Jaarverslag 2014 - Technische commissie bodembeweging

advertisement
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
JAARVERSLAG 2014
TECHNISCHE COMMISSIE BODEMBEWEGING
september 2015
Page 1 of 19
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
Inhoudsopgave
1. Inleiding …………………………………………………………………………………………………………………3
2. De Tcbb ……………………………………………………………………………………………………………………4
2.1 Taken
2.2 Onafhankelijkheid en samenstelling
2.3 Werkwijze
2.4 Kennisdeling en kennisvergroting
3. Advisering aan EZ inzake mijnbouwactiviteiten ……………………………………………7
3.1 Advisering winnings- en opslagplannen
3.2 Preventieve maatregelen en schadeafhandeling Groningen
3.3 Inlichtingen m.b.t. uitvoerbaarheid wettelijke voorschriften
4.
Advisering aan burgers en rechtspersonen met betrekking tot
mogelijke schade door mijnbouwactiviteiten ………………………………………………11
4.1 Verstrekken van inlichtingen
4.2 Uitbrengen van adviezen
4.2.1 Adviesverzoeken 2014
4.2.2 Zuid-Limburg
4.2.3 Noord-Nederland
4.2.4 Schadebedragen
5. Kennisdeling en kennisvergroting ……………………………………………………………………16
Bijlage: Curriculum Vitae Tcbb-leden …………………………………………………………………….18
Page 2 of 19
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
1
Inleiding
De Technische commissie bodembeweging (Tcbb) is een onafhankelijke commissie die adviseert
over het verband tussen opsporing/winning van delfstoffen en bodembeweging. Zij kan hiertoe
technisch onderzoek instellen naar de vraag of, en zo ja in hoeverre zaakschade is veroorzaakt
door bodembeweging als gevolg van mijnbouw.
De commissie bestaat uit deskundigen op relevante gebieden, zoals delfstofwinning, geologie,
seismologie, grondmechanica, hydrologie, constructieleer, risicoanalyse en juridische
aangelegenheden.
Dit jaarverslag geeft een overzicht van de activiteiten van de Tcbb in 2014. De taken en
samenstelling van de commissie zijn in hoofdstuk 2 opgenomen. De hoofdstukken 3 en 4
beschrijven de de activiteiten in het kader van de advisering aan respectievelijk de minister van
Economische Zaken en aan burgers. Hoofdstuk 5 tenslotte, geeft een overzicht van de activiteiten
in het kader van informatieverstrekking en kennisdeling/-vergroting.
Meer dan in vorig jaarverslagen besteedt de Tcbb aandacht aan haar werkwijze en het resultaat
van haar adviezen. In het verslagjaar lag het accent van de Tcbb in Groningen meer op het
afhandelingsproces van schademeldingen in het algemeen en minder op individuele
schademeldingen. In Zuid-Limburg was de focus van de Tcbb juist op een groot aantal individuele
schademeldingen.
Page 3 of 19
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
2. De Tcbb
2.1
Taken
Ingevolge artikel 114 van de Mijnbouwwet (hierna: Mbw) voert de Tcbb de volgende taken uit in
verband met de gevolgen van mijnbouwactiviteiten voor beweging van de aardbodem en schade
die daarvan het gevolg kan zijn:
Advisering op verzoek van de minister van Economische Zaken (hierna: EZ)
De adviezen betreffen:

Winnings- en opslagplannen
Beschikkingen inzake nieuwe of gewijzigde opslag- en winningsplannen met betrekking tot
bodemdaling en bodemtrilling ten gevolge van de opslag en winning van delfstoffen en de
maatregelen ter voorkoming van schade door deze bodembewegingen (art. 114, tweede lid,
onder a, Mbw en art. 35, eerste lid, onder f, Mbw).

Inlichtingen m.b.t. uitvoerbaarheid wettelijke voorschriften
Het desgevraagd verstrekken van inlichtingen die nodig zijn voor de beoordeling van de
uitvoerbaarheid van voorgenomen wettelijke voorschriften, aan de minister van EZ (art.114,
tweede lid, onder b, Mbw).
Op 3 mei 2013 heeft de minister van EZ de Tcbb gevraagd een leidende rol te spelen bij het
onderzoek naar de afhandeling van de schademeldingen en de preventieve maatregelen van de
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (hierna: NAM) naar aanleiding van de aardbevingen in het
Groningenveld. Dit onderzoek maakte deel uit van de in totaal 11 onderzoeken, die de minister van
EZ liet uitvoeren om een besluit te kunnen nemen over de toekomstige gaswinning in het
Groningerveld. In dit kader heeft de Tcbb ook in 2014 nog werkzaamheden verricht.
Informatieverstrekking en advisering op verzoek van burgers en rechtspersonen inzake schade die
is te verwachten is of is opgetreden door bodembeweging die redelijkerwijs het gevolg kan zijn van
mijnbouwactiviteiten.
Hierbij gaat het om:

Het verstrekken van inlchtingen aan degenen bij wie schade is te verwachten omtrent het
verband tussen bodembeweging en mijnbouwactiviteiten (art. 114, tweede lid, onder c, Mbw);

Het advies te geven aan degenen bij wie zaakschade is opgetreden omtrent het verband
tussen die schade en de mijnbouwactiviteiten alsmede de hoogte van het schadebedrag (art.
114, tweede lid, onder d, Mbw).
Informatie over de uitvoering van de twee vorengenoemde taken wordt verschaft in de
hoofdstukken 3 en 4 van dit verslag.
2.2
Onafhankelijkheid en samenstelling
De Tcbb is een in de Mijnbouwwet ingesteld bestuursorgaan, dat niet ondergeschikt is aan de
minister. De Tcbb-leden worden door de minister van EZ benoemd op grond van deskundigheid die
nodig is voor uitvoering van de taken die in de wet aan de Tcbb zijn opgedragen, maar
functioneren onafhankelijk van hem zonder last of ruggespraak. Absolute onafhankelijkheid geldt
ook van de mijnbouwondernemingen. Bij de benoeming kijkt de minister er kritisch naar dat de
toekomstige leden geen conflicterende belangen hebben. Wanneer iemand Tcbb-lid is, kan hij/zij
niet meer beschikbaar zijn voor commerciële inhuur door organisaties die belangen hebben op het
terrein van de aan de Tcbb opgedragen wettelijke taken.
