Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 JAARVERSLAG 2014 TECHNISCHE COMMISSIE BODEMBEWEGING september 2015 Page 1 of 19 Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 Inhoudsopgave 1. Inleiding …………………………………………………………………………………………………………………3 2. De Tcbb ……………………………………………………………………………………………………………………4 2.1 Taken 2.2 Onafhankelijkheid en samenstelling 2.3 Werkwijze 2.4 Kennisdeling en kennisvergroting 3. Advisering aan EZ inzake mijnbouwactiviteiten ……………………………………………7 3.1 Advisering winnings- en opslagplannen 3.2 Preventieve maatregelen en schadeafhandeling Groningen 3.3 Inlichtingen m.b.t. uitvoerbaarheid wettelijke voorschriften 4. Advisering aan burgers en rechtspersonen met betrekking tot mogelijke schade door mijnbouwactiviteiten ………………………………………………11 4.1 Verstrekken van inlichtingen 4.2 Uitbrengen van adviezen 4.2.1 Adviesverzoeken 2014 4.2.2 Zuid-Limburg 4.2.3 Noord-Nederland 4.2.4 Schadebedragen 5. Kennisdeling en kennisvergroting ……………………………………………………………………16 Bijlage: Curriculum Vitae Tcbb-leden …………………………………………………………………….18 Page 2 of 19 Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 1 Inleiding De Technische commissie bodembeweging (Tcbb) is een onafhankelijke commissie die adviseert over het verband tussen opsporing/winning van delfstoffen en bodembeweging. Zij kan hiertoe technisch onderzoek instellen naar de vraag of, en zo ja in hoeverre zaakschade is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van mijnbouw. De commissie bestaat uit deskundigen op relevante gebieden, zoals delfstofwinning, geologie, seismologie, grondmechanica, hydrologie, constructieleer, risicoanalyse en juridische aangelegenheden. Dit jaarverslag geeft een overzicht van de activiteiten van de Tcbb in 2014. De taken en samenstelling van de commissie zijn in hoofdstuk 2 opgenomen. De hoofdstukken 3 en 4 beschrijven de de activiteiten in het kader van de advisering aan respectievelijk de minister van Economische Zaken en aan burgers. Hoofdstuk 5 tenslotte, geeft een overzicht van de activiteiten in het kader van informatieverstrekking en kennisdeling/-vergroting. Meer dan in vorig jaarverslagen besteedt de Tcbb aandacht aan haar werkwijze en het resultaat van haar adviezen. In het verslagjaar lag het accent van de Tcbb in Groningen meer op het afhandelingsproces van schademeldingen in het algemeen en minder op individuele schademeldingen. In Zuid-Limburg was de focus van de Tcbb juist op een groot aantal individuele schademeldingen. Page 3 of 19 Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 2. De Tcbb 2.1 Taken Ingevolge artikel 114 van de Mijnbouwwet (hierna: Mbw) voert de Tcbb de volgende taken uit in verband met de gevolgen van mijnbouwactiviteiten voor beweging van de aardbodem en schade die daarvan het gevolg kan zijn: Advisering op verzoek van de minister van Economische Zaken (hierna: EZ) De adviezen betreffen: Winnings- en opslagplannen Beschikkingen inzake nieuwe of gewijzigde opslag- en winningsplannen met betrekking tot bodemdaling en bodemtrilling ten gevolge van de opslag en winning van delfstoffen en de maatregelen ter voorkoming van schade door deze bodembewegingen (art. 114, tweede lid, onder a, Mbw en art. 35, eerste lid, onder f, Mbw). Inlichtingen m.b.t. uitvoerbaarheid wettelijke voorschriften Het desgevraagd verstrekken van inlichtingen die nodig zijn voor de beoordeling van de uitvoerbaarheid van voorgenomen wettelijke voorschriften, aan de minister van EZ (art.114, tweede lid, onder b, Mbw). Op 3 mei 2013 heeft de minister van EZ de Tcbb gevraagd een leidende rol te spelen bij het onderzoek naar de afhandeling van de schademeldingen en de preventieve maatregelen van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (hierna: NAM) naar aanleiding van de aardbevingen in het Groningenveld. Dit onderzoek maakte deel uit van de in totaal 11 onderzoeken, die de minister van EZ liet uitvoeren om een besluit te kunnen nemen over de toekomstige gaswinning in het Groningerveld. In dit kader heeft de Tcbb ook in 2014 nog werkzaamheden verricht. Informatieverstrekking en advisering op verzoek van burgers en rechtspersonen inzake schade die is te verwachten is of is opgetreden door bodembeweging die redelijkerwijs het gevolg kan zijn van mijnbouwactiviteiten. Hierbij gaat het om: Het verstrekken van inlchtingen aan degenen bij wie schade is te verwachten omtrent het verband tussen bodembeweging en mijnbouwactiviteiten (art. 114, tweede lid, onder c, Mbw); Het advies te geven aan degenen bij wie zaakschade is opgetreden omtrent het verband tussen die schade en de mijnbouwactiviteiten alsmede de hoogte van het schadebedrag (art. 114, tweede lid, onder d, Mbw). Informatie over de uitvoering van de twee vorengenoemde taken wordt verschaft in de hoofdstukken 3 en 4 van dit verslag. 2.2 Onafhankelijkheid en samenstelling De Tcbb is een in de Mijnbouwwet ingesteld bestuursorgaan, dat niet ondergeschikt is aan de minister. De Tcbb-leden worden door de minister van EZ benoemd op grond van deskundigheid die nodig is voor uitvoering van de taken die in de wet aan de Tcbb zijn opgedragen, maar functioneren onafhankelijk van hem zonder last of ruggespraak. Absolute onafhankelijkheid geldt ook van de mijnbouwondernemingen. Bij de benoeming kijkt de minister er kritisch naar dat de toekomstige leden geen conflicterende belangen hebben. Wanneer iemand Tcbb-lid is, kan hij/zij niet meer beschikbaar zijn voor commerciële inhuur door organisaties die belangen hebben op het terrein van de aan de Tcbb opgedragen wettelijke taken. De Tcbb bestaat naast de voorzitter uit de volgende experts: een seismoloog, een jurist, civiel ingenieurs met verschillende expertise (constructieleer, geotechniek en risico-analyse), een geoloog en een bedrijfskundige (business en ICT). Page 4 of 19 Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 De Tcbb was in 2014 als volgt samengesteld: Voorzitter: dr. D.K.J. Tommel Leden: dr. H.W. Haak (vice-voorzitter) prof. dr. ir. J. Blaauwendraad drs. J.J. Klasen mr. H. Linthorst ir. G. Hannink prof. ir. A.C.W.M. Vrouwenvelder prof. dr. H.G. Sol Secretaris: S.H. van Oeveren MSc Waarnemer EZ: drs. P. Jongerius De CV’s van de Tcbb-leden zijn opgenomen in de bijlage van dit verslag. 