varken geslacht, die een overgankelijk werkwoord bevatten worden in ANS beschreven als constructies met presentatief er met onbepaalde naamwoordelijke constituenten als onderwerp (ANS I, 1997, pp. 469-470). Volgens de Zweedse grammatica SAG kan deze constructie echter worden beschouwd als onpersoonlijk passief met een expletief det en een overgankelijk werkwoord waarbij het lijdend voorwerp vaag verwijzend is (SAG IV, 1999, p. 57). Om de bovenvermelde frequentieverschillen verder te kunnen bestuderen volgt op de hier beschreven studie een vervolgonderzoek met corpora bestaande uit andere tekstsoorten. Daarnaast zullen we ons verdiepen in de genoemde verschillende grammaticale traditie van het Nederlands respectievelijk het Zweeds met bijzondere aandacht voor het onpersoonlijk passief. Noten 1. Aangezien ook constructies mogelijk zijn zoals Er wordt geblaft kan het correcter zijn om te stellen dat het om een bezielde aktant gaat (vgl. Frajzyngier 1982, p. 283). 2. Ook in het Zweeds kan de agens van de zin worden uitgedrukt, namelijk met een voorzetselconstituent met av (‘door’). Hier komen we later in de studie op terug. 3. Verhagen (1992, p. 323) noemt ook dat ‘the (implied) agent is almost obligatorily interpreted as animate’ voor deze constructies. Verder kan een test worden gebruikt om na te gaan of een passieve er-zin een onpersoonlijk passief is als deze geparafraseerd kan worden met de actieve men-constructie (Frajzyngier 1982, p. 283). 4. Ook Abraham & Leiss (2006, p. 502) maken een onderscheid tussen atelisch en telisch, hoewel zij de terminologie imperfectief/perfectief gebruiken. RAWOENS, JOHANSSON & BOONS 113 INTERNATIONALE NEERLANDISTIEK 5. De verschillende zoektermen worden verkregen via de functie “zoeken naar meerwoordspatronen”, bijvoorbeeld [wv=‘er’][wv=‘wordt’]. 6. Gezien de moeilijkheid om onpersoonlijke passieven op te sporen waarbij het voltooid deelwoord getopicaliseerd is, en er geen grammaticaal onderwerp er aanwezig is, worden deze uit dit onderzoek uitgesloten. 7. Dit gebeurt via de uitgebreide zoekfunctie in Språkbanken, zoals ‘det + har + particip perfekt neutrum singularis obestämd nominativ’. 8. Onverwacht was het geringe aantal treffers met onpersoonlijke passieven met hier en daar. Gelet op de beperkingen van het INL-corpus (o.m. geen annotatie) hebben we geen zoektocht kunnen opzetten naar onpersoonlijke passieven zonder uitgedrukt er, zie voorbeeldzin (7). Onderzoek naar onpersoonlijke passieven zonder er valt in dit artikel daarom buiten beschouwing. 9. Volgens sommige bronnen is het onpersoonlijk passief met zijn uitgesloten wegens semantische incompatibiliteit (Abraham & Leiss 2006, pp. 505-506). Desalniettemin maakt Verhagen gewag van onpersoonlijke passieven met zijn: Er is jarenlang verbazend hard gewerkt (1992, p. 324), dat hij echter zijn-pseudo-passive noemt. Constructies met zijn werden in deze studie niet opgenomen vanwege de beperkingen in het Nederlandse corpus, dat niet geannoteerd is, zie paragraaf 3. 10. Passiefconstructies met overgankelijke werkwoorden worden aangeduid als zogenaamde ‘echte’ passieven (vgl. ‘prototypische’ Shibatani 1985, p. 837) en die met onovergankelijke als ‘onechte’ passieven (Kirsner 1976-77, p. 1) of pseudo-passive (Kirsner 1976). 1 1. Det wordt met er vertaald omdat het voornaamwoord het niet als grammaticaal onderwerp bij het onpersoonlijk passief in het Nederlands kan worden gebruikt. 12. Bij geen van de drie onpersoonlijke passieven met bli wordt de agens uitgedrukt. 13. Coussé & Van der Auwera vermelden ook dat het uit het bidirectionele vertaalcorpus Nederlands-Zweeds (SALT) blijkt dat één van de strategieën is de Zweedse man-constructie met het onpersoonlijk passief in het Nederlands te vertalen (2012, p. 128). 14. Van het onderscheid telisch/atelisch wordt bij de bespreking van onpersoonlijke passieven in SAG geen melding gemaakt. 