De Tcbb bestaat naast de voorzitter uit de volgende experts: een seismoloog, een jurist, civiel
ingenieurs met verschillende expertise (constructieleer, geotechniek en risico-analyse), een
geoloog en een bedrijfskundige (business en ICT).
Page 4 of 19
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
De Tcbb was in 2014 als volgt samengesteld:
Voorzitter:
dr. D.K.J. Tommel
Leden:
dr. H.W. Haak (vice-voorzitter)
prof. dr. ir. J. Blaauwendraad
drs. J.J. Klasen
mr. H. Linthorst
ir. G. Hannink
prof. ir. A.C.W.M. Vrouwenvelder
prof. dr. H.G. Sol
Secretaris:
S.H. van Oeveren MSc
Waarnemer EZ:
drs. P. Jongerius
De CV’s van de Tcbb-leden zijn opgenomen in de bijlage van dit verslag.
2.3. Werkwijze
De Tcbb vergadert maandelijks. Op de agenda staan steeds de door de minister van EZ gevraagde
adviezen en de voortgang van de adviezen aan burgers en rechtspersonen over het oorzakelijk
verband tussen mijnbouwactiviteiten en schade.
Iedereen die zaakschade heeft die redelijkerwijs het gevolg kán zijn van mijnbouwactiviteiten,
zoals aardgaswinning, zoutwinning of de vroegere steenkoolwinning, kan een verzoek indienen bij
de Tcbb om te adviseren over het oorzakelijk verband tussen de mijnbouwactiviteiten en de
schade. In het adviesverzoek aan de Tcbb dient zo veel mogelijk informatie over de betreffende
schade te worden opgenomen en het verzoek dient gepaard te gaan met documenten betreffend
de aansprakelijkheidsstelling en het uitblijven van overeenstemming met de mijnbouwondernemer
(zie onder). De Tcbb stelt via haar website www.tcbb.nl ook een formulier beschikbaar, waarmee
een verzoek om advies kan worden gedaan.
Na ontvangst stuurt de Tcbb een ontvangstbevestiging waarin wordt aangegeven of de aanvraag
voldoet aan de wettelijke criteria en of er eventueel aanvullingen nodig zijn. Zo is vereist dat de
betrokkene eerst de mijnbouwondernemer aan wie de schade naar zijn mening kan worden
toegerekend, aansprakelijk heeft gesteld en óf een afwijzing heeft ontvangen, óf drie maanden zijn
verstreken zonder dat daarover overeenstemming is bereikt.
Voorts dient de betrokkene een bijdrage van € 90 te hebben betaald, indien hij een natuurlijk
persoon is, of € 181 voor rechtspersonen. Dit bedrag wordt weer terugbetaald wanneer uit het
advies van de Tcbb blijkt dat de schade geheel of gedeeltelijk kan worden toegerekend aan
mijnbouwactiviteiten en het door de Tcbb vastgestelde schadebedrag hoger is dan het bedrag dat
de mijnbouwondernemer bereid was te betalen.
Tenzij de Tcbb van mening is dat er kennelijk geen verband bestaat tussen de schade en de
mijnbouwactiviteiten, vangt het onderzoek van de commissie altijd aan met een bezoek van twee
leden van de commissie aan het adres waar de schade is opgetreden. Daarbij inspecteren ze het
betreffende pand visueel en spreken zij met de eigenaar/gebruiker om informatie over de
geschiedenis van het gebouw en andere belangrijke gegevens te achterhalen.
Als regel onderscheidt de Tcbb afzonderlijk de oorzaak vanuit de diepe ondergrond en die uit de
ondiepe ondergrond. Mijnbouw (winning van kolen, gas, zout, olie) vindt als regel in de diepe
ondergrond plaats en leidt tot bodemdaling en soms aardbevingen. In Zuid-Limburg is een
na-ijleffect van de vroegere kolenwinning dat zich uit als bodemstijging.
Als de ondiepe ondergrond de oorzaak is van de schade, is dat het gevolg van een
bodemgesteldheid met geringe draagkracht of een funderingskeuze die niet bij de
bodemgesteldheid past. De Tcbb zal als regel bodemonderzoek laten doen in de vorm van
(hand)boringen en sonderingen en laat veelal lintvoegmetingen of waterpassingen uitvoeren om
scheefstand en vervorming van woningen te meten. Voor Zuid-Limburg komt daar
archiefonderzoek bij naar de vroegere mijnbouwactiviteiten en vastlegging in kaartmateriaal.
Page 5 of 19
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
Los van oorzaken in de diepe of ondiepe ondergrond kan ook autonome schade optreden door
veroudering, nalatig onderhoud, verkeerstrillingen of andere oorzaken. De Tcbb zal in haar
onderzoek ook hierop bedacht zijn.
Het advies van de Tcbb is niet bindend. Wel is door de bedrijven die gas winnen toegezegd dat zij
in principe altijd het advies van de Tcbb opvolgen. Dat is tot op heden ook altijd gebeurd. Mocht dit
in een bijzonder geval in de toekomst toch niet gebeuren dan staat nog de weg naar de rechter
open. De adviesverzoeker heeft dan als onderbouwing van zijn zaak een deskundig advies van de
Tcbb.
In de praktijk wordt bij de schadegevallen in Noord Nederland in het algemeen de volgende
werkwijze gevolgd om tot een advies te komen:
Uitvoeren van grondonderzoek (in principe op de vier hoekpunten van een pand (woning of
boerderij);
Uitvoeren van lintvoegwaterpassing van het pand;
Verzamelen van info over de omvang van de bodemdaling ter plaatse van het betreffende
pand;
Verzamelen van info over de gemeten versnellingen tijdens aardbevingen in de buurt van het
pand (en een interpolatie of extrapolatie maken naar de locatie van het pand). Hier speelt ook
een rol de discussie over het ’contourenbeleid’ dat de NAM bij claims in het verslagjaar heeft
gevolgd;
Verzamelen van info over in het verleden uitgevoerde aanpassingen in het grondwaterpeil(dit
speelt in de gemeente Noordenveld, maar ook elders).
