Rapportage inspectieproject A643 Inspecties naar de (mobiele) toepassing van röntgenstraling in de veterinaire praktijk Arbeidsinspectie, Den Haag, Inspectieonderwerpen AI-bedrijfstakdirectie Landelijk projectleider Voor vragen van de pers Looptijd project Correspondentieadres 30 september 2005 Ioniserende straling Industrie Mw. drs. A. Wilschut (voor informatie: [email protected]; 0475356684) Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, afdeling persvoorlichting (070-3334444) juni 2004 t/m februari 2005 Arbeidsinspectie, kantoor Roermond t.a.v. mw. Y.A.J.Montforts Postbus 940 6040 AX Roermond 0475-356603 Voorwoord In de veterinaire praktijk wordt röntgenapparatuur gebruikt ten behoeve van de diagnostiek. Door hiervan gebruik te maken moet de dierenarts voldoen aan bepalingen uit de Kernenergiewet en aanverwante regelgeving. Dit verslag beschrijft de resultaten van een inspectieproject dat van juni 2004 t/m februari 2005 is uitgevoerd in dierenartspraktijken. Het project is een vervolg op inspecties die in 2002 zijn uitgevoerd en waarbij werd geconcludeerd dat bijna 80% van de dierenartspraktijken de verplichtingen uit de Kernenergiewet op één of meerdere punten overtrad. Ondanks dat de doelgroep van dit project verschilde van het eerdere inspectieproject - er is gericht gezocht naar praktijken waar röntgenopnames van paarden worden gemaakt - en de lijst met inspectiepunten was uitgebreid, kan de voorzichtige conclusie getrokken worden dat de sector een verbetering laat zien op het vlak van het percentage overtreders. Echter, uit de inspecties komt het beeld naar voren dat we hier te maken hebben met een beroepsgroep die veelal pas in actie komt als inspecties worden aangekondigd. Belangrijkste overtreding is het ontbreken van een onderbouwde risico-analyse van de mogelijke blootstelling aan röntgenstraling. Ziet de dierenarts dit vaak als een administratieve verplichting, het is wel de basis voor een goede organisatie van de stralingsbescherming en de keuze van de mate van bescherming van de werknemers en de dierenarts zelf. De dierenarts beschikt over voldoende mogelijkheden om de risico-analyse op te stellen. De Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) heeft bijvoorbeeld de module ‘Röntgen’ ontwikkeld. Daarnaast kan ook een beroep gedaan worden op leveranciers van toestellen. Op basis van de voorliggende resultaten en het beeld dat bestaat over deze beroepsgroep blijkt dat inspectiedruk noodzakelijk blijft om de stralingshygiëne in de veterinaire praktijk te verbeteren. De Arbeidsinspectie zal de resultaten bespreken met de KNMvD en in gezamenlijk overleg kijken welke vervolgacties noodzakelijk zijn. Afhankelijk van de resultaten van dit overleg, zullen vervolginspecties opnieuw geprogrammeerd worden. De Algemeen Directeur van de Arbeidsinspectie, Dr. J.J.M. Uijlenbroek 2 Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................................................... 2 Samenvatting........................................................................................................................................... 4 1. Aanleiding en doel ...................................................................................................................... 5 1.1 Aanleiding................................................................................................................................... 5 1.2 Doelstellingen ............................................................................................................................. 5 1.3 Resultaten van eerdere inspectieprojecten ................................................................................ 5 2. Omvang en opzet ....................................................................................................................... 6 2.1 Werkterrein ................................................................................................................................. 6 2.2 Looptijd en aantallen bezoeken.................................................................................................. 6 2.3 Opzet van het project ................................................................................................................. 6 2.4 Inspectieonderwerpen ................................................................................................................ 7 2.5 Publiciteit/uitwisseling van informatie over het project ............................................................... 7 3. Projectresultaten......................................................................................................................... 8 3.1 Omschrijving van de geïnspecteerde populatie ......................................................................... 8 3.2 Generaliseerbaarheid van de resultaten .................................................................................... 8 3.3 Totaal overzicht .......................................................................................................................... 9 3.4 Resultaten per inspectieonderwerp.......................................................................................... 10 3.4.1. Vergunning, aangifte en meldingen 10 3.4.2 Risico-analyse 10 3.4.3. Organisatie en deskundigheid 10 3.4.4 Stralingshygiëne bij gebruik van (mobiele) röntgenapparatuur 11 3.4.5 Persoonlijke stralingshygiëne 12 3.4.6 Beheersysteem 12 3.5 Vergelijking met eerdere project............................................................................................... 