Samenvatting MAW “Criminaliteit en Rechtsstaat” P4.5 Hoofdstuk 1 Wat is criminaliteit? In elke samenleving zijn er regels. Aan de basis van elke regel staat steeds een waarde, principe dat mensen belangrijk vinden om na te streven. Van deze waarden worden normen afgeleid, gedragsregels. Er zijn verschillende soorten normen: Religieuze normen: niet werken op zondag Morele normen: als bedrijf geen zaken doen met landen waar mensenrechten worden geschonden Fatsoensnormen: opstaan voor oudjes in het ov Rechtsnormen: alle wetten Worden deze normen overschreden, dan spreken we van normoverschrijdend gedrag. Sommige normen zijn zo belangrijk in een land, dat ze als rechtsregels zijn vastgelegd in rechtsbronnen zoals wetten, gemeentelijke verordeningen, Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen. Deze regels worden door de overheid gehandhaafd, hebben voorrang boven andere normen en gelden in principe voor iedereen. Als je deze rechtsregels overtreedt, vertoon je crimineel gedrag (ooh boefje). Naast wetten is ook de jurisprudentie een belangrijke rechtsbron: het geheel aan rechterlijke uitspraken. De regels die in wetten staan moeten elk conflict kunnen oplossen, maar in de praktijk kun je nooit wetten maken die alle situaties dekt. Rechters moeten dus uitleggen hoe een wet moet worden toegepast op een specifieke situatie. Hiervoor blikken ze vaak terug op eerdere rechtszaken met hetzelfde onderwerp, de jurisprudentie. Als een wet op een bepaalde manier wordt geïnterpreteerd (niet-tastbare zaken vallen ook onder ‘een goed’), dan wordt deze in de nieuwe uitleg van de wet gestopt. Soms is een wet te vaag voor de rechters en dan nemen ze een beslissing die eigenlijk door het parlement zou moeten worden genomen. Dit leidt na verloop van tijd vaak tot nieuwe wetten. Rechtsregels hebben functies voor de overheid, als wel voor de burgers: Rechtszekerheid: geven aan wat wel en niet is toegestaan en regelen dus de verhouding tussen mensen. Orde: dragen bij aan voortbestaan en ordening van de samenleving Onafhankelijke rechtspraak: mensen kunnen rekenen op een uitspraak die onafhankelijk en gelijk is voor iedereen. Maar soms veranderen deze rechtsregels. Het belangrijkste deel is in 1886 vastgelegd in het Wetboek van Strafrecht. Ondertussen is dit Wetboek een aantal keer aangepast: De normen en waarden gingen afwijken van wat maatschappelijk aanvaardbaar is. De burgers vonden bepaalde dingen steeds meer of minder kunnen. Sommige gedragingen werden minder/meer strafwaardig. Door de aanpassingen blijven de regels en de normen en waarden op één lijn. De samenleving is complexer geworden, waardoor er meer regels nodig zijn. Dit komt vooral door de informatietechnologie (denk aan privacyschendingen door internet. FACEBOOKSTALKING). Verder zijn rechtsregels tijd- en plaatsgebonden. Het strafrecht verschilt per land en zo ook de straffen die op misdaden staan. Strafrechtelijk valt onder criminaliteit: elk door de overheid bij wet strafbaar gesteld gedrag. Maar niet alle gedragingen die strafbaar zijn, worden door de burger als crimineel ervaren. Dit sluit aan bij het onderscheid in het Wetboek van Strafrecht: Misdrijven: meer ernstig strafbare feiten (diefstal, moord, mishandeling, rijden onder invloed) Overtredingen: minder ernstig strafbare feiten (rijden door rood, zomaar iemands terrein op lopen) Tussen het geven van straffen wordt ook onderscheid gemaakt. Overtredingen door kantonrechter, lichte misdrijven door de politierechter en zware misdrijven door de meervoudige kamer (rechtbank met drie rechters). – In het gewone spraakgebruik