Jaarverslag 2015 Technische commissie bodembeweging

advertisement
Jaarverslag 2015
Technische commissie bodembeweging
December 2016
Inhoudsopgave
1. Onze organisatie
1.1 Technische commissie bodembeweging
1.2 Onafhankelijkheid en samenstelling
1.3Taken
1.4Werkwijze
1.5 Kennisdeling en kennisvergroting
1.6 Wat speelde verder in 2015?
3
3
3
3
4
5
5
2. Adviseren minister van Economische Zaken
2.1 Advisering winnings- en opslagplannen
2.2 Inlichtingen over uitvoerbaarheid wettelijke voorschriften
6
6
7
3. Informeren burgers en rechtspersonen
3.1 Verstrekken van inlichtingen
8
8
4. Adviseren van burgers en rechtspersonen
4.1 Uitbrengen van adviezen
4.2 Adviesverzoeken 2015
4.3Zuid-Limburg
4.4Noord-Nederland
4.5Schadebedragen
9
9
9
11
12
12
5 Kennisdeling en kennisvergroting
5.1 Kennisverdeling en kennisvergroting
13
13
Bijlagen15
ILeden
15
Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 2
1. Onze organisatie
1.1 Technische commissie bodembeweging
De Technische commissie bodembeweging (Tcbb) is een onafhankelijke commissie. We adviseren over het
verband tussen opsporing en winning van delfstoffen en bodembeweging. We kunnen hiervoor een technisch
onderzoek instellen. We gaan dan in op de vraag of en hoeveel zaakschade is veroorzaakt door bodembeweging
als gevolg van mijnbouw. We adviseren onder andere ook over de hoogte van het schadebedrag. De commissie
bestaat uit deskundigen op relevante gebieden. Denk bijvoorbeeld aan delfstofwinning, geologie, seismologie,
grondmechanica, hydrologie, constructieleer, risicoanalyse en juridische aangelegenheden.
1.2 Onafhankelijkheid en samenstelling
De Tcbb is een in de Mijnbouwwet ingesteld bestuursorgaan. De minister van Economische Zaken benoemt
onze leden op grond van hun deskundigheid. Die is nodig om de taken van de Tcbb goed te kunnen uitvoeren.
We functioneren onafhankelijk van hem, zonder last of ruggespraak.
Daarnaast zijn we absoluut onafhankelijk van de mijnbouwondernemingen. Daarom kijkt de minister bij de
benoeming van onze leden ook kritisch of ze geen conflicterende belangen hebben. Is iemand Tcbb-lid, dan is
hij niet meer beschikbaar voor commerciële inhuur door organisaties die belangen hebben op het terrein van
onze wettelijke taken.
De Tcbb bestaat naast de voorzitter uit de volgende experts: een seismoloog, een jurist, civiel ingenieurs met
verschillende expertises (constructieleer, geotechniek en risicoanalyse), een geoloog en een bedrijfskundige
(business en ICT).
De Tcbb was in 2015 als volgt samengesteld:
Voorzitter:
Leden:
dr. D.K.J. Tommel
dr. H.W. Haak (vice-voorzitter)
prof. dr. ir. J. Blaauwendraad
drs. J.J. Klasen
mr. H. M. Linthorst
ir. G. Hannink
prof. ir. A.C.W.M. Vrouwenvelder
prof. dr. H.G. Sol
Secretaris:
ir. J. de Koning (TNO)
Waarnemer ministerie van Economische Zaken: drs. P. Jongerius (tot 1 oktober 2015)
Ir. F.J.R. Denys (vanaf 1 oktober 2015)
De cv’s van de Tcbb-leden vindt u in bijlage I.
1.3Taken
De taken van de Tcbb staan in artikel 114 van de Mijnbouwwet (Mbw). Ze hebben allemaal te maken met de
gevolgen van mijnbouwactiviteiten voor beweging van de bodem en de schade die daarvan het gevolg kan zijn:
Adviezen op verzoek van de minister van Economische Zaken
De adviezen gaan over:
• Winnings- en opslagplannen We adviseren over beschikkingen rond nieuwe of gewijzigde opslag- en winningsplannen waardoor
bodemdaling en bodemtrilling kan optreden. En met name adviseren we over maatregelen om schade
door deze bodembewegingen te voorkomen (zie artikel 114, tweede lid, onder a, Mbw en artikel 35,
eerste lid, onder f, Mbw).
• Inlichtingen over de uitvoerbaarheid van wettelijke voorschriften
Op verzoek geven we de minister informatie voor de beoordeling van de uitvoerbaarheid van
voorgenomen wettelijke voorschriften (artikel 114, tweede lid, onder b, Mbw).
Inhoudsopgave
Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 3
Informatie en advies op verzoek van burgers en andere rechtspersonen
De adviezen gaan over:
• Te verwachten schade
We geven informatie aan degenen die schade verwachten vanwege bodembeweging door
mijnbouwactiviteiten (artikel 114, tweede lid, onder c, Mbw).
• Geleden schade
We geven advies aan degenen die schade hebben geleden. Dit gaat over het verband tussen die schade en
mijnbouwactiviteiten en over de hoogte van het schadebedrag (artikel 114, tweede lid, onder d, Mbw).
1.4Werkwijze
De Tcbb vergadert maandelijks. Vaste onderwerpen op de agenda zijn:
• de door de minister gevraagde adviezen;
• adviezen over schade bij burgers en andere rechtspersonen en het verband met mijnbouwactiviteiten.
Hieronder staat onze werkwijze bij schade.