2.3. Werkwijze De Tcbb vergadert maandelijks. Op de agenda staan steeds de door de minister van EZ gevraagde adviezen en de voortgang van de adviezen aan burgers en rechtspersonen over het oorzakelijk verband tussen mijnbouwactiviteiten en schade. Iedereen die zaakschade heeft die redelijkerwijs het gevolg kán zijn van mijnbouwactiviteiten, zoals aardgaswinning, zoutwinning of de vroegere steenkoolwinning, kan een verzoek indienen bij de Tcbb om te adviseren over het oorzakelijk verband tussen de mijnbouwactiviteiten en de schade. In het adviesverzoek aan de Tcbb dient zo veel mogelijk informatie over de betreffende schade te worden opgenomen en het verzoek dient gepaard te gaan met documenten betreffend de aansprakelijkheidsstelling en het uitblijven van overeenstemming met de mijnbouwondernemer (zie onder). De Tcbb stelt via haar website www.tcbb.nl ook een formulier beschikbaar, waarmee een verzoek om advies kan worden gedaan. Na ontvangst stuurt de Tcbb een ontvangstbevestiging waarin wordt aangegeven of de aanvraag voldoet aan de wettelijke criteria en of er eventueel aanvullingen nodig zijn. Zo is vereist dat de betrokkene eerst de mijnbouwondernemer aan wie de schade naar zijn mening kan worden toegerekend, aansprakelijk heeft gesteld en óf een afwijzing heeft ontvangen, óf drie maanden zijn verstreken zonder dat daarover overeenstemming is bereikt. Voorts dient de betrokkene een bijdrage van € 90 te hebben betaald, indien hij een natuurlijk persoon is, of € 181 voor rechtspersonen. Dit bedrag wordt weer terugbetaald wanneer uit het advies van de Tcbb blijkt dat de schade geheel of gedeeltelijk kan worden toegerekend aan mijnbouwactiviteiten en het door de Tcbb vastgestelde schadebedrag hoger is dan het bedrag dat de mijnbouwondernemer bereid was te betalen. Tenzij de Tcbb van mening is dat er kennelijk geen verband bestaat tussen de schade en de mijnbouwactiviteiten, vangt het onderzoek van de commissie altijd aan met een bezoek van twee leden van de commissie aan het adres waar de schade is opgetreden. Daarbij inspecteren ze het betreffende pand visueel en spreken zij met de eigenaar/gebruiker om informatie over de geschiedenis van het gebouw en andere belangrijke gegevens te achterhalen. Als regel onderscheidt de Tcbb afzonderlijk de oorzaak vanuit de diepe ondergrond en die uit de ondiepe ondergrond. Mijnbouw (winning van kolen, gas, zout, olie) vindt als regel in de diepe ondergrond plaats en leidt tot bodemdaling en soms aardbevingen. In Zuid-Limburg is een na-ijleffect van de vroegere kolenwinning dat zich uit als bodemstijging. Als de ondiepe ondergrond de oorzaak is van de schade, is dat het gevolg van een bodemgesteldheid met geringe draagkracht of een funderingskeuze die niet bij de bodemgesteldheid past. De Tcbb zal als regel bodemonderzoek laten doen in de vorm van (hand)boringen en sonderingen en laat veelal lintvoegmetingen of waterpassingen uitvoeren om scheefstand en vervorming van woningen te meten. Voor Zuid-Limburg komt daar archiefonderzoek bij naar de vroegere mijnbouwactiviteiten en vastlegging in kaartmateriaal. Page 5 of 19 Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 Los van oorzaken in de diepe of ondiepe ondergrond kan ook autonome schade optreden door veroudering, nalatig onderhoud, verkeerstrillingen of andere oorzaken. De Tcbb zal in haar onderzoek ook hierop bedacht zijn. Het advies van de Tcbb is niet bindend. Wel is door de bedrijven die gas winnen toegezegd dat zij in principe altijd het advies van de Tcbb opvolgen. Dat is tot op heden ook altijd gebeurd. Mocht dit in een bijzonder geval in de toekomst toch niet gebeuren dan staat nog de weg naar de rechter open. De adviesverzoeker heeft dan als onderbouwing van zijn zaak een deskundig advies van de Tcbb. In de praktijk wordt bij de schadegevallen in Noord Nederland in het algemeen de volgende werkwijze gevolgd om tot een advies te komen: Uitvoeren van grondonderzoek (in principe op de vier hoekpunten van een pand (woning of boerderij); Uitvoeren van lintvoegwaterpassing van het pand; Verzamelen van info over de omvang van de bodemdaling ter plaatse van het betreffende pand; Verzamelen van info over de gemeten versnellingen tijdens aardbevingen in de buurt van het pand (en een interpolatie of extrapolatie maken naar de locatie van het pand). Hier speelt ook een rol de discussie over het ’contourenbeleid’ dat de NAM bij claims in het verslagjaar heeft gevolgd; Verzamelen van info over in het verleden uitgevoerde aanpassingen in het grondwaterpeil(dit speelt in de gemeente Noordenveld, maar ook elders). De eventuele bodemdaling wordt zowel met behulp van peilmerken aan woningen onderzocht, alsook met behulp van satellietmetingen (voor zo ver nodig en beschikbaar). In Zuid-Limburg is de aanpak vergelijkbaar, alleen speelt daar niet de problematiek van de aardbevingen. Verder is er geen sprake van bodemdaling, maar juist van bodemrijzing. Er is veel aandacht voor de samenstelling van de diepe ondergrond en de mijngeschiedenis onder een woning met daar aan gekoppeld een uitspraak over de kans op schade (door middel van onderzoek in opdracht van de Tcbb, uit te voeren door het Duitse bureau Heitfeld en Schetelig (IHS)). In Limburg speelt geen problematiek van peilaanpassingen, maar wel die van stijgend mijnwater. Het IHS-onderzoek is mede daarop gericht, waarbij de geologische gesteldheid in Zuid-Limburg (met verschillende storingen zoals de Feldbiss en Westelijke Sprong) een belangrijke rol speelt. Met de resultaten van de inspectie en eventueel onderzoek ter plekke stelt de Tcbb een voorlopig advies op. Zowel de adviesverzoeker als de mijnbouwonderneming krijgen de gelegenheid om hier binnen vier weken op te reageren. Vervolgens stelt de Tcbb haar definitieve advies op. 2.4. Kennisdeling en kennisvergroting Leden van de Tcbb nemen deel aan de werkzaamheden van verschillende gremia, die van belang zijn voor het delen en vergroten van kennis over bodembeweging: • Technisch Platform Aardbevingen (TPA); • Technisch Platform Bodembeweging (TPB); • Technisch Platform Nazorg Steenkolenwinning Limburg (TP-NSL); • Dialoogtafel Groningen – technische tafel; • Werkgroep aardbeving bestendig bouwen. In hoofdstuk 5 wordt op de activiteiten van de Tcbbb op het gebied van kennisdeling en kennisvergroting in het jaar 2014 ingegaan. Page 6 of 19 Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 3. Advisering aan EZ inzake mijnbouwactiviteiten 3.1 Advisering winnings- en opslagplannen Procedure De Tcbb heeft in 2014 de Minister van EZ geadviseerd over verschillende winnings- en opslagplannen. Voor de advisering door de Tcbb was het advies van Staatstoezicht op de Mijnen (hierna: SodM) en TNO – Geologische