Basisbehoeften: 1. Een eigen plek 2. Voeding 3. Steun 4. Bescherming 5. Begrenzing Over uiterlijke aanpassingen en onderhuidse spanningen en conflicten Gebaseerd op ‘Aan den lijve – Lichaamsgerichte Psychotherapie volgens Pesso’ door Marietta van Attekum, uitgegeven door Swets and Zeitlinger publishers, 1997 Ik tik zelden of nooit teksten van anderen over. Maar dit is een uitzondering. Ik heb nooit ergens anders zo duidelijk gelezen waar onze basisbehoeften voor staan en over gaan. Uit hoofdstuk 2: Basisbehoeften ‘De ouders verwekken, voeden, steunen, beschermen het kind aan den lijve. Vervolgens kan de bevrediging van de basisbehoeften een meer symbolisch karakter krijgen: de ouders of verzorgers geven het kind een plaats in hun hart, voeden het zelfvertrouwen van het kind, ondersteunen zijn inspanningen, beschermen zijn rechten en bieden het kind grenzen. De symbolische bevrediging is niet mogelijk, wanneer de letterlijke, lijfelijke bevrediging, in een eerder stadium, niet voldoende heeft plaatsgevonden. (…) Voor zover er aan de basisbehoeften niet voldaan is in de kinderjaren, blijven ze doorwerken in de volwassenheid. Wat we niet gekregen hebben, toen we het nodig hadden, blijven we zoeken. Het blijft onderhuids ons leven bepalen en laat sporen na in ons lichaam. Het houdt ons af van levensvreugde. (…) Wanneer een kind bijvoorbeeld geen antwoord krijgt op de behoefte aan streling en lichamelijk contact, dan ontstaat een kortsluiting op meerdere fronten: op de eerste plaats voelt het kind dan pijn, heftige lichamelijke en psychische pijn. Wanneer de toestand lang duurt en huilen niet helpt, worden het gemis en de pijn onverdraaglijk. Het kind moet dan de pijn onderdrukken en daarmee de eigen behoeften ontkennen. Het kind past zich aan, een ‘aangepast zelf’ komt in de plaats van het echte zelf. (…) Het treurige is dat dit proces ongemerkt verloopt. Doordat het kind zich aanpast aan de bestaande situatie merkt het de vervreemding van zichzelf en and ere niet. Het kind, en later de volwassene, denkt dat alles ‘normaal’ is en begrijpt niet waar de pijn en de voortdurende frustratie vandaan komen. (…) Waar het contact met wezenlijke bronnen verstoord is, kan weinig echte vreugde ontstaan. (…) Een poging tot zelfmoord kan duiden op de verborgen behoefte om de band met het echte zelf te herstellen. (…) Voor zover de echte behoeften geloochend worden, raakt ook iemands beeld van de werkelijkheid vervormd. De echte behoeften kruipen waar ze niet gaan kunnen: we zoeken de moeder die we nooit gehad hebben in onze partner, of komen de frustrerende ander tegen in onze baas. In de vorm van projecties blijven de oude beelden van de ander ons dwarszitten: oude beelden schuiven voor de werkelijke personen. (…) Op grote schaal ontstaat een maatschappij van ‘aangepaste zelven’, van uiterlijke aanpassingen en onderhuidse spanningen en conflicten. (…) In Pesso (en andere, toegevoegd door TvW) psychotherapieën gaat het erom opnieuw in contact te komen met het ware zelf, met de eigen basisbehoeften: 1. Eigen plek Ieder mens heeft recht op een eigen plek, een eigen leefruimte. Dat begint al vroeg. Een kind dat geboren wordt heeft een eigen plaats nodig. De allereerste meest letterlijke plek van een kind is de baarmoeder. Door het kind in haar lichaam gte dragen geeft de moeder impliciet de boodschap: ‘Jij hebt een plaats in mij en ik zorg voor jou.’ (…) Op een direct lichamelijke wijze ervaart het kind zijn moeder: haar hartslag, haar ademhaling, bewegingen, haar stem. Is het voor het kind een prettige plek? Ervaart het kind die zeer vroege interacties met het moederlichaam als iets goeds? Is het welkom? Hebben deze ouders, op dit moment ook geestelijk ruimte en plaats voor een kind? Misschien zien ze de komst van het kind met orgen en angst tegemoet, omdat het oorlog is, omdat er kinderen dood zijn gegaan of omdat hun vorige kind zwakzinnig bleek. Misschien zijn er ernstige conflicten tijdens de zwangerschap? (…) Wanneer een kind niet welkom is, heeft het als het ware geen voedingsbodem om in te wortelen. (…) Het is belangrijk dat een kind zich ook na de geboorte kan hechten aan zijn ouders. Dat het om te beginnen weet wie zijn ouders zijn en dat het een plek heeft bij hen, nu niet mer letterlijk in de moeder, maar wel aan haar, en aan hen, op hun schoot. Het kind wil zich letterlijk kunnen nestelen bij zijn ouders. (…) Wie zich basaal niet welkom heeft gevoeld, bij de eerste kennismaking met de wereld, namelijk in de (baar)moeder of bij deze ouders, wie onzeker is over zijn afkomst, zal later moeite hebben zich ergens thuis te voelen. (…) Deze mensen voelen zich ‘displaced’, rusteloos en hebben moeite de wereld om hen heen te vertrouwen. (…) Het is ook belangrijk dat een kind welkom is met de sekse die het heeft. Had het meisje eigenlijk een jongen moeten zijn? Of andersom? Vaak gaat het hier om onbewuste wensen van de ouders, die nooit uitgesproken worden, maar wel hun sporen nalaten in de opvoeding van de kinderen. (…) Erkenning van geslacht is op te vatten als een belangrijk onderdeel van de behoefte aan een eigen plek. Hetzelfde geldt voor de naam: iedereen heeft een naam nodig, om een eigen unieke plaats te hebben in de wereld. Door het kind te benoemen, wordt het in zijn of haar eigenheid erkend en krijgt het bestaansrecht. Pas als het een naam heeft, bestaat het. (…) Het is niet vanzelfsprekend dat iedereen een eigen naam heeft. Soms wordt een kind bijvoorbeeld beschouwd als een vervanger van een overleden kind e n krijgt het dezelfde naam: het had iemand anders moeten zijn. Soms wordt het kind genoemd naar een familielid en moet dan ook diens rol overnemen. (…) Kinderen spelen graag met hun plek: hutjes bouwen, ergens in kruipen, verstoppertje, boompje verwisselen… (…)Later wordt de eigen plek meer geestelijk:een leefwereld in boeken, in eigen hobby’s, clubs en interessen. (…) Of een kind zich thuis kan voelen, wordt behalve door het gezin ook bepaald door zijn sociale omgeving. Het kind hoort bij déze familie, déze buurt, déze school en déze sociale klasse. Wanneer er veel verhuisd wordt en een kind steeds weer de eigen omgeving van school en vriendjes verliest, kan het ontworteld raken. (…) Volken die een nomadisch bestaan leiden of in de diaspora leven, zoals de Bedoeïenen of de Joden, dragen hun ‘thuis’met zich mee: de eigen gewoontes en gebruiken, de eigen taal, muziek, dans en religieuze rituelen vormen en sym bolisch thuis. (…) Pesso en andere psychotherapieën kunnen symbolisch huis bieden, van waaruit de wereld opnieuw ‘gegrondvest’ kan worden. In de therapie kun je op zoek gaan naar je eigen wortels. (…) In lijfelijk contact met anderen, kun je alsnog ervaren hoe het is welkom te zijn en een eigen plek te hebben. Door de lijfelijke zintuiglijke beleving, kun je ervaren wat je gemist hebt. En er kan een aardse plaats gevonden worden waar de ziel kan toeven. 