Standaardwerkwijze
1.Adviesverzoek
Heeft iemand schade die redelijkerwijs het gevolg kán zijn van mijnbouwactiviteiten, bijvoorbeeld door
aardgaswinning, zoutwinning of de vroegere steenkoolwinning? Dan kan hij ons vragen te adviseren over het
oorzakelijk verband tussen de mijnbouwactiviteiten en de schade. In het adviesverzoek moet de aanvrager zo
veel mogelijk informatie over de schade opnemen. Daar horen ook documenten bij over de aansprakelijkheids­
stelling en het uitblijven van overeenstemming met de mijnbouwondernemer (zie hieronder). Onder meer via
www.tcbb.nl stellen we een formulier beschikbaar waarmee je een verzoek om advies kunt doen.
2. Beoordeling adviesverzoek
Na ontvangst van het adviesverzoek sturen we een ontvangstbevestiging. Daarin geven we aan of de aanvraag
in behandeling genomen kan worden en of er eventueel aanvullingen nodig zijn. Zo is vereist dat de aanvrager
eerst de betrokken mijnbouwondernemer aansprakelijk heeft gesteld. Wijst de ondernemer aansprakelijkheid
af of zijn er drie maanden verstreken zonder dat daarover overeenstemming is bereikt? Dan mag de aanvrager
ons inschakelen.
Voor een adviesverzoek betalen burgers een bijdrage van € 90, rechtspersonen € 181. Dit bedrag betalen we
weer terug als blijkt dat de schade geheel of gedeeltelijk kan worden toegerekend aan mijnbouwactiviteiten en
als het schadebedrag dat wij hebben vastgesteld hoger is dan het bedrag dat de mijnbouwondernemer bereid
was te betalen.
3.Inspectiebezoek
Het onderzoek begint altijd met een bezoek van Tcbb-leden aan het adres waar de schade is. Zij inspecteren het
pand visueel en spreken met de eigenaar of gebruiker om informatie te achterhalen over de geschiedenis van
het pand en andere belangrijke gegevens.
4. Onderzoek naar oorzaken
We maken een onderscheid tussen oorzaken van schade vanuit de diepe ondergrond en vanuit de ondiepe
ondergrond. Mijnbouw (winning van kolen, gas, zout en olie) vindt in de diepe ondergrond plaats. Het leidt tot
bodemdaling en soms tot aardbevingen. In Zuid-Limburg is een na-ijleffect van de vroegere kolenwinning.
Daardoor stijgt de bodem.
Ligt de oorzaak van de schade in de ondiepe ondergrond, dan kan dat te maken hebben met de geringe
draagkracht van de bodem of met een funderingskeuze die niet bij de bodemgesteldheid past.
We laten bodemonderzoek doen door (hand)boringen en sonderingen. Ook laten we vaak lintvoegmetingen
of waterpassingen uitvoeren om scheefstand en vervorming van woningen te meten. Voor Zuid-Limburg komt
daar archiefonderzoek bij naar de vroegere mijnbouwactiviteiten en vastlegging in kaartmateriaal.
Los van oorzaken in de diepe of ondiepe ondergrond kan ook op andere manieren schade ontstaan,
bijvoorbeeld door veroudering, nalatig onderhoud of verkeerstrillingen. Ook daar letten we op in ons onderzoek.
Inhoudsopgave
Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 4
5. Voorlopig en definitief advies
Met de resultaten van het inspectiebezoek (stap 3) en eventueel aanvullend onderzoek (stap 4) stellen we een
voorlopig advies op. Zowel de adviesaanvrager als de mijnbouwonderneming krijgen de gelegenheid om hier
binnen vier weken op te reageren. Vervolgens stellen we ons definitieve advies op.
Ons advies is niet bindend. Wel is door de bedrijven die gas winnen toegezegd dat zij ons advies in principe
altijd opvolgen. Dat is tot op heden ook altijd gebeurd. Mocht dit in een bijzonder geval niet gebeuren, dan
staat de weg naar de rechter open. De aanvrager kan dan ons deskundig advies gebruiken als onderbouwing
van zijn zaak.
Onze werkwijze in Noord-Nederland
Voor schadegevallen in Noord Nederland werken we in het algemeen als volgt:
• We laten grondonderzoek uitvoeren (in principe op de vier hoekpunten van een pand, zoals een woning of
boerderij).
• We laten lintvoegwaterpassing uitvoeren van het pand.
• We verzamelen informatie over de omvang van de bodemdaling op de plek van het pand. De eventuele
bodemdaling wordt zowel met behulp van peilmerken aan woningen onderzocht als met satellietmetingen
als die nodig en beschikbaar zijn. We verzamelen informatie over de gemeten versnellingen tijdens
aardbevingen in de buurt van het pand. (Daarbij maken we een interpolatie of extrapolatie naar de locatie
van het pand.) We verzamelen informatie over vroegere aanpassingen in het grondwaterpeil.
Onze werkwijze in Zuid-Limburg
In Zuid-Limburg is onze aanpak vergelijkbaar met die in Noord-Nederland. Maar in Zuid-Limburg speelt niet
de problematiek van de aardbevingen. Ook is er geen sprake van bodemdaling, maar juist van bodemstijging.
We hebben veel aandacht voor de samenstelling van de diepe ondergrond en de mijnbouwgeschiedenis onder
een woning. Daaraan gekoppeld doen we uitspraken over de kans op schade. In Limburg is ook geen sprake van
peilaanpassingen, maar wel van stijgend mijnwater. Daarbij speelt de geologische gesteldheid in Zuid-Limburg
een belangrijke rol (met verschillende storingen zoals de Feldbiss en Westelijke Sprong).