is criminaliteit alle misdrijven die in de wet omschreven staan. Soms vinden we dat bepaalde handelingen crimineel moeten zijn, terwijl het nergens in de wet omschreven staat (seks met dieren ew). Als de meerderheid van de samenleving het er mee eens is, komt er een wet tegen die handelingen: criminalisering, strafbaar worden van bepaald gedrag. Andersom heb je ook zoiets: strafbare gedragingen waarvan groepen in de samenleving vinden dat ze niet strafwaardig zijn, decriminalisering. Er zijn verschillende soorten delicten: Delicten tegen openbare orde en gezag: uitschelden politie, verbranden NL vlag Gewelddelicten tegen leven en persoon: moord, mishandeling Ruwheiddelicten: vernieling, graffiti Vermogensdelicten: diefstal, verduistering Seksuele delicten: aanranding, verkrachting Verkeersdelicten: rijden onder invloed Drugsdelicten: bezit / verkoop harddrugs Economische delicten: verkoop van vlees met te veel sulfiet paard Milieudelicten: lozen asbest, illegaal bomen neerhalen Samenvatting MAW “Criminaliteit en Rechtsstaat” P4.5 Criminologen zijn wetenschappers die crimineel gedrag bestuderen en deze hebben geen eenduidige definitie voor criminaliteit kunnen opstellen. Er wordt wel onderscheid gemaakt tussen veelvoorkomende criminaliteit (winkeldiefstal, voetbalvandalisme, fietsendiefstal, etc) en zware criminaliteit (moord, inbraak, verduistering, afpersing, etc). Een bijzondere vorm is georganiseerde criminaliteit (groep mensen van organisatie die iets plannen over een lange periode). Vroeger was er ook al sprake van criminaliteit. Het eerste wetboek is al vet oud: de Codex Hammourabi. Koning Babylon liet bijna 4000 jaar geleden wetten opstellen tegen valse beschuldigingen, hekserij, diefstal, lening, schulden, etc etc. De wetten zijn gegraveerd op een 3m hoge steen en hij staat nu trouwens in het Louvre @ Parijs. Criminaliteit wordt gezien als een groot maatschappelijk en sociaal probleem. Het staat hoog op de publieke agenda: tv, radio en kranten hebben het er alleen maar over. Ook staat het al lang op de politieke agenda en dus is het een politiek probleem geworden. De overheid moet de wetten handhaven en als dat niet lukt gaan mensen het recht in eigen handen nemen (eigenrichting). Criminaliteit heeft vele gevolgen: Materiële schade o Directe financiële schade aan burgers; kosten na inbraak, naar het ziekenhuis moeten o Indirecte financiële schade; winkels berekenen schade door aan klanten, verzekeringspremies stijgen o Kosten voor de bestrijding van criminaliteit; geldt voor overheid als voor burgers/bedrijven Immateriële gevolgen o Gevoelens van onveiligheid o Problemen door inbreuk op geestelijke/lichamelijke integriteit of persoonlijke levenssfeer o Vermijdingsgedrag; niet ’s avonds de straat op durven o Psychosomatische problemen; angst, slaap- en concentratieproblemen o Aantasting rechtsgevoel van de mens Het voorkomen/bestrijden van criminaliteit is net perse iets van de overheid. Wij, burgers en bedrijven, moeten natuurlijk ook meehelpen. Particuliere initiatieven zijn bijvoorbeeld woningbeveiliging en inzet van burgerwachten. Bedrijven beveiligen hun winkels met camera’s, metaaldetectiepoortjes, ijzeren rolluiken en bewakers. Ook zijn er maatschappelijke instellingen zoals Coornhert Liga: humanisering van het strafrecht, houdt zich bezig met de belangen van verdachten en (ex-)gedetineerden. Ze wilden vroeger gevangenen zinvolle arbeid laten verrichten (nu taakstraffen). Reclassering: maatschappelijk werk voor verdachten en (ex-)gedetineerden met 3 hoofdtaken: o Hulpverlening aan mensen die met justitie