2008 Taalbeleid op De Meerwaarde Agatha van Ginkel OSB Leren Oktober 2008 Inhoudsopgave Taalbeleid op De Meerwaarde ............................................................................................................ 3 Achtergrond......................................................................................................................................... 3 Taalbeleidsplan.................................................................................................................................... 3 Voorwaarden ................................................................................................................................... 3 Uitgangspunt ................................................................................................................................... 4 Organisatie ...................................................................................................................................... 4 De teams.......................................................................................................................................... 4 Het OSB............................................................................................................................................ 5 Vakgroep Nederlands ...................................................................................................................... 6 Monitoring........................................................................................................................................... 6 Evaluatie van het taalbeleid ................................................................................................................ 6 Diagnose matrix voor schoolleiding ................................................................................................ 8 Diagnose matrix voor docenten Nederlands................................................................................... 9 Diagnose matrix voor team en OSB............................................................................................... 11 Diagnose matrix voor taaldocenten .............................................................................................. 15 Diagnose matrix voor zaakvakdocenten ....................................................................................... 16 Diagnose matrix voor alle docenten/teamdidactiek ..................................................................... 17 2 Taalbeleid op De Meerwaarde Achtergrond Onderwijs bestaat uit taal. Door middel van taal worden kennis en vaardigheden geleerd. De taal is zowel verbaal als op schrift. Maar veel leerlingen op onze school hebben moeite met de schoolse woordenschat en begrijpen woorden die belangrijk zijn voor het leerproces niet. Daardoor verloopt het leerproces een moeizaam en verliest een leerling interesse en motivatie. In de praktijk betekent dit dat zij belangrijke woorden in gesproken of schriftelijke opdrachten niet kennen en daardoor de opdracht niet goed begrijpen. De rapportage Leesvaardigheid op de Meerwaarde (juni 2008) laat zien dat leesvaardigheid van de leerlingen ontwikkelt niet mee met het niveau waarop ze verwacht worden te kunnen lezen om hun schoolloopbaan goed te kunnen volgen. Een voorzichtige conclusie lijkt te zijn dat onderwijs onze leerlingen niet hun leesvaardigheid zo te ontwikkelen dat ze het op het niveau hebben waarop ze verwacht worden te lezen. Taalbeleidsplan Het probleem van taalachterstanden is een fenomeen dat ook gesignaleerd wordt op andere scholen en door de onderwijsinspectie. Omdat dit een vrij essentieel probleem is in het onderwijs, vraagt het een structurele aanpak. Deze aanpak kan