dienst Nederland beschikbaar. Hierdoor worden doublures in de adviesronde voorkomen. De Tcbb richt zich in haar advies op mogelijke schade door bodemdaling en/of bodemtrilling als gevolg van de winning van delfstoffen en/of aardwarmte en de opslag van stoffen (o.a. aardgas, CO2 en water in de diepe ondergrond). De Tcbb heeft de winnings- en opslagplannen getoetst aan de punten die in artikel 35, eerste lid, onder f, van de MbW, respectievelijk artikel 24, eerste lid onder p tot en met s, van het Mijnbouwbesluit worden genoemd: p. een risicoanalyse omtrent bodemtrillingen als gevolg van de winning; q. een beschrijving van de mogelijke omvang en verwachte aard van de schade door bodembeweging; r. een beschrijving van de maatregelen die worden genomen om bodembeweging te voorkomen of te beperken; s. een beschrijving van de maatregelen die worden genomen om schade door bodembeweging te voorkomen of te beperken. Winnings- en opslagplannen Tabel 1 toont het aantal lopende en afgeronde adviezen inzake winnings- en opslagplannen in 2014. Tabel 1 Overzicht adviezen winnings- en opslagplannen Verzonden Werkvoorraad Ontvangen In 2013 per 1-1-2014 in 2014 Winningsplannen 28 2 11 Opslagplannen 2 1 2 Totaal 30 3 13 Verzonden In 2014 10 3 13 Werkvoorraad per 31-12-2013 3 0 3 In de navolgende tabellen 2.1 en 2.2 zijn specificaties opgenomen van de winnings- en opslagplannen waarover de Tcbb in 2014 heeft geadviseerd. Tabel 2.1 Specificatie winningsplannen 2014 Winningsplan Maatschappij Datum verzoek Datum advies 1. Veendam (wijziging) Nedmag 01-11-2013 09-01-2014 2. Haaksbergen fase 1 (nieuw) Akzo Nobel 01-11-2013 21-02-2014 3. Donkerbroek-Hemrik Tulip Oil 04-02-2014 18-03-2014 4. Middelie NAM 29-07-2014 25-08-2014 5. Metslawier-Zuid (wijziging) NAM 21-08-2014 19-09-2014 6. Grootegast NAM 22-09-2014 23-10-2014 7. Westerveld NAM 29-09-2014 30-10-2014 8. Collendoorn (actualisatie) NAM 27-03-2014 17-04-2014 9. Eesveen (nieuwe winning) Vermilion 27-03-2014 17-04-2014 10. Spijkenisse (wijziging) NAM 07-04-2014 19-06-2014 11. Burum-Oost NAM 22-12-2014 Verwacht 2015 12. Oudendijk NAM 22-12-2014 Verwacht 2015 13. Diever Vermilion 18-12-2014 Verwacht 2015 Page 7 of 19 Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 Tabel 2.2 Specificatie opslagplannen 2014: Opslagplan Maatschappij Datum verzoek Datum advies 1. Grijpskerk (wijziging) NAM 01-11-2013 09-01-2014 2. Zuidwending (wijziging Gasunie 27-03-2014 14-04-2014 3. Norg (wijziging) NAM 07-04-2014 19-06-2014 Advies winningsplan Groningen Op 17 december 2013 heeft de Tcbb de minister van EZ een interimadvies verstuurd inzake het gewijzigde winningsplan Groningen. Bij deze brief was ook het advies van de Tcbb ten aanzien van de preventieve maatregelen en de schadeafhandeling in Groningen gevoegd. Hier wordt verder op ingegaan in hoofdstuk 3.2. Begin 2014 heeft de Tcbb aan de minister van EZ een aanvullend advies uitgebracht over het winningsplan Groningen, aangezien er eind 2013 aanvullende informatie aan de Tcbb was gezonden. In dit aanvullende advies benadrukt de Tcbb dat de kennis over het Groninger aardgasveld, evenals kennis over de oorzaak van de aardbevingen, onvoldoende is. Door meting en monitoring kan er op termijn een aanzienlijke verbetering in het kennisniveau gerealiseerd worden. De Tcbb adviseert de minister dan ook om met het meet- en monitoringsplan van de NAM in te stemmen. Daarnaast concludeert de Tcbb dat de opvattingen van de verschillende deskundigen over het aarbevingsrisico sterk uiteenlopen. Het berekende risico is sterk afhankelijk van invoergegevens in de verschillende modellen. Over deze invoergegevens bestaat onduidelijkheid en geen overeenstemming tussen de geraadpleegde deskundigen. Daar komt bij dat de modellen geen van alle zijn gevalideerd. Het is onvoldoende duidelijk in welke mate herhaalde aardbevingen door aardgaswinning het risico van instorten van gebouwen kunnen vergroten. De risicoberekeningen zijn niet transparant en lopen erg uiteen. Het is van groot belang dat de komende 2-3 jaar een veel bredere groep deskundigen, vanuit verschillende disciplines, een poging doet consensus te bereiken over het aardbevingsrisico. De Tcbb stelt vast dat thans in ieder geval niet door de NAM aannemelijk is gemaakt dat het aarbevingsrisico in Groningen acceptabel is. Nadere gegevens (bijv. over de gebouwenvoorraad) kunnen leiden tot de conclusie dat dit risico onacceptabel is. De Tcbb benadrukt dat het minimaal nodig is om op de kortst mogelijke termijn effectieve maatregelen te treffen om het risico voor de bewoners daadwerkelijk terug te dringen. SodM beveelt aan hiervoor de vijf meest risicovolle clusters (al dan niet tijdelijk) te sluiten. Het is echter nog niet duidelijk of dit inderdaad het gewenste effect zal hebben. Onomstreden is dat het versnellen van het programma voor het preventief versterken van gebouwen relatief snel de aardbevingsrisico’s aanzienlijk zal doen dalen. Discussie schade-inschatting De Tcbb heeft geconstateerd dat in de winningsplannen voor gas door de NAM de gevolgen van een ondiepe aardbeving met een sterkte van 3,9 op de schaal van Richter structureel te positief worden voorgesteld (“in het ernstigste geval matige schade aan enkele gebouwen…”). Ook de steeds opgenomen vermelding dat de omvang van het gebied waar mogelijk schade kan optreden aan gebouwen, beperkt blijft tot ca. 7 km rond het epicentrum, wordt door de Tcbb op basis van thans bekende feiten als te positief beoordeeld. De Tcbb heeft de Minister aanbevolen de aanvrager te wijzen op deze onjuiste informatie en aan te geven dat deze informatie in nieuwe aanvragen niet meer zal worden geaccepteerd. Page 8 of 19 Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 3.2 Preventieve maatregelen en schadeafhandeling Groningen Advies aan de minister van EZ In het kader van het verzoek van de minister van EZ aan de Tcbb om een leidende rol te spelen bij het onderzoek naar de afhandeling van de schademeldingen en de preventieve maatregelen van de NAM heeft de Tcbb de minister van EZ in 2013 verschillende malen geadviseerd. In aanvulling hierop is in januari 2014 een aanvullend advies uitgebracht. Hierbij is ook het advies over het winningsplan Groningen (zie hoofdstuk 3.1) meegenomen, omdat deze naar het oordeel van de Tcbb nauw met elkaar samenhangen. Bij ingrijpende schadeherstelwerkzaamheden zouden idealiter ook meteen de gewenste preventieve versterkingsmaatregelen moeten worden uitgevoerd, en de preventieve