1.5 Kennisdeling en kennisvergroting
Leden van de Tcbb nemen deel aan verschillende overlegorganen. Ze zijn bedoeld om kennis over
bodembeweging te delen en te vergroten:
• Technisch Platform Aardbevingen (TPA)
• Technisch Platform Bodembeweging (TPB)
• Technisch Platform Nazorg Steenkolenwinning Limburg (TP-NSL)
• Dialoogtafel Groningen – technische tafel
• Werkgroep aardbeving bestendig bouwen
Wat we in 2015 hebben gedaan rond kennisdeling en -vergroting? U leest het in hoofdstuk 5.
1.6 Wat speelde verder in 2015?
Stijging aanvragen
Sinds 2014 is het aantal aanvragen bij de commissie sterk toegenomen. In 2014 ging het vooral om aanvragen
uit Limburg, in 2015 kwamen die vooral uit Groningen (zie hoofdstuk 5). Door deze stijging is de werkvoorraad
en daarmee de doorlooptijd van in behandeling genomen zaken ook sterk toegenomen. Met het ministerie is
overlegd over een eventuele uitbreiding van de commissie. Vanwege de (politieke) ontwikkelingen rond
Groningen en de onduidelijkheid over wat dit betekent voor de toekomstige belasting van de Tcbb, is hier
vooralsnog van afgezien.
Externe uitvoering secretariaat
Begin 2015 heeft het ministerie besloten de uitvoering van het secretariaat buiten de eigen organisatie te
plaatsen. In 2015 werden de secretariaatsactiviteiten tijdelijk uitgevoerd door TNO.
Inhoudsopgave
Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 5
2. Adviseren minister van Economische Zaken
2.1 Advisering winnings- en opslagplannen
De Tcbb heeft in 2015 de minister geadviseerd over verschillende winningsplannen en één opslagplan.
De adviezen zijn afgestemd met die van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en TNO-Geologische Dienst
Nederland. In ons advies richten we ons op de mogelijke schade door bodemdaling en -trilling door de
winning van delfstoffen, door aardwarmte en door de opslag van stoffen (zoals aardgas, CO2 en water in
de diepe ondergrond).
We hebben de winningsplannen en het opslagplan getoetst aan de Mbw en het Mijnbouwbesluit.
Het gaat om artikel 35, eerste lid, onder f, Mbw, respectievelijk artikel 24, eerste lid onder p tot en met s,
van het Mijnbouwbesluit:
p. een risicoanalyse omtrent bodemtrillingen als gevolg van de winning;
q. een beschrijving van de mogelijke omvang en verwachte aard van de schade door bodembeweging;
r.een beschrijving van de maatregelen die worden genomen om bodembeweging te voorkomen
of te beperken;
s.een beschrijving van de maatregelen die worden genomen om schade door bodembeweging
te voorkomen of te beperken.
Winnings- en opslagplannen
In tabel 1 ziet u het aantal lopende en afgeronde adviezen over winnings- en opslagplannen in 2015
(en – ter vergelijking – in voorgaande jaren).
Tabel 1: Overzicht adviezen winnings- en opslagplannen 2015
Behandeld
in 2013
Behandeld
in 2014
Voorraad per
01-01-2015
Ontvangen
in 2015
Behandeld
in 2015
Voorraad per
01-01-2016
Winningsplannen
28
10
3
6
8
1
Opslagplannen
2
3
0
1
1
0
Totaal
30
13
3
7
9
1
In tabel 2 ziet u over welke winnings- en opslagplannen we in 2015 hebben geadviseerd.
Tabel 2: Specificatie winnings- en opslagplannen 2015 waarover advies is uitgebracht
Winningsplan
Onderneming
Datum verzoek
Datum advies
1
Burum-Oost
NAM
22-12-2014
11-05-2015
2
Oudendijk
NAM
22-12-2014
11-05-2015
3
Diever
Vermilion
18-12-2014
11-05-2015
4
Warffum
NAM
05-02-2015
08-06-2015
5
Wieringa
NAM
02-03-2015
08-07-2015
6
Schoonebeek
NAM
02-03-2015
08-07-2015
7
Kielwindeweer
NAM
29-01-2015
11-05-2015
8
Nes-Noord & M09-FA2015
NAM
21-08-2015
01-10-2015
9
Oppenhuizen
Vermilion
8-12-2015
15-01-2016
Opslagplan
Onderneming
Datum verzoek
Datum advies
Norg
NAM
16-07-2015
03-08-2015
1
Inhoudsopgave
Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 6
Discussie schade-inschatting
In 2015 constateerden we opnieuw dat de NAM in de winningsplannen voor gas de gevolgen van een ondiepe
aardbeving met een sterkte van 3,9 op de schaal van Richter structureel te positief voorstelt (‘[…] in het
ernstigste geval matige schade aan enkele gebouwen […]’). Dat geldt ook voor de omvang van het gebied
waar mogelijk schade kan optreden aan gebouwen. Daarover meldt de NAM dat dit beperkt blijft tot circa
7 kilometer rond het epicentrum. Op basis van de nu bekende feiten is dat te positief beoordeeld.
We hebben de minister aanbevolen de aanvrager te wijzen op deze onjuiste informatie en aan te geven dat
deze informatie in nieuwe aanvragen niet meer zal worden geaccepteerd.
2.2 Inlichtingen over uitvoerbaarheid wettelijke voorschriften
We hebben in 2015 van het ministerie geen informatieverzoeken ontvangen voor de beoordeling van de
uitvoerbaarheid van voorgenomen wettelijke voorschriften.