De eventuele bodemdaling wordt zowel met behulp van peilmerken aan woningen onderzocht,
alsook met behulp van satellietmetingen (voor zo ver nodig en beschikbaar).
In Zuid-Limburg is de aanpak vergelijkbaar, alleen speelt daar niet de problematiek van de
aardbevingen. Verder is er geen sprake van bodemdaling, maar juist van bodemrijzing. Er is veel
aandacht voor de samenstelling van de diepe ondergrond en de mijngeschiedenis onder een
woning met daar aan gekoppeld een uitspraak over de kans op schade (door middel van onderzoek
in opdracht van de Tcbb, uit te voeren door het Duitse bureau Heitfeld en Schetelig (IHS)). In
Limburg speelt geen problematiek van peilaanpassingen, maar wel die van stijgend mijnwater. Het
IHS-onderzoek is mede daarop gericht, waarbij de geologische gesteldheid in Zuid-Limburg (met
verschillende storingen zoals de Feldbiss en Westelijke Sprong) een belangrijke rol speelt.
Met de resultaten van de inspectie en eventueel onderzoek ter plekke stelt de Tcbb een voorlopig
advies op. Zowel de adviesverzoeker als de mijnbouwonderneming krijgen de gelegenheid om hier
binnen vier weken op te reageren. Vervolgens stelt de Tcbb haar definitieve advies op.
2.4. Kennisdeling en kennisvergroting
Leden van de Tcbb nemen deel aan de werkzaamheden van verschillende gremia, die van belang
zijn voor het delen en vergroten van kennis over bodembeweging:
• Technisch Platform Aardbevingen (TPA);
• Technisch Platform Bodembeweging (TPB);
• Technisch Platform Nazorg Steenkolenwinning Limburg (TP-NSL);
• Dialoogtafel Groningen – technische tafel;
• Werkgroep aardbeving bestendig bouwen.
In hoofdstuk 5 wordt op de activiteiten van de Tcbbb op het gebied van kennisdeling en
kennisvergroting in het jaar 2014 ingegaan.
Page 6 of 19
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
3. Advisering aan EZ inzake mijnbouwactiviteiten
3.1 Advisering winnings- en opslagplannen
Procedure
De Tcbb heeft in 2014 de Minister van EZ geadviseerd over verschillende winnings- en
opslagplannen. Voor de advisering door de Tcbb was het advies van Staatstoezicht op de Mijnen
(hierna: SodM) en TNO – Geologische dienst Nederland beschikbaar. Hierdoor worden doublures in
de adviesronde voorkomen. De Tcbb richt zich in haar advies op mogelijke schade door
bodemdaling en/of bodemtrilling als gevolg van de winning van delfstoffen en/of aardwarmte en de
opslag van stoffen (o.a. aardgas, CO2 en water in de diepe ondergrond).
De Tcbb heeft de winnings- en opslagplannen getoetst aan de punten die in artikel 35, eerste lid,
onder f, van de MbW, respectievelijk artikel 24, eerste lid onder p tot en met s, van het
Mijnbouwbesluit worden genoemd:
p. een risicoanalyse omtrent bodemtrillingen als gevolg van de winning;
q. een beschrijving van de mogelijke omvang en verwachte aard van de schade door
bodembeweging;
r. een beschrijving van de maatregelen die worden genomen om bodembeweging te
voorkomen of te beperken;
s. een beschrijving van de maatregelen die worden genomen om schade door
bodembeweging te voorkomen of te beperken.
Winnings- en opslagplannen
Tabel 1 toont het aantal lopende en afgeronde adviezen inzake winnings- en opslagplannen in
2014.
Tabel 1 Overzicht adviezen winnings- en opslagplannen
Verzonden Werkvoorraad Ontvangen
In 2013
per 1-1-2014
in 2014
Winningsplannen
28
2
11
Opslagplannen
2
1
2
Totaal
30
3
13
Verzonden
In 2014
10
3
13
Werkvoorraad
per 31-12-2013
3
0
3
In de navolgende tabellen 2.1 en 2.2 zijn specificaties opgenomen van de winnings- en
opslagplannen waarover de Tcbb in 2014 heeft geadviseerd.
Tabel 2.1 Specificatie winningsplannen 2014
Winningsplan
Maatschappij
Datum verzoek
Datum advies
1.
Veendam (wijziging)
Nedmag
01-11-2013
09-01-2014
2.
Haaksbergen fase 1
(nieuw)
Akzo Nobel
01-11-2013
21-02-2014
3.
Donkerbroek-Hemrik
Tulip Oil
04-02-2014
18-03-2014
4.
Middelie
NAM
29-07-2014
25-08-2014
5.
Metslawier-Zuid
(wijziging)
NAM
21-08-2014
19-09-2014
6.
Grootegast
NAM
22-09-2014
23-10-2014
7.
Westerveld
NAM
29-09-2014
30-10-2014
8.
Collendoorn
(actualisatie)
NAM
27-03-2014
17-04-2014
9.
Eesveen (nieuwe
winning)
Vermilion
27-03-2014
17-04-2014
10.
Spijkenisse (wijziging)
NAM
07-04-2014
19-06-2014
11.
Burum-Oost
NAM
22-12-2014
Verwacht 2015
12.
Oudendijk
NAM
22-12-2014
Verwacht 2015
13.
Diever
Vermilion
18-12-2014
Verwacht 2015
Page 7 of 19
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
Tabel 2.2 Specificatie opslagplannen 2014:
Opslagplan
Maatschappij
Datum verzoek
Datum advies
1.
Grijpskerk (wijziging)
NAM
01-11-2013
09-01-2014
2.
Zuidwending (wijziging
Gasunie
27-03-2014
14-04-2014
3.