12 3.6 Beleidsrelevante informatie ...................................................................................................... 13 4. Conclusies en aanbevelingen .................................................................................................. 15 4.1 Inleiding .................................................................................................................................... 15 4.2 Conclusies ................................................................................................................................ 15 4.3 Beleidsaanbevelingen .............................................................................................................. 15 3 Samenvatting De Arbeidsinspectie is belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Kernenergiewet (KEW). Hiertoe is in 2000 een strategie vastgesteld waarbij de vergunninghouders zijn ingedeeld in categorieën, waaraan een inspectiefrequentie is gekoppeld. Bij de uitwerking van deze strategie wordt ernaar gestreefd zoveel mogelijk inspectieprojecten op te zetten van gelijksoortige toepassingen binnen bepaalde branches. In dat kader werden in 2004 een aantal inspectieprojecten uitgevoerd. Dit project betreft een inspectieproject naar de (mobiele) toepassing van röntgenstraling in de veterinaire praktijk en is een vervolg op twee eerdere projecten waarin een relatief groot aantal dierenartspraktijken in overtreding bleek te zijn (bijna 80% in 2002). De doelgroep behoort tot de categorie B. Categorie B Toepassingen die potentieel risico’s in zich dragen omdat er gewerkt wordt met stralingsbronnen, die een behoorlijke dosis kunnen veroorzaken, of omdat tijdens de werkzaamheden handelingen moeten worden verricht met de stralingsbronnen. In tegenstelling tot de eerdere projecten is in dit project speciale aandacht besteed aan de zogenaamde (mobiele) toepassing van röntgenstraling bij het maken van röntgenfoto’s van paarden. In het algemeen kan gesteld worden dat de kans op blootstelling aan ioniserende straling vele malen hoger is bij het maken van röntgenfoto’s van een paard vergeleken met kleine gezelschapshuisdieren. Dit komt doordat vergeleken met kleine gezelschapsdieren: • er opnamen worden gemaakt in verschillende stralingsrichtingen; maar voornamelijk met een horizontale stralengang; • de instelling van de hoogspanning hoger is. Röntgenfoto’s van paarden worden niet alleen in dierenartspraktijken gemaakt. Er zijn ook anderen op deze markt actief. Ook deze toepassers van röntgenstraling behoorden tot de doelgroep van dit inspectieproject. 1 De doelstelling van het project was dat binnen de gestelde termijnen alle geïnspecteerde toepassers van röntgenstraling in de veterinaire praktijk, voor zover relevant, overtredingen op het gebied van de Kernenergiewet hebben opgeheven. In de inspecties is o.a. gekeken naar: ¾ vergunnings- en meldingsplicht; ¾ de organisatie en deskundigheid; ¾ de risico-analyse; ¾ stralingshygiënische aspecten als waarschuwingssignalering en beveiligingsmiddelen; ¾ de persoonlijke stralingshygiëne (persoonlijke dosismeter); ¾ een inzichtelijk en toegankelijk KEW dossier. Er zijn in het project in de periode van juni 2004 tot en met februari 2005 in totaal 96 veterinaire praktijken geïnspecteerd. Hiervan bleek één praktijk te zijn opgeheven, maar hiervan was geen melding gemaakt. Bij 60% van de door inspecteurs bezochte veterinaire praktijken blijken één of meer overtredingen van de Kernenergiewet en aanverwante regelgeving te zijn geconstateerd. Alle overtredingen zijn, in overeenstemming met het handhavingsbeleid Kernenergiewet, met een schriftelijke waarschuwing afgedaan. Het totale aantal overtredingen bedroeg 165. Belangrijkste signalen die uit dit inspectieproject naar voren komen zijn: • Een goede basis voor stralingsbescherming ontbreekt in één op de drie geïnspecteerde praktijken. • Naar verhouding waren er – vergeleken met een eerder inspectieproject in 2002 – minder praktijken in overtreding. Echter, uit de inspecties komt het beeld naar voren dat de dierenarts op de hoogte is van zijn verplichtingen, beschikt over de middelen, maar pas aan de slag gaat als de Arbeidsinspectie een inspectie aankondigt en uitvoert. 1 In dit verslag wordt onder veterinaire praktijk zowel de algemene dierenartspraktijk, de paardenkliniek als de maker van röntgenfoto’s (van paarden) op locatie verstaan. 4 1. Aanleiding en doel 1.1 Aanleiding De Arbeidsinspectie is belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Kernenergiewet (KEW). Hiertoe is in 2000 een strategie vastgesteld waarbij de toepassingen zijn ingedeeld in categorieën, waaraan een inspectiefrequentie is gekoppeld. Bij de uitwerking van deze strategie wordt ernaar gestreefd zoveel mogelijk inspectieprojecten op te zetten van gelijksoortige toepassingen binnen bepaalde branches. In dat kader werden in 2004 een aantal inspectieprojecten uitgevoerd. Eén van deze projecten was het project: “(Mobiele) toepassing van röntgenstraling in de veterinaire praktijk” 2 . Hiervoor is gekozen omdat bij twee eerdere projecten een relatief groot aantal dierenartsenpraktijken in overtreding bleek te zijn. 1.2 Doelstellingen De doelstelling van het project was het opheffen