Jaarverslag 2015 Technische commissie bodembeweging December 2016 Inhoudsopgave 1. Onze organisatie 1.1 Technische commissie bodembeweging 1.2 Onafhankelijkheid en samenstelling 1.3Taken 1.4Werkwijze 1.5 Kennisdeling en kennisvergroting 1.6 Wat speelde verder in 2015? 3 3 3 3 4 5 5 2. Adviseren minister van Economische Zaken 2.1 Advisering winnings- en opslagplannen 2.2 Inlichtingen over uitvoerbaarheid wettelijke voorschriften 6 6 7 3. Informeren burgers en rechtspersonen 3.1 Verstrekken van inlichtingen 8 8 4. Adviseren van burgers en rechtspersonen 4.1 Uitbrengen van adviezen 4.2 Adviesverzoeken 2015 4.3Zuid-Limburg 4.4Noord-Nederland 4.5Schadebedragen 9 9 9 11 12 12 5 Kennisdeling en kennisvergroting 5.1 Kennisverdeling en kennisvergroting 13 13 Bijlagen15 ILeden 15 Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 2 1. Onze organisatie 1.1 Technische commissie bodembeweging De Technische commissie bodembeweging (Tcbb) is een onafhankelijke commissie. We adviseren over het verband tussen opsporing en winning van delfstoffen en bodembeweging. We kunnen hiervoor een technisch onderzoek instellen. We gaan dan in op de vraag of en hoeveel zaakschade is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van mijnbouw. We adviseren onder andere ook over de hoogte van het schadebedrag. De commissie bestaat uit deskundigen op relevante gebieden. Denk bijvoorbeeld aan delfstofwinning, geologie, seismologie, grondmechanica, hydrologie, constructieleer, risicoanalyse en juridische aangelegenheden. 1.2 Onafhankelijkheid en samenstelling De Tcbb is een in de Mijnbouwwet ingesteld bestuursorgaan. De minister van Economische Zaken benoemt onze leden op grond van hun deskundigheid. Die is nodig om de taken van de Tcbb goed te kunnen uitvoeren. We functioneren onafhankelijk van hem, zonder last of ruggespraak. Daarnaast zijn we absoluut onafhankelijk van de mijnbouwondernemingen. Daarom kijkt de minister bij de benoeming van onze leden ook kritisch of ze geen conflicterende belangen hebben. Is iemand Tcbb-lid, dan is hij niet meer beschikbaar voor commerciële inhuur door organisaties die belangen hebben op het terrein van onze wettelijke taken. De Tcbb bestaat naast de voorzitter uit de volgende experts: een seismoloog, een jurist, civiel ingenieurs met verschillende expertises (constructieleer, geotechniek en risicoanalyse), een geoloog en een bedrijfskundige (business en ICT). De Tcbb was in 2015 als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden: dr. D.K.J. Tommel dr. H.W. Haak (vice-voorzitter) prof. dr. ir. J. Blaauwendraad drs. J.J. Klasen mr. H. M. Linthorst ir. G. Hannink prof. ir. A.C.W.M. Vrouwenvelder prof. dr. H.G. Sol Secretaris: ir. J. de Koning (TNO) Waarnemer ministerie van Economische Zaken: drs. P. Jongerius (tot 1 oktober 2015) Ir. F.J.R. Denys (vanaf 1 oktober 2015) De cv’s van de Tcbb-leden vindt u in bijlage I. 1.3Taken De taken van de Tcbb staan in artikel 114 van de Mijnbouwwet (Mbw). Ze hebben allemaal te maken met de gevolgen van mijnbouwactiviteiten voor beweging van de bodem en de schade die daarvan het gevolg kan zijn: Adviezen op verzoek van de minister van Economische Zaken De adviezen gaan over: • Winnings- en opslagplannen We adviseren over beschikkingen rond nieuwe of gewijzigde opslag- en winningsplannen waardoor bodemdaling en bodemtrilling kan optreden. En met name adviseren we over maatregelen om schade door deze bodembewegingen te voorkomen (zie artikel 114, tweede lid, onder a, Mbw en artikel 35, eerste lid, onder f, Mbw). • Inlichtingen over de uitvoerbaarheid van wettelijke voorschriften Op verzoek geven we de minister informatie voor de beoordeling van de uitvoerbaarheid van voorgenomen wettelijke voorschriften (artikel 114, tweede lid, onder b, Mbw). Inhoudsopgave Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 3 Informatie en advies op verzoek van burgers en andere rechtspersonen De adviezen gaan over: • Te verwachten schade We geven informatie aan degenen die schade verwachten vanwege bodembeweging door mijnbouwactiviteiten (artikel 114, tweede lid, onder c, Mbw). • Geleden schade We geven advies aan degenen die schade hebben geleden. Dit gaat over het verband tussen die schade en mijnbouwactiviteiten en over de hoogte van het schadebedrag (artikel 114, tweede lid, onder d, Mbw). 