worden gerealiseerd door een taalbeleid. Een taalbeleid is een document wat aangeeft welke visie een school heeft op taal (plan) en hoe en op welke manieren dit aandacht krijgt binnen de school (do). Tegelijkertijd geeft het aan hoe afspraken worden nagekomen (check) en welke verbeterafspraken er gemaakt worden (act). Het is een document dat helpt om een proces op gang te brengen van bewustwording en van elkaar leren. Een taalbeleidsplan mag echter geen document worden wat binnen de school aanwezig is, maar niet uitgevoerd wordt. Om dat te voorkomen zijn er een aantal voorwaarden nodig, zodat een taalbeleid inderdaad ook uitgevoerd gaat worden en de kwaliteit van het onderwijs verbeterd wordt. Voorwaarden Om een taalbeleid te kunnen uitvoeren zijn de volgende voorwaarden nodig: 1. Een taalbeleid is onderdeel van het schoolbeleid en van de beleidscultuur. 2. Lerende en samenwerkende organisatie. 3. Vrijheid voor teamleden om met elkaar invulling te geven aan het taalbeleid. 4. Er is een open en flexibele beleidscultuur waar veranderingen en verbeteringen in een beleid kunnen worden aangebracht. 3 Uitgangspunt Uitgangspunt is de diversiteitsbenadering1 waarbij verschillen tussen leerlingen positief aangewend worden, dat wil zeggen dat leerlingen elkaar kunnen helpen in de taalontwikkeling omdat er een diversiteit van kennis is. Integrale visie op taalbeleid. Er zal tegelijkertijd ook ruimte zijn om leerlingen met grote achterstand of specifieke problemen op het gebied van taal in kleinere groepen of individueel te kunnen begeleiden. Organisatie Het taalbeleidsplan zal schoolbreed uitgevoerd moeten worden. Naast iedere team heeft ook het OSB, de directie en de vakgroep Nederlands een taak in de uitvoering van het taalbeleidsplan. Het onderstaande schema geeft aan wie welke verantwoordelijkheid heeft voor het taalbeleidsplan. Het OSB en de vakgroep Nederlands hebben een advies- en ondersteunende functie. De directie heeft een controlleerde functie en het team de uitvoerende functie. Directie Monitoring, faciliteren OSB Toetsing, RH, expert advies, dyslexie Vakgroep Taalbeleid Nederlands schoolbreed Advisering in team Team Uitvoering De teams In eerste instantie wordt het taalbeleidsplan uitgevoerd in de algemene begeleiding van leerlingen, en wordt het dus uitgevoerd door een onderwijsteam. Elk team heeft in haar team contract staan 1 Teunissen, F. en Hacquebord, H. 2002 4 hoe zij planmatig aan de uitwerking van het taalbeleidsplan werken. Via haar jaarverslag rapporteert zij over het voortgang van de implementatie van het taalbeleidsplan aan het directielid waar het team onder valt. Deze evalueert de gestelde doelen met de teamleider en kijkt naar de resultaten van de toetsing van dat team. Elke teamleider gaat met zijn eigen team werken aan de taalvaardigheid van hun leerlingen. Een team gaat eerst analyseren waar haar sterke en zwakke punten liggen t.a.v. taalbeleid. Als instrument wordt hiervoor de diagnosematrix in bijlage 1 gebruikt. De diagnosematrix bestaat uit uitspraken die naast elkaar worden gezet. Een team kan dan aangeven in hoeverre zij zich in een uitspraak herkent. De onderwerpen zijn: 1. Teamcultuur 2. Taalbeleid visie en planning 3. Doorgaande leerlijnen en integraliteit 4. Taalmethoden en leerlijnen 5. Leerkracht handelen en didactiek. De scores op deze matrix geven een team de mogelijkheid om een aantal verbeterpunten uit te kiezen een daar aan te gaan werken voor een bepaalde periode. Een valkuil is om aan te veel verbeterpunten tegelijkertijd te willen werken. Een andere valkuil is om zonder voldoende kennis een bepaalde didactiek toe te passen. De teamleider moet er dus voor zorgen dat er in het team voldoende kennis is om