van overtredingen van de Kernenergiewet, het Besluit stralingsbescherming, in het bijzonder met betrekking tot de geldigheid van de vergunning en de naleving van de vergunningvoorschriften. Naleving van de vergunningvoorschriften biedt de beste garantie dat de medewerkers niet worden blootgesteld aan kankerverwekkende straling van röntgentoestellen. Dit betekent dat binnen de gestelde termijnen alle geïnspecteerde praktijken, voor zover relevant, ¾ melding hebben gedaan van hun toestel of in het bezit zijn van een KEW vergunning toegesneden op de actuele situatie; ¾ de verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen een maatschap hebben vastgelegd; ¾ een verantwoordelijk stralingsdeskundige van voldoende niveau hebben; ¾ een schriftelijke werkinstructie hebben opgesteld en verstrekt; ¾ de stralingsbelasting hebben geanalyseerd; ¾ de betrokken werknemers op basis van de risico-analyse hebben ingedeeld in blootgestelde; ¾ de blootgestelde werknemers beschikken over geschikte persoonlijke dosismeter; ¾ beschikken over aanvullende afschermingen en beveiligingsmiddelen; ¾ periodiek het onderhoud van het toestel geregeld hebben; ¾ jaarlijks de doeltreffendheid van de beveiligingsmiddelen en technieken verifiëren; ¾ over een toestel beschikken dat niet door onbevoegden kan worden gebruikt; ¾ de wettelijk verplichte waarschuwingssymbolen op de juiste plaatsen hebben aangebracht en ¾ beschikken over een inzichtelijk en toegankelijk KEW dossier. 1.3 Resultaten van eerdere inspectieprojecten In de periode maart t/m augustus 2002 heeft de Arbeidsinspectie 175 dierenartspraktijken bezocht en geïnspecteerd op bepalingen van de KEW regelgeving. In bijna 80% van de bezochte praktijken is handhavend opgetreden (project A533). De resultaten waren vergelijkbaar met het project dat in 2001 was uitgevoerd (project A475). In dit project werden 49 dierenartspraktijken geïnspecteerd waarbij bijna 70% van de bezochte praktijken in overtreding bleek te zijn. Naar aanleiding van de eerdere inspectieresultaten is overleg gestart met de beroepsvereniging van dierenartsen, de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD). Deze heeft in januari 2003 een module ‘Röntgen’ onder haar leden verspreid die de dierenarts moet helpen te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de KEW regelgeving betreffende de toepassing van ioniserende straling. Tevens is men gestart met de nascholingscursus ‘Röntgenstraling in de dierenartspraktijk’. De verwachting was dat, gezien de inspanningen van de KNMvD, in dit project minder dierenartspraktijken in overtreding zouden zijn. 2 In dit verslag wordt onder veterinaire praktijk zowel de algemene dierenartspraktijk, de paardenkliniek als de maker van röntgenfoto’s (van paarden) op locatie verstaan. 5 2. Omvang en opzet 2.1 Werkterrein Binnen het werkterrein van de Arbeidsinspectie zijn er een groot aantal toepassingen van ioniserende straling. Deze toepassingen zijn onderverdeeld in vier categorieën (A t/m D) op basis van de te verwachten risico’s. De toepassingen in categorie A worden verondersteld het meest risicovol voor mens en omgeving te zijn, die in categorie D de minste. De toepassing van ioniserende straling in de veterinaire praktijk valt in categorie B. Categorie B Toepassingen die potentieel risico’s in zich dragen omdat er gewerkt wordt met stralingsbronnen, die een behoorlijke dosis kunnen veroorzaken, of omdat tijdens de werkzaamheden handelingen moeten worden verricht met de stralingsbronnen. In tegenstelling tot de eerdere projecten is in dit project speciale aandacht besteed aan de zogenaamde (mobiele) toepassing van röntgenstraling bij het maken van röntgenfoto’s van paarden. In het algemeen kan gesteld worden dat de kans op blootstelling aan ioniserende straling vele malen hoger is bij het maken van röntgenfoto’s van een paard vergeleken met kleine gezelschapshuisdieren. Dit komt doordat vergeleken met kleine gezelschapsdieren: 1. er opnamen worden gemaakt in verschillende stralingsrichtingen; maar voornamelijk met een horizontale stralengang; 2. de instelling van de hoogspanning hoger is. Röntgenfoto’s van paarden kunnen zowel in de dierenartspraktijk als in het veld (op locatie) worden gemaakt. Naast de reguliere dierenarts, zijn er ook anderen op deze markt actief. Ook deze toepassers van röntgenstraling behoorden tot de doelgroep van dit inspectieproject. Er zijn in Nederland naar schatting 1.100 dierenartspraktijken. Volgens gegevens van de Groep Geneeskunde van het Paard (2005; www.paardendierenarts.nl; maakt onderdeel uit van de KNMvD – www.knmvd.nl) zijn er in Nederland 445 erkende paardendierenartsen en 251 praktijken geheel of deels gericht op de behandeling van paarden. Praktijken die in eerdere projecten in 2001 en 2002 zijn bezocht, zijn niet geïnspecteerd in dit project. 2.2 Looptijd en aantallen bezoeken Het project is gestart op 1 juni 2004. Eind februari 2005 zijn de laatste inspectiebezoeken gebracht. In totaal zijn 96 veterinaire praktijken bezocht. Hiervan bleek één praktijk te zijn opgeheven. Hiervan was geen melding gemaakt. 