1.4Werkwijze De Tcbb vergadert maandelijks. Vaste onderwerpen op de agenda zijn: • de door de minister gevraagde adviezen; • adviezen over schade bij burgers en andere rechtspersonen en het verband met mijnbouwactiviteiten. Hieronder staat onze werkwijze bij schade. Standaardwerkwijze 1.Adviesverzoek Heeft iemand schade die redelijkerwijs het gevolg kán zijn van mijnbouwactiviteiten, bijvoorbeeld door aardgaswinning, zoutwinning of de vroegere steenkoolwinning? Dan kan hij ons vragen te adviseren over het oorzakelijk verband tussen de mijnbouwactiviteiten en de schade. In het adviesverzoek moet de aanvrager zo veel mogelijk informatie over de schade opnemen. Daar horen ook documenten bij over de aansprakelijkheids­ stelling en het uitblijven van overeenstemming met de mijnbouwondernemer (zie hieronder). Onder meer via www.tcbb.nl stellen we een formulier beschikbaar waarmee je een verzoek om advies kunt doen. 2. Beoordeling adviesverzoek Na ontvangst van het adviesverzoek sturen we een ontvangstbevestiging. Daarin geven we aan of de aanvraag in behandeling genomen kan worden en of er eventueel aanvullingen nodig zijn. Zo is vereist dat de aanvrager eerst de betrokken mijnbouwondernemer aansprakelijk heeft gesteld. Wijst de ondernemer aansprakelijkheid af of zijn er drie maanden verstreken zonder dat daarover overeenstemming is bereikt? Dan mag de aanvrager ons inschakelen. Voor een adviesverzoek betalen burgers een bijdrage van € 90, rechtspersonen € 181. Dit bedrag betalen we weer terug als blijkt dat de schade geheel of gedeeltelijk kan worden toegerekend aan mijnbouwactiviteiten en als het schadebedrag dat wij hebben vastgesteld hoger is dan het bedrag dat de mijnbouwondernemer bereid was te betalen. 3.Inspectiebezoek Het onderzoek begint altijd met een bezoek van Tcbb-leden aan het adres waar de schade is. Zij inspecteren het pand visueel en spreken met de eigenaar of gebruiker om informatie te achterhalen over de geschiedenis van het pand en andere belangrijke gegevens. 4. Onderzoek naar oorzaken We maken een onderscheid tussen oorzaken van schade vanuit de diepe ondergrond en vanuit de ondiepe ondergrond. Mijnbouw (winning van kolen, gas, zout en olie) vindt in de diepe ondergrond plaats. Het leidt tot bodemdaling en soms tot aardbevingen. In Zuid-Limburg is een na-ijleffect van de vroegere kolenwinning. Daardoor stijgt de bodem. Ligt de oorzaak van de schade in de ondiepe ondergrond, dan kan dat te maken hebben met de geringe draagkracht van de bodem of met een funderingskeuze die niet bij de bodemgesteldheid past. We laten bodemonderzoek doen door (hand)boringen en sonderingen. Ook laten we vaak lintvoegmetingen of waterpassingen uitvoeren om scheefstand en vervorming van woningen te meten. Voor Zuid-Limburg komt daar archiefonderzoek bij naar de vroegere mijnbouwactiviteiten en vastlegging in kaartmateriaal. Los van oorzaken in de diepe of ondiepe ondergrond kan ook op andere manieren schade ontstaan, bijvoorbeeld door veroudering, nalatig onderhoud of verkeerstrillingen. Ook daar letten we op in ons onderzoek. Inhoudsopgave Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 4 5. Voorlopig en definitief advies Met de resultaten van het inspectiebezoek (stap 3) en eventueel aanvullend onderzoek (stap 4) stellen we een voorlopig advies op. Zowel de adviesaanvrager als de mijnbouwonderneming krijgen de gelegenheid om hier binnen vier weken op te reageren. Vervolgens stellen we ons definitieve advies op. Ons advies is niet bindend. Wel is door de bedrijven die gas winnen toegezegd dat zij ons advies in principe altijd opvolgen. Dat is tot op heden ook altijd gebeurd. Mocht dit in een bijzonder geval niet gebeuren, dan staat de weg naar de rechter open. De aanvrager kan dan ons deskundig advies gebruiken als onderbouwing van zijn zaak. Onze werkwijze in Noord-Nederland Voor schadegevallen in Noord Nederland werken we in het algemeen als volgt: • We laten grondonderzoek uitvoeren (in principe op de vier hoekpunten van een pand, zoals een woning of boerderij). • We laten lintvoegwaterpassing uitvoeren van het pand. • We verzamelen informatie over de omvang van de bodemdaling op de plek van het pand. De eventuele bodemdaling wordt zowel met behulp van peilmerken aan woningen onderzocht als met satellietmetingen als die nodig en beschikbaar zijn. We verzamelen informatie over de gemeten versnellingen tijdens aardbevingen in de buurt van het pand. (Daarbij maken we een interpolatie of extrapolatie naar de locatie van het pand.) We verzamelen informatie over vroegere aanpassingen in het grondwaterpeil. Onze werkwijze in Zuid-Limburg In Zuid-Limburg is onze aanpak vergelijkbaar met die in Noord-Nederland. Maar in Zuid-Limburg speelt niet de problematiek van de aardbevingen. Ook is er geen sprake van bodemdaling, maar juist van bodemstijging. We hebben veel aandacht voor de samenstelling van de diepe ondergrond en de mijnbouwgeschiedenis onder een woning. Daaraan gekoppeld doen we uitspraken over de kans op schade. In Limburg is ook geen sprake van peilaanpassingen, maar wel van stijgend mijnwater. Daarbij speelt de geologische gesteldheid in Zuid-Limburg een belangrijke rol (met verschillende storingen zoals de Feldbiss en Westelijke Sprong). 