aan een verbeterpunt te werken. Zodra het team verbeterpunten heeft vastgesteld, gaat ze een plan opstellen met korte en lange termijn doelen om aan deze verbeterpunten te werken. Deze doelen moeten realistisch en praktisch zijn door ze SMART te formuleren. Tussentijds worden de doelen geëvalueerd en zo nodig bijgesteld en de plannen worden weer aangepast. Aan het begin van elk school neemt een team de matrix weer door, om zo nieuwe verbeterpunten te kunnen bepalen. Uiteindelijk is het doel dat elke docent in de klas bewust omgaat met taal en een taalgerichte didactiek hanteert, zodat leerlingen woorden in hun context herkennen, interpreteren en toepassen zoveel geschreven als verbaal. Het OSB Het OSB is er ter ondersteuning van de teams en helpt de onderwijsteams door de meetmomenten te coördineren, meetgegevens te analyseren en interpreteren en RH aan te bieden aan de leerlingen die bijzondere achterstanden hebben of bijzondere problemen met taal hebben. Meetmomenten Om de voortgang van de leerlingen te monitoren worden er in klas 1 twee meting verricht om inzicht te krijgen in begrijpend lezen en woordenschat van de leerlingen en in klas 2 en 3 wordt één meetmoment verricht. De leerlingen maken de toetsen diatekst en diawoord. Beide toetsen zijn afgestemd op het niveau en leerjaar van de leerlingen. De resultaten van de toetsen geven weer waar onze leerlingen zitten t.o.v. leerlingen op hetzelfde niveau in Nederland. De scores worden weergegeven in de letters A t/m E, waar A staat voor goed niveau en E voor onvoldoende niveau. 5 Deze toetsresultaten van de leerlingen zijn indicatoren van het succes van de implementatie van het taalbeleidsplan. Alhoewel deze toetsresultaten objectieve informatie verschaffen over de voortgang van de taal van de leerlingen, meten deze niet hoe het proces van het werken met een taalbeleidsplan teweeg brengt in een team. De bewustwording van zowel docent als leerling van het belang van voldoende taalvaardigheden zodat de leerling het onderwijs optimaal kan doorlopen is ook belangrijk. Deze bewustwording zal in eerste instantie niet zichtbaar zijn in resultaten, maar over langere termijn zal dit wel zichtbaar zijn in zowel de leeromgeving, de didactiek, de lesmethodes en de resultaten. Ook via kwaliteitszorg zal het taalbeleidsplan geëvalueerd worden op alle niveaus binnen de school. RH Leerlingen die in het bijzonder uitvallen kunnen in overleg met mentor, teamleider en ouders in aanmerking komen voor RH. Een leerling wordt aangemeld bij het OSB waarna een analyse van het probleem zal plaatsvinden en de juiste hulp zal worden ingezet. Speciale aandacht is er ook voor leerlingen voor Nederlands niet de eerste taal is. Voor hen is er een speciaal NT2 programma. Ondersteuning van teams Het OSB is er ook ter ondersteuning van de teams. Het OSB kan de teamleiders helpen met het invullen en analyseren van de matrix om daarna met een team een realistisch activiteitenplan op te stellen en dit te monitoren en een team begeleiden en coachen bij de implementatie van hun plannen. Het OSB kan teamleiders ook helpen om deskundigheidsbevordering van het team te organiseren, al dan niet door het OSB zelf als wel door externe deskundigen. Dyslexie Het OSB heeft een dyslexiecoach die leerlingen met dyslexie begeleidt en ondersteunt. Leerlingen met dyslexie hebben een taalhandicap die bijzondere aandacht verdient. De dyslexiecoach is er voor de leerlingen en de docenten om er voor te zorgen dat de schoolloopbaan van een leerling met dyslexie zo normaal mogelijk verloopt. Vakgroep Nederlands In een team is de docent Nederlands (of MVT) degene die het team helpt om taalbewust om te gaan met leerlingen. Dit kan alleen als het team