2.3 Opzet van het project Inspecties in het kader van het toezicht op de naleving van de bepalingen van de KEW en aanverwante regelgeving worden uitgevoerd door inspecteurs en specialisten met deskundigheid op het gebied van ioniserende straling. De inspecties in dit project zijn uitgevoerd door inspecteurs met een stralingsdeskundigheid tenminste op niveau 4a. Gezien de aard van de werkzaamheden van de dierenarts, heeft de inspecteur veelal vooraf een afspraak gemaakt voor het inspectiebezoek. Tijdens de introductie is aard en doel van de inspectie door de inspecteur nader toegelicht. Vervolgens is een inspectie uitgevoerd. Aan het einde van de inspectie heeft de inspecteur kort zijn bevindingen toegelicht en het eventuele vervolgtraject geschetst. Tevens zijn enkele vragen gesteld om zicht te krijgen of men op de hoogte was van de start van dit project, of men aangesloten was bij de KNMvD en of men bekend was met de module ‘Röntgen’ ontwikkeld door de KNMvD. 6 2.4 Inspectieonderwerpen In dit project stond één onderwerp centraal, namelijk ‘ioniserende straling’. Voor de uitvoering van dit project werd een lijst met inspectiepunten gehanteerd die was opgesteld in overeenstemming met de doelstelling van het project. In tabel 2.1 wordt een overzicht gegeven van de inspectiepunten. In paragraaf 3.4 wordt in de bespreking van de inspectieresultaten een nadere uitwerking gegeven van deze inspectieonderwerpen. Tabel 2.1 Overzicht van de inspectiepunten Inspectieonderwerp Nadere omschrijving 1. Vergunning, aangifte en melding KEW vergunning toestel Meldingsplicht toestel 2. Organisatie en deskundigheid Handeling door of onder toezicht van deskundige Niveau verantwoordelijk deskundige voldoende Betrokken werknemers voldoende onderricht Schriftelijke werkinstructie opgesteld en verstrekt Beveiligingsmiddelen in goede staat van onderhoud 3. Stralingshygiëne bij gebruik van Aanvullende beveiligingsmiddelen zijn aanwezig Waarschuwingssymbool ioniserende straling aanwezig (mobiele) röntgenapparatuur Toestel in goede staat van onderhoud Toestel kan niet door onbevoegden worden gebruikt 4. Risico-analyse Stralingsbelasting op de werkplek geanalyseerd 5. Persoonlijke stralingshygiëne Blootgestelde werknemers beschikken over persoonlijke dosismeter 6. Beheersysteem KEW dossier aanwezig 2.5 Publiciteit/uitwisseling van informatie over het project De brancheorganisatie KNMvD is voordat de inspecties van start gingen geïnformeerd over dit project. Via een publicatie in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde 3 zijn de leden van de KNMvD geïnformeerd. 3 M.C. van Oostrum-Schuurman Hess. Onderzoek Arbeidsinspectie naar naleving röntgenwetgeving in de praktijk gestart. Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 2004, aflevering 14-15, pagina 501. 7 3. Projectresultaten 3.1 Omschrijving van de geïnspecteerde populatie Zoals eerder aangegeven is in dit project speciale aandacht besteed aan de (mobiele) toepassing van röntgenstraling bij het nemen van röntgenfoto’s van paarden. In tabel 3.1 wordt een overzicht gegeven van de samenstelling van de geïnspecteerde veterinaire praktijken. Tevens is geïnventariseerd of er röntgenfoto’s worden gemaakt alleen in de praktijk, op locatie of een combinatie van beiden. Tabel 3.1 Overzicht bezochte veterinaire praktijken Soort praktijk Aantal Plaats röntgenopname van het paard praktijk op locatie beide totaal 1. Algemene dierenartspraktijk m.n. 57 (60%) 6 6 gericht op kleine gezelschapsdieren 2. Algemene dierenartspraktijk met 21 (22%) 17 4 21 paarden als belangrijke doelgroep 3. Paardenkliniek 14 (15%) 13 1 14 4. Mobiele toepassers 3 (3%) 3 3 Totaal 95 (100%) 36 7 1 44 In totaal zijn 96 veterinaire praktijken geïnspecteerd. Aangezien één praktijk opgeheven bleek te zijn, is deze niet meegenomen in het overzicht in tabel 3.1 4 . Uit de tabel blijkt dat 60% van de geïnspecteerde praktijken behoort tot de algemene dierenartspraktijk met name gericht op kleine gezelschapsdieren. In 10% van deze praktijken, namelijk 6, werden röntgenopnamen van paarden gemaakt; in de overige 51 praktijken werden ook röntgentoestellen gebruikt maar niet voor paarden. Uit de tabel blijkt voorts dat 21 praktijken behoren tot de algemene dierenartsenpraktijk met paarden als belangrijkste doelgroep. In totaal zijn 14 klinieken bezocht die zich geheel bezighielden met paarden. Dit betekent dat in 37% van de geïnspecteerde praktijken paarden een belangrijke of de belangrijkste doelgroep is. In 5 van deze praktijken werden röntgenopnamen van paarden op locatie gemaakt. Tijdens de uitvoering van het inspectieproject bleek het lastig te zijn om de mobiele toepassers van röntgenstraling op locatie op te sporen. In totaal zijn 3 van deze toepassers geïnspecteerd waarvan 2 geen dierenarts waren maar wel werkzaam waren op locatie om röntgenopnamen van paarden te maken. Dit is 3% van het totaal aantal geïnspecteerde veterinaire praktijken. Navraag leerde dat 2 van de 3 geïnspecteerde praktijken op de hoogte was van de start van het inspectieproject. Tien praktijken waren niet aangesloten bij de KNMvD. Twee van deze praktijken waren wel op de hoogte van de start van het project. In totaal waren 83 praktijken bekend met de module ‘Röntgen’ die door de KNMvD is ontwikkeld. Dit waren respectievelijk 77 leden en 6 niet-leden van de KNMvD. 