Inhoudsopgave
Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 7
3. Informeren burgers en rechtspersonen
3.1 Verstrekken van inlichtingen
De Tcbb ontvangt niet vaak informatieverzoeken die te maken hebben met schade door bodembeweging die
redelijkerwijs het gevolg kan zijn van mijnbouwactiviteiten. Ook monden die verzoeken niet altijd uit in de
vraag om inlichtingen over het verband tussen de bodembeweging en de mijnbouwactiviteiten. Verzoeken over
dat verband worden vrijwel altijd pas gedaan nadat schade is opgetreden.
In tabel 3 ziet u een overzicht van het aantal behandelde informatieverzoeken in 2015. De informatie ging in
het algemeen over onze werkwijze, de voorwaarden waaronder wij kunnen worden ingeschakeld en het proces
dat daarbij wordt doorlopen.
Tabel 3: Aantal substantiële informatieverzoeken 2015
Zuid-Limburg
Noord-Nederland
3
47
50*
Provincies/gemeenten
4
4
Juristen
2
2
Journalisten
1
1
54
57
Burgers
Totaal
*
3
Overig Nederland
Totaal
Hiervan hebben 11 geleid tot een adviesverzoek.
Verder kregen we nog enkele tientallen – meest korte en telefonische – informatieverzoeken.
Die zijn niet gedocumenteerd.
Inhoudsopgave
Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 8
4. Adviseren van burgers en rechtspersonen
4.1 Uitbrengen van adviezen
De procedure van de Tcbb rond adviesverzoeken van burgers en andere rechtspersonen vindt u in
paragraaf 3.5.
4.2 Adviesverzoeken 2015
De zaken die we in behandeling nemen, zijn telkens complex. De aanvrager en de partij die hij aansprakelijk
stelt, hebben daarbij vaak na langdurig overleg geen overeenkomst kunnen bereiken over de aansprakelijkheid,
de oorzaak of de hoogte van de schade. Om te komen tot een grondig onderbouwd advies doen we zelf
onderzoek. We laten in veel gevallen ook nog aanvullend onderzoek uitvoeren door anderen. Daarnaast wordt
een definitief advies altijd voorafgegaan door een voorlopig advies. Daarop kunnen betrokken partijen
commentaar geven.
Concluderen we dat de schade (redelijkerwijs) niet kan worden toegeschreven aan bodembeweging als gevolg
van mijnbouwactiviteiten? Dan is het voor de aanvrager erg belangrijk suggesties te krijgen voor wat dan wél
de oorzaak zou kunnen zijn, zo blijkt. In die gevallen proberen we daarom zo veel mogelijk uitspraken of
suggesties te doen over de werkelijke oorzaak van de schade.
De hier beschreven zorgvuldigheid in advisering heeft consequenties voor de doorlooptijd van een
adviestraject. Dit kan in specifieke gevallen oplopen tot een jaar of langer.
Tabel 4 geeft u een overzicht van de adviesverzoeken die we in 2015 in behandeling namen en hadden.
Tabel 4: Adviesverzoeken in behandeling gedurende 2015
Aantal adviesverzoeken 2015
Voorraad
per
01-01-2015
Ontvangen en
ontvankelijk
in 2015
Voorlopig
advies
verzonden
in 2015*
Definitief
advies
verzonden
in 2015
Voorraad
per
01-01-2016
Limburg
52
6
32
29
29
Groningen
12
31
13
13
30
Friesland en Drenthe
9
2
11
5
6
Overig Nederland
0
0
0
0
0
Totaal
73
39
56
47
65
*
Een deel van deze voorlopige adviezen zijn in 2015 omgezet in definitieve adviezen.
Tabel 4 laat zien dat we begin 2015 nog 73 adviesverzoeken in behandeling hadden. We hebben 39 nieuwe
aanvragen in behandeling genomen. In 2015 brachten we 56 voorlopige adviezen uit en konden we
47 adviestrajecten definitief afronden. Dit heeft geleid tot een voorraad van 65 adviezen eind 2015.
Inhoudsopgave
Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 9
In tabel 5 ziet u een overzicht van de definitieve adviezen die we in 2015 hebben uitgebracht. Het gaat om
adviezen waarbij er aangetoond is dat er redelijkerwijs verband bestaat tussen de geconstateerde schade en de
bodembeweging ten gevolge van mijnbouwactiviteiten.
Tabel 5: Definitieve adviezen over oorzakelijk verband uitgebracht in 2015, gespecificeerd naar mijnbouwactiviteit
Wel verband
Geen verband
Deels wel,
deels niet
Onduidelijk
Steenkolen
8
18
1
2
Aardgas
8
9
0
0
Zout
0
1
0
0
Totaal
16
28
1
2
In figuur 1 ziet u een overzicht van het aantal adviezen dat we sinds 2003 per jaar in behandeling hebben
genomen. De figuur laat zien dat dit aantal in 2014 zeer sterk is toegenomen. Het is aanzienlijk groter dan
waarop we vanuit historische gronden zijn toegerust. Dat verklaart de sterke stijging in nog niet afgeronde
zaken. De stijging in 2014 was voornamelijk afkomstig van het grote aantal aanvragen uit Zuid-Limburg.
Dit komt voor een belangrijk deel door de actieve rol daar van de gemeenten. Zij wezen hun inwoners op
mogelijke schade door mijnbouw en de mogelijkheid op een schadevergoeding als ze advies aanvroegen
bij de Tcbb. Daarnaast is de schade in relatie met de vroegere steenkoolwinning lokaal meerdere malen in het
nieuws geweest. In 2015 is het aantal adviesaanvragen uit Zuid-Limburg echter sterk gedaald tot 6.