zijn aangekomen. o Onderzoek en voorlichting over de achtergrond van verdachten. o Voorbereiden en begeleiden van uitvoering van taakstraffen. In Nederland zin er ook rechten voor slachtoffers vastgelegd in de wet. Recht op informatie; verdere verloop aangifte en identiteit dader Spreekrecht; slachtofferbrief schrijven om de persoonlijke gevolgen te beschrijven Recht op schadevergoeding; verdachte betaalt slachtoffer. Soms kan een veroordeelde de schade niet terugbetalen. Dan kan het slachtoffer beroep doen op het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Bekende bureaus voor Slachtofferhulp praten met je en helpen je verder, ook op juridisch gebied. Er zijn ook bureaus voor specifieke groepen slachtoffers: > Stichting Blijf-van-mijn-Lijf biedt hulp aan slachtoffers van huiselijk geweld en hun opvanghuizen zijn anoniem. > Slachtoffers van discriminatie kunnen terecht bij Meldpunt Discriminatie. Die houdt zich bezig met klachtenbehandelingen, voorlichtingen en oplossingen. > Stichting tegen Zinloos Geweld komt op voor belangen van slachtoffers van zinloos geweld. Hoofdstuk 2 Hoe veilig is Nederland? Om te weten hoeveel criminaliteit er in Nederland is, moet je het meten. Maar dit kan niet zomaar, omdat er verschillende definities zijn. Om de omvang vast te stellen zijn er twee methoden. Kwantitatieve methoden: groot aantal gegevens verzameld of grote groepen mensen ondervraagd, waarna alles in percentages wordt weergegeven (denk aan politie- en rechtbankstatistieken en aan dader- en slachtofferenquêtes). Nadeel: lang niet alle criminaliteit is geregistreerd en de daders/slachtoffers vertellen lang niet alles in zulke enquêtes. Kwalitatieve methoden: meningen, ervaringen en behoeften van een bepaalde doelgroep (denk aan diepte-interviews met daders, slachtoffers, etc.) Nadeel: slachtoffers/daders zeggen lang niet alles + sommige doelgroepen worden overgeslagen. Samenvatting MAW “Criminaliteit en Rechtsstaat” P4.5 Bij onderzoeksmethoden moeten we letten op de Betrouwbaarheid, gegevens mogen niet op toeval berusten (moet herhaald kunnen worden als het op precies dezelfde manier gaat). Validiteit, onderzoek meet precies datgene wat het moet meten (nauwkeurige definities van begrippen hebben). Generaliseerbaarheid, onderzoek moet als algemeen geldig worden beschouwd (niet alleen steeds hetzelfde soort mensen ondervragen). Politiestatistieken zijn lang niet altijd betrouwbaar, want ze geven alleen maar geregistreerde criminaliteit: Soms doen mensen geen aangifte. Denk aan fietsendiefstal: je koopt gewoon een nieuwe, de dader vind je toch niet meer. Delicten worden soms niet ontdekt. Mensen die dronken zijn kunnen ook gewoon hard rijden en zich verstoppen. Er zijn delicten die minder zichtbaar zijn, zoals fraude. Rechtbankstatistieken zijn al net zo stom en laten ook maar een klein stukje van de criminaliteit zien: Deel van de opgeloste strafzaken wordt geseponeerd, niet vervolgd. Denk aan daders van minder ernstige delicten, de leeftijd van de dader of daders die ondertussen wel genoeg zijn gestraft. In sommige gevallen worden zaken op een andere manier afgehandeld, door bijvoorbeeld een transactie aan te bieden (geldbedrag). Ook is het lastig om na te gaan of de criminaliteit toe- of afneemt. Redenen hiervoor zijn: Selectieve opsporing: als politie meer rondloopt, wordt er ook meer ontdekt en geregistreerd. Toename van regels/wetten: nieuwe wetten zorgen ervoor dat bepaalde gedragingen ineens ook strafbaar zijn. Subjectieve beoordelingen: registratie van misdrijven gebeurt niet altijd nauwkeurig en systematisch, ligt