3.2 Generaliseerbaarheid van de resultaten Gezien de samenstelling en selectie van de geïnspecteerde populatie zijn de conclusies die op basis van dit project getrokken worden niet zondermeer van toepassing op de gehele sector. In de vergelijking met de resultaten met eerdere projecten is het van belang dat de opzet van het project op enkele punten verschilt (meer gericht gezocht naar praktijken die röntgenfoto’s maken van paarden). In de eerdere projecten zijn deze praktijken niet apart beschreven. Daarnaast is in eerdere projecten niet actief gehandhaafd op het deskundigheidsniveau van de verantwoordelijk deskundige en de risico-analyse. Aangezien hier nu goede instrumenten beschikbaar voor zijn, is nu wel op beide punten gehandhaafd. 4 Deze praktijk is wel relevant voor de rapportage aangezien de melding röntgentoestel niet was ingetrokken. Dit is een overtreding. 8 3.3 Totaal overzicht In juni 2004 zijn de inspecties gestart. Eind februari 2005 zijn de laatste inspectiebezoeken uitgevoerd. In totaal zijn 96 veterinaire praktijken geïnspecteerd. Eén praktijk bleek bij het maken van een afspraak opgeheven te zijn. De praktijkhouder had verzuimd deze wijziging in de situatie te melden en heeft hierover een waarschuwing gekregen. Een complete inspectie heeft derhalve in 95 praktijken plaatsgevonden. In tabel 3.2 zijn de projectresultaten samengevat. Tabel 3.2 Totaal overzicht projectresultaten Praktijken - geïnspecteerd - in orde* - niet in orde/met overtreding** Aantal overtredingen naar inspectie-onderwerpen 1. Vergunningen, aangifte en melding 2. Organisatie en deskundigheid 3. Stralingshygiëne bij gebruik van (mobiele) röntgenapparatuur 4. Risico-analyse 5. Persoonlijke stralingshygiëne 6. Beheersysteem Totaal aantal overtredingen Gemiddeld aantal overtredingen per praktijk met een handhavingstraject** Aantal 96 38 58 Aantal 28 47 32 32 3 23 165 2,8 % 100 40 60 % 17 29 19 19 2 14 100 * In orde betekent geen overtreding op de gecontroleerde inspectiepunten ** Waarvan 1 praktijk opgeheven bleek te zijn, zonder hiervan melding te hebben gedaan. Na afloop van de inspecties kon naar 38 dierenartspraktijken een brief verzonden worden waarin de inspectie werd afgerond. Dit is 40% van de geïnspecteerde praktijken. Bij deze praktijken zijn op de inspectieonderwerpen geen overtredingen geconstateerd of bleken de onderwerpen van inspectie niet voor te komen. In 58 praktijken (incl. de opgeheven praktijk) is een handhavingstraject gestart. Dit is 60% van het totaal aantal geïnspecteerde praktijken. In deze praktijken zijn één of meerdere overtredingen geconstateerd. Uit tabel 3.2 blijkt dat in totaal 165 overtredingen zijn vastgesteld. In alle gevallen heeft dit geresulteerd in een waarschuwing. Dit betekent gemiddeld 2,8 waarschuwingen per praktijk met een handhavingtraject. Figuur 3.1 laat de verdeling van de geïnspecteerde bedrijven zien naar aantal overtredingen. In 11 geïnspecteerde praktijken werden 5 of meer overtredingen vastgesteld. Figuur 3.1 Bedrijven ingedeeld naar aantal geconstateerde overtredingen 50 Aantal bedrijven 38 21 12 9 11 5 0 0 1 2 3 4 5 of meer Aantal overtredingen In tabel 3.3 staat de top 5 van geconstateerde overtredingen. Deze vijf soorten overtredingen vertegenwoordigen bijna 70% van het totaal aantal geconstateerde overtredingen. Naast overtredingen die meer op het administratieve vlak liggen, ontbrak een analyse van de stralingsbelasting op de werkplek in 1 op de 3 geïnspecteerde praktijken. In de risico-analyse wordt de basis gelegd voor een goede stralingsbescherming. 9 Tabel 3.3 Top 5 van geconstateerde overtredingen Nr Overtreding 1 Stralingsbelasting op de werkplek is niet geanalyseerd 2 Niet voldaan aan meldingsplicht toestel 3 Geen KEW dossier aanwezig 4 Schriftelijke werkinstructie is niet opgesteld of verstrekt 5 Waarschuwingssymbool ioniserende straling ontbreekt Totaal 3.4 Aantal 32 27 23 18 13 113 Resultaten per inspectieonderwerp De resultaten die hiervóór in tabel 3.2 zijn samengevat, worden onderstaand uitgebreider toegelicht. 3.4.1. Vergunning, aangifte en meldingen Er zijn in totaal 28 waarschuwingen gegeven in verband met het niet naleven van de vergunning- of meldingsplicht voor röntgentoestellen. Afhankelijk van de ingestelde maximale hoogspanning van het röntgentoestel (100 kV) wordt bepaald of voor een toestel een vergunning moet worden aangevraagd of alleen gemeld moet worden. De melding of vergunning moet toegesneden zijn op de actuele situatie. In één praktijk is een waarschuwing gegeven omdat niet werd voldaan aan de vergunningplicht. In de overige 27 praktijken (28% van de geïnspecteerde praktijken) die een waarschuwing op dit onderwerp hebben gekregen was geen melding gedaan of was deze niet meer actueel. Hiervan bleek één praktijk te zijn opgeheven. Hiervan was geen melding gemaakt. 3.4.2 Risico-analyse Een onderbouwde risicoanalyse van de mogelijke blootstelling aan ioniserende straling voorafgaand aan de uitvoering is wettelijk verplicht. Deze dient door of onder toezicht van een deskundige uitgevoerd te worden. In de risico-analyse wordt de basis gelegd voor een goede stralingsbescherming. Een beoordeling van de mogelijke blootstelling vindt plaats door middel van gegevens over de omstandigheden bij röntgenonderzoek, het aantal opnamen per jaar en de stralingsdosis per opname. De uitkomst van deze beoordeling is bepalend voor het al dan niet indelen van de werknemers als blootgestelde werknemer (en daarmee de verplichting tot het al dan niet dragen van een persoonlijk dosiscontrolemiddel), het vaststellen van de bewaakte zone, het kiezen van additionele beveiligingsmaatregelen. Op basis van de risico-analyse en de maatregelen die daaruit voortvloeien wordt de werkinstructie nader ingevuld. Ondanks de beschikbaarheid van een hulpmiddel bij het opstellen van de risico-analyse, de module ‘Röntgen’ die de KNMvD heeft ontwikkeld, bleek in 1 op de 3 geïnspecteerde praktijken een risicoanalyse te ontbreken (32 praktijken). Bij de geïnspecteerde bedrijven die aangaven niet bekend te zijn met de module ‘Röntgen’ ontbrak relatief vaker een risico-analyse dan bij geïnspecteerde bedrijven die wel bekend zijn met de module. 