1.5 Kennisdeling en kennisvergroting Leden van de Tcbb nemen deel aan verschillende overlegorganen. Ze zijn bedoeld om kennis over bodembeweging te delen en te vergroten: • Technisch Platform Aardbevingen (TPA) • Technisch Platform Bodembeweging (TPB) • Technisch Platform Nazorg Steenkolenwinning Limburg (TP-NSL) • Dialoogtafel Groningen – technische tafel • Werkgroep aardbeving bestendig bouwen Wat we in 2015 hebben gedaan rond kennisdeling en -vergroting? U leest het in hoofdstuk 5. 1.6 Wat speelde verder in 2015? Stijging aanvragen Sinds 2014 is het aantal aanvragen bij de commissie sterk toegenomen. In 2014 ging het vooral om aanvragen uit Limburg, in 2015 kwamen die vooral uit Groningen (zie hoofdstuk 5). Door deze stijging is de werkvoorraad en daarmee de doorlooptijd van in behandeling genomen zaken ook sterk toegenomen. Met het ministerie is overlegd over een eventuele uitbreiding van de commissie. Vanwege de (politieke) ontwikkelingen rond Groningen en de onduidelijkheid over wat dit betekent voor de toekomstige belasting van de Tcbb, is hier vooralsnog van afgezien. Externe uitvoering secretariaat Begin 2015 heeft het ministerie besloten de uitvoering van het secretariaat buiten de eigen organisatie te plaatsen. In 2015 werden de secretariaatsactiviteiten tijdelijk uitgevoerd door TNO. Inhoudsopgave Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 5 2. Adviseren minister van Economische Zaken 2.1 Advisering winnings- en opslagplannen De Tcbb heeft in 2015 de minister geadviseerd over verschillende winningsplannen en één opslagplan. De adviezen zijn afgestemd met die van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en TNO-Geologische Dienst Nederland. In ons advies richten we ons op de mogelijke schade door bodemdaling en -trilling door de winning van delfstoffen, door aardwarmte en door de opslag van stoffen (zoals aardgas, CO2 en water in de diepe ondergrond). We hebben de winningsplannen en het opslagplan getoetst aan de Mbw en het Mijnbouwbesluit. Het gaat om artikel 35, eerste lid, onder f, Mbw, respectievelijk artikel 24, eerste lid onder p tot en met s, van het Mijnbouwbesluit: p. een risicoanalyse omtrent bodemtrillingen als gevolg van de winning; q. een beschrijving van de mogelijke omvang en verwachte aard van de schade door bodembeweging; r.een beschrijving van de maatregelen die worden genomen om bodembeweging te voorkomen of te beperken; s.een beschrijving van de maatregelen die worden genomen om schade door bodembeweging te voorkomen of te beperken. Winnings- en opslagplannen In tabel 1 ziet u het aantal lopende en afgeronde adviezen over winnings- en opslagplannen in 2015 (en – ter vergelijking – in voorgaande jaren). Tabel 1: Overzicht adviezen winnings- en opslagplannen 2015 Behandeld in 2013 Behandeld in 2014 Voorraad per 01-01-2015 Ontvangen in 2015 Behandeld in 2015 Voorraad per 01-01-2016 Winningsplannen 28 10 3 6 8 1 Opslagplannen 2 3 0 1 1 0 Totaal 30 13 3 7 9 1 In tabel 2 ziet u over welke winnings- en opslagplannen we in 2015 hebben geadviseerd. Tabel 2: Specificatie winnings- en opslagplannen 2015 waarover advies is uitgebracht Winningsplan Onderneming Datum verzoek Datum advies 1 Burum-Oost NAM 22-12-2014 11-05-2015 2 Oudendijk NAM 22-12-2014 11-05-2015 3 Diever Vermilion 18-12-2014 11-05-2015 4 Warffum NAM 05-02-2015 08-06-2015 5 Wieringa NAM 02-03-2015 08-07-2015 6 Schoonebeek NAM 02-03-2015 08-07-2015 7 Kielwindeweer NAM 29-01-2015 11-05-2015 8 Nes-Noord & M09-FA2015 NAM 21-08-2015 01-10-2015 9 Oppenhuizen Vermilion 8-12-2015 15-01-2016 Opslagplan Onderneming Datum verzoek Datum advies Norg NAM 16-07-2015 03-08-2015 1 Inhoudsopgave Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 6 Discussie schade-inschatting In 2015 constateerden we opnieuw dat de NAM in de winningsplannen voor gas de gevolgen van een ondiepe aardbeving met een sterkte van 3,9 op de schaal van Richter structureel te positief voorstelt (‘[…] in het ernstigste geval matige schade aan enkele gebouwen […]’). Dat geldt ook voor de omvang van het gebied waar mogelijk schade kan optreden aan gebouwen. Daarover meldt de NAM dat dit beperkt blijft tot circa 7 kilometer rond het epicentrum. Op basis van de nu bekende feiten is dat te positief beoordeeld. We hebben de minister aanbevolen de aanvrager te wijzen op deze onjuiste informatie en aan te geven dat deze informatie in nieuwe aanvragen niet meer zal worden geaccepteerd. 