2. Voeding Voeding is een basisbehoefte van levensbelang. (…) Moeten vechten voor voedsel is vernederend voor de menselijke waardigheid. (…) Het lichamelijke en psychische gaan samen, dat is bij het voeden van een baby duidelijk zichtbaar. De manier waarop de moeder de baby voedt bepaalt hoe tevreden de baby is. (…) Er zijn ouders die de signalen van hun kind misverstaan. (…) Vooral moeders die zelf psychisch verwond zijn aks kind, missen de natuurlijke intuïtie om hun baby aan te voelen. (…) Met de basisbehoefte voeding wordt niet alleen het letterlijk voedsel voor het lichaam bedoeld, maar ook ht voedsel voor de ziel: aanraking en streling. (…) Bij gebrek aan aanraking en lichamelijk contact mist iemand de ervaring van ‘omlijnd’ zijn, het lichaam – maar ook het ego – krijgt als het ware geen contouren. Het is voor zo iemand onduidelijk waar ‘ik‘ ophoudt en ‘ander’ begint. Zo iemand leeft met een beeld van zichzelf dat alle kanten op kan; het kan gigantisch zijn of nietig. (…) Wanneer en kind geslagen of mishandeld wordt, in plaats van geknuffeld en gestreeld, raakt het ernstig in de war. De huid is als contactorgaan gericht op het opnemen van aanraking, zoals de mond op het opnemen van voedsel. De huid heeft hongert naar aanraking. En het is met aanraking net als met voedsel: de kwaliteit kan slecht zijn, maar alles went. Slecht eten is beter dan helemaal niet eten.Zo kan een kind ook wennen aan slaag, wanneer het dat regelmatig krijgt. (…) Pijn voelen is beter dan helemaal niet voelen. (…) Wanneer geweld als negatieve voeding de huid is binnengekomen, is er iets kapot gegaan in de veilige afbakening van het ik. In relaties zal intimiteit verward worden met geweld, zoals het vroeger ook was. (…) Veel gepijnigde mensen doen zichzelf pijn: ze krabben, krassen of snijden in de eigen huid en blijven daarmee de verwondingen herhalen. De basisbehoefte ‘voeding’ heeft wat breder opgevat, te maken met zorg en verzorging. Lijfelijke verzorging, huiselijke en financiële zorg, geestelijke en spirituele zorg, zorg voor anderen, al die levensgebieden hebben met ‘voeding’ te maken. (…) In zekere zin zijn ook spel, boeken en muziek op te vatten als een vorm van geestelijk voedsel. (…) Obsessies met eten, te veel of te weinig, roken en drinken, zijn veel voorkomende gevolgen van primaire gefrustreerde behoeften. Sensaties rond de mond zullen op de voorgrond zijn. De mond kan kwaad zijn vanwege het tekort: een boze trek, neiging tot letterlijk bijten. ’s Nachts knarsetanden, zichzelf bijten of bijtend sarcasme als de wraak van de mond. (…) Het is voor de meeste mensen schaamtevol en eng om te kijken naar hun tekort op het gebied van voeding. (…) Een kind dat zich tekort gedaan voelt in een wezenlijke behoefte, zal daaraan een minderwaardigheidsgevoel over zichzelf koppelen: ‘kennelijk ben ik het niet waard…het zal wel aan mij liggen.’ (…) Veel mensen zijn als het ware niet ontmoet. Ze hebben nooit de kans gekregen door interactie gewoon te worden. Het geeft veel opluchting als dat in therapie alsnog gebeurt. Wanneer dat wat iemand gemist heeft symbolisch vervuld wordt, op de juiste manier en op de juiste tijd, dan blijkt het lichaam die vervulling te kunnen opnemen als nieuwe informatie. 