maatregelen zouden moeten plaats vinden in het kader van het winningsplan. De Tcbb legt in het advies van januari 2014 de nadruk op het zo spoedig mogelijk preventief versterken van gebouwen om het aarbevingsrisico zo snel mogelijk te laten dalen. Op 10 juni 2014 heeft de Tcbb de minister van EZ een brief gestuurd over de voortgang van de schadeafhandeling en –preventie ten aanzien van Groningen. In deze brief heeft de Tcbb haar zorgen geuit over de voortgang van de te treffen preventieve maatregelen en de afhandeling van schademeldingen. Zij benadrukt nogmaals dat de grootste zorg bij de veiligheid van de bewoners in het schadegebied zou moeten liggen. Om deze reden zou het verminderen van de kans op ernstige schade aan gebouwen en de daaraan verbonden letselrisico’s van de bewoners de hoogste prioriteit moeten krijgen. Half 2014 concludeert de Tcbb dat er nog weinig voortgang is geboekt met het optuigen van een uitvoeringsorganisatie die de voorlichting, schadeafhandeling en preventieve maatregelen integraal aan kan pakken. De schadeafhandeling, maar vooral het nemen van preventieve maatregelen, loopt vertraging op. De Tcbb heeft ernstige twijfels of de planning voor het nemen van preventieve maatregelen, conform het gewijzigde winningsplan, wel gehaald zal gaan worden.De vertraging ontstaat onder andere door verschillende dilemma’s waarover een besluit uitblijft. Bijvoorbeeld over hoe er in praktische zin zaken op elkaar afgestemd kunnen worden, maar ook over de ernst van de aardbeving waarop de preventieve maatregelen moeten worden gebaseerd. Om deze reden dringt de Tcbb in de brief aan op het zo spoedig mogelijk bekend maken van de Nederlandse Praktijk Richtlijn voor het aardbevingsbestendig bouwen. Daarnaast loopt de afhandeling van schademeldingen ook vertraging op door dilemma’s over de vergoeding bijvoorbeeld in het geval er sprake is van achterstallig onderhoud en schade door aarbevingen als gevolg van aardgaswinning. De Tcbb benadrukt dat er over zaken die al langer dan zes maanden lopen snel een besluit door de NAM moet worden genomen. Tot slot geeft de Tcbb in deze brief aan dat het van belang is dat de NAM nu al voorbereidingen treft voor het nieuwe winningsplan dat over drie jaar moet worden ingediend. Dit betreft een planning voor het bouwkundig versterken voor de komende jaren. Op 8 september 2014 heeft de Tcbb de minister van EZ opnieuw een brief gestuurd over de gaswinning in Groningen en de preventieve versterking van gebouwen. Hierin constateert de Tcbb dat er wel in individuele gevallen gebouwen worden verstevigd, maar dat de start van de systematische grootschalige preventieve versterking nog niet in zicht is. De NAM wacht hiermee op het van kracht worden van de Nationale Praktijk Richtlijn (NPR). De Tcbb acht dit uitermate ongewenst, want hierdoor zal het nog geruime tijd duren voordat er wordt begonnen met de systematische aanpak. Het is ook niet nodig te wachten op de NPR: deze sluit voor een groot deel aan bij de Eurocode 8 en de voor de grootschalige bouwkundige versterking benodigde KNMI-kaart is bekend. De Tcbb adviseert de minister met de NAM in overleg te treden om een versnelling van de grootschalige bouwkundige versterking te bewerkstelligen en hierover met de NAM duidelijke afspraken te maken over data en aantallen. Overleg met NAM Het overleg met de NAM over preventieve maatregelen en schadeafhandeling is in 2014 gecontinueerd (februari, april, mei, juli, augustus, oktober en november). De Tcbb heeft in dit proces de afhandeling van ca. 50 schadegevallen nader bekeken, gesproken met taxateurs en advies uitgebracht aan de NAM over verbeteringen van het schade-afhandelingsproces. Page 9 of 19 Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 Medio 2014 heeft de Tcbb de NAM feedback geleverd op het Handboek Aardbevingsschade. De Tcbb onderschrijft het belang van het handboek en is van mening dat de NAM dit actief oppakt. De Tcbb stemt in met de opzet waarbij wordt gewerkt van een algemene discussie via een scheurenwijzer naar referentiebeelden. Daarnaast is er aandacht voor reparatietechnieken en mogelijke veiligheidsrisico’s. De Tcbb adviseert aan te sluiten bij de reeds genoemde referentie ‘Structural Damage in Masonry, TU Delft 2011. Hierdoor kan de inspecteur nog sneller naar de relevante schadepatronen worden geleid. In haar reactie wijst de Tcbb erop dat bepaalde onderwerpen verder uitgewerkt moeten worden en geeft daarbij concrete aanwijzingen. Bijvoorbeeld om onderscheid te maken tussen de fysica achter de scheurvorming en eventuele onvolkomenheden in ontwerp, onderhoud en gebruik. Daarnaast wordt ook aangegeven dat waar mogelijk herstelmethoden en versterkingen in het kader van preventie geïntegreerd moeten worden. In bovengenoemd proces heeft de Tcbb, waar het ging om het verhogen van de veiligheid in het gebied, consequent de nadruk gelegd op de uitvoering van preventieve versterking van gebouwen, als noodzakelijke en meest effectieve manier daarvoor. Uit de monitoring van de voortgang van de preventieve maatregelen heeft de Tcbb geconcludeerd dat er nog te weinig maatregelen zijn genomen. De Tcbb heeft naast bovengenoemde brieven hierover aan de minister van EZ ook de NAM hierop aangesproken. Advisering aan de minister m.b.t. organisatie In reactie op het door de NAM aan de Tcbb toegestuurde protocol schadeherstel concludeert de Tcbb dat het nog steeds achter haar advies staat aan de minister, dat uitgaat van één uitvoeringsorganisatie voor schadeafhandeling en –preventie met onafhankelijk toezicht en op enige afstand van de NAM, maar wel onder verantwoordelijkheid van de NAM. 3.3 Inlichtingen m.b.t. uitvoerbaarheid wettelijke voorschriften Er zijn in 2014 geen verzoeken van EZ ontvangen met betrekking tot het verstrekken van inlichtingen voor de beoordeling van de uitvoerbaarheid van voorgenomen wettelijke voorschriften. Page 10 of 19 Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 4. Advisering aan burgers en rechtspersonen met betrekking tot mogelijke schade door mijnbouwactiviteiten 4.1 Verstrekken van inlichtingen Verzoeken om inlichtingen, die de Tcbb ontvangt, zijn niet altijd te kwalificeren als verzoeken van burgers of rechtspersonen bij wie schade te verwachten is door bodembeweging die redelijkerwijs het gevolg kan zijn van mijnbouwactiviteiten. Dergelijke verzoeken monden ook niet altijd uit in een verzoek om inlichtingen omtrent het verband tussen de bodembeweging en de mijnbouwactiviteiten. Verzoeken over dat verband worden vrijwel altijd pas gedaan nadat schade is opgetreden. In hoofdstuk 4.2 wordt daar nader op ingegaan. Tabel 3 bevat een overzicht van het aantal behandelde informatieverzoeken in 2014. De informatie betrof in het algemeen de werkwijze van de Tcbb, de voorwaarden waaronder de Tcbb kan worden ingeschakeld en het proces dat daarbij wordt doorlopen. Tabel 3: Aantal informatieverzoeken 2014 Zuid-Limburg NoordNederland Burgers 13 20 Provincies/gemeenten 3 Journalisten 1 1 Totaal 14 24 Overig Nederland 0 0 0 0 Totaal 33 3 2 38 Van de in totaal 38 informatieverzoeken hebben er 5 een vervolg gekregen als in behandeling genomen adviesaanvraag. 