2.2 Inlichtingen over uitvoerbaarheid wettelijke voorschriften We hebben in 2015 van het ministerie geen informatieverzoeken ontvangen voor de beoordeling van de uitvoerbaarheid van voorgenomen wettelijke voorschriften. Inhoudsopgave Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 7 3. Informeren burgers en rechtspersonen 3.1 Verstrekken van inlichtingen De Tcbb ontvangt niet vaak informatieverzoeken die te maken hebben met schade door bodembeweging die redelijkerwijs het gevolg kan zijn van mijnbouwactiviteiten. Ook monden die verzoeken niet altijd uit in de vraag om inlichtingen over het verband tussen de bodembeweging en de mijnbouwactiviteiten. Verzoeken over dat verband worden vrijwel altijd pas gedaan nadat schade is opgetreden. In tabel 3 ziet u een overzicht van het aantal behandelde informatieverzoeken in 2015. De informatie ging in het algemeen over onze werkwijze, de voorwaarden waaronder wij kunnen worden ingeschakeld en het proces dat daarbij wordt doorlopen. Tabel 3: Aantal substantiële informatieverzoeken 2015 Zuid-Limburg Noord-Nederland 3 47 50* Provincies/gemeenten 4 4 Juristen 2 2 Journalisten 1 1 54 57 Burgers Totaal * 3 Overig Nederland Totaal Hiervan hebben 11 geleid tot een adviesverzoek. Verder kregen we nog enkele tientallen – meest korte en telefonische – informatieverzoeken. Die zijn niet gedocumenteerd. Inhoudsopgave Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 8 4. Adviseren van burgers en rechtspersonen 4.1 Uitbrengen van adviezen De procedure van de Tcbb rond adviesverzoeken van burgers en andere rechtspersonen vindt u in paragraaf 3.5. 4.2 Adviesverzoeken 2015 De zaken die we in behandeling nemen, zijn telkens complex. De aanvrager en de partij die hij aansprakelijk stelt, hebben daarbij vaak na langdurig overleg geen overeenkomst kunnen bereiken over de aansprakelijkheid, de oorzaak of de hoogte van de schade. Om te komen tot een grondig onderbouwd advies doen we zelf onderzoek. We laten in veel gevallen ook nog aanvullend onderzoek uitvoeren door anderen. Daarnaast wordt een definitief advies altijd voorafgegaan door een voorlopig advies. Daarop kunnen betrokken partijen commentaar geven. Concluderen we dat de schade (redelijkerwijs) niet kan worden toegeschreven aan bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten? Dan is het voor de aanvrager erg belangrijk suggesties te krijgen voor wat dan wél de oorzaak zou kunnen zijn, zo blijkt. In die gevallen proberen we daarom zo veel mogelijk uitspraken of suggesties te doen over de werkelijke oorzaak van de schade. De hier beschreven zorgvuldigheid in advisering heeft consequenties voor de doorlooptijd van een adviestraject. Dit kan in specifieke gevallen oplopen tot een jaar of langer. Tabel 4 geeft u een overzicht van de adviesverzoeken die we in 2015 in behandeling namen en hadden. Tabel 4: Adviesverzoeken in behandeling gedurende 2015 Aantal adviesverzoeken 2015 Voorraad per 01-01-2015 Ontvangen en ontvankelijk in 2015 Voorlopig advies verzonden in 2015* Definitief advies verzonden in 2015 Voorraad per 01-01-2016 Limburg 52 6 32 29 29 Groningen 12 31 13 13 30 Friesland en Drenthe 9 2 11 5 6 Overig Nederland 0 0 0 0 0 Totaal 73 39 56 47 65 * Een deel van deze voorlopige adviezen zijn in 2015 omgezet in definitieve adviezen. Tabel 4 laat zien dat we begin 2015 nog 73 adviesverzoeken in behandeling hadden. We hebben 39 nieuwe aanvragen in behandeling genomen. In 2015 brachten we 56 voorlopige adviezen uit en konden we 47 adviestrajecten definitief afronden. Dit heeft geleid tot een voorraad van 65 adviezen eind 2015. Inhoudsopgave Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 9 In tabel 5 ziet u een overzicht van de definitieve adviezen die we in 2015 hebben uitgebracht. Het gaat om adviezen waarbij er aangetoond is dat er redelijkerwijs verband bestaat tussen de geconstateerde schade en de bodembeweging ten gevolge van mijnbouwactiviteiten. Tabel 5: Definitieve adviezen over oorzakelijk verband uitgebracht in 2015, gespecificeerd naar mijnbouwactiviteit Wel verband Geen verband Deels wel, deels niet Onduidelijk Steenkolen 8 18 1 2 Aardgas 8 9 0 0 Zout 0 1 0 0 Totaal 16 28 1 2 In figuur 1 ziet u een overzicht van het aantal adviezen dat we sinds 2003 per jaar in behandeling hebben genomen. De figuur laat zien dat dit aantal in 2014 zeer sterk is toegenomen. Het is aanzienlijk groter dan waarop we vanuit historische gronden zijn toegerust. Dat verklaart de sterke stijging in nog niet afgeronde zaken. De stijging in 2014 was voornamelijk afkomstig van het grote aantal aanvragen uit Zuid-Limburg. Dit komt voor een belangrijk deel door de actieve rol daar van de gemeenten. Zij wezen hun inwoners op mogelijke schade door mijnbouw en de mogelijkheid op een schadevergoeding als ze advies aanvroegen bij de Tcbb. Daarnaast is de schade in relatie met de vroegere steenkoolwinning lokaal meerdere malen in het nieuws geweest. In 2015 is het aantal adviesaanvragen uit Zuid-Limburg echter sterk gedaald tot 6. Figuur 1: In behandeling genomen adviesverzoeken per jaar In 2015 hebben we maatregelen voorbereid voor een snellere afhandeling van het aantal adviesverzoeken. Per 1 januari 2016 hebben we de capaciteit van het secretariaat verder uitgebreid en geprofessionaliseerd. Bovendien hebben we de mogelijkheid gecreëerd extra behandelaars in te huren. We voeren nog overleg uit om eventueel een deel van het onderzoek onder onze regie uit te besteden. Inhoudsopgave Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 10 4.3Zuid-Limburg In het deel van Zuid-Limburg waar steenkolenwinning heeft plaatsgevonden, treedt