zich bewust is van hun taak in de taalontwikkeling van de leerlingen en daar ook didactisch uiting aan geeft. Monitoring De uitvoering van het taalbeleid gebeurt in de teams. Elk team heeft een teamcontract waarin de doelen t.a.v. het taalbeleidsplan staan verwoord. Het directielid dat verantwoordelijk is voor een team monitort en evalueert de uitvoering van het taalbeleidsplan in dat team. Doordat er met teamcontracten wordt gewerkt, is het monitoren van het taalbeleidsplan een gewoon onderdeel van de PDCA cycle. Evaluatie van het taalbeleid Ook het taalbeleid zal geevalueerd moeten worden. De directie kan het OSB vragen om de taalbeleid tweejaarlijks te evalueren. Zij doet dit o.a. door documentenanalyse, zoals teamcontracten, evaluatie van de teamcontracten m.b.t. taal, toetsresultaten en door informatie te verzamelen van betrokkenen over het effect van het taalbeleid en de uitvoering daarvan. Zij schrijft daarvan een 6 verslag en bespreekt de conclusies met de direct betrokkenen om zo samen het taalbeleidsplan bij te stellen. 7 Diagnose matrix voor schoolleiding Organisatie- en beleidscultuur Rol schoolleiding Schoolleiding geeft opdrachten en └───┴───┴───┘ Schoolleiding ontwikkelt beleid op hoofdlijnen. Zij mandateert het middenkader delegeert uitvoerende taken voor verdere uitwerking en invulling van het beleid Schoolbrede beslissingen worden └───┴───┴───┘ door de schoolleiding genomen De nadruk ligt op organisatorisch Schoolleiding stimuleert actieve participatie van allen en geeft ruimte └───┴───┴───┘ De school heeft een onderwijskundig leiderschap. Er is geen duidelijke inspirator op taalgebied die mensen voor onderwijskundig leider of innovaties/ beleidsveranderingen kan inspirator. winnen. Organisatiestructuur Organisatiestructuur is └───┴───┴───┘ beheersmatig en gericht op Organisatiestructuur is flexibel en gericht op procesmatig toewerken naar verbetering controle Organisatiestructuur is gesloten └───┴───┴───┘ Organisatiestructuur is open en gericht op en beleid wordt bepaald door samenwerking en eigenaarschap van alle enkelen betrokkenen Organisatiestructuur is └───┴───┴───┘ De school werkt met vooruitziende blik. Door uitvoeringsgericht; weinig ruimte middel van systematische evaluatie worden en tijd voor reflectie op de eigen aanpak en beleid steeds verbeterd. Dit is organisatie een dynamisch gebeuren 8 Diagnose matrix voor docenten Nederlands Taalbeleid: visie en planning Visie op taal-leren/ taalonderwijs Vooral stofgericht / resultaatgericht: met de kerndoelen voor taal in beeld en met de methode centraal Visie t.a.v. zorg- en achterstandsleerlingen ‘Leerlingen die slecht presteren op taal, daar moet je niet te veel aan sleutelen, dat leidt alleen maar tot frustratie bij de leerlingen’ └───┴───┴───┘ Vooral leerlinggericht en interactief: met de leerling en zijn behoefte en talenten centraal └───┴───┴───┘ ‘Leerlingen die slecht presteren op taal, daarvoor moet je je tot het uiterste inspannen om het maximale te bereiken’ Visie t.a.v. opvang voor zorg- en achterstandsleerlingen ‘Extra aandacht voor leerlingen moet je └───┴───┴───┘ buiten de groep organiseren, anders loopt de leerling voortdurend tegen eigen grenzen aan’ ‘Extra aandacht voor zorgleerlingen moet je binnen de groep organiseren anders krijgt het kind het gevoel uitgesloten te worden’ Doelen taalbeleid/taalbeleidsplan Taalbeleidsplan door een enkeling geschreven. Beslissingen tijdens totstandkoming zijn niet breed gecommuniceerd └───┴───┴───┘ Het taalbeleidsplan is een gezamenlijk product, onder gezamenlijke verantwoordelijkheid, en wordt breed gedragen De directie is niet betrokken geweest bij de uitwerking van het taalbeleidsplan └───┴───┴───┘ Beleid op het gebied