3 Steun De behoefte aan steun heeft te maken met vastgehouden en gedragen worden. Doordat een kind lijfelijk gedragen wordt, letterlijk ondersteund onder zijn billen, kan het de ervaring van steun verinnerlijken. (…), enz. Mensen met gemis aan steun ervaren bodemloosheid en onzekerheid in hun bestaan. (…) Vallen hoort daarbij. (…) Tekorten op het gebied van steun uiten zich lichamelijk vaak in been- en rugklachten. (…) In het algemeen is de onderkant van het lichaam, voeten, benen, zitvlak, lage rus het meest steungevoelig. (Als een kind genoeg gedragen wordt (…) moet het als het ware zijn eigen vader en moeder zijn. (…) Het kind ontwikkelt schijnzelfstandigheid. (…) Het kind moet lang genoeg afhankelijk zijn om later echt onafhankelijk te worden. De mate en de vorm van de benodigde steun verandert met de leeftijd: gedragen worden, aan de hand lopen, weggebracht en gehaald worden, huiswerksteun, achtergrondsteun, financiële steun, morele steun. (…) In het kinderspel wordt ook deze basisbehoefte uitgebreid beproefd: lopen op vaders voeten, paardje rijden op vaders rug, zwemmen op de rug van de ouder, leren schaatsen tussen moeders benen en meer symbolisch: springen, schommelen, fietsen met losse handen, enz. (…) Om aan de behoefte aan steun tegemoet te komen kan er in therapie letterlijk gesteund door anderen, door bv het als te zwaar beleefde hoofd door anderen te steunen; wie gedragen wil worden wordt gedragen, enz. Rouwen om wat niet is geweest kan pas echt na zo’n steunervaring. 4 Bescherming Het is belangrijk dat een kind zodanig beschermd wordt tegen de buitenwereld dat het een innerlijk scherm ontwikkelt, dat binnen en buiten onderscheidt. De buitenwereld hoeft niet eens kwaadaardig te zijn om indringend te zijn. (….) Dit schild houdt het kwetsbare en zachte binnen en het kwetsende en harde buiten. Daardoor ervaart een kind veiligheid. Wanneer het ontbreekt aan bescherming zal een kind zich verharden om zichzelf te beschermen. (…) Bescherming is bij uitstek iets dat lichamelijk ervaren moet worden. Je geeft een kind bescherming door kleding, door warmte, door lekker instoppen in bed, door geruststellend zingen of te zoeken bij angst, door ritmische geluiden en bewegingen, zoals wanneer je en baby geruststellend op de borst klopt en vooral door lijfelijke aanwezigheid. (…) Je kunt kinderen ook over beschermen. (…) Als ouders voortdurend roepen ‘pas op’ en ‘kijk uit’, dan wordt een kind alleen maar bang voor de boze buitenwereld. (…) Onbeschermde mensen beleven zich vaak naar lichaam en ziel als te open, doordringbaar, niet afgeschermd van de buitenwereld. (…) Deze over-openheid treedt in sterke mate op, wanneer de lichamelijke integriteit van een kind gehavend is door geweld of seksueel misbruik. (…) Door het machtsoverwicht van de dader wordt de wil van het slachtoffer gebroken. (…) Bij seksueel misbruik wordt het ego zowel van buitenaf aangevallen als van binnenuit: oncontroleerbare impulsen kunnen iemand dan zomaar overspoelen. (…) Vaak voelen slachtoffers van seksueel misbruik zich extreem vervreemd van het eigen lichaam. (…) Agressie uitbarstingen kunnen zomaar optreden door een schijnbaar onbetekende aanleiding. Nog vaker komt het voor dat de woede, in een poging om controle te houden, op zichzelf wordt gericht; impulsief in een suïcide poging , heimelijk in zelfbeschadiging od diep verborgen depressie. In therapie moet opnieuw ervaring worden opgedaan met veiligheid, bescherming en duidelijkheid, zowel woordelijk als lichamelijk. (…) Een andere vorm van onveiligheid bestaat in die gezinnen, waar geen onderlinge afbakening is; waar iedereen in dezelfde ruimte leeft, alles van elkaar weet, elkaar’s post openmaakt, moeder een vriendin is in plaats van en ouder. In zo’n gezin is geen privacy, geen plek, geen grenzen. (…) Kinderen oefenen in hun spel op natuurlijke wijze met beschermd en niet beschermd zijn. (…) Ouders zijn voor kinderen een vluchtheuvel (…) die vroege lijfelijke bescherming is daarvoor de beste garantie. 