3.4.3. Organisatie en deskundigheid In totaal zijn 47 waarschuwingen gegeven die betrekking hadden op de organisatie en aanwezige deskundigheid. Handeling door of onder toezicht van deskundigen Bij een maatschap dienen de verantwoordelijkheden en bevoegdheden vastgelegd te zijn, bij voorkeur in één persoon. In 10 praktijken (10% van de geïnspecteerde praktijken) bleek dit onvoldoende geregeld te zijn en is hiervoor een waarschuwing gegeven. Niveau verantwoordelijk deskundige In 7 praktijken (7% van de geïnspecteerde praktijken) was het niveau van de verantwoordelijk deskundige onvoldoende. Een dierenarts die de opleiding heeft gevolgd voor 1983, dient een aanvullende opleiding te hebben gevolgd. Naar aanleiding van eerdere inspectieprojecten heeft de KNMvD een nascholingscursus ‘Röntgenstraling in de dierenartspraktijk’ ontwikkeld. Deze cursus kan gevolgd worden als aanvullende opleiding. 10 Schriftelijke werkinstructie, voldoende onderricht van betrokken werknemers In 18 praktijken ontbrak een schriftelijke werkinstructie of was deze niet verstrekt aan de betrokken werknemers. Dit is 19% van de geïnspecteerde praktijken. In één praktijk was deze werkinstructie er wel en verstrekt aan de betrokken werknemers maar waren deze onvoldoende onderricht om de werkzaamheden te verrichten. In een schriftelijke werkinstructie is het belangrijk om aandacht te besteden aan aspecten als bijv. de rol van de stralingsdeskundige, het nemen van beschermingsmaatregelen, de manier van werken zodat het risico op blootstelling aan röntgenstraling zo veel mogelijk wordt beperkt of voorkomen, het dragen van het persoonlijk dosiscontrolemiddel en wat te doen bij beschadigingen, defecten en calamiteiten. Staat van onderhoud van de beveiligingsmiddelen Een goede staat van onderhoud van beveiligingsmiddelen is belangrijk in het kader van het voorkomen en beperken van de blootstelling aan röntgenstraling. Beveiligingsmiddelen kunnen betrekking hebben op: 1. de beveiliging die op het toestel is aangebracht door de producent 2. additionele maatregelen op advies van de stralingsdeskundige naar aanleiding van de uitkomst van de risico-analyse. Tenminste eenmaal per jaar dienen de beveiligingsmiddelen gecontroleerd te worden. Dit betekent dat enerzijds gekeken moet worden of de uitgangspunten op basis waarvan de keuzes zijn gemaakt nog steeds actueel zijn (risico-analyse). Het kan bijvoorbeeld vóórkomen dat het aantal opnamen per jaar of de stralingsrichting van het toestel is gewijzigd. Dit kan een direct gevolg hebben voor de stralingsbelasting en daarmee de toe te passen beschermingsmiddelen. Anderzijds moeten de beveiligingsmiddelen gecontroleerd worden. Indien onvolkomenheden worden geconstateerd, moet eventueel noodzakelijk onderhoud worden uitgevoerd. Voorbeelden van zaken die nagelopen moeten worden zijn bijv. de werking van het diafragma en lichtvizier, de afscherming van de lekstraling, de werking van de indicatielampjes en visuele controle van de loodschort. In 11 praktijken bleek dit onvoldoende en is hiervoor een waarschuwing gegeven. Dit is 11% van de geïnspecteerde praktijken. 3.4.4 Stralingshygiëne bij gebruik van (mobiele) röntgenapparatuur In totaal zijn 32 waarschuwingen gegeven die betrekking hadden op stralingshygiënische aspecten als het ontbreken van waarschuwingssymbolen en aanvullende beveiligingsmiddelen, een onvoldoende onderhoud aan het röntgentoestel, de beveiliging van het toestel en de toegang tot de bestralingsruimte. Waarschuwingssymbool In 13 praktijken is een waarschuwing gegeven omdat het wettelijk verplichte waarschuwingssymbool niet was aangebracht (14% van de geïnspecteerde praktijken). Figuur 3.2 toont het waarschuwingssymbool dat van toepassing is. Het kenmerkt zich door de driehoekige vorm, een zwart pictogram op een gele achtergrond en een zwarte rand. Hieronder zijn de borden ‘bewaakte zone’ en ‘röntgenstraling’ aangebracht. Er mag geen andere tekst dan deze op de symbolen (veelal stickers) staan. Figuur 3.2 Wettelijk voorgeschreven waarschuwingssymbool met de onderborden ‘bewaakte zone’ en ‘röntgenstraling’ BEWAAKTE ZONE 11 (Toegang tot) het röntgentoestel Regelmatig moet van het röntgentoestel de goede werking worden gecontroleerd. De frequentie waarmee dit moet gebeuren is afhankelijk van wat de producent van het toestel heeft aangegeven. In 9 praktijken is hiervoor een waarschuwing gegeven (9% van de geïnspecteerde praktijken). Hier kon niet aangetoond worden dat deze controle had plaatsgevonden. Ook moet voorkomen worden dat het toestel door onbevoegden in werking gesteld kan worden. Wanneer de afsluitbaarheid van het gebouw en de ruimte of het toezicht daarop onvoldoende is, moet er een voorziening op het toestel aanwezig zijn om dit te vergrendelen (bijv. een sleutelschakelaar). In 4 praktijken bleek dit onvoldoende geregeld te zijn en is hiervoor een waarschuwing gegeven (4% van de geïnspecteerde praktijken). Aanvullende beveiligingsmiddelen Beschermingsmiddelen dienen zoveel als noodzakelijk (geïndiceerd op basis van de risico-analyse) aanwezig te zijn in de praktijk. Bij onderzoek naar kleine huisdieren dienen bijvoorbeeld tenminste 2 sets van loodschort en loodhandschoenen aanwezig te zijn. In 6 praktijken waren de aanvullende beveiligingsmiddelen onvoldoende aanwezig en is hiervoor een waarschuwing gegeven. 