van taal/lezen heeft uitdrukkelijk de aandacht van de directie. Wanneer nodig faciliteert de directie met extra uren en formatie In het plan is taalbeleid in idealistische termen geformuleerd. De relatie tussen ideaal en werkelijkheid komt niet van de grond └───┴───┴───┘ Het taalbeleidsplan is toegespitst op de specifieke doelgroep, en bevat SMART en concreet geformuleerde doelen voor alle leerjaren en bouwen 9 Er is geen duidelijk verband tussen gestelde doelen en de praktijk, zoals gebruikte taalmethoden, middelen en materialen └───┴───┴───┘ Er is samenhang tussen doelen en activiteiten; afstemming en afspraken over gebruik van de taalmethoden, middelen en materialen └───┴───┴───┘ Bewaken, monitoren en borgen van de kwaliteit op taalgebied is een belangrijk onderdeel van het taalbeleid Bewaking kwaliteitsbeleid Taal Expertise en deskundigheid op het gebied van taal en lezen van leerkrachten is een vast gegeven; er is geen monitoring en evaluatie nodig Deskundigheidsbevordering taal en taalproblemen Standaardtrainingen, uniform, informatie voor └───┴───┴───┘ een grote groep; niet gericht op individu Op-maat-begeleiding op de werkvloer met gerichte ondersteuning en observaties in de groep Medewerkers volgen her en der trainingen en workshops; geen afstemming └───┴───┴───┘ Professionalisering afgestemd op wat er nodig is in taalbeleid; teamgericht en gezamenlijk Schoolleiding maakt keuzes voor de nodige professionalisering: leerkrachten worden naar een training gestuurd └───┴───┴───┘ Keuzes op het gebied van professionalisering en na te streven competenties worden in overleg gemaakt 10 Diagnose matrix voor team en OSB Zorg- en achterstandenbeleid Opvang voor zorg- en achterstandsleerlingen Zorg- en risicoleerlingen worden buiten de groep opgevangen bijvoorbeeld in tutoring en RT, schakel- of tutorklas └───┴───┴───┘ Leerlingen die extra zorg en leertijd nodig hebben, krijgen zoveel mogelijk opvang binnen de groep (inclusief onderwijs) Leerkrachten geven klassikaal instructie: leerlingen die extra zorg nodig hebben krijgen RT of worden doorverwezen └───┴───┴───┘ Leerkrachten kunnen gedifferentieerd werken Afspraken over zorg en opvang van zorg- en risicoleerlingen worden telkens ad hoc gemaakt en per geval bekeken └───┴───┴───┘ Er zijn duidelijke afspraken over leerlingen die extra leertijd nodig hebben en er is zicht op hoe dat opgevangen kan worden └───┴───┴───┘ Het is duidelijk van wie en welke ondersteuning de leerkracht kan verwachten als er leerlingen uitvallen: dat is in het zorgplan opgenomen Opvang van zorg- en risicoleerlingen is een taak van de IB’er en andere (externe) ondersteuners: zij dragen zorg en maken handelingsplannen. └───┴───┴───┘ Opvang van zorg- en risicoleerlingen is ook een taak van de leerkrachten: zij zijn betrokken bij leerlingbesprekingen en handelingsplannen IB’er/RT’er en leerkracht stemmen groepshandelingsplannen en individuele handelingsplannen niet op elkaar af └───┴───┴───┘ Afstemming groepshandelingsplan en individuele handelingsplannen van leerlingen Taakverdeling en afstemming Taken en verantwoordelijkheden omtrent de opvang van zorg- en risicoleerlingen zijn onduidelijk 11 Zorglijn Inspelen op problemen die zich met leerlingen voordoen zonder een heldere zorglijn voor ogen └───┴───┴───┘ Continuüm van zorg: heldere lijn; protocollen en heldere stappen in onderzoek en behandeling en doorverwijzing voor zorgleerlingen └───┴───┴───┘ Heldere streefdoelen voor leerlingen met extra zorg en leertijd: evaluatie en tijdsplanning bijvoorbeeld in een (individueel) handelingsplan └───┴───┴───┘ Het LVS wordt gebruikt om leerling-resultaten en groepsresultaten breed in het team te bespreken Aard van uitval en aantal