4.2 Uitbrengen van adviezen 4.2.1 Adviesverzoeken 2014 De procedure die de Tcbb volgt bij verzoeken van burgers en rechtspersonen om een advies over het oorzakelijk verband tussen bij hen opgetreden zaakschade en mijnbouwactiviteiten, is reeds uiteengezet in paragraaf 2.3. De door de Tcbb in behandeling genomen zaken betreffen steeds complexe problemen waarbij claimant en aansprakelijk gestelde partij, vaak na langdurig overleg, niet tot een vergelijk zijn kunnen komen voor wat betreft aansprakelijkheid (oorzaak) en/of hoogte van de schade. Om te komen tot een grondig onderbouwd advies doet de Tcbb zelf onderzoek en laat zij in veel gevallen ook nog aanvullend onderzoek uitvoeren door derden. Daarnaast wordt een definitief advies altijd voorafgegaan door een voorlopig advies waarop betrokken partijen commentaar kunnen geven. Als de conclusie van de Tcbb luidt dat de schade (redelijkerwijs) niet kan worden toegeschreven aan bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten, is het voor de claimanten erg belangrijk gebleken suggesties te krijgen wat dan wél de oorzaak zou kunnen zijn. De Tcbb probeert in die gevallen daarom zo veel mogelijk ook uitspraken of suggesties te doen over de werkelijke oorzaak van de schade. De hier beschreven zorgvuldigheid in advisering heeft consequenties voor de doorlooptijd van een adviestraject; deze kan in specifieke gevallen oplopen tot een jaar of langer. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de adviesverzoeken die in 2014 in behandeling waren en zijn genomen. Page 11 of 19 Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 Tabel 4: Adviesverzoeken in behandeling gedurende 2014 Aantal adviesverzoeken 2014 Werkvoorraad Ontvangen Voorlopig per 1-1-2014 en advies ontvankelijk verzonden in 2014 in 2014 Limburg 16 42 12 Groningen 2 10 2 Definitief advies verzonden in 2014 4 0 Werkvoorraad per 31-12-2014 54 12 Friesland & Drenthe 0 9 3 1 8 Overig Nederland 0 0 0 0 0 18 61 17 5 74 Totaal Tabel 4 laat zien dat er eind 2013 nog 18 adviesverzoeken in behandeling waren en dat er in 2014 61 nieuwe aanvragen in behandeling werden genomen. In 2014 konden slechts 5 adviezen definitief worden afgerond, zodat de werkvoorraad sterk gestegen is tot 74 eind2014. In 17 gevallen ligt er al wel een voorlopig advies voor. Tabel 5 geeft een overzicht van de in 2014 uitgebrachte definitieve adviezen voor wat betreft het redelijkerwijs aangetoonde verband van de geconstateerde schade met bodembeweging ten gevolge van mijnbouwactiviteiten. Tabel 5: Definitieve adviezen over oorzakelijk verband, uitgebracht in 2014, gespecificeerd naar mijnbouwactiviteit. Wel verband Geen verband Deels wel, deels niet Kolen -4 -Aardgas ---Zout -1 -Totaal -5 -- Figuur 1 geeft een overzicht van het aantal per jaar in behandeling genomen adviezen sinds 2003. De figuur laat zien dat het aantal aanvragen in 2014 zeer sterk is toegenomen en tevens dat dit aantal aanzienlijk groter is dan waarop de Tcbb vanuit historische gronden is toegerust1, hetgeen tevens de sterke stijging in nog niet afgeronde zaken verklaart. De stijging is voornamelijk afkomstig van het grote aantal aanvragen uit Zuid Limburg. Dit komt voor een belangrijk deel door de actieve rol van de gemeenten in Zuid-Limburg, die hun inwoners wijzen op mogelijke schade door mijnbouw en de mogelijkheid op een schadevergoeding middels een advies van de Tcbb. Daarnaast is de schade in relatie met de vroegere steenkoolwinning lokaal meerdere malen in het nieuws geweest. In paragraaf 4.2.2 wordt nader ingegaan op de problematiek in Zuid-Limburg. De piek in aanvragen in 2011 is atypisch; het betreft voornamelijk 21 adviesaanvragen van gelijkluidende strekking m.b.t. zoutwinning. 1 Page 12 of 19 Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 Figuur 1: In behandeling genomen adviesverzoeken per jaar De verwachting is dat het aantal adviesverzoeken uit Groningen in 2015 zal toenemen; dit blijkt reeds uit informatieverzoeken uit die regio. Daarnaast blijken veel mensen nu aan het einde gekomen te zijn van hun traject met NAM. Wanneer zij ontevreden zijn over de uitkomst worden zij door de NAM doorverwezen naar de Tcbb. Een andere reden kan zijn dat een heel groot deel tevreden is over de schadeafhandeling van de NAM. De Tcbb heeft daar echter geen gegevens over. Op korte termijn gaat de Tcbb aan de slag met verbetervoorstellen om een snellere afhandeling van het aantal adviesverzoeken te kunnen realieren. Voor een deel zal dit bestaan uit meer capaciteit bij de Tcbb-leden en het secretariaat. Een optie die ook verkend zal worden, is het deels uitbesteden van onderzoek dat nu nog door de Tcbb wordt uitgevoerd. In 2014 is hierin al een eerste stap gezet met het inschakelen van het Duitse bureau Heitfeld en Schetelig voor de schadegevallen in Zuid Limburg. 4.2.2 Zuid Limburg In het deel van Zuid-Limburg waar kolenwinning heeft plaatsgevonden treedt bodemstijging op, zoals prof. R. Hanssen van de TU Delft voor de periode 1992 tot 2010 op basis van satellietmetingen (InSAR) overtuigend heeft aangetoond. De bodemstijging wordt toegeschreven aan de stijging van mijnwater, sinds dat vanaf 1994 niet meer wordt weggepompt. Als de ondergrond homogeen is hoeft de stijging van het mijnwater geen gevolgen te hebben voor bebouwing aan het oppervlak. De ondergrond is homogeen als kolenlagen niet zijn gewonnen. Als een kolenlaag wél is gewonnen, maar de winning niet onder of nabij een bebouwing is beëindigd kunnen we ook spreken van homogeniteit. Inhomogeniteiten kunnen bestaan uit grote tektonische storingen of breukjes van beperkte omvang en/of beëindigingen van kolenlagen, vooral als een aantal lagen praktisch op dezelfde plaats is beëindigd. In veel gevallen is dan in het verleden sprake geweest van drempelvorming, een sprong aan