aan de officier van justitie. Niet-geregistreerde criminaliteit wordt ook wel verborgen criminaliteit / dark figure genoemd. Om deze te vinden gebruikt men vaak slachtofferenquêtes (en soms daderenquêtes). Mensen beschrijven sneller misdrijven waarvoor ze niet snel aangifte doen (fietsendiefstal). Ook kun je zien welk deel van de bevolking het meest slachtoffer is en hoe groot de angst is onder de burgers. Er zijn alleen wel nadelen aan deze enquêtes: Ondervraagden zijn selectief, mensen niet allemaal gevraagd Delicten worden verzwegen De mening van slachtoffers is subjectief Meet alleen de veelvoorkomende delicten De slachtofferloze criminaliteit valt erbuiten (te hard rijden, vuildumping in rivieren, uitkeringsfraude) Bij de daderenquêtes of ‘self report studies’ wordt aan mensen gevraagd of ze bepaalde misdrijven hebben gepleegd. Je kunt zo fraude ontdekken, maar ja. Je gaat natuurlijk niet zomaar al je moorden opnoemen. Kwantitatieve onderzoeksmethoden leggen de nadruk op resultaten die in cijfers zijn uit te drukken. Kwalitatieve onderzoeksmethoden gaan over de meningen en ervaringen. Kenmerkend hiervoor is de open vraagstelling. De geïnterviewde wordt zoveel mogelijk aan het woord gelaten, en de interviewer probeert het gesprek zo min mogelijk te beïnvloeden. De beeldvorming bij burgers over criminaliteit verschilt enorm. Als je veel naar Opsporing Verzocht of PeteRtje de Vries kijkt, dan gaat het echt alleen maar over moorden enz, terwijl fraude en inbraak steeds vaker voorkomen. Zembla laat daarentegen wél alle fraude zien, maar niet de moorden. Door de massamedia krijg je een generaliserend en stereotype beeld van criminaliteit: Heeft te maken met veel geweld Het aandeel van zware criminaliteit is groot Het referentiekader van burgers bij beeldvorming over criminaliteit wordt niet uitsluitend bepaald door de media. Je kunt ook zelf veel bij rechtszaken zitten of op internet dingen nalezen. De directe bemoeienis met rechtszaken relativeert het oordeel over ‘de criminaliteit’. De misdaadstatistieken zijn soms wel gebrekig, maar ze kunnen wel ontwikkelingen op lange termijn weergeven. – er staat nu een stukje met percentages/getallen en jaartallen.. blz 29 – Uit de cijfers blijkt dat de criminaliteit in NL flink is toegenomen. De toename houdt verband met bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen in de samenleving: Afnemend gezag van de overheid Afnemende betekenis van het maatschappelijk middenveld (school, kerk, verenigingen » individualisering) Vervaging maatschappelijke normen en waarden Toegenomen welvaart Samenvatting MAW “Criminaliteit en Rechtsstaat” P4.5 Afgenomen pak- en strafkans Toegenomen werkloosheid Technologische ontwikkelingen Internationalisering Ondanks al deze toenames van de afgelopen 50 jaar, is de totale geregistreerde criminaliteit de laatste 15 jaar gedaald. Dit komt door de daling van de geregistreerde vermogensdelicten (diefstal). Dit komt waarschijnlijk door beter beveiligde huizen en de pinpas. Geweldsmisdrijven zijn daarentegen wél toegenomen help (veel uitgaansgeweld als gevolg van toegenomen welvaart). Tot slot is de politie geweldsmisdrijven anders en meer gaan registreren (tegenwoordig valt elke straatroof onder geweld). In NL worden er per jaar ongeveer 200 moorden gepleegd. Het zijn vaak persoonlijke drama’s binnen familie/vriendenkring of afrekeningen van criminele groepen. Hoofdstuk 3 Oorzaken van criminaliteit Wetenschappers gaan er tegenwoordig van uit dat crimineel gedrag deels aangeboren (genen) en deels aangeleerd (sociale omstandigheden) is. Dé crimineel