uitvallers op basis van toetsresultaten worden niet gerelateerd aan het beleid: dat wordt daar niet op aangepast └───┴───┴───┘ Wanneer er op basis van toetsresultaten veel uitvallers zijn en de aard van de uitval daartoe aanleiding geeft, heeft dat consequenties voor het beleid Er is niet bewust voor bepaalde toetsen gekozen. Er is geen duidelijke samenhang tussen toetsen └───┴───┴───┘ De school heeft een bewuste keuze gemaakt voor toetsen of toetsonderdelen om specifieke problemen goed in beeld te krijgen. Toetsen zijn gekozen in samenhang met andere toetsen en met de gevolgde werkwijze Er zijn geen heldere streefdoelen geformuleerd voor zorg- en risicoleerlingen Functie LVS en taaltoetsen Gegevens van het LVS worden door de leerkracht gebruikt om de stand van zaken met leerlingen in eigen klas/ groep in kaart te brengen. Deze gegevens worden verder niet schoolbreed in het team besproken 12 Doorgaande lijn en integraliteit Overgangsmomenten intern Focus op kerndoelen en niet op interne samenhang van doelen en tussendoelen voor verschillende leerjaren en voor de specifieke doelgroep └───┴───┴───┘ Heldere samenhang tussen doelen en tussendoelen voor verschillende leerjaren en voor de specifieke doelgroep Geen systematisch overleg bij overgang naar ander leerjaar └───┴───┴───┘ Systematisch overleg bij overgang naar volgend leerjaar Overdracht is een papieren kwestie, soms beperkt tot zorg- en achterstandsleerlingen └───┴───┴───┘ Leerlingbesprekingen voor alle leerlingen; warme overdracht Geen inhoudelijke samenwerking of afstemming op inhoud, methode, programma └───┴───┴───┘ Er is inhoudelijke samenwerking/afstem-ming tussen school en voor- of vervolgschool: regelmatig overleg over de inhoud (bijv. VVEprogramma) Overdracht voorschool/ PO en PO/VO Horizontale afstemming: schools – buitenschools Geen afstemming en samenwerking op inhoud met VSD, overblijf of NSO over taal en taalstimulering. School legt geen relatie tussen formeel en informeel taal-leren └───┴───┴───┘ Overleg en samenwerking met VSD, NSO of overblijf over taalbeleid en taalstimulering. Er wordt een duidelijke relatie gelegd tussen formeel en informeel leren └───┴───┴───┘ Ouders worden actief betrokken bij beleid op school. School werkt samen met, peilt en gaat uit van de behoeften van ouders De school organiseert geen ondersteuning in taal-leren voor ouders van zorg- en achterstandsleerlingen └───┴───┴───┘ School organiseert ondersteuning voor ouders voor taal-leren (bijvoorbeeld Overstap, Voorlezen, VVE) School neemt alleen contact op met ouders als het kind (taal)problemen heeft └───┴───┴───┘ School zoekt ook samenwerking met ouders als er geen problemen zijn met de leerling Contacten ouders De school informeert ouders schriftelijk en in algemene termen en laat het initiatief voor contact en vragen vooral aan de ouders over Samenwerking met externe organisaties kindzorg (REC) Samenwerking met externe organisaties kindzorg is sterk afhankelijk van toevallige contacten └───┴───┴───┘ 13 Er bestaat een vast netwerk van personen en instellingen op het gebied van kindzorg, die de school kan consulteren Incidenten bepalen de koers van de school. Er is geen gestructureerd beleid voor externe samenwerking └───┴───┴───┘ 14 De school werkt pro-actief samen met een netwerk van personen en instellingen op het gebied van kindzorg om het beleid te evalueren en bij te stellen Diagnose matrix voor taaldocenten Taalmethoden en leerlijnen Kritische taaldomeinen Alle taaldomeinen krijgen in het curriculum min of meer evenveel gewicht. Woordenschat en begrijpend lezen krijgen geen extra aandacht └───┴───┴───┘ In het curriculum ligt het accent op de kritische taaldomeinen, met name woordenschat en