Figuur 1: In behandeling genomen adviesverzoeken per jaar
In 2015 hebben we maatregelen voorbereid voor een snellere afhandeling van het aantal adviesverzoeken.
Per 1 januari 2016 hebben we de capaciteit van het secretariaat verder uitgebreid en geprofessionaliseerd.
Bovendien hebben we de mogelijkheid gecreëerd extra behandelaars in te huren. We voeren nog overleg uit
om eventueel een deel van het onderzoek onder onze regie uit te besteden.
Inhoudsopgave
Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 10
4.3Zuid-Limburg
In het deel van Zuid-Limburg waar steenkolenwinning heeft plaatsgevonden, treedt bodemstijging op,
zoals blijkt uit satellietmetingen (InSAR). Er is een verklaring voor de bodemstijging. Het heeft te maken
met de stijging van mijnwater, dat sinds 1994 niet meer wordt weggepompt.
De stijging van het mijnwater hoeft geen gevolgen te hebben voor gebouwen. Er treden geen gevolgen op
als er geen kolen is gewonnen. Of als de winning niet onder of nabij een bebouwing is beëindigd. In al deze
gevallen is de ondergrond homogeen.
De ondergrond kan ook inhomogeen zijn. Dan zijn er bijvoorbeeld grote tektonische storingen of breukjes van
beperkte omvang. Of een aantal kolenlagen eindigt praktisch op dezelfde plaats. Er is dan drempelvorming
ontstaan: een sprong in het maaiveld, doordat de steenkoolwinning onregelmatig was. Ook nu kunnen zich
onregelmatige verticale bodembewegingen voordoen aan het oppervlak. Dit hangt af van de geologische
gesteldheid en de stand van het mijnwater.
Zowel het oppompen van mijnwater als het staken daarvan zijn volgens ons mijnbouwactiviteiten in de zin van
de wet. We vinden daarom de bodemstijging zoals we hierboven beschrijven van belang om een oorzakelijk
verband vast te stellen tussen de schade die nu optreedt en de vroegere kolenwinning.
De minister heeft hierin een standpunt ingenomen. In 1994 stopten de Duitse mijnbouwondernemingen met
het wegpompen van mijnwater. Volgens de minister is dit een gebeurtenis die géén verband houdt met de
steenkolenwinning in Nederland.
De minister sprak zich uit omdat enkele gedupeerden uit Kerkrade een beroep hadden gedaan op het
Waarborgfonds mijnbouwschade. De minister is beheerder van dit fonds, dat bedoeld is voor mensen met
schade als gevolg van mijnbouwactiviteiten door een mijnbouwonderneming die niet meer bestaat.
De gedupeerden deden een beroep op het fonds nadat wij hadden geadviseerd dat er een oorzakelijk verband
bestaat tussen de schade en mijnbouwactiviteiten.
De betrokken mijnbouwonderneming was in dit geval de Domaniale Mijn Maatschappij. Deze onderneming
beëindigde in 1969 de steenkolenwinning in Kerkrade, werd in 1996 geliquideerd en kreeg geen rechtsopvolger
die aansprakelijk kon worden gesteld. De minister stelde dat de zaak is verjaard, omdat de gebeurtenis
waardoor de schade is ontstaan meer dan dertig jaar geleden was.
Tegen de beslissing van de minister gingen de gedupeerden in beroep bij de Rechtbank Limburg. De uitspraak
kwam op 21 mei 2015. Daarin werd niet beslist over de verjaringstermijn. Wel maakte de rechtbank duidelijk
dat slechts een beroep op het Schadefonds mijnbouwschade kan worden gedaan, als de schade bekend wordt
ná invoering van de Mijnbouwwet op 1 januari 2003.
In 2014 ontvingen we een groot aantal adviesverzoeken. Ook bleek er behoefte aan meer achtergrond­
informatie. Vandaar dat we sinds dat jaar het Duitse bureau IHS uit Aken inschakelen. Het onderzoekt de
mijnbouwkundige geschiedenis ter plekke van de gemelde schade. Dit bestaat voornamelijk uit
archiefonderzoek naar oude mijngangen en bestaande breuken. We willen ook nadere informatie over
het gebied inwinnen op basis van satellietmetingen die bodemdaling en -stijging weergeven.
Inhoudsopgave
Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 11
4.4Noord-Nederland
De adviesaanvragen in 2015 uit Noord-Nederland gaan uitsluitend over bodembeweging door gas- of
zoutwinning. We brachten zes adviezen uit naar aanleiding van aanvragen uit 2014 over bodembeweging en
zoutwinning door Frisia. Bij deze zes gevallen ging het om bodemdaling; beving trad niet op.
Volgens de huidige kennis is de bodemdalingskom regelmatig. Er treden hierdoor aan het terreinoppervlak
geringe hellingen op. Daardoor kan een gebouw geen schade oplopen – of het nu in of aan de rand van de
dalingskom staat of ergens waar de helling het grootst is. Daarom konden we bij geen van de gemelde
schadegevallen een causale relatie vaststellen met de zoutwinning.
4.5Schadebedragen
Zijn de inspectie en een eventueel nader onderzoek afgerond? Dan geven we een oordeel over een oorzakelijk
verband tussen mijnbouw en de schade. Zien we een oorzakelijk verband, dan laten we een kostenraming van
de schade opmaken. Deze bedragen varieerden in 2014 en 2015 van € 2.000 tot € 14.000.
Inhoudsopgave
Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 12
5 Kennisdeling en kennisvergroting
5.1 Kennisverdeling en kennisvergroting
Leden van de Tcbb nemen deel aan verschillende overlegorganen.