Norg (wijziging)
NAM
07-04-2014
19-06-2014
Advies winningsplan Groningen
Op 17 december 2013 heeft de Tcbb de minister van EZ een interimadvies verstuurd inzake het
gewijzigde winningsplan Groningen. Bij deze brief was ook het advies van de Tcbb ten aanzien van
de preventieve maatregelen en de schadeafhandeling in Groningen gevoegd. Hier wordt verder op
ingegaan in hoofdstuk 3.2.
Begin 2014 heeft de Tcbb aan de minister van EZ een aanvullend advies uitgebracht over het
winningsplan Groningen, aangezien er eind 2013 aanvullende informatie aan de Tcbb was
gezonden. In dit aanvullende advies benadrukt de Tcbb dat de kennis over het Groninger
aardgasveld, evenals kennis over de oorzaak van de aardbevingen, onvoldoende is. Door meting en
monitoring kan er op termijn een aanzienlijke verbetering in het kennisniveau gerealiseerd worden.
De Tcbb adviseert de minister dan ook om met het meet- en monitoringsplan van de NAM in te
stemmen.
Daarnaast concludeert de Tcbb dat de opvattingen van de verschillende deskundigen over het
aarbevingsrisico sterk uiteenlopen. Het berekende risico is sterk afhankelijk van invoergegevens in
de verschillende modellen. Over deze invoergegevens bestaat onduidelijkheid en geen
overeenstemming tussen de geraadpleegde deskundigen. Daar komt bij dat de modellen geen van
alle zijn gevalideerd. Het is onvoldoende duidelijk in welke mate herhaalde aardbevingen door
aardgaswinning het risico van instorten van gebouwen kunnen vergroten. De risicoberekeningen
zijn niet transparant en lopen erg uiteen. Het is van groot belang dat de komende 2-3 jaar een veel
bredere groep deskundigen, vanuit verschillende disciplines, een poging doet consensus te
bereiken over het aardbevingsrisico.
De Tcbb stelt vast dat thans in ieder geval niet door de NAM aannemelijk is gemaakt dat het
aarbevingsrisico in Groningen acceptabel is. Nadere gegevens (bijv. over de gebouwenvoorraad)
kunnen leiden tot de conclusie dat dit risico onacceptabel is. De Tcbb benadrukt dat het minimaal
nodig is om op de kortst mogelijke termijn effectieve maatregelen te treffen om het risico voor de
bewoners daadwerkelijk terug te dringen. SodM beveelt aan hiervoor de vijf meest risicovolle
clusters (al dan niet tijdelijk) te sluiten. Het is echter nog niet duidelijk of dit inderdaad het
gewenste effect zal hebben. Onomstreden is dat het versnellen van het programma voor het
preventief versterken van gebouwen relatief snel de aardbevingsrisico’s aanzienlijk zal doen dalen.
Discussie schade-inschatting
De Tcbb heeft geconstateerd dat in de winningsplannen voor gas door de NAM de gevolgen van een
ondiepe aardbeving met een sterkte van 3,9 op de schaal van Richter structureel te positief worden
voorgesteld (“in het ernstigste geval matige schade aan enkele gebouwen…”). Ook de steeds
opgenomen vermelding dat de omvang van het gebied waar mogelijk schade kan optreden aan
gebouwen, beperkt blijft tot ca. 7 km rond het epicentrum, wordt door de Tcbb op basis van thans
bekende feiten als te positief beoordeeld. De Tcbb heeft de Minister aanbevolen de aanvrager te
wijzen op deze onjuiste informatie en aan te geven dat deze informatie in nieuwe aanvragen niet
meer zal worden geaccepteerd.
Page 8 of 19
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
3.2
Preventieve maatregelen en schadeafhandeling Groningen
Advies aan de minister van EZ
In het kader van het verzoek van de minister van EZ aan de Tcbb om een leidende rol te spelen bij
het onderzoek naar de afhandeling van de schademeldingen en de preventieve maatregelen van de
NAM heeft de Tcbb de minister van EZ in 2013 verschillende malen geadviseerd. In aanvulling
hierop is in januari 2014 een aanvullend advies uitgebracht. Hierbij is ook het advies over het
winningsplan Groningen (zie hoofdstuk 3.1) meegenomen, omdat deze naar het oordeel van de
Tcbb nauw met elkaar samenhangen. Bij ingrijpende schadeherstelwerkzaamheden zouden
idealiter ook meteen de gewenste preventieve versterkingsmaatregelen moeten worden
uitgevoerd, en de preventieve maatregelen zouden moeten plaats vinden in het kader van het
winningsplan. De Tcbb legt in het advies van januari 2014 de nadruk op het zo spoedig mogelijk
preventief versterken van gebouwen om het aarbevingsrisico zo snel mogelijk te laten dalen.
Op 10 juni 2014 heeft de Tcbb de minister van EZ een brief gestuurd over de voortgang van de
schadeafhandeling en –preventie ten aanzien van Groningen. In deze brief heeft de Tcbb haar
zorgen geuit over de voortgang van de te treffen preventieve maatregelen en de afhandeling van
schademeldingen. Zij benadrukt nogmaals dat de grootste zorg bij de veiligheid van de bewoners
in het schadegebied zou moeten liggen. Om deze reden zou het verminderen van de kans op
ernstige schade aan gebouwen en de daaraan verbonden letselrisico’s van de bewoners de hoogste
prioriteit moeten krijgen. Half 2014 concludeert de Tcbb dat er nog weinig voortgang is geboekt
met het optuigen van een uitvoeringsorganisatie die de voorlichting, schadeafhandeling en
preventieve maatregelen integraal aan kan pakken. De schadeafhandeling, maar vooral het nemen
van preventieve maatregelen, loopt vertraging op. De Tcbb heeft ernstige twijfels of de planning
voor het nemen van preventieve maatregelen, conform het gewijzigde winningsplan, wel gehaald
zal gaan worden.De vertraging ontstaat onder andere door verschillende dilemma’s waarover een
besluit uitblijft. Bijvoorbeeld over hoe er in praktische zin zaken op elkaar afgestemd kunnen
worden, maar ook over de ernst van de aardbeving waarop de preventieve maatregelen moeten
worden gebaseerd. Om deze reden dringt de Tcbb in de brief aan op het zo spoedig mogelijk
bekend maken van de Nederlandse Praktijk Richtlijn voor het aardbevingsbestendig bouwen.