5. Begrenzing Grenzen zijn nodig om energie te kanaliseren, om de eigen krachten te leren hanteren.Bescherming heeft betrekking op gevaar van buiten, begrenzing op gevaar van binnenuit, namelijk de eigen als onhanteerbaar beleefde impulsen. De behoefte aan begrenzing is voor een kind net zo wezenlijk als de behoefte aan voedsel en veiligheid. (…) Door de stuiten op grenzen ontwikkelt een kind ‘ego’, de huid van afbakening van de persoonlijkheid. (…) Iemand zonder afgebakend zelf kan de grens tussen zelf en ander niet goed maken. Een wankel eigenwaardegevoel is het gevolg. Een onbegrensd zelf weet niet hoe groot het is. (…) Zo iemand is overgeleverd aan gevoelens van oneindigheid, mateloosheid en almacht. Die voelt zich heen en weer geslingerd tussen ‘alles kunnen’ en ‘niets kunnen’. Die voelt de eigen beperkingen niet en die van anderen ook niet. Daar is de menselijke maat zoek en kunnen de gevoelens op hol slaan, in een angstaanjagende tomeloosheid. (…) De onvermijdelijke frustraties in de werkelijkheid maken dat het kind de illusie dat de wereld om hem draait moet opgeven. Dat is een essentieel proces voor het maken van onderscheid tussen zichzelf en de ander/de wereld. (…) Afbakening door interactie is voor het kind nodig, om uit de (gefantaseerde) eenheid met de moeder te komen. (…) Bij veel mensen leven bewust of onbewust almachtsfantasieën, die het moeilijk maken om de ander echt toe te laten. Het alsnog accepteren van grenzen is een pijnlijk en langdurig proces, dat niet iedereen wil aangaan. Tenslotte heeft men veel geïnvesteerd in die bijzondere, maar eenzame positie. Het valt niet mee om zo’n levenslange troon te verlaten. (…) Een kind kan koppig en dwingend worden en het is de kunst om daar als ouder flexibel en toch begrensd op te reageren. Soms moet het gewoon ‘nee’zijn. (…) Door het kind grenzen te stellen laten de ouders het kind voelen dat ze zijn impulsen aan kunnen er niet bang voor zijn. (…) Door een driftig kind stevig vast te houden, wordt het letterlijk een begrenzing geboden, waarvinnen de razernij veilig kan worden geuit. (…) De eigen heftige gevoelens, welke deze ook zijn, kunnen pas veilig worden door te ervaren dat de ander ze áán kan. Op den duur leert het kind zo zijn eigen krachten kennen en hanteren. Het leert zichzelf de ruimte geven die het nodig heeft. (…) Zorgzame ouders stellen grenzen, maar hebben begrip voor de krenking die dit voor het kind betekent. (…) Zij helpen het kind ook om mer de keerzijde van de almacht om te gaan: de onmacht, de nietigheid, het gevoel niets te kunnen of te betekenen. (…) Het is nodig om te kunnen experimenteren binnen een veilige ouderlijke speelruimte. (…) Begrenzing is in de eerste levensjaren vooral fysiek; later zit het meer in de regels, afspraken en structuur: alles wat een kind een passend ‘halt’ toeroept en daarmee houvast geeft. Het vinden van de juiste maat is daarbij essentieel. (…) Wanneer de mogelijkheden om te experimenteren ontbroken hebben, krijgen allerlei gevoelens niet de kans om getest te worden. Daarmee worden ze onhanteerbaar. Maar ook flexibele grenzen zijn grenzen: er zit een duidelijk eind aan de mogelijkheden, zoals aan alle aardse mogelijkheden een eind is. (…) Een gebrek aan adequate begrenzing houdt maltijd een gebrek in aan contact. Wanneer de afbakening tussen het zelf en de ander niet goed tot stand heeft kunnen komen, is er ook geen duidelijk innerlijk beeld van de ander, als werkelijk iemand anders met goede en slechte eigenschappen. Dat maakt contacten moeilijk en