Technisch Platform Aardbevingen (TPA)
Het Technisch Platform Aardbevingen (TPA) is een overlegplatform van de mijnondernemingen.
TPA wil kennis over geïnduceerde aardbevingen vergroten en nodigt voor bijeenkomsten ook TNO,
KNMI, Deltares en de Tcbb uit.
In 2014 stond het opstarten van een quickscan voor de zogenaamde kleine velden op de agenda. Kleine velden
zijn de overige velden buiten het grote Groningenveld. De quickscan brengt de aardbevingsrisico’s in kaart voor
deze kleine velden op basis van een voorlopige richtlijn.
Technisch Platform Bodembeweging (TPB)
In het Technisch Platform Bodembeweging (TPB) bespreken mijnbouwondernemingen gemeenschappelijke
belangen op het terrein van geodetische metingen. Het gaat om metingen van stijging of daling van het
aardoppervlak. Voor deze bijeenkomsten worden afgevaardigden van TNO, de Technische Universiteit Delft
en de Tcbb uitgenodigd. We hebben enkele vergaderingen bijgewoond.
Technisch Platform Nazorg Steenkolenwinning Limburg (TP-NSL)
In Zuid-Limburg is er schade aan woningen en gebouwen als gevolg van na-ijlende effecten van vroegere
mijnbouw. Ambtenaren van de provincie, het waterschap en betrokken gemeenten komen halfjaarlijks samen
onder leiding van SodM. Wij nemen deel aan dit technisch overleg.
Het merendeel van de adviesverzoeken die de Tcbb ontving, gaat om schade aan gebouwen in Zuid-Limburg.
SodM heeft zeven mogelijke na-ijlende gevolgen van de voormalige steenkolenwinning vastgesteld. Om de
risico’s hiervan beter in beeld te krijgen laat de minister onderzoek uitvoeren naar deze na-ijlende gevolgen.
Via dit technisch platform ontvangen we actuele informatie over de situatie in Limburg en de voortgang
van het onderzoek.
Dialoogtafel Groningen
In 2012 was er een beving bij Huizinge. De provincie Groningen gaf daarop de commissie Meijer de opdracht
op zoek te gaan naar manieren om het perspectief van het gaswinningsgebied te verbeteren. In het najaar van
2013 kwam de commissie met een rapport. Een van de aanbevelingen was het instellen van de Dialoogtafel
Groningen. Hier worden de verschillende belangen en invalshoeken rond gaswinning besproken en met
elkaar in balans gebracht. Aan deze tafel nemen uiteenlopende organisaties deel, zoals milieuorganisaties,
de Groninger Bodem Beweging, industrie en bedrijven, de NAM, het ministerie en de provincie.
Wij namen niet deel aan de Dialoogtafel, maar we waren wel agendalid. Bovendien waren we deelnemer
aan de zogenoemde ‘technische tafel’. Ook participeerden we in verschillende werkgroepen zoals de
‘Werkgroep schadeprotocol’. Deze werkgroep houdt zich bezig met advisering ten aanzien van het
schadeprotocol waarmee de NAM en vervolgens het Centrum Veilig Wonen (CVW) gaat werken.
Evaluatie dialoogtafel
Halverwege 2015 voerde de Rijksuniversiteit Groningen een evaluatie uit van de Dialoogtafel. Hierbij
hebben de Tcbb-leden Sol en Tommel een gesprek gehad met twee medewerkers van het bureau Pro Facto.
Ook hebben we een groot aantal van tevoren toegezonden vragen beantwoord.
Inhoudsopgave
Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 13
Naast de beantwoording van de vragen hebben we de volgende zaken geventileerd:
• De huidige formele constructie (Tcbb als onderdeel van een ‘technische tafel’) blijkt niet te functioneren en
kan beter worden opgeheven. Onze activiteiten beperken we liever tot onze wettelijke taak. Daarom horen
we niet in de Dialoogtafel thuis.
• De Tcbb-leden Tommel en Sol hebben het onderwerp arbitrage op 27 april met de heer Van der Vlist
(kwartiermaker van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG)) besproken. De roep om arbitrage en
omkering van de bewijslast komt vooral voort uit een gebrek aan vertrouwen. Daarom heeft de NCG
behoefte aan advies over verbetering van het schadeafhandelingsproces en het -protocol. Sol heeft
hiervoor een aanzet gegeven met het memo ‘Contouren voor een Adviseringsorganisatie Groningen’.
Workshop Risicoanalyse Groningen.
Het document ‘Risicoanalyse aardbevingen Groningen’ is in de afrondingsfase. Voor de kwaliteitsborging
worden de activiteiten begeleid door een wetenschappelijke commissie waarin Tcbb-lid Haak zitting heeft.
De belangrijkste resultaten en bevindingen zijn:
• De resultaten van de risicoanalyse zijn onder andere afhankelijk van het winningsscenario dat wordt
aangenomen.
• De nieuwe analysemethodiek geeft nu mogelijkheden om de invloed van de verschillende
winningsscenario’s op de risico’s in te schatten.
• Hierdoor worden minimalisatie van de gevolgen en een benefits-schadeoptimalisatie mogelijk.
• Dit is een nieuwe ontwikkeling die goede mogelijkheden biedt om een consistent beleid te voeren.
Staatstoezicht op de mijnen
Inspecteur-generaal der Mijnen H.A.J.M. van der Meijden en J.M van Herk (hoofd afdeling Geo-engineering)
van Staatstoezicht op de mijnen (SodM) brachten op ons verzoek een bezoek aan een Tcbb-vergadering.