Daarnaast loopt de afhandeling van schademeldingen ook vertraging op door dilemma’s over de
vergoeding bijvoorbeeld in het geval er sprake is van achterstallig onderhoud en schade door
aarbevingen als gevolg van aardgaswinning. De Tcbb benadrukt dat er over zaken die al langer dan
zes maanden lopen snel een besluit door de NAM moet worden genomen.
Tot slot geeft de Tcbb in deze brief aan dat het van belang is dat de NAM nu al voorbereidingen
treft voor het nieuwe winningsplan dat over drie jaar moet worden ingediend. Dit betreft een
planning voor het bouwkundig versterken voor de komende jaren.
Op 8 september 2014 heeft de Tcbb de minister van EZ opnieuw een brief gestuurd over de
gaswinning in Groningen en de preventieve versterking van gebouwen. Hierin constateert de Tcbb
dat er wel in individuele gevallen gebouwen worden verstevigd, maar dat de start van de
systematische grootschalige preventieve versterking nog niet in zicht is. De NAM wacht hiermee op
het van kracht worden van de Nationale Praktijk Richtlijn (NPR). De Tcbb acht dit uitermate
ongewenst, want hierdoor zal het nog geruime tijd duren voordat er wordt begonnen met de
systematische aanpak. Het is ook niet nodig te wachten op de NPR: deze sluit voor een groot deel
aan bij de Eurocode 8 en de voor de grootschalige bouwkundige versterking benodigde KNMI-kaart
is bekend. De Tcbb adviseert de minister met de NAM in overleg te treden om een versnelling van
de grootschalige bouwkundige versterking te bewerkstelligen en hierover met de NAM duidelijke
afspraken te maken over data en aantallen.
Overleg met NAM
Het overleg met de NAM over preventieve maatregelen en schadeafhandeling is in 2014
gecontinueerd (februari, april, mei, juli, augustus, oktober en november). De Tcbb heeft in dit
proces de afhandeling van ca. 50 schadegevallen nader bekeken, gesproken met taxateurs en
advies uitgebracht aan de NAM over verbeteringen van het schade-afhandelingsproces.
Page 9 of 19
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
Medio 2014 heeft de Tcbb de NAM feedback geleverd op het Handboek Aardbevingsschade. De
Tcbb onderschrijft het belang van het handboek en is van mening dat de NAM dit actief oppakt. De
Tcbb stemt in met de opzet waarbij wordt gewerkt van een algemene discussie via een
scheurenwijzer naar referentiebeelden. Daarnaast is er aandacht voor reparatietechnieken en
mogelijke veiligheidsrisico’s. De Tcbb adviseert aan te sluiten bij de reeds genoemde referentie
‘Structural Damage in Masonry, TU Delft 2011. Hierdoor kan de inspecteur nog sneller naar de
relevante schadepatronen worden geleid. In haar reactie wijst de Tcbb erop dat bepaalde
onderwerpen verder uitgewerkt moeten worden en geeft daarbij concrete aanwijzingen.
Bijvoorbeeld om onderscheid te maken tussen de fysica achter de scheurvorming en eventuele
onvolkomenheden in ontwerp, onderhoud en gebruik. Daarnaast wordt ook aangegeven dat waar
mogelijk herstelmethoden en versterkingen in het kader van preventie geïntegreerd moeten
worden.
In bovengenoemd proces heeft de Tcbb, waar het ging om het verhogen van de veiligheid in het
gebied, consequent de nadruk gelegd op de uitvoering van preventieve versterking van gebouwen,
als noodzakelijke en meest effectieve manier daarvoor. Uit de monitoring van de voortgang van de
preventieve maatregelen heeft de Tcbb geconcludeerd dat er nog te weinig maatregelen zijn
genomen. De Tcbb heeft naast bovengenoemde brieven hierover aan de minister van EZ ook de
NAM hierop aangesproken.
Advisering aan de minister m.b.t. organisatie
In reactie op het door de NAM aan de Tcbb toegestuurde protocol schadeherstel concludeert de
Tcbb dat het nog steeds achter haar advies staat aan de minister, dat uitgaat van één
uitvoeringsorganisatie voor schadeafhandeling en –preventie met onafhankelijk toezicht en op
enige afstand van de NAM, maar wel onder verantwoordelijkheid van de NAM.
3.3
Inlichtingen m.b.t. uitvoerbaarheid wettelijke voorschriften
Er zijn in 2014 geen verzoeken van EZ ontvangen met betrekking tot het verstrekken van
inlichtingen voor de beoordeling van de uitvoerbaarheid van voorgenomen wettelijke voorschriften.
Page 10 of 19
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
4. Advisering aan burgers en rechtspersonen met betrekking tot mogelijke
schade door mijnbouwactiviteiten
4.1 Verstrekken van inlichtingen
Verzoeken om inlichtingen, die de Tcbb ontvangt, zijn niet altijd te kwalificeren als verzoeken van
burgers of rechtspersonen bij wie schade te verwachten is door bodembeweging die redelijkerwijs
het gevolg kan zijn van mijnbouwactiviteiten. Dergelijke verzoeken monden ook niet altijd uit in
een verzoek om inlichtingen omtrent het verband tussen de bodembeweging en de
mijnbouwactiviteiten. Verzoeken over dat verband worden vrijwel altijd pas gedaan nadat schade is
opgetreden. In hoofdstuk 4.2 wordt daar nader op ingegaan.
Tabel 3 bevat een overzicht van het aantal behandelde informatieverzoeken in 2014. De informatie
betrof in het algemeen de werkwijze van de Tcbb, de voorwaarden waaronder de Tcbb kan worden
ingeschakeld en het proces dat daarbij wordt doorlopen.