niet echt bevredigend. (…) Zo iemand lijkt soms wel een hoge drukpan, zo vol met ongeuite energie. Dit kan de vorm aannemen van ziekte. Een kind dat inadequaat begrensd is, heeft niet voldoende gelegenheid gehad zijn energie, in de vorm van kracht, liefde, haat, seks en agressie te uiten en te toetsen aan volwassenen en anderen. Die uitingen zijn onvoldoende door andere mensen ontmoet. Ongeuite en onbegrensde gevoelens nemen angstaanjagende vormen aan. Agressie wordt tot destructiviteit, verdriet wordt bodemloos, seksuele gevoelens worden bandeloos of als onweerstaanbaar beleefd. (…) Begrenzing in de therapie is daar op zijn plaats, waar iemand in contact komt met sterke, maar onhanteerbare gevoelens en lichamelijke lading. (…) Al die gevoelens kunnen in contact met de juiste rolfiguren geuit en begrensde worden. (…) Een begrenzende figuur kan lijfelijk helpen de razernij te hanteren waar zij zelf bang is er aan ten onder te gaan, bijvoorbeeld door een hand te leggen om de slaande vuist, die voldoende tegenkracht biedt. (…) Ouders ‘begrenzen’ seksuele gevoelens van een kind, door die te verwelkomen en te benoemen, maar indien ze op de ouder zelf gericht zijn, om te buigen in de richting van eigen leeftijdgenoten van het kind. Begrenzing is dus iets heel anders als inperking of bestraffing. (…) Een ouder die een kind begrenst, of een rolfiguur in de therapie die dat doet, zegt daarmee in feit: ‘Jij bent heel sterk en dat is goed. Kom maar op…ik kan je aan. En als het seksualiteit betreft: …Maar ik ga er niet op in. (…) Iemand lijfelijk laten ervaren dat een ander hem of haar aan kan. Dat betekent dat je er niet meer alleen voor staat, dat je je mag uiten, zonder dat anderen daarvan omvallen. Het geeft veiligheid, gezamenlijkheid en uitingsvrijheid. Begrenzing heeft alles te maken met kracht, Een mens kan nog zoveel kracht hebben, maar als er geen grenzen omheen zitten is die kracht niet werkbaar. (…) Kinderen die op de een of andere manier sterker waren of moesten zijn dan hun ouders, hebben basisveiligheid gemist. Kinderen die nooit gestoeid of gevochten hebben om aan den lijve te ervaren dat anderen soms sterker waren, onder- of overschatten hun eigen kracht. (…) Kinderen die nooit ‘landje pik’ of vuist worstelen hebben gedaan, missen oefening. Kinderen die van nature groot en sterk waren tussen kleintjes hebben te weinig tegenwicht gehad. Hoogbegaafde kinderen vaak ook. Kinderen die voor hun ouders hebben moeten zorgen missen begrenzing. (…) Almacht kan zich in de volwassene op allerlei manieren uiten: geen maat kunnen houden in van alles, eindeloze honger, grenzeloze seks, verslaving, neiging tot overdrijven, de eigen grenzen niet kennen en dus overspannen worden, tot flippen en psychotisch worden toe. (…) Het grenzeloze kan ook een magische kant hebben: onsterfelijkheids gedachten, verbinding met ‘gene zijde’ of met vorige levens in plaats van met levende mensen, hier en nu. (…) Manieren om in therapie begrenzing te bieden: in de duidelijkheid van afspraken, in tijd, in de structurering van gevoelens en scenes, de betaling, in de regels omtrent wat wel en niet kan, in de houding van de therapeut. (…) Begrenzing op de juiste manier toegepast, geeft veiligheid, stevigheid, zekerheid den rust. Het vermogen om als volwassene positief nee te kunnen zeggen is er een gevolg van. Het vermogen om eigen krachten en vermogens reëel in te schatten is er op gebouwd. Realiteitszin, vermogen tot structureren en efficiëntie zijn het gevolg. Je komt meer met de benen op de grond.