Doel is niet alleen om nader kennis te maken met Van der Meijden. Ook wilden we recente ontwikkelingen
de revue laten passeren en wat verder ingaan op enkele specifieke onderwerpen, zoals de landelijke
bodemdalingskaart, geodesie, waterinjectie en aardbevingen. Van der Meijden schetste de geschiedenis van de
problematiek in Groningen. Dit leidde tot het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Hij benoemde
verder de dilemma’s voor SodM als inspectieorgaan.
Werkgroep aardbeving bestendig bouwen
Het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) heeft opdracht van het ministerie van Economische Zaken
gekregen bouwregels te formuleren (NPR 9998). Daarmee kan een voldoende mate van veiligheid worden
aangetoond voor nieuwbouw en bestaande bouw onder aardbevingsbelasting. Een van onze leden heeft zitting
in de hiervoor ingestelde werkgroep. Hij is ook betrokken bij het opstellen van de Impact Assessment NPR.
Daardoor zijn we op de hoogte van de vorderingen. Waar nodig houden we daar rekening mee bij onze
activiteiten en advisering.
Kennismaking met Raad van Arbitrage voor de Bouw (RvA)
We hebben kennisgemaakt met de Raad van Arbitrage voor de Bouw (RvA). We wilden inventariseren hoe de
RvA ons zou kunnen ondersteunen. We zien mogelijkheden voor het inhuren van RvA-specialisten:
• bij zaken waarbij niet de oorzaak van de schade ter discussie staat, maar de hoogte van de schade
onderwerp van het geschil is;
• voor het opstellen van herstelplannen als we tot de conclusie komen dat bodembeweging de oorzaak van
de schade is.
In plaats van inhuren van RvA-specialisten kunnen we in sommige gevallen ook overwegen om aanvragers te
verwijzen naar de RvA. Die neemt dan de advisering van ons over.
Onderzoek naar structurele verandering in grondwaterstand in Noord-Nederland
Aanleiding voor het onderzoek in Noord-Nederland zijn de schadegevallen zonder goed aanwijsbare oorzaak
in deze regio. Zowel in het gebied met zoutwinning als met gaswinning kan het zijn dat schade wordt
veroorzaakt door verdroging als klimatologische oorzaak. Op dit punt willen we meer duidelijkheid verkrijgen.
Daarom hebben we in 2015 een onderzoek geformuleerd en opgedragen aan Deltares naar structurele
verandering in de grondwaterstand.
Inhoudsopgave
Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 14
Bijlagen
ILeden
Dick Tommel heeft chemie gestudeerd aan de Universiteit Utrecht. Daarna volgde hij een wetenschappelijke
functie bij drie instellingen. Sinds 1971 is hij werkzaam geweest in de sfeer van toezicht op de hygiëne van
het milieu bij zowel Rijks- als provinciale overheid. Hierna volgde een lidmaatschap van de Tweede Kamer met
als werkgebied economische zaken, milieu, verkeer en waterstaat, landbouw en visserij, ontwikkelings­
samenwerking en volkshuisvesting en ruimtelijke ordening. Van 1994 tot 1998 was hij staatssecretaris op
het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Sindsdien vervult hij verschillende
parttimefuncties, zowel bij de overheid als in de particuliere sector. De meeste functies richten zich op het
bevorderen van energiebesparing in de gebouwde omgeving en de ontwikkeling van kwaliteitssystemen.
Ook is hij voorzitter van de vereniging Koninklijke Nederlandse Bouwkeramiek en van de branchevereniging
Nederlandse Isolatie Industrie.
Hein Haak is sinds 1983 werkzaam als seismoloog bij de afdeling Seismologie van het KNMI (Koninklijk
Nederlands Meteorologisch Instituut). Sinds 1988 gaf hij leiding aan deze afdeling van ongeveer vijftien
medewerkers. Naast de analyse van waarnemingen op seismologisch gebied verrichten zij onderzoek naar
aardbevingen in Noord- en Zuid-Nederland. Tijdens een promotieonderzoek in de periode 1978-1983 over
elektronenspectroscopie in de fysische chemie aan de Rijksuniversiteit Groningen is de belangstelling voor
de seismologie ontstaan. De training in de geofysica heeft hij gekregen aan de University of California in
San Diego bij het Institute of Geophysics and Planetary Physics in La Jolla in 1985 en 1986. Aanvankelijk ging
zijn belangstelling uit naar instrumentale aspecten van de seismologie en de risico’s van aardbevingen in
Zuid-Nederland (Roermond 1992). Later heeft hij ook de schokken in Noord-Nederland onderzocht.
Sinds 1988 is ook de toepassing van de seismologie en infrageluid voor de naleving van het Kernstopverdrag
aan de orde geweest. In de periode 2006-2014 was hij directeur klimaat en seismologie van het KNMI.
Vanaf 2015 werkt hij als chief scientist bij het Planbureau voor de Leefomgeving.
Johan Blaauwendraad is civiel ingenieur met een specialisatie in de sterkteleer van constructies. Na werkzaam
te zijn geweest bij TNO-IBBC (nu TNO Bouw en Ondergrond) en bij ingenieursdiensten van Rijkswaterstaat,
is hij tot en met 2003 hoogleraar Toegepaste Mechanica geweest aan de Technische Universiteit Delft met een
onderbreking in 1997 als rector-magnificus van deze universiteit. Zijn onderzoek ging over het gedrag van
constructies in zowel de grond-, weg- en waterbouw als in de bouw en utiliteitsbouw. Ook studies in de
offshore technologie behoorden tot het werkterrein. Hij was bestuurlijk actief in nationale en internationale
ingenieursassociaties. Hij leidde het ICES-KIS-programma Delft Cluster voor innovatieve oplossingen in een
dichtbevolkte delta en zat vervolgens de wetenschappelijke adviesraad van deze organisatie voor.