bodemstijging op, zoals blijkt uit satellietmetingen (InSAR). Er is een verklaring voor de bodemstijging. Het heeft te maken met de stijging van mijnwater, dat sinds 1994 niet meer wordt weggepompt. De stijging van het mijnwater hoeft geen gevolgen te hebben voor gebouwen. Er treden geen gevolgen op als er geen kolen is gewonnen. Of als de winning niet onder of nabij een bebouwing is beëindigd. In al deze gevallen is de ondergrond homogeen. De ondergrond kan ook inhomogeen zijn. Dan zijn er bijvoorbeeld grote tektonische storingen of breukjes van beperkte omvang. Of een aantal kolenlagen eindigt praktisch op dezelfde plaats. Er is dan drempelvorming ontstaan: een sprong in het maaiveld, doordat de steenkoolwinning onregelmatig was. Ook nu kunnen zich onregelmatige verticale bodembewegingen voordoen aan het oppervlak. Dit hangt af van de geologische gesteldheid en de stand van het mijnwater. Zowel het oppompen van mijnwater als het staken daarvan zijn volgens ons mijnbouwactiviteiten in de zin van de wet. We vinden daarom de bodemstijging zoals we hierboven beschrijven van belang om een oorzakelijk verband vast te stellen tussen de schade die nu optreedt en de vroegere kolenwinning. De minister heeft hierin een standpunt ingenomen. In 1994 stopten de Duitse mijnbouwondernemingen met het wegpompen van mijnwater. Volgens de minister is dit een gebeurtenis die géén verband houdt met de steenkolenwinning in Nederland. De minister sprak zich uit omdat enkele gedupeerden uit Kerkrade een beroep hadden gedaan op het Waarborgfonds mijnbouwschade. De minister is beheerder van dit fonds, dat bedoeld is voor mensen met schade als gevolg van mijnbouwactiviteiten door een mijnbouwonderneming die niet meer bestaat. De gedupeerden deden een beroep op het fonds nadat wij hadden geadviseerd dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de schade en mijnbouwactiviteiten. De betrokken mijnbouwonderneming was in dit geval de Domaniale Mijn Maatschappij. Deze onderneming beëindigde in 1969 de steenkolenwinning in Kerkrade, werd in 1996 geliquideerd en kreeg geen rechtsopvolger die aansprakelijk kon worden gesteld. De minister stelde dat de zaak is verjaard, omdat de gebeurtenis waardoor de schade is ontstaan meer dan dertig jaar geleden was. Tegen de beslissing van de minister gingen de gedupeerden in beroep bij de Rechtbank Limburg. De uitspraak kwam op 21 mei 2015. Daarin werd niet beslist over de verjaringstermijn. Wel maakte de rechtbank duidelijk dat slechts een beroep op het Schadefonds mijnbouwschade kan worden gedaan, als de schade bekend wordt ná invoering van de Mijnbouwwet op 1 januari 2003. In 2014 ontvingen we een groot aantal adviesverzoeken. Ook bleek er behoefte aan meer achtergrond­ informatie. Vandaar dat we sinds dat jaar het Duitse bureau IHS uit Aken inschakelen. Het onderzoekt de mijnbouwkundige geschiedenis ter plekke van de gemelde schade. Dit bestaat voornamelijk uit archiefonderzoek naar oude mijngangen en bestaande breuken. We willen ook nadere informatie over het gebied inwinnen op basis van satellietmetingen die bodemdaling en -stijging weergeven. Inhoudsopgave Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 11 4.4Noord-Nederland De adviesaanvragen in 2015 uit Noord-Nederland gaan uitsluitend over bodembeweging door gas- of zoutwinning. We brachten zes adviezen uit naar aanleiding van aanvragen uit 2014 over bodembeweging en zoutwinning door Frisia. Bij deze zes gevallen ging het om bodemdaling; beving trad niet op. Volgens de huidige kennis is de bodemdalingskom regelmatig. Er treden hierdoor aan het terreinoppervlak geringe hellingen op. Daardoor kan een gebouw geen schade oplopen – of het nu in of aan de rand van de dalingskom staat of ergens waar de helling het grootst is. Daarom konden we bij geen van de gemelde schadegevallen een causale relatie vaststellen met de zoutwinning. 4.5Schadebedragen Zijn de inspectie en een eventueel nader onderzoek afgerond? Dan geven we een oordeel over een oorzakelijk verband tussen mijnbouw en de schade. Zien we een oorzakelijk verband, dan laten we een kostenraming van de schade opmaken. Deze bedragen varieerden in 2014 en 2015 van € 2.000 tot € 14.000. Inhoudsopgave Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 12 5 Kennisdeling en kennisvergroting 5.1 Kennisverdeling en kennisvergroting Leden van de Tcbb nemen deel aan verschillende overlegorganen. Technisch Platform Aardbevingen (TPA) Het Technisch Platform Aardbevingen (TPA) is een overlegplatform van de mijnondernemingen. TPA wil kennis over geïnduceerde aardbevingen vergroten en nodigt voor bijeenkomsten ook TNO, KNMI, Deltares en de Tcbb uit. In 2014 stond het opstarten van een quickscan voor de zogenaamde kleine velden op de agenda. Kleine velden zijn de overige velden buiten het grote Groningenveld. De quickscan brengt de aardbevingsrisico’s in kaart voor deze kleine velden op basis