3.4.5 Persoonlijke stralingshygiëne Op basis van de risico-analyse wordt bepaald of een werknemer ingedeeld moet worden als blootgestelde werknemer (>1mSv/jaar als potentieel risico). Elke blootgestelde werknemer dient te beschikken over een persoonlijk dosiscontrolemiddel (badge). De badges worden met een bepaalde regelmaat uitgelezen en de gemeten blootstellingen worden opgenomen in het Nationaal Dosis Registratie- en Informatiesysteem (NDRIS). De badge wordt buiten de loodschort gedragen. In 3 praktijken (3% van de geïnspecteerde praktijken) is een overtreding geconstateerd op het (niet) uitreiken of dragen van de badges en is hiervoor een waarschuwing gegeven. 3.4.6 Beheersysteem De ondernemer is op grond van het Besluit stralingsbescherming verplicht een inzichtelijk en toegankelijk dossier bij te houden inzake het gebruik, beheer en onderhoud van het röntgentoestel. Dit dossier, ook wel het KEW-dossier genoemd, dient voor een goede overdracht van KEW-zaken. In 23 praktijken ontbrak een KEW-dossier en is hiervoor een waarschuwing gegeven. Dit is in 24% van de geïnspecteerde praktijken. 3.5 Vergelijking met eerdere project Zoals al eerder vermeld (zie 1.3) heeft de Arbeidsinspectie al eerder geïnspecteerd in deze sector op de naleving van de KEW. Een onderlinge vergelijking van de resultaten is interessant om te kijken wat de invloed van deze eerdere inspecties en de acties die door de KNMvD zijn genomen is geweest. Echter, er zijn enkele wijzigingen in de opzet doorgevoerd waardoor deze vergelijking met zorg moet worden uitgevoerd. Ten eerste is er in 2004 gericht gezocht naar praktijken die röntgenfoto’s maken van paarden, dus deze praktijken vormen een groot deel van de geïnspecteerde bedrijven in 2004. Voor 2002 is niet bekend hoeveel van deze praktijken in de steekproef zaten, maar aangezien er niet gericht is gezocht, zal het aandeel naar verwachting een stuk lager liggen. Ten tweede is in 2004 actief gehandhaafd op de risico-analyse en het deskundigheidsniveau van de verantwoordelijke deskundige. In tabel 3.4 staan enkele kerngegevens van de projecten uitgevoerd in 2002 en 2004. Ten opzichte van 2002 is de verhouding tussen het aantal praktijken met en zonder overtreding in positieve richting gewijzigd. Dit ondanks dat het aantal punten waarop geïnspecteerd is, is toegenomen. In het project 2002 is niet gehandhaafd op het niveau van de verantwoordelijk deskundige omdat een goede nascholingscursus nog ontbrak en hierover besprekingen gaande waren. Bij de start van het project in 2002 was het nieuwe Besluit Stralingsbescherming nét van kracht geworden met daarin een belangrijke rol voor de risicoanalyse. In het toenmalige project is wel aandacht gegeven aan de risicoanalyse maar is hierop nog niet actief gehandhaafd. Wanneer rekening gehouden wordt met deze beide aspecten, dan is het gemiddeld aantal overtredingen per praktijk waar een handhavingstraject is gestart, duidelijk lager. Wanneer de resultaten voor 2002 worden vergeleken met de resultaten van de in 2004 geïnspecteerde algemene dierenartsenpraktijken die voornamelijk gericht zijn op kleine gezelschapsdieren en ook de overtredingen op inspectiepunten waarop in 2002 niet is geïnspecteerd buiten beschouwing worden gelaten, ontstaat een zuiverdere 12 vergelijking. Van de 57 geïnspecteerde praktijken van deze soort zijn, na weglaten van de genoemde overtredingen, bij 28 praktijken (49%) één of meer overtredingen aangetroffen. Dit percentage ligt lager dan voor alle in 2004 geïnspecteerde bedrijven (60%) en aanzienlijk lager dan het hoge percentage van 77 dat in het project in 2002 werd gerealiseerd. De hogere naleving bij de in 2004 geïnspecteerde bedrijven kan dus niet worden toegeschreven aan het relatief grote aantal dierenartsen dat röntgenfoto’s maakt van paarden. De steekproef is onvoldoende geschikt om met zekerheid te concluderen dat in de hele sector de naleving is verbeterd, maar deze resultaten geven wel een sterke indicatie dat dit het geval is. Tabel 3.4 Vergelijking van de projectresultaten 2002 en 2004 (alleen de algemene dierenartsenpraktijken) 2002 2004 Praktijken Aantal % Aantal % - geïnspecteerd 175 100 57 100 - in orde* 40 23 29 51 - niet in orde/met overtreding 135 77 28 49 Overtredingen Aantal % Aantal % 1. Vergunningen, aangifte en melding 112 28 18 29 2. Organisatie en deskundigheid 65 16 15 25 3. Stralingshygiëne bij gebruik van 124 30 13 21 (mobiele) röntgenapparatuur 4. Risico-analyse n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 5. Persoonlijke stralingshygiëne 40 10 0 0 6. Beheersysteem 65 16 15 25 Totaal aantal overtredingen 406 100 61 100 Gemiddeld aantal overtredingen per 3,0 2,2 praktijk met een handhavingstraject**** * In orde betekent geen overtreding op de gecontroleerde inspectiepunten. 