Hij is wetenschappelijk directeur geweest van de Onderzoekschool Bouw, de Nederlandse bundeling van
promotieonderzoek op het gebied van construeren voor de bouw. Hij trad 32 keer op als promotor en is auteur
van tientallen internationale publicaties. Van zijn hand verschenen vijf boeken op zijn vakgebied.
Hans Klasen heeft geologie gestudeerd aan de Universiteit Utrecht. Vanaf 1978 tot aan zijn pensioen in
oktober 2006 is hij als geoloog werkzaam geweest in de opsporing en winning van aardolie en aardgas;
eerst bij Amoco en later bij BP. Sinds 1994 is hij via diverse werkgroepen nauw betrokken geweest bij de
problematiek van bodembeweging door de winning van aardgas in Nederland.
Huub Linthorst is jurist. Vanaf 1971 is hij werkzaam geweest op verschillende ministeries. Sinds 1982 is dat bij
het ministerie van Economische Zaken. Op dat ministerie bekleedde hij verschillende functies bij de directie
Wetgeving en Juridische Zaken. Vanaf 1999 was hij daar directeur. In mei 2010 ging hij met pensioen. Naast het
lidmaatschap van de Tcbb heeft hij nog verschillende andere parttimefuncties, zoals het lidmaatschap van de
Kwaliteitscommissie BIBOB en de bezwarencommissie CBS en treedt hij op als docent bij de Beroepsopleiding
financieel-economisch beleidsmedewerker.
Inhoudsopgave
Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 15
Geerhard Hannink heeft civiele techniek gestudeerd aan de Technische Universiteit Delft. Na enkele jaren
werkzaam te zijn geweest aan de Universiteit van Zambia heeft hij zich tot 1989 bij het Laboratorium voor
Grondmechanica (het huidige Deltares) gespecialiseerd in de geotechniek. In 1989 werd hij benoemd tot hoofd
van het Adviesbureau Geotechniek van Gemeentewerken Rotterdam en was hij tot 1999 verantwoordelijk voor
het uitvoeren van alle advieswerkzaamheden op het gebied van de geotechniek en de geohydrologie.
Daarna is hij als adviseur binnen het Ingenieursbureau van Gemeentewerken betrokken geweest bij de
ontwikkeling van de grote gemeentelijke projecten RandstadRail en Rotterdam Centraal. Naast zijn werkzaam­
heden voor de gemeente Rotterdam is hij lid van de Raad van Arbitrage voor de Bouw.
Ton Vrouwenvelder volgde een opleiding tot civiel ingenieur aan de Technische Universiteit Delft, waarvoor
hij in 1970 cum laude slaagde. In het begin van zijn loopbaan hield hij zich voornamelijk bezig met de
berekening van het bezwijkgedrag van constructies (stabiliteit, plasticiteit en scheurvorming). In toenemende
mate werd daarin het stochastisch karakter van belastingen en materiaaleigenschappen meegenomen en
kwam de risicoanalytische benadering van veiligheidsvraagstukken centraal te staan. Hij heeft gewerkt aan de
ontwikkeling van modellen en rekentechnieken in de constructieve veiligheid, brandveiligheid, tunnelveiligheid
en duurzaamheid. Ton Vrouwenvelder is betrokken bij verschillende nationale en internationale onderzoek­
projecten en bij het opstellen van Nederlandse en Europese voorschriften en richtlijnen op het gebied van de
bouw. Hij wordt regelmatig geconsulteerd in verband met risicoanalytische aspecten van bijzondere
constructies. Hij is lid van verschillende commissies, waaronder de CEN-commissie voor de Eurocode
Belastingen en het Joint Committee on Structural Safety, waarvan hij een van de former presidents is.
Henk Sol volgde de opleiding Econometrie en Operations Research aan de Rijksuniversiteit Groningen,
waarvoor hij in 1974 cum laude slaagde. Van 1974 tot 1984 was hij aan de Rijksuniversiteit Groningen
betrokken bij de ontwikkeling en leiding van een masterprogramma informatiesystemen binnen de faculteit
Economie en Bedrijfswetenschappen. In 1984 werd hij benoemd tot hoogleraar Information Systems
Development aan de Technische Universiteit Delft. In 1992 werd hij benoemd tot hoogleraar Systems
Engineering aan de Technische Universiteit Delft en sinds 2004 is hij hoogleraar Engineering and ICT aan de
Rijksuniversiteit Groningen. Van 1992 tot 1998 was Henk Sol oprichter en decaan van de faculteit Engineering,
Policy Analysis and Management. Van 1999 tot 2004 was hij aangesteld als wetenschappelijk directeur van het
Delft Institute for Information technology in Systems Engineering (DITSE). Van 2004 tot 2008 was hij oprichter en
decaan van de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Henk Sol heeft
sinds 1972 opgetreden als managementconsultant voor verschillende overheden en een groot aantal nationale
en internationale organisaties. Hij won zowel de IFIP Outstanding Service Award als de IFIP Silver Core.
Henk Sol is auteur van honderden publicaties op het gebied van ICT, managementinformatiesystemen,
procesverbetering, besliskunde en telematica. Hij heeft ruim tachtig promovendi begeleid. Ook begeleidde hij
meer dan achthonderd ingenieurs, technisch bedrijfs- en bestuurskundigen bij het afstuderen.
Inhoudsopgave
Technische commissie bodembeweging - Jaarverslag 2015 - Pagina 16
Download