van een voorlopige richtlijn. Technisch Platform Bodembeweging (TPB) In het Technisch Platform Bodembeweging (TPB) bespreken mijnbouwondernemingen gemeenschappelijke belangen op het terrein van geodetische metingen. Het gaat om metingen van stijging of daling van het aardoppervlak. Voor deze bijeenkomsten worden afgevaardigden van TNO, de Technische Universiteit Delft en de Tcbb uitgenodigd. We hebben enkele vergaderingen bijgewoond. Technisch Platform Nazorg Steenkolenwinning Limburg (TP-NSL) In Zuid-Limburg is er schade aan woningen en gebouwen als gevolg van na-ijlende effecten van vroegere mijnbouw. Ambtenaren van de provincie, het waterschap en betrokken gemeenten komen halfjaarlijks samen onder leiding van SodM. Wij nemen deel aan dit technisch overleg. Het merendeel van de adviesverzoeken die de Tcbb ontving, gaat om schade aan gebouwen in Zuid-Limburg. SodM heeft zeven mogelijke na-ijlende gevolgen van de voormalige steenkolenwinning vastgesteld. Om de risico’s hiervan beter in beeld te krijgen laat de minister onderzoek uitvoeren naar deze na-ijlende gevolgen. Via dit technisch platform ontvangen we actuele informatie over de situatie in Limburg en de voortgang van het onderzoek. Dialoogtafel Groningen In 2012 was er een beving bij Huizinge. De provincie Groningen gaf daarop de commissie Meijer de opdracht op zoek te gaan naar manieren om het perspectief van het gaswinningsgebied te verbeteren. In het najaar van 2013 kwam de commissie met een rapport. Een van de aanbevelingen was het instellen van de Dialoogtafel Groningen. Hier worden de verschillende belangen en invalshoeken rond gaswinning besproken en met elkaar in balans gebracht. Aan deze tafel nemen uiteenlopende organisaties deel, zoals milieuorganisaties, de Groninger Bodem Beweging, industrie en bedrijven, de NAM, het ministerie en de provincie. Wij namen niet deel aan de Dialoogtafel, maar we waren wel agendalid. Bovendien waren we deelnemer aan de zogenoemde ‘technische tafel’. Ook participeerden we in verschillende werkgroepen zoals de ‘Werkgroep schadeprotocol’. Deze werkgroep houdt zich bezig met advisering ten aanzien van het schadeprotocol waarmee de NAM en vervolgens het Centrum Veilig Wonen (CVW) gaat werken. Evaluatie dialoogtafel Halverwege 2015 voerde de Rijksuniversiteit Groningen een evaluatie uit van de Dialoogtafel. Hierbij hebben de Tcbb-leden Sol en Tommel een gesprek gehad met twee medewerkers van het bureau Pro Facto. Ook hebben we een groot aantal van tevoren toegezonden vragen beantwoord. Inhoudsopgave Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 13 Naast de beantwoording van de vragen hebben we de volgende zaken geventileerd: • De huidige formele constructie (Tcbb als onderdeel van een ‘technische tafel’) blijkt niet te functioneren en kan beter worden opgeheven. Onze activiteiten beperken we liever tot onze wettelijke taak. Daarom horen we niet in de Dialoogtafel thuis. • De Tcbb-leden Tommel en Sol hebben het onderwerp arbitrage op 27 april met de heer Van der Vlist (kwartiermaker van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG)) besproken. De roep om arbitrage en omkering van de bewijslast komt vooral voort uit een gebrek aan vertrouwen. Daarom heeft de NCG behoefte aan advies over verbetering van het schadeafhandelingsproces en het -protocol. Sol heeft hiervoor een aanzet gegeven met het memo ‘Contouren voor een Adviseringsorganisatie Groningen’. Workshop Risicoanalyse Groningen. Het document ‘Risicoanalyse aardbevingen Groningen’ is in de afrondingsfase. Voor de kwaliteitsborging worden de activiteiten begeleid door een wetenschappelijke commissie waarin Tcbb-lid Haak zitting heeft. De belangrijkste resultaten en bevindingen zijn: • De resultaten van de risicoanalyse zijn onder andere afhankelijk van het winningsscenario dat wordt aangenomen. • De nieuwe analysemethodiek geeft nu mogelijkheden om de invloed van de verschillende winningsscenario’s op de risico’s in te schatten. • Hierdoor worden minimalisatie van de gevolgen en een benefits-schadeoptimalisatie mogelijk. • Dit is een nieuwe ontwikkeling die goede mogelijkheden biedt om een consistent beleid te voeren. Staatstoezicht op de mijnen Inspecteur-generaal der Mijnen H.A.J.M. van der Meijden en J.M van Herk (hoofd afdeling Geo-engineering) van Staatstoezicht op de mijnen (SodM) brachten op ons verzoek een bezoek aan een Tcbb-vergadering. Doel is niet alleen om nader kennis te maken met Van der Meijden. Ook wilden we recente ontwikkelingen de revue laten passeren en wat verder ingaan op enkele specifieke onderwerpen, zoals de landelijke bodemdalingskaart, geodesie, waterinjectie en aardbevingen. Van der Meijden schetste de geschiedenis van de problematiek in Groningen. Dit leidde tot het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Hij benoemde verder de dilemma’s voor SodM als inspectieorgaan. Werkgroep aardbeving bestendig