begrijpend lezen . Dit is terug te zien in het rooster Leerkrachten zijn minder bewust bezig met leerlijnen en tussendoelen voor taaldomeinen en de samenhang daartussen └───┴───┴───┘ Leerkrachten werken volgens leerlijnen met tussendoelen voor woordenschat en begrijpend lezen, in samenhang met leerlijnen voor luisteren, spreken, schrijven plus andere ondersteunende leerlijnen (zinsen woordbouw, woordvorm en spelling) Leerkrachten hebben geen extra training gehad in het gebruik van effectieve didactiek voor woordenschat en begrijpend lezen └───┴───┴───┘ Leerkrachten zijn getraind in, en maken gebruik van een effectieve didactiek voor woordenschat en begrijpend lezen Woordenschatonderwijs staat betrekkelijk los van overige taalonderdelen └───┴───┴───┘ Woordenschatonderwijs is geïntegreerd: d.w.z. het woordenschatprogramma in de methode moet gericht zijn op het beter luisteren, spreken, lezen en schrijven (vooral kunnen gebruiken en niet alleen kennen van woorden) 15 Diagnose matrix voor zaakvakdocenten Taalgericht zaakvakonderwijs Er wordt in zaakvakken niet specifiek aandacht besteed aan taalonderwijs └───┴───┴───┘ Leerkrachten passen taalgericht zaakvakonderwijs toe └───┴───┴───┘ De gebruikte taalmethoden zijn up-to-date en gaan uit van de nieuwste inzichten └───┴───┴───┘ Er is samenhang met gebruikte (taal)programma’s op peuterspeelzalen (VVE) voor achterstandsleerlingen └───┴───┴───┘ Leerkracht is in staat de methode bewust toe te passen en indien nodig aan te passen Methodevolgende omgang met de methode └───┴───┴───┘ Leerkracht is in staat flexibel om te gaan met de methode; doelgroep- en kindvolgend Keuze voor bepaalde methode vooral om praktische of toevallige redenen └───┴───┴───┘ Methoden zijn bewust gekozen en de keuze is gemaakt door alle betrokkenen Samenhang tussen gekozen methoden ontbreekt └───┴───┴───┘ Er is een samenhang tussen alle gekozen methoden: met de doorgaande lijn en de problematiek van leerlingen helder in beeld └───┴───┴───┘ Leerkrachten weten in hun lokaal een stimulerende en ‘rijke’ taal–leeromgeving te scheppen (taalhoeken, labels, aandachtswoorden zichtbaar in het lokaal) Methode De gebruikte taalmethoden zijn verouderd Het in de onderbouw gebruikte (taal)programma is niet afgestemd met dat op peuterspeelzalen Omgang met methoden Leerkracht passen de methode toe zonder dat met anderen af te stemmen; hij /zij maakt niet bewust gebruik van de methode Inrichting leeromgeving Er is in de inrichting van de omgeving (lokaal) geen specifieke aandacht voor taalleren 16 Diagnose matrix voor alle docenten/teamdidactiek Leerkrachthandelen in de klas en didactiek Coöperatief taal-leren De leerkracht is tijdens de taallessen het meest aan het woord. Lessen zijn leerkracht-leerlinggericht └───┴───┴───┘ Interactie is onderdeel van het aanbod. Leerkracht betrekt bewust leerlingen bij elkaar └───┴───┴───┘ Leerlingen werken in vaste groepjes samen bij de taalles (elkaar vragen stellen, helpen, betekenisconstructie bij woordenschatlessen en begrijpend lezen, tutorlezen/leesmaatjes) De leerkracht is degene die het taalonderwijs aanbiedt └───┴───┴───┘ Leerkracht betrekt leerlingen actief bij de les en speelt op respons en eigen inbreng van leerlingen, en geeft hen ruimte voor taalproductie Voor zover de methode er niet in voorziet, maakt de leerkracht daarnaast geen gebruik van uitdagende vormen van onderwijs tijdens de les └───┴───┴───┘ De leerkracht zorgt voor uitdagende onderwijscontexten; hij gebruikt ook verhalen, spel, etc. om kinderen tot taalproductie en interactie aan te zetten Er wordt van de leerling een receptieve en luisterende houding verwacht └───┴───┴───┘ Er wordt van de leerling verwacht dat hij/zij een actieve rol vervult: taal produceert. Interactie tussen leerlingen wordt actief nagestreefd Samenwerking en interactie tussen leerlingen maken geen vast onderdeel uit van de lessen taal en lezen Activerend en interactief taalonderwijs 17 Zelfverantwoordelijk en zelfstandig leren en werken De leerkracht bepaalt de taaldoelen en └───┴───┴───┘ houdt de planning in de gaten. Leerlingen hebben daar geen zicht op Leerlingen bepalen mede koers en doelen en maken zelf planning: voeren zelf controle uit De leerkracht geeft gedetailleerde instructies hoe taken uitgevoerd moeten worden en problemen opgelost └───┴───┴───┘ De leerkracht laat leerlingen voor een gedeelte zelf bepalen hoe taken uitgevoerd kunnen worden, eventueel met behulp van andere leerlingen Leerkracht beoordeelt het werk van de leerlingen en controleert └───┴───┴───┘ Leerkracht ruimt tijd in om samen met leerlingen te reflecteren op hun eigen werk en hun eigen gedrag. Leren leren hun eigen werk te controleren Leerkracht behandelt onderwerpen en thema’s, ook als deze niet goed aansluiten; de leerstof staat centraal └───┴───┴───┘ Leerling staat centraal: leerkracht stemt stof af op de leerling en behoeften De leerkracht werkt vanuit het boek en de methode en maakt geen gebruik van aanvullend materiaal └───┴───┴───┘ Leerkracht maakt gebruik van veel ‘echt’ en levendig materiaal ter illustratie Betekenisvol taal-leren Instructie en feedback/ groepsorganisatie De leerkracht werkt instructiegericht, └───┴───┴───┘ frontaal Construerend leren: co-operatief en samenwerkend. Responsieve instructie; ervaringsgericht onderwijs Leerkracht herhaalt of geeft feedback aan de gehele groep └───┴───┴───┘ De leerkracht geeft instructie en herhaalt naar behoefte en op niveau; geeft leerlinggerichte feedback Leerkrachten hebben hun onderwijs klassikaal georganiseerd └───┴───┴───┘ Leerkrachten leren hun leerlingen zelfstandig te leren en werken in niveaugroepjes 18 2. Teamcultuur Samenwerking in het team Leerkrachten hebben weinig overleg over inhoud en onderlinge afstemming binnen het taal- en leesonderwijs. Het overleg betreft in hoofdzaak regeltaken Persoonlijk contact in team Iedereen zorgt voor zichzelf. Gesprekken in het team gaan vooral over inhoudelijke en organisatorische aspecten van het werk Lerende organisatie Leerkrachten en andere personeelsleden handelen autonoom: van elkaar leren is niet nodig tussen leerkrachten Overleg Overleg wanneer het uitkomt of noodzakelijk is └───┴───┴───┘ Er zijn teamafspraken over de manier van begeleiden en samenwerken binnen het taal-, en leesonderwijs. (Bijv door taalwerkgroep, kernteam,klassenteams) └───┴───┴───┘ Bij overleg wordt er ook gepraat over de omgang met elkaar en het klimaat in het team. Er heerst een gevoel van veiligheid └───┴───┴───┘ Teamleden zijn gericht op van elkaar leren; er is structurele aandacht voor consultatie en feedback └───┴───┴───┘ Systematisch en structureel overleg met alle betrokkenen 19 Willen Doen Graadmeter SMART Keuze/doel Consequentie Uitvoering, wat Uitvoering wie Opbrengst Evaluatie Voorkomen dat taal een barrière vormt voor leerlingen om zich optimaal te ontwikkelen. Ontwikkelen taalbeleid Bij elk vak aandacht voor talige aspecten. Docententeam en taalcoördinator Bij elk vak is aandacht voor de talige aspecten en is de docent in staat belemmeringen van taal voor zijn vak weg te werken 70% van de leerlingen geeft in juli 2007 aan dat taal geen belemmering vormt bij het volgen van het onderwijs. Een docent benoemen die hierin een voortrekkersrol kan vervullen (te financieren uit het taakbeleid) Prestatie-indicator: Het percentage leerlingen dat aangeeft taal als belemmering te ervaren bij het leren. 20 Dit percentage loopt op tot 90% in 2009. 21