het maaiveld, die is ontstaan waar de steenkoolwinning door tektonische omstandigheden of door afbouwtechnische keuzes onregelmatig was. Er kunnen zich, afhankelijk van de geologische gesteldheid en de stand van het mijnwater, ook nu weer onregelmatige verticale bodembewegingen aan het oppervlak voordoen. De Tcbb gaat ervan uit dat zowel het oppompen van mijnwater als het staken daarvan onderdeel uitmaken van “mijnbouwactiviteiten” in de zin van de wet. Daarom acht zij de vorenbedoelde bodemstijging van belang voor het vaststellen van een oorzakelijk verband tussen de thans optredende schade en vroegere kolenwinning. De minister van Economische Zaken heeft daaromtrent het standpunt ingenomen, dat het in 1994 stoppen van het wegpompen van mijnwater door Duitse mijnbouwmaatschappijen een gebeurtenis is die géén verband houdt met de kolenwinning in Nederland. Dat deed hij in het kader van het Page 13 of 19 Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 beroep dat enige gedupeerden uit Kerkrade hadden gedaan op het Waarborgfonds mijnbouwschade, nadat de Tcbb had geadviseerd dat er een oorzakelijk verband bestond tussen de schade en mijnbouwactiviteiten. De minister is beheerder van dit fonds. Op het fonds kan een beroep worden gedaan indien bij iemand zaakschade is opgetreden als gevolg van mijnbouwactiviteiten door een mijnbouwonderneming die niet meer bestaat. De betrokken mijnbouwonderneming was in dit geval de Domaniale Mijnmaatschappij, die in 1969 de steenkolenwinning in Kerkrade heeft beëindigd, in 1996 is geliquideerd en geen rechtsopvolger heeft die op vergoeding van de schade kan worden aangesproken. Hierbij nam de minister het standpunt in dat in deze gevallen de rechtsvordering tot vergoeding van de schade is verjaard, omdat sedert de gebeurtenis waardoor de schade is ontstaan dertig jaar is verlopen. Tegen deze beslissing is beroep ingesteld bij de Rechtbank Limburg. De uitspraak kwam op 21 mei 2015. Daarin werd niet beslist over de vraag wanneer de verjaringstermijn aanvangt. Wel werd duidelijk gemaakt dat slechts een beroep op het Schadefonds mijnbouwschade kan worden gedaan, indien de schade bekend is geworden ná de in werking treding van de Mijnbouwwet op 1 januari 2003. Vanwege het grote aantal vragen en de behoefte aan meer achtergrondinformatie schakelt de Tcbb sinds 2014 standaard het Duitse bureau Heitfeld en Schetelig uit Aken in. Dit bureau doet in opdracht van de Tcbb onderzoek naar de mijnbouwkundige geschiedenis ter plekke van de gemelde schade. Dit bestaat voornamelijk uit archiefonderzoek naar oude mijngangen en bestaande breuken. Ook is de Tcbb voornemens nadere informatie over het gebied in te winnen op basis van satellietmetingen die bodemdaling danwel bodemstijging weergeven. 4.2.3 Noord-Nederland De adviesaanvragen uit Noord-Nederland hebben vooral betrekking op mogelijke bodembeweging ten gevolge van gaswinning en zoutwinning. Van de 19 in behandeling genomen adviesaanvragen wordt in zes gevallen gewezen naar zoutwinning (in Friesland) als oorzaak. Bij deze zes gevallen bestaat de bodembeweging uit daling van het terreinoppervlak. Beving van de bodem treedt niet op. Voor de schade wordt steeds verwezen naar de zoutwinning door Frisia. Naar de beschikbare kennis van nu is de bodemdalingskom regelmatig en treden hierdoor aan het terreinoppervlak geringe hellingen op. Daardoor kan een gebouw geen schade oplopen. Het maakt daarbij geen verschil of de woning in de dalingskom staat, op de rand van de kom of ergens halverwege waar de helling het grootst is. Daarom kan de Tcbb bij geen van de gemelde schadegevallen een causale relatie vaststellen tussen de zoutwinning en de schade aan de woning. In een aantal gevallen is de Tcbb in staat aan te geven wat wél de oorzaak van de schade is. Dat is dan gebaseerd op uitgevoerd onderzoek (handboringen en sonderingen) naar de gesteldheid van de ondiepe ondergrond en/of lintvoegmetingen van het gebouw. Zoals eerder gezegd, wordt in 13 van de 19 in behandeling genomen adviesaanvragen een relatie gelegd tussen de schade en gaswinning (een groot deel naar aanleiding van de zware beving van Huizinge in augustus 2012). Hiervan hebben er zeven betrekking op schadeclaims die door NAM werden afgewezen op basis van het gestelde “contourenbeleid”. Hierin wordt gesteld dat op een bepaalde afstand van een beving geen schade kan ontstaan (zonder dat dat geverifieerd wordt in de praktijk). Tcbb heeft dit beleid steeds ter discussie gesteld2 en daarom deze zaken in behandeling genomen. Zowel in het gebied waarin de mijnbouw uit zoutwinning bestaat als het gebied met gaswinning kan de Tcbb niet uitsluiten dat schade wordt veroorzaakt door verdroging als klimatologische oorzaak. Om op dit punt duidelijkheid te verkrijgen heeft de Tcbb in het verslagjaar een start gemaakt met het formuleren en opdragen van onderzoek ter zake. 2 Begin 2015 heeft NAM besloten van dit contourenbeleid af te stappen Page 14 of 19 Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 4.2.4 Schadebedragen Op basis van de inspectie en eventueel nader onderzoek geeft de Tcbb haar oordeel over een oorzakelijk verband tussen mijnbouw en de schade. Ingeval van een oorzakelijk verband zal de Tcbb een kostenraming van de schade op laten maken. Deze schadebedragen in 2013/14 liggen doorgaans tussen 20.000 tot 40.000 euro, met uitschieters naar beneden tot 5000 en naar boven tot 100.000 euro. Page 15 of 19 Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 5 Kennisdeling en kennisvergroting Technisch Platform Aardbevingen (TPA) Het Technisch Platform Aardbevingen (TPA) is een overlegplatform van de gezamenlijke mijnondernemingen met het doel kennis over geïnduceerde aardbevingen te vergroten. Voor deze bijeenkomsten worden afgevaardigden van TNO, KNMI, Deltares en Tcbb uitgenodigd. Twee afgevaardigden van de Tcbb hebben de vergaderingen in 2014 bijgewoond In 2014 stond het opstarten van een quick scan voor de zogenaamde kleine velden op de agenda. Kleine velden zijn de overige velden buiten het grote Groningenveld. De voorziene quick scan betreft het in kaart brengen van de aardbevingsrisico’s voor deze kleine velden op basis van een voorlopige richtlijn. Afronding van de quick scan wordt voorzien in december 2015. Inmiddels is het nadenken begonnen over het ontwikkelen van een definitieve “leidraad seismisch risico bevingen”. Technisch Platform Bodembeweging (TPB) Een aantal vergaderingen van het Technisch Platform Bodembeweging (TPB) werd bijgewoond. In het TPB bespreken mijnbouwondernemingen gemeenschappelijke belangen op het terrein van geodetische metingen. Geodetische metingen betreffen in dit geval metingen van stijging of daling van het aardoppervlak. Voor deze bijeenkomsten worden afgevaardigden van TNO, TU Delft en Tcbb uitgenodigd. Op initiatief van de Tcbb is er door het TPB een industrieleidraad voor hoogtemetingen opgesteld. Hierin wordt beschreven hoe de beweging van de bodem het beste gemeten kan worden, met als doel meer eenheid te krijgen in de wijze waarop bodembeweging gemeten wordt. Doordat de industrie zich aan deze werkwijze committeert, hoeft de overheid geen gedetailleerde regels uit te vaardigen. De industrieleidraad is op 22 mei 2014 door het Technisch Platform Bodembeweging overhandigd aan de Inspecteur-generaal der Mijnen, dhr. J.W. de Jong. De industrieleidraad is te vinden op tcbb.nl. De leidraad is eigendom van de TPB en wordt beheerd door de Tcbb, die verantwoordelijk is voor de beschikbaarheid. De Tcbb vindt de actualisatie van de inhoud door de TPB een aandachtspunt. Deze zou om de 2 à 3 jaar moeten plaatsvinden. Daarnaast is het borgen van geodetische kennis van Nederland in bijvoorbeeld een kenniscentrum van belang. Geodesie is van belang om de geomechanica (diepe ondergrond) en het ontwikkelen van de bijbehorende modellen te ondersteunen en verifiëren. De Tcbb zal met EZ en SodM het gesprek aangaan om te bekijken op welke plek dit het beste geborgd kan worden. Technisch Platform Nazorg Steenkolenwinning Limburg (TP-NSL) Onder leiding van SodM komen ambtenaren van gemeenten, waterschap en provincie in ZuidLimburg die betrokken zijn bij schade aan woningen en gebouwen als gevolg van na-ijlende effecten van vroegere mijnbouw, halfjaarlijks samen. De Tcbb neemt deel aan dit technisch overleg. Het merendeel van de adviesverzoeken die de Tcbb in 2014 ontving, betreft schade aan gebouwen in Zuid-Limburg. SodM heeft zeven mogelijke na-ijlende gevolgen van de voormalige steenkoolwinning vastgesteld. Om de risico’s hiervan beter in beeld te krijgen laat de minister van EZ onderzoek uitvoeren naar deze na-ijlende gevolgen. Via dit technisch platform ontvangt de Tcbb actuele informatie over de situatie in Limburg en de voortgang van het onderzoek. Dialoogtafel Groningen Naar aanleiding van de beving bij Huizinge in 2012 gaf de provincie Groningen aan de commissie Meijer de opdracht op zoek te gaan naar manieren om het perspectief van het gaswinningsgebied te verbeteren. In het najaar van 2013 kwam de commissie met een rapport. Eén van de aanbevelingen was het instellen van een Dialoogtafel Groningen waar de verschillende belangen en Page 16 of 19 Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 invalshoeken rond gaswinning worden besproken en met elkaar in balans worden gebracht. Aan deze tafel nemen bijvoorbeeld deel vertegenwoordigers van milieuorganisaties, de Groninger Bodem Beweging, industrie en bedrijven, NAM, het ministerie van EZ, de provincie etc. De Tcbb is zelf geen deelnemer van de Dialoogtafel, maar wel agendalid, en neemt deel aan de zogenaamde ‘technische tafel’. Ook participeert de Tcbb in verschillende werkgroepen zoals de ‘Werkgroep schadeprotocol’. Deze werkgroep houdt zich bezig met advisering ten aanzien van het schadeprotocol waarmee de NAM en vervolgens het Centrum Veilig Wonen (CVW) gaat werken. Het belangrijkste procedurele probleem dat zich voordoet, blijkt de onduidelijkheid te zijn tot welke instantie men zich met schade moet wenden als men vermoedt dat deze zich voordoet als gevolg van bodemdaling of verzakking door gaswinning: De NAM/CVW of de Commissie bodemdaling door aardgaswinning Groningen. De Tcbb heeft hierover een notitie aan de Dialoogtafel Groningen gezonden, waarin wordt voorgesteld in alle gevallen de melding bij de NAM/CVW neer te leggen, en in het midden te laten of de schade is veroorzaakt door bodemdaling/verzakking dan wel door een aardbeving. Werkgroep aardbeving bestendig bouwen Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) heeft opdracht van het ministerie van Economische Zaken het gekregen bouwregels te formuleren die aardbevingsbestendig bouwen mogelijk maken. De Tcbb participeert in de hiervoor ingestelde Werkgroep aardbevingsbestendig bouwen. Als voorloper op die bouwregels is op 15 mei 2014 het ‘interim-advies’ gepubliceerd door het ministerie van Economische Zaken. Het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) heeft opdracht van het ministerie van Economische Zaken gekregen bouwregels te formuleren (NPR 9998) waarmee een voldoende mate van veiligheid zowel voor nieuwbouw als bestaande bouw onder aardbevingsbelasting kan worden aangetoond. Omdat een van de Tcbb-leden zitting heeft in de hiervoor ingestelde Werkgroep en ook betrokken is bij het opstellen van de Impact Assessment NPR, is de Tcbb op de hoogte van de vorderingen en houdt daar, waar relevant, rekening mee bij de verschillende activiteiten en adviseringen. Page 17 of 19 Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 Bijlage: Curriculum Vitae van de Tcbb-leden Dick Tommel heeft chemie gestudeerd aan de universiteit van Utrecht waarna een wetenschappelijke functie volgde bij drie instellingen; sinds 1971 is hij werkzaam geweest in de sfeer van toezicht op de hygiëne van het milieu bij zowel Rijks- als provinciale overheid. Hierna volgde een lidmaatschap van de Tweede Kamer met als werkgebied economische zaken, milieu, verkeer & waterstaat, landbouw en visserij, ontwikkelingssamenwerking en volkshuisvesting en ruimtelijke ordening. Van 1994 tot 1998 was hij staatssecretaris op het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Sindsdien vervult hij verschillende parttime functies, zowel bij de overheid als in de particuliere sector; de meeste betreffen het bevorderen van energiebesparing in de gebouwde omgeving en de ontwikkeling van kwaliteitssystemen. Ook is hij voorzitter van de KNB, vereniging Koninklijke Nederlandse Bouwkeramiek en van de branchevereniging Nederlandse Isolatie Industrie. Hein Haak is sinds 1983 werkzaam als seismoloog bij de afdeling Seismologie van het KNMI. Sinds 1988 gaf hij leiding aan deze afdeling van ongeveer 15 medewerkers die naast de analyse van waarnemingen op seismologisch gebied ook onderzoek verrichten naar aardbevingen in Noorden Zuid-Nederland. Tijdens een promotieonderzoek in 1978/83 over elektronenspectroscopie in de fysische chemie aan de Rijksuniversiteit