bestaat niet. Uit misdaadstatistieken komt naar voren dat de verschillen binnen criminaliteit temaken hebben met: Geslacht: vaak mannen. Zou kunnen komen door ongelijke machtsverdeling, verschillen in opvoeding en aangeboren agressiviteit. Leeftijd: mensen plegen vaak delicten in hun adolescentieperiode (pubers van 16 tot 23 jaar). Vaak veelvoorkomende criminaliteit. Enkele verklaringen voor de jeugdcriminaliteit: o Opzoeken van grenzen en overschrijden van maatschappelijke normen hoort bij het opgroeien. Alleen sommigen schieten een beeeetje door. o Veel jongeren geconfronteerd met sociale problemen (verslavingen, vervelende relatie met ouders en problemen op school). o Segregatie vergroot de kans om met politie/justitie in aanraking te komen. Men heeft geen kans op een normale baan en is dus uitgesloten van het economische leven. Maatschappelijke positie: vooral mensen met een lagere maatschappelijke positie zijn betrokken bij geweldsmisdrijven, terwijl mensen met een hogere positie meer naar het belastingsontduiking en verduistering neigen. Etnische afkomst: allochtone groepen relatief oververtegenwoordigd in diefstal en drugscriminaliteit, maar niet in fraude of discriminerend gedrag. Er zijn een aantal zaken die de verschillen tussen allochtonen en autochtonen nuanceren: o Onder de harde kern van jeugdcriminelen ongeveer evenveel allochtonen als autochtonen. o Allochtonen vormen niet één groep. Ook is er een oververtegenwoordiging van de tweede generatie (hey dat ben ik) als het gaat om criminaliteit, terwijl eerste generatie juist niet zo is. o Meeste allochtonen horen tot de lagere maatschappelijke klassen. Misschien ligt het dus gewoon aan hun omstandigheden. Locatie: verstedelijkte gebieden meer criminaliteit dan op het platte land, omdat er meer kansarme jongeren zijn, minder sociale controle is en meer gelegenheid tot criminaliteit. Criminologie houdt zich dus bezig met de bestudering van menselijke gedragingen als het gaat om criminaliteit. Er wordt onderscheid gemaakt tussen Beschrijvende criminologie: richt zich op de aard, omvang, spreiding en ontwikkeling van criminaliteit. Beschrijft de typen daders, typen slachtoffers en doelwitten en ze maakt onderscheid tussen verschillende soorten criminaliteit, zoals georganiseerde en geweldscriminaliteit. Theoretische criminologie: probeert crimineel gedrag te verklaren d.m.v. 3 soorten benaderingen o Microniveau; individuele situatie en motieven van de mens. – biologische/psychologische factoren o Mesoniveau; individu in relatie tot zijn directe leefomgeving – sociaalpsychologische factoren o Macroniveau; structurele en culturele kenmerken van samenlevingen als geheel – sociologische factoren Bij de biologische en psychologische verklaringen vraag je je af waarom de een wel crimineel gedrag vertoont en de ander niet. Maar 5% hoort bij de persistente delinquenten, daders die vaker crimineel spelen en ernstigere dingen doen. Onderzoek naar deze daders splitst zich in 2 richtingen: Onderzoek naar biologische verschillen zoals genetische en neurofysiologische kenmerken. Erfelijke factoren of de rol die neurotransmitters spelen bij emoties, of invloed van hormonen op gedrag. Kinderen met asociaal gedrag hebben een lagere hartslag en zijn minder snel bang. Onderzoek naar psychologische verschillen zoals cognitieve en functionele persoonlijkheidskenmerken. Impulsiviteit, extravert gedrag, sensatiezucht en lage intelligentie veroorzaken crimineel gedrag. Samenvatting MAW “Criminaliteit en Rechtsstaat” P4.5 Psychische stoornissen hebben direct verband met afgebroken