15. Een van de corpushits vormt een grensgeval en zou als telisch kunnen worden geïnterpreteerd: (...) personalen skärs det ner på (...) ‘Op het personeel wordt er bezuinigd’. Bibliografie Corpora: GP 2012, Språkbanken: http://spraakbanken.gu.se/ INL 27 Miljoen Woorden Krantencorpus 1995 (in Corpus Hedendaags Nederlands), TST-centrale: http://tst-centrale.org/ Abraham, Werner & Elisabeth Leiss, ‘The impersonal passive. Voice suspended under aspectual conditions’. Werner Abraham & Larissa Leisiö (red.), Passivization and typology. Form and function, Amsterdam/Philadelphia, 2006, 502-517 (pp. 502, 505-506). Altenberg, Bengt, ‘The generic person in English and Swedish. A contrastive study of one and man’. Languages in Contrast 5, (1) 2004, 93-120 (p. 115). ANS I & II: Haeseryn, W., K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij & M.C van den Toorn. Algemene Nederlandse spraakkunst. Groningen/Deurne, 1997. 114 VOL. 54, NO. 2, 2016 HET ONPERSOONLIJK PASSIEF IN HET NEDERLANDS EN HET ZWEEDS Carnie, Andrew & Heidi Harley, ‘Existential impersonals’. Studia Linguistica 59, 2005, 46-65 (pp. 46-48). Comrie, Bernard, ‘In defense of spontaneous demotion: The impersonal passive’. Peter Cole & Jerrold Sadock (red.), Grammatical relations, New York, 1977, 47-58 (pp. 47-48, 51). Coussé, Evie & Johan van der Auwera, ‘Human impersonal pronouns in Swedish and Dutch. A contrastive study of man and men’. Languages in Contrast 12, 2012, 121-138 (pp. 125, 128, 133). Engdahl, Elisabet, ‘Semantic and syntactic patterns in Swedish passives’. Torgrim Solstad & Benjamin Lyngfelt (red.), Demoting the agent. Passive, middle and other voice phenomena. 2006, Amsterdam, 21-45 (pp. 38-40). Frajzyngier, Zygmunt, ‘Indefinite agent, passive and impersonal passive: a functional study’. Lingua 58, 1982, 267-290 (pp. 281-283). Kirsner, Robert, ‘On the subjectless “pseudo-passive” in standard Dutch and the semantics of background agents’. N. Li Charles (red.), Subject and topic. New York, 1976, 386-415 (pp. 391192). Kirsner, Robert, ‘De “onechte lijdende vorm”‘. Spektator 6, 1976-1977, 1-18 (p. 1). Lyngfelt, Benjamin, ‘En akademiledamot pensioneras inte – om konstruktioner med s-verb i svenskan’. Kristinn Jóhannesson et. al. (red.). Bo65. Festskrift till Bo Ralph, 2010, 178-192 (pp. 178, 189). SAG II & IV: Teleman, Ulf, Staffan Hellberg & Erik Andersson. Svenska Akademiens grammatik. Stockholm, 1999. Shibatani, Masayoshi, ‘Passives and related constructions: A prototype analysis’. Language 61, (4) 1985, 821-848 (p. 837). Siewierska, Anna, ‘Introduction: impersonalization from a subject-centered vs. agent-centered perspective’. Transactions of the philological society 106, (2) 2008, 115-137 (pp. 116-121, 123-125). Verhagen, Arie, ‘Praxis of linguistics: Passives in Dutch’. Cognitive Linguistics 3, (3) 1992, 301-342 (pp. 323-324). Viberg, Åke, ‘Swedish impersonal constructions from a cross-linguistic perspective. An exploratory corpus-based study’. Orientalia Suecana LIX, 2010, 122-158 (pp. 147-148). Zaenen, Annie, ‘Unaccusativity in Dutch: Integrating syntax and lexical semantics’. James Pustejovsky (red.), Semantics and the lexicon. Dordrecht, 1993, 129-161 (pp. 132, 135-136). Over de auteurs Gudrun Rawoens is post-doc onderzoeker in Scandinavische talen (gepromoveerd in 2007). Haar onderzoeksinteresses zijn contrastieve taalkunde en vreemdetaalverwerving. Zij is ook werkzaam als vertaler en taalconsulent. Annika Johansson is universitair docent Nederlands aan Universiteit van Stockholm, Zweden. In 2006 promoveerde ze op een contrastief onderzoek Nederlands-Zweeds, sindsdien haar onderzoeksterrein. Dit onderzoek draagt ook bij aan haar didactisch onderzoek over derdetaalverwerving met betrekking tot het Nederlands. E-mail: [email protected] RAWOENS, JOHANSSON & BOONS 115 INTERNATIONALE NEERLANDISTIEK Heleen Boons studeerde Zweedse taalkunde aan de Universiteit Gent en bestudeerde het onderwerp van dit onderzoek voor haar masterthesis in 2013. Na afstuderen verhuisde ze naar Londen waar ze sindsdien werkzaam is als Nederlandse vertaler en corrector. 116 VOL. 54, NO. 2, 2016