van Groningen is de belangstelling voor de seismologie ontstaan. De training in de geofysica heeft hij gekregen aan de University of California in San Diego bij het Institute of Geophysics and Planetary Physics in La Jolla 1985/86. Aanvankelijk ging zijn belangstelling uit naar instrumentale aspecten van de seismologie en de risico’s van aardbevingen in Zuid-Nederland (Roermond 1992), later zijn ook de schokken in Noord-Nederland onderzocht. Sinds 1988 is ook de toepassing van de seismologie en infrageluid voor de naleving van het Kernstopverdrag aan de orde geweest. In de periode van 2006-2014 was hij directeur klimaat en seismologie van het KNMI. Vanaf 2015 werkt hij als chief scientist bij het Planbureau voor de Leefomgeving. Johan Blaauwendraad is civiel ingenieur met een specialisatie in de sterkteleer van constructies. Na werkzaam te zijn geweest bij TNO-IBBC (nu TNO Bouw en Ondergrond) en ingenieursdiensten van Rijkswaterstaat is hij tot en met 2003 hoogleraar Toegepaste Mechanica geweest aan de Technische Universiteit Delft met een onderbreking in 1997 als rector-magnificus van deze universiteit. Zijn onderzoek betrof het gedrag van constructies in zowel de Grond-, Weg- en Waterbouw als in de Bouw en Utiliteitsbouw. Ook studies in de Offshore Technologie behoorden tot het werkterrein. Hij was bestuurlijk actief in nationale en internationale ingenieursassociaties. Hij leidde het ICESKIS programma Delft Cluster voor innovatieve oplossingen in een dichtbevolkte delta en zat vervolgens de wetenschappelijke adviesraad van deze organisatie voor. Hij is wetenschappelijk directeur geweest van de Onderzoekschool Bouw, de Nederlandse bundeling van promotieonderzoek op het gebied van construeren voor de bouw. Hij trad 32 keer op als promotor en is auteur van tientallen internationale publicaties. Van zijn hand verschenen vijf boeken op zijn vakgebied. Hans Klasen heeft geologie gestudeerd aan de Universiteit van Utrecht. Vanaf 1978 tot aan zijn pensioen in oktober 2006 is hij als geoloog werkzaam geweest, eerst bij Amoco en later bij BP, in de opsporing en winning van aardolie en aardgas. Sinds 1994 is hij middels diverse werkgroepen nauw betrokken geweest bij de problematiek van bodembeweging vanwege de winning van aardgas in Nederland. Huub Linthorst is jurist. Vanaf 1971 is hij werkzaam geweest op verschillende ministeries, sedert 1982 bij het Ministerie van Economische Zaken. Op dat ministerie bekleedde hij verschillende functies bij de directie Wetgeving en Juridische Zaken. Vanaf 1999 was hij daar directeur. In mei 2010 ging hij met pensioen. Naast het lidmaatschap van de Tcbb heeft hij nog verschillende andere parttimefuncties, zoals het lidmaatschap van de Kwaliteitscommissie BIBOB en de bezwarencommissie CBS en treedt hij op als docent bij de Beroepsopleiding financieel-economisch beleidsmedewerker. Page 18 of 19 Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014 Geerhard Hannink heeft civiele techniek gestudeerd aan de Technische Universiteit Delft. Na enkele jaren werkzaam te zijn geweest aan de Universiteit van Zambia heeft hij zich tot 1989 bij het Laboratorium voor Grondmechanica (het huidige Deltares) gespecialiseerd in de geotechniek. In 1989 werd hij benoemd tot hoofd van het Adviesbureau Geotechniek van Gemeentewerken Rotterdam en was hij tot 1999 verantwoordelijk voor het uitvoeren van alle advieswerkzaamheden op het gebied van de geotechniek en de geohydrologie. Daarna is hij als adviseur binnen het Ingenieursbureau van Gemeentewerken betrokken geweest bij de ontwikkeling van de grote gemeentelijke projecten RandstadRail en Rotterdam Centraal. Naast zijn werkzaamheden voor de Gemeente Rotterdam is hij lid van de Raad van Arbitrage voor de Bouw. Ton Vrouwenvelder volgde een opleiding tot civiel ingenieur aan de TU Delft, waarvoor hij in 1970 cum laude slaagde. In het begin van zijn loopbaan hield hij zich voornamelijk bezig met de berekening van het bezwijkgedrag van constructies (stabiliteit, plasticiteit, scheurvorming). In toenemende mate werd daar het stochastisch karakter van belastingen en materiaaleigenschappen bij meegenomen en kwam de risico-analytische benadering van veiligheidsvraagstukken centraal te staan. Hij heeft gewerkt aan de ontwikkeling van modellen en rekentechnieken in de constructieve veiligheid, brandveiligheid, tunnelveiligheid en duurzaamheid. Ton Vrouwenvelder is betrokken bij verschillende nationale en internationale onderzoekprojecten en bij het opstellen van Nederlandse en Europese voorschriften en richtlijnen op het gebied van de bouw. Hij wordt regelmatig geconsulteerd in verband met risico-analytische aspecten van bijzondere constructies. Hij is lid van verschillende commissies, waaronder de CEN commissie voor de Eurocode Belastingen en het Joint Committee on Structural Safety, waarvan hij een van de former presidents is. Henk Sol volgde de opleiding Econometrics, Operations Research and Information Systems aan de Rijksuniversiteit Groningen, waarvoor hij in 1974 cum laude slaagde. Van 1974 tot 1984 was hij assistent-hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen waar hij betrokken was bij de ontwikkeling en leiding van een masterprogramma informatiesystemen binnen de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen. In 1984 werd hij benoemd tot hoogleraar Information Systems Development aan de TU Delft. In 1992 werd hij benoemd tot hoogleraar Systems Engineering aan de TU Delft en sinds 2004 is hij hoogleraar Engineering and ICT aan de Rijksuniversiteit Groningen. Van 1992 tot 1998 was Henk Sol oprichter en decaan van de faculteit Engineering, Policy Analysis and Management. Van 1999 tot 2004 was hij aangesteld als wetenschappelijk directeur van het Delft Institute for Information technology in Systems Engineering (DITSE). Van 2004 tot 2008 was hij oprichter en decaan van de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Henk Sol heeft sinds 1972 opgetreden als managementconsultant voor verschillende overheden en een groot aantal nationale en internationale organisaties. Hij won zowel de IFIP Outstanding Service Award als de IFIP Silver Core. Henk Sol is auteur van honderden publicaties op het gebied van ICT, managementinformatiesystemen, procesverbetering, besliskunde en telematica. Hij heeft bijna 80 promovendi begeleid en hij begeleidt er nu nog ruim 20. Ook begeleidde hij meer dan 700 ingenieurs, technisch bedrijfs- en bestuurskundigen bij het afstuderen. Page 19 of 19