bouwen Het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) heeft opdracht van het ministerie van Economische Zaken gekregen bouwregels te formuleren (NPR 9998). Daarmee kan een voldoende mate van veiligheid worden aangetoond voor nieuwbouw en bestaande bouw onder aardbevingsbelasting. Een van onze leden heeft zitting in de hiervoor ingestelde werkgroep. Hij is ook betrokken bij het opstellen van de Impact Assessment NPR. Daardoor zijn we op de hoogte van de vorderingen. Waar nodig houden we daar rekening mee bij onze activiteiten en advisering. Kennismaking met Raad van Arbitrage voor de Bouw (RvA) We hebben kennisgemaakt met de Raad van Arbitrage voor de Bouw (RvA). We wilden inventariseren hoe de RvA ons zou kunnen ondersteunen. We zien mogelijkheden voor het inhuren van RvA-specialisten: • bij zaken waarbij niet de oorzaak van de schade ter discussie staat, maar de hoogte van de schade onderwerp van het geschil is; • voor het opstellen van herstelplannen als we tot de conclusie komen dat bodembeweging de oorzaak van de schade is. In plaats van inhuren van RvA-specialisten kunnen we in sommige gevallen ook overwegen om aanvragers te verwijzen naar de RvA. Die neemt dan de advisering van ons over. Onderzoek naar structurele verandering in grondwaterstand in Noord-Nederland Aanleiding voor het onderzoek in Noord-Nederland zijn de schadegevallen zonder goed aanwijsbare oorzaak in deze regio. Zowel in het gebied met zoutwinning als met gaswinning kan het zijn dat schade wordt veroorzaakt door verdroging als klimatologische oorzaak. Op dit punt willen we meer duidelijkheid verkrijgen. Daarom hebben we in 2015 een onderzoek geformuleerd en opgedragen aan Deltares naar structurele verandering in de grondwaterstand. Inhoudsopgave Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 14 Bijlagen ILeden Dick Tommel heeft chemie gestudeerd aan de Universiteit Utrecht. Daarna volgde hij een wetenschappelijke functie bij drie instellingen. Sinds 1971 is hij werkzaam geweest in de sfeer van toezicht op de hygiëne van het milieu bij zowel Rijks- als provinciale overheid. Hierna volgde een lidmaatschap van de Tweede Kamer met als werkgebied economische zaken, milieu, verkeer en waterstaat, landbouw en visserij, ontwikkelings­ samenwerking en volkshuisvesting en ruimtelijke ordening. Van 1994 tot 1998 was hij staatssecretaris op het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Sindsdien vervult hij verschillende parttimefuncties, zowel bij de overheid als in de particuliere sector. De meeste functies richten zich op het bevorderen van energiebesparing in de gebouwde omgeving en de ontwikkeling van kwaliteitssystemen. Ook is hij voorzitter van de vereniging Koninklijke Nederlandse Bouwkeramiek en van de branchevereniging Nederlandse Isolatie Industrie. Hein Haak is sinds 1983 werkzaam als seismoloog bij de afdeling Seismologie van het KNMI (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut). Sinds 1988 gaf hij leiding aan deze afdeling van ongeveer vijftien medewerkers. Naast de analyse van waarnemingen op seismologisch gebied verrichten zij onderzoek naar aardbevingen in Noord- en Zuid-Nederland. Tijdens een promotieonderzoek in de periode 1978-1983 over elektronenspectroscopie in de fysische chemie aan de Rijksuniversiteit Groningen is de belangstelling voor de seismologie ontstaan. De training in de geofysica heeft hij gekregen aan de University of California in San Diego bij het Institute of Geophysics and Planetary Physics in La Jolla in 1985 en 1986. Aanvankelijk ging zijn belangstelling uit naar instrumentale aspecten van de seismologie en de risico’s van aardbevingen in Zuid-Nederland (Roermond 1992). Later heeft hij ook de schokken in Noord-Nederland onderzocht. Sinds 1988 is ook de toepassing van de seismologie en infrageluid voor de naleving van het Kernstopverdrag aan de orde geweest. In de periode 2006-2014 was hij directeur klimaat en seismologie van het KNMI. Vanaf 2015 werkt hij als chief scientist bij het Planbureau voor de Leefomgeving. Johan Blaauwendraad is civiel ingenieur met een specialisatie in de sterkteleer van constructies. Na werkzaam te zijn geweest bij TNO-IBBC (nu TNO Bouw en Ondergrond) en bij ingenieursdiensten van Rijkswaterstaat, is hij tot en met 2003 hoogleraar Toegepaste Mechanica geweest aan de Technische Universiteit Delft met een onderbreking in 1997 als rector-magnificus van deze universiteit. Zijn onderzoek ging over het gedrag van constructies in zowel de grond-, weg- en waterbouw als in de bouw en utiliteitsbouw. Ook studies in de offshore technologie behoorden tot het werkterrein. Hij was bestuurlijk actief in nationale en internationale ingenieursassociaties. Hij leidde het ICES-KIS-programma Delft Cluster voor innovatieve oplossingen in een dichtbevolkte delta en zat vervolgens de wetenschappelijke adviesraad van deze organisatie voor. Hij is wetenschappelijk