3.6 Beleidsrelevante informatie Afwachtende houding Ondanks dat een vergelijking tussen de projectresultaten 2002 en 2004 een positieve ontwikkeling laat zien wat betreft het aantal praktijken dat niet voldoet aan de KEW zoals voor dit project geformuleerd, is het beeld dat uit de inspecties naar voren komt dat de dierenarts een afwachtende houding aanneemt ten aanzien van het voldoen aan de verplichtingen betreffende de KEW. Het beeld dat inspecteurs hebben naar aanleiding van de inspecties en wat ook bevestigd wordt bijv. door het aantal overtredingen op het onderwerp risico-analyse is dat de dierenarts wel e.e.a. in gang zet, maar niet nagaat wat de praktische consequenties zijn voor de praktijk. Een leverancier of onderhoudsbedrijf wordt veelal wel ingeschakeld maar er wordt geen notie genomen van de uitkomst en aanbevelingen die in een rapportage staan opgenomen. Ook de uitgangspunten van een risicoanalyse die door een leverancier of onderhoudsbedrijf wordt opgesteld worden veelal niet gecheckt. De aankondiging via de KNMvD en de afspraak voor het inspectiebezoek hebben ertoe geleid dat een aantal dierenartsen snel zaken in gang heeft gezet blijkens de data op formulieren en rapporten die beschikbaar waren tijdens de inspecties. Echter in lijn met de voorgaande opmerking, een inhoudelijk vervolg aan eventuele conclusies en aanbevelingen is vaak niet gegeven. De indruk van de inspecteurs is dat de publicatie van de eerdere inspectieresultaten en de acties die door de KNMvD zijn ondernomen er wel toe hebben geleid dat de dierenarts beter op de hoogte is van de wettelijke verplichtingen. Overigens bestaat wel het beeld dat de groepspraktijken de zaken met betrekking tot de stralingshygiëne beter geregeld hebben dan de kleinere praktijken. Echter, dit kan niet getalsmatig onderbouwd worden met de huidige projectresultaten. Een mogelijke oorzaak van de slechte naleving kan zijn dat een grote groep van dierenartsen beschikt over een röntgentoestel maar daar maar weinig gebruik van maakt. Door in het bezit te zijn van een dergelijk toestel moet men voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de KEW. Een mogelijke oplossing zou zijn dat röntgenopnamen meer (regionaal) geconcentreerd plaatsvinden. 13 Mobiele toepassers In dit project is gebleken dat mobiele toepassers van röntgenstraling moeilijk zijn te inspecteren. Het probleem bij het inspecteren van deze doelgroep, vergeleken met een dierenarts werkzaam in een praktijk, is deze toepassers te vinden en een inspectie op locatie uit te voeren. Een complicerende factor is in de grensgebieden dat buitenlandse aanbieders werkzaam zijn op locatie vanuit een praktijk over de grens. Zij moeten op Nederlands grondgebied voldoen aan de Nederlandse wetgeving. 14 4. 4.1 Conclusies en aanbevelingen Inleiding Het huidige inspectieproject is een vervolg op eerdere inspecties in de dierenartspraktijken in 2002. De doelgroep van het dit inspectieproject en de inspectielijsten wijken enigszins af van die in 2002. Echter, een voorzichtige vergelijking van de inspectieresultaten is wel mogelijk. 4.2 Conclusies Op grond van de resultaten van dit project kunnen met betrekking tot de naleving van de bepalingen in de Kernenergiewet en aanverwante regelgeving de volgende conclusies worden getrokken. Nalevingniveau In 60% van de 96 geïnspecteerde bedrijven en instellingen werden, met betrekking tot de toepassing van met radioactieve bronnen, één of meer overtredingen van de Kernenergiewet (KEW) of aanverwante regelgeving geconstateerd. Een vergelijking met een eerder project in 2002 leert dat er een positieve lijn zit in het aantal praktijken dat op één of meerdere aspecten in overtreding bleek te zijn. Echter, dierenartsen nemen een afwachtende houding aan. Men is op de hoogte van zaken die men moet regelen, men heeft de middelen, maar men onderneemt pas actie wanneer de Arbeidsinspectie aankondigt om langs te komen of daadwerkelijk inspecteert. Overtredingen en handhaving In totaal zijn 165 overtredingen geconstateerd. Er zijn geen ernstige misstanden aangetroffen die aanleiding gaven tot het opstellen van een proces-verbaal. Uit de eerste resultaten van de controlebezoeken (niet gepubliceerd) kan worden afgeleid dat men de zaken op orde brengt naar aanleiding van de inspectiebevindingen. Aard van de overtredingen In 2002 is het Besluit Stralingsbescherming van kracht geworden. Hierin heeft de risico-analyse een belangrijke rol gekregen als basis voor de stralingsbescherming. Uit de inspecties is gebleken dat 1 op de 3 praktijken niet beschikt over een risico-analyse. Hierdoor ontbreekt inzicht in de stralingsbelasting en daarmee een gefundeerde basis voor te nemen beschermingsmaatregelen. Oorzaken nalevingtekort De dierenarts is op de hoogte van de zaken die geregeld moeten worden wat betreft de KEW. Echter, onderneemt pas actie wanneer de Arbeidsinspectie een inspectie aankondigt of daadwerkelijk langskomt. De beroepsgroep beschikt over instrumenten om aan de verplichtingen te voldoen maar maakt daar, gegeven de resultaten, nog te weinig gebruik van. Een zekere inspectiedruk in deze sector blijft noodzakelijk. 4.3 Beleidsaanbevelingen De inspectieresultaten zullen door de Arbeidsinspectie besproken worden met de branche-organisatie KNMvD. In gezamenlijk overleg zal gekeken worden welke acties de KNMvD kan ondernemen om de naleving in de sector te verbeteren. Echter, gezien de afwachtende houding van de dierenarts, is de vraag of dit het beoogde effect (betere naleving) zal geven. Het plan is om dit overleg gezamenlijk te voeren met de beleidsdirecties van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) . 15