Tabel 3: Aantal informatieverzoeken 2014
Zuid-Limburg
NoordNederland
Burgers
13
20
Provincies/gemeenten
3
Journalisten
1
1
Totaal
14
24
Overig
Nederland
0
0
0
0
Totaal
33
3
2
38
Van de in totaal 38 informatieverzoeken hebben er 5 een vervolg gekregen als in behandeling
genomen adviesaanvraag.
4.2 Uitbrengen van adviezen
4.2.1 Adviesverzoeken 2014
De procedure die de Tcbb volgt bij verzoeken van burgers en rechtspersonen om een advies over
het oorzakelijk verband tussen bij hen opgetreden zaakschade en mijnbouwactiviteiten, is reeds
uiteengezet in paragraaf 2.3.
De door de Tcbb in behandeling genomen zaken betreffen steeds complexe problemen waarbij
claimant en aansprakelijk gestelde partij, vaak na langdurig overleg, niet tot een vergelijk zijn
kunnen komen voor wat betreft aansprakelijkheid (oorzaak) en/of hoogte van de schade. Om te
komen tot een grondig onderbouwd advies doet de Tcbb zelf onderzoek en laat zij in veel gevallen
ook nog aanvullend onderzoek uitvoeren door derden. Daarnaast wordt een definitief advies altijd
voorafgegaan door een voorlopig advies waarop betrokken partijen commentaar kunnen geven.
Als de conclusie van de Tcbb luidt dat de schade (redelijkerwijs) niet kan worden toegeschreven
aan bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten, is het voor de claimanten erg belangrijk
gebleken suggesties te krijgen wat dan wél de oorzaak zou kunnen zijn. De Tcbb probeert in die
gevallen daarom zo veel mogelijk ook uitspraken of suggesties te doen over de werkelijke oorzaak
van de schade.
De hier beschreven zorgvuldigheid in advisering heeft consequenties voor de doorlooptijd van een
adviestraject; deze kan in specifieke gevallen oplopen tot een jaar of langer.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de adviesverzoeken die in 2014 in behandeling waren
en zijn genomen.
Page 11 of 19
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
Tabel 4: Adviesverzoeken in behandeling gedurende 2014
Aantal adviesverzoeken 2014
Werkvoorraad
Ontvangen
Voorlopig
per 1-1-2014
en
advies
ontvankelijk
verzonden
in 2014
in 2014
Limburg
16
42
12
Groningen
2
10
2
Definitief
advies
verzonden
in 2014
4
0
Werkvoorraad
per
31-12-2014
54
12
Friesland &
Drenthe
0
9
3
1
8
Overig
Nederland
0
0
0
0
0
18
61
17
5
74
Totaal
Tabel 4 laat zien dat er eind 2013 nog 18 adviesverzoeken in behandeling waren en dat er in 2014
61 nieuwe aanvragen in behandeling werden genomen. In 2014 konden slechts 5 adviezen
definitief worden afgerond, zodat de werkvoorraad sterk gestegen is tot 74 eind2014. In 17
gevallen ligt er al wel een voorlopig advies voor.
Tabel 5 geeft een overzicht van de in 2014 uitgebrachte definitieve adviezen voor wat betreft het
redelijkerwijs aangetoonde verband van de geconstateerde schade met bodembeweging ten
gevolge van mijnbouwactiviteiten.
Tabel 5: Definitieve adviezen over oorzakelijk verband, uitgebracht in 2014, gespecificeerd naar
mijnbouwactiviteit.
Wel verband
Geen verband
Deels wel, deels niet
Kolen
-4
-Aardgas
---Zout
-1
-Totaal
-5
--
Figuur 1 geeft een overzicht van het aantal per jaar in behandeling genomen adviezen sinds 2003.
De figuur laat zien dat het aantal aanvragen in 2014 zeer sterk is toegenomen en tevens dat dit
aantal aanzienlijk groter is dan waarop de Tcbb vanuit historische gronden is toegerust1, hetgeen
tevens de sterke stijging in nog niet afgeronde zaken verklaart. De stijging is voornamelijk
afkomstig van het grote aantal aanvragen uit Zuid Limburg. Dit komt voor een belangrijk deel door
de actieve rol van de gemeenten in Zuid-Limburg, die hun inwoners wijzen op mogelijke schade
door mijnbouw en de mogelijkheid op een schadevergoeding middels een advies van de Tcbb.
Daarnaast is de schade in relatie met de vroegere steenkoolwinning lokaal meerdere malen in het
nieuws geweest. In paragraaf 4.2.2 wordt nader ingegaan op de problematiek in Zuid-Limburg.
De piek in aanvragen in 2011 is atypisch; het betreft voornamelijk 21 adviesaanvragen van gelijkluidende
strekking m.b.t. zoutwinning.
1
Page 12 of 19
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
Figuur 1: In behandeling genomen adviesverzoeken per jaar
De verwachting is dat het aantal adviesverzoeken uit Groningen in 2015 zal toenemen; dit blijkt
reeds uit informatieverzoeken uit die regio. Daarnaast blijken veel mensen nu aan het einde
gekomen te zijn van hun traject met NAM. Wanneer zij ontevreden zijn over de uitkomst worden zij
door de NAM doorverwezen naar de Tcbb. Een andere reden kan zijn dat een heel groot deel
tevreden is over de schadeafhandeling van de NAM. De Tcbb heeft daar echter geen gegevens
over.
Op korte termijn gaat de Tcbb aan de slag met verbetervoorstellen om een snellere afhandeling
van het aantal adviesverzoeken te kunnen realieren. Voor een deel zal dit bestaan uit meer
capaciteit bij de Tcbb-leden en het secretariaat. Een optie die ook verkend zal worden, is het deels
uitbesteden van onderzoek dat nu nog door de Tcbb wordt uitgevoerd. In 2014 is hierin al een
eerste stap gezet met het inschakelen van het Duitse bureau Heitfeld en Schetelig voor de
schadegevallen in Zuid Limburg.
4.2.2 Zuid Limburg
In het deel van Zuid-Limburg waar kolenwinning heeft plaatsgevonden treedt bodemstijging op,
zoals prof. R. Hanssen van de TU Delft voor de periode 1992 tot 2010 op basis van
satellietmetingen (InSAR) overtuigend heeft aangetoond. De bodemstijging wordt toegeschreven
aan de stijging van mijnwater, sinds dat vanaf 1994 niet meer wordt weggepompt. Als de
ondergrond homogeen is hoeft de stijging van het mijnwater geen gevolgen te hebben voor
bebouwing aan het oppervlak. De ondergrond is homogeen als kolenlagen niet zijn gewonnen. Als
een kolenlaag wél is gewonnen, maar de winning niet onder of nabij een bebouwing is beëindigd
kunnen we ook spreken van homogeniteit. Inhomogeniteiten kunnen bestaan uit grote tektonische
storingen of breukjes van beperkte omvang en/of beëindigingen van kolenlagen, vooral als een
aantal lagen praktisch op dezelfde plaats is beëindigd. In veel gevallen is dan in het verleden
sprake geweest van drempelvorming, een sprong aan het maaiveld, die is ontstaan waar de
steenkoolwinning door tektonische omstandigheden of door afbouwtechnische keuzes onregelmatig
was. Er kunnen zich, afhankelijk van de geologische gesteldheid en de stand van het mijnwater,
ook nu weer onregelmatige verticale bodembewegingen aan het oppervlak voordoen.
De Tcbb gaat ervan uit dat zowel het oppompen van mijnwater als het staken daarvan onderdeel
uitmaken van “mijnbouwactiviteiten” in de zin van de wet. Daarom acht zij de vorenbedoelde
bodemstijging van belang voor het vaststellen van een oorzakelijk verband tussen de thans
optredende schade en vroegere kolenwinning.
De minister van Economische Zaken heeft daaromtrent het standpunt ingenomen, dat het in 1994
stoppen van het wegpompen van mijnwater door Duitse mijnbouwmaatschappijen een gebeurtenis
is die géén verband houdt met de kolenwinning in Nederland. Dat deed hij in het kader van het
Page 13 of 19
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
beroep dat enige gedupeerden uit Kerkrade hadden gedaan op het Waarborgfonds
mijnbouwschade, nadat de Tcbb had geadviseerd dat er een oorzakelijk verband bestond tussen de
schade en mijnbouwactiviteiten. De minister is beheerder van dit fonds. Op het fonds kan een
beroep worden gedaan indien bij iemand zaakschade is opgetreden als gevolg van mijnbouwactiviteiten door een mijnbouwonderneming die niet meer bestaat. De betrokken
mijnbouwonderneming was in dit geval de Domaniale Mijnmaatschappij, die in 1969 de
steenkolenwinning in Kerkrade heeft beëindigd, in 1996 is geliquideerd en geen rechtsopvolger
heeft die op vergoeding van de schade kan worden aangesproken. Hierbij nam de minister het
standpunt in dat in deze gevallen de rechtsvordering tot vergoeding van de schade is verjaard,
omdat sedert de gebeurtenis waardoor de schade is ontstaan dertig jaar is verlopen. Tegen deze
beslissing is beroep ingesteld bij de Rechtbank Limburg. De uitspraak kwam op 21 mei 2015.
Daarin werd niet beslist over de vraag wanneer de verjaringstermijn aanvangt. Wel werd duidelijk
gemaakt dat slechts een beroep op het Schadefonds mijnbouwschade kan worden gedaan, indien
de schade bekend is geworden ná de in werking treding van de Mijnbouwwet op 1 januari 2003.
Vanwege het grote aantal vragen en de behoefte aan meer achtergrondinformatie schakelt de Tcbb
sinds 2014 standaard het Duitse bureau Heitfeld en Schetelig uit Aken in. Dit bureau doet in
opdracht van de Tcbb onderzoek naar de mijnbouwkundige geschiedenis ter plekke van de
gemelde schade. Dit bestaat voornamelijk uit archiefonderzoek naar oude mijngangen en
bestaande breuken. Ook is de Tcbb voornemens nadere informatie over het gebied in te winnen op
basis van satellietmetingen die bodemdaling danwel bodemstijging weergeven.
4.2.3 Noord-Nederland
De adviesaanvragen uit Noord-Nederland hebben vooral betrekking op mogelijke bodembeweging
ten gevolge van gaswinning en zoutwinning. Van de 19 in behandeling genomen adviesaanvragen
wordt in zes gevallen gewezen naar zoutwinning (in Friesland) als oorzaak.
Bij deze zes gevallen bestaat de bodembeweging uit daling van het terreinoppervlak. Beving van
de bodem treedt niet op. Voor de schade wordt steeds verwezen naar de zoutwinning door Frisia.
Naar de beschikbare kennis van nu is de bodemdalingskom regelmatig en treden hierdoor aan het
terreinoppervlak geringe hellingen op. Daardoor kan een gebouw geen schade oplopen. Het maakt
daarbij geen verschil of de woning in de dalingskom staat, op de rand van de kom of ergens
halverwege waar de helling het grootst is. Daarom kan de Tcbb bij geen van de gemelde
schadegevallen een causale relatie vaststellen tussen de zoutwinning en de schade aan de woning.
In een aantal gevallen is de Tcbb in staat aan te geven wat wél de oorzaak van de schade is. Dat is
dan gebaseerd op uitgevoerd onderzoek (handboringen en sonderingen) naar de gesteldheid van
de ondiepe ondergrond en/of lintvoegmetingen van het gebouw.
Zoals eerder gezegd, wordt in 13 van de 19 in behandeling genomen adviesaanvragen een relatie
gelegd tussen de schade en gaswinning (een groot deel naar aanleiding van de zware beving van
Huizinge in augustus 2012). Hiervan hebben er zeven betrekking op schadeclaims die door NAM
werden afgewezen op basis van het gestelde “contourenbeleid”. Hierin wordt gesteld dat op een
bepaalde afstand van een beving geen schade kan ontstaan (zonder dat dat geverifieerd wordt in
de praktijk). Tcbb heeft dit beleid steeds ter discussie gesteld2 en daarom deze zaken in
behandeling genomen.
Zowel in het gebied waarin de mijnbouw uit zoutwinning bestaat als het gebied met gaswinning
kan de Tcbb niet uitsluiten dat schade wordt veroorzaakt door verdroging als klimatologische
oorzaak. Om op dit punt duidelijkheid te verkrijgen heeft de Tcbb in het verslagjaar een start
gemaakt met het formuleren en opdragen van onderzoek ter zake.
2
Begin 2015 heeft NAM besloten van dit contourenbeleid af te stappen
Page 14 of 19
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
4.2.4 Schadebedragen
Op basis van de inspectie en eventueel nader onderzoek geeft de Tcbb haar oordeel over een
oorzakelijk verband tussen mijnbouw en de schade. Ingeval van een oorzakelijk verband zal de
Tcbb een kostenraming van de schade op laten maken. Deze schadebedragen in 2013/14 liggen
doorgaans tussen 20.000 tot 40.000 euro, met uitschieters naar beneden tot 5000 en naar boven
tot 100.000 euro.
Page 15 of 19
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
5
Kennisdeling en kennisvergroting
Technisch Platform Aardbevingen (TPA)
Het Technisch Platform Aardbevingen (TPA) is een overlegplatform van de gezamenlijke
mijnondernemingen met het doel kennis over geïnduceerde aardbevingen te vergroten. Voor deze
bijeenkomsten worden afgevaardigden van TNO, KNMI, Deltares en Tcbb uitgenodigd. Twee
afgevaardigden van de Tcbb hebben de vergaderingen in 2014 bijgewoond
In 2014 stond het opstarten van een quick scan voor de zogenaamde kleine velden op de agenda.
Kleine velden zijn de overige velden buiten het grote Groningenveld. De voorziene quick scan
betreft het in kaart brengen van de aardbevingsrisico’s voor deze kleine velden op basis van een
voorlopige richtlijn. Afronding van de quick scan wordt voorzien in december 2015. Inmiddels is het
nadenken begonnen over het ontwikkelen van een definitieve “leidraad seismisch risico bevingen”.
Technisch Platform Bodembeweging (TPB)
Een aantal vergaderingen van het Technisch Platform Bodembeweging (TPB) werd bijgewoond. In
het TPB bespreken mijnbouwondernemingen gemeenschappelijke belangen op het terrein van
geodetische metingen. Geodetische metingen betreffen in dit geval metingen van stijging of daling
van het aardoppervlak. Voor deze bijeenkomsten worden afgevaardigden van TNO, TU Delft en
Tcbb uitgenodigd.
Op initiatief van de Tcbb is er door het TPB een industrieleidraad voor hoogtemetingen opgesteld.
Hierin wordt beschreven hoe de beweging van de bodem het beste gemeten kan worden, met als
doel meer eenheid te krijgen in de wijze waarop bodembeweging gemeten wordt. Doordat de
industrie zich aan deze werkwijze committeert, hoeft de overheid geen gedetailleerde regels uit te
vaardigen. De industrieleidraad is op 22 mei 2014 door het Technisch Platform Bodembeweging
overhandigd aan de Inspecteur-generaal der Mijnen, dhr. J.W. de Jong. De industrieleidraad is te
vinden op tcbb.nl.
De leidraad is eigendom van de TPB en wordt beheerd door de Tcbb, die verantwoordelijk is voor
de beschikbaarheid. De Tcbb vindt de actualisatie van de inhoud door de TPB een aandachtspunt.
Deze zou om de 2 à 3 jaar moeten plaatsvinden. Daarnaast is het borgen van geodetische kennis
van Nederland in bijvoorbeeld een kenniscentrum van belang. Geodesie is van belang om de
geomechanica (diepe ondergrond) en het ontwikkelen van de bijbehorende modellen te
ondersteunen en verifiëren. De Tcbb zal met EZ en SodM het gesprek aangaan om te bekijken op
welke plek dit het beste geborgd kan worden.
Technisch Platform Nazorg Steenkolenwinning Limburg (TP-NSL)
Onder leiding van SodM komen ambtenaren van gemeenten, waterschap en provincie in ZuidLimburg die betrokken zijn bij schade aan woningen en gebouwen als gevolg van na-ijlende
effecten van vroegere mijnbouw, halfjaarlijks samen. De Tcbb neemt deel aan dit technisch
overleg.
Het merendeel van de adviesverzoeken die de Tcbb in 2014 ontving, betreft schade aan gebouwen
in Zuid-Limburg. SodM heeft zeven mogelijke na-ijlende gevolgen van de voormalige
steenkoolwinning vastgesteld. Om de risico’s hiervan beter in beeld te krijgen laat de minister van
EZ onderzoek uitvoeren naar deze na-ijlende gevolgen.
Via dit technisch platform ontvangt de Tcbb actuele informatie over de situatie in Limburg en de
voortgang van het onderzoek.
Dialoogtafel Groningen
Naar aanleiding van de beving bij Huizinge in 2012 gaf de provincie Groningen aan de commissie
Meijer de opdracht op zoek te gaan naar manieren om het perspectief van het gaswinningsgebied
te verbeteren. In het najaar van 2013 kwam de commissie met een rapport. Eén van de
aanbevelingen was het instellen van een Dialoogtafel Groningen waar de verschillende belangen en
Page 16 of 19
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
invalshoeken rond gaswinning worden besproken en met elkaar in balans worden gebracht. Aan
deze tafel nemen bijvoorbeeld deel vertegenwoordigers van milieuorganisaties, de Groninger
Bodem Beweging, industrie en bedrijven, NAM, het ministerie van EZ, de provincie etc.
De Tcbb is zelf geen deelnemer van de Dialoogtafel, maar wel agendalid, en neemt deel aan de
zogenaamde ‘technische tafel’. Ook participeert de Tcbb in verschillende werkgroepen zoals de
‘Werkgroep schadeprotocol’. Deze werkgroep houdt zich bezig met advisering ten aanzien van het
schadeprotocol waarmee