directeur geweest van de Onderzoekschool Bouw, de Nederlandse bundeling van promotieonderzoek op het gebied van construeren voor de bouw. Hij trad 32 keer op als promotor en is auteur van tientallen internationale publicaties. Van zijn hand verschenen vijf boeken op zijn vakgebied. Hans Klasen heeft geologie gestudeerd aan de Universiteit Utrecht. Vanaf 1978 tot aan zijn pensioen in oktober 2006 is hij als geoloog werkzaam geweest in de opsporing en winning van aardolie en aardgas; eerst bij Amoco en later bij BP. Sinds 1994 is hij via diverse werkgroepen nauw betrokken geweest bij de problematiek van bodembeweging door de winning van aardgas in Nederland. Huub Linthorst is jurist. Vanaf 1971 is hij werkzaam geweest op verschillende ministeries. Sinds 1982 is dat bij het ministerie van Economische Zaken. Op dat ministerie bekleedde hij verschillende functies bij de directie Wetgeving en Juridische Zaken. Vanaf 1999 was hij daar directeur. In mei 2010 ging hij met pensioen. Naast het lidmaatschap van de Tcbb heeft hij nog verschillende andere parttimefuncties, zoals het lidmaatschap van de Kwaliteitscommissie BIBOB en de bezwarencommissie CBS en treedt hij op als docent bij de Beroepsopleiding financieel-economisch beleidsmedewerker. Inhoudsopgave Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 15 Geerhard Hannink heeft civiele techniek gestudeerd aan de Technische Universiteit Delft. Na enkele jaren werkzaam te zijn geweest aan de Universiteit van Zambia heeft hij zich tot 1989 bij het Laboratorium voor Grondmechanica (het huidige Deltares) gespecialiseerd in de geotechniek. In 1989 werd hij benoemd tot hoofd van het Adviesbureau Geotechniek van Gemeentewerken Rotterdam en was hij tot 1999 verantwoordelijk voor het uitvoeren van alle advieswerkzaamheden op het gebied van de geotechniek en de geohydrologie. Daarna is hij als adviseur binnen het Ingenieursbureau van Gemeentewerken betrokken geweest bij de ontwikkeling van de grote gemeentelijke projecten RandstadRail en Rotterdam Centraal. Naast zijn werkzaam­ heden voor de gemeente Rotterdam is hij lid van de Raad van Arbitrage voor de Bouw. Ton Vrouwenvelder volgde een opleiding tot civiel ingenieur aan de Technische Universiteit Delft, waarvoor hij in 1970 cum laude slaagde. In het begin van zijn loopbaan hield hij zich voornamelijk bezig met de berekening van het bezwijkgedrag van constructies (stabiliteit, plasticiteit en scheurvorming). In toenemende mate werd daarin het stochastisch karakter van belastingen en materiaaleigenschappen meegenomen en kwam de risicoanalytische benadering van veiligheidsvraagstukken centraal te staan. Hij heeft gewerkt aan de ontwikkeling van modellen en rekentechnieken in de constructieve veiligheid, brandveiligheid, tunnelveiligheid en duurzaamheid. Ton Vrouwenvelder is betrokken bij verschillende nationale en internationale onderzoek­ projecten en bij het opstellen van Nederlandse en Europese voorschriften en richtlijnen op het gebied van de bouw. Hij wordt regelmatig geconsulteerd in verband met risicoanalytische aspecten van bijzondere constructies. Hij is lid van verschillende commissies, waaronder de CEN-commissie voor de Eurocode Belastingen en het Joint Committee on Structural Safety, waarvan hij een van de former presidents is. Henk Sol volgde de opleiding Econometrie en Operations Research aan de Rijksuniversiteit Groningen, waarvoor hij in 1974 cum laude slaagde. Van 1974 tot 1984 was hij aan de Rijksuniversiteit Groningen betrokken bij de ontwikkeling en leiding van een masterprogramma informatiesystemen binnen de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen. In 1984 werd hij benoemd tot hoogleraar Information Systems Development aan de Technische Universiteit Delft. In 1992 werd hij benoemd tot hoogleraar Systems Engineering aan de Technische Universiteit Delft en sinds 2004 is hij hoogleraar Engineering and ICT aan de Rijksuniversiteit Groningen. Van 1992 tot 1998 was Henk Sol oprichter en decaan van de faculteit Engineering, Policy Analysis and Management. Van 1999 tot 2004 was hij aangesteld als wetenschappelijk directeur van het Delft Institute for Information technology in Systems Engineering (DITSE). Van 2004 tot 2008 was hij oprichter en decaan van de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Henk Sol heeft sinds 1972 opgetreden als managementconsultant voor verschillende overheden en een groot aantal nationale en internationale organisaties. Hij won zowel de IFIP Outstanding Service Award als de IFIP Silver Core. Henk Sol is auteur van honderden publicaties op het gebied van ICT, managementinformatiesystemen, procesverbetering, besliskunde en telematica. Hij heeft ruim tachtig promovendi begeleid. Ook begeleidde hij meer dan achthonderd ingenieurs, technisch bedrijfs- en bestuurskundigen bij het afstuderen. Inhoudsopgave Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 16