schoolopleidingen, stukgelopen relaties en slechte maatschappelijke vooruitzichten. Maar het is niet zo dat iedereen die asociaal is gelijk crimineel wordt ofz: het lukt niet om een causaal verband vast te stellen. ADHD is een specifieke stoornis waarbij er sprake is van aandacht tekort en hyperactiviteit. Deze kinderen komen vaker in aanraking met justitie dan anderen, maar het is niet determinerend, allesbepalend voor crimineel gedrag. Onderzoek houdt zich veel bezig met de vraag hoe omgevingsfactoren ervoor zorgen dat erfelijke factoren zich negatief ontwikkelen. Dit zijn risicofactoren, denk aan gezin, school, buurt en vriendengroep. Sociaalpsychologische verklaringen zoeken de verklaring van crimineel gedrag uitsluitend in de directe omgeving van mensen: mesoniveau. Als er problemen optreden in de primaire (gezin) en secundaire socialisatie (school, vrienden) is de kans groter dat iemand crimineel gedrag vertoont. Gezin: voedingsbodem voor het latere functioneren van mensen School: kinderen in aanraking met nieuwe normen (aanwezigheid, huiswerk). Leeftijdsgenootjes: groepsdruk en groepsgedrag. De groep vertoont crimineel gedrag, jij ook; het wordt normaler, neutralisatie. Subculturen: groepen mensen die afwijken van de dominante cultuur, machteloosheid, spanningen. Achterstandswijken: minder aandacht voor publieke domein, verwaarlozing speeltuinen. Invloed kerk en verenigingsleven: jongeren tegenwoordig minder naar kerk en meer uitgaan. Sociologische verklaringen; zie eind hoofdstuk 2 (pak/strafkans, sociale controle, etc). Deze maatschappelijke factoren hebben volgens sociologen veel invloed op crimineel gedrag. Ze leiden natuurlijk niet automatisch tot criminaliteit; alleen als de maatschappelijke ongelijkheid leidt tot sociale desintegratie (mensen niet langer met elkaar verbonden) of sociale onrechtvaardigheid (onvoldoende maatschappelijk perspectief). Hier zijn de verschillende theorieën over crimineel gedrag h0llaaa Sociobiologische theorie: Edward Wilson, 1975, ging opzoek naar de evolutionaire oorsprong (wat in die tijd botste met het tabula rasa. Aangeleerd-gedragtheorie: Edwin Sutherland kwam tot de conclusie dat alle crimineel gedrag wordt aangeleerd door de directe omgeving. Gelegenheidstheorie: Marcus Felson formuleerde een formule: het niveau van criminaliteit wordt bepaald door de aanwezigheid van potentiële daders, de aanwezigheid van geschikte doelwitten en de afwezigheid van voldoende sociale bewaking. Anomietheorie: Robert Merton zocht de verklaring in de maatschappelijke ongelijkheid. Criminaliteit komt tot uiting in de kloof tussen de levensdoelen die mensen voor zichzelf stellen en de beperkte middelen. Men wil zo hoog mogelijk op de ladder komen, al lukt dat niet altijd. Mensen reageren hier verschillend op: of je accepteert het, of je probeert het op de criminele manier, normloosheid = anomie. Etiketteringstheorie: Howard Becker zegt dat de sociale afwijzing van mensen de oorzaak is van criminaliteit. Mensen krijgen het ‘etiket’ crimineel opgeplakt en gaan zich vervolgens zo gedragen. Bndings- of integratietheorie: Volgens Travis Hirschi gedragen wij ons zo netjes omdat we bindingen hebben die we niet zomaar verklooien (vrienden, familie, collega’s). Het ontbreken hiervan zorgt voor crimineel gedrag. Socialecontroletheorie: Sampson en Laub beredeneren dat hoe minder controle er is door de ouders, hoe slechter de relatie tussen ouder en kind en dus hoe groter de kans op crimineel gedrag. Het is niet zo dat er maar 1 theorie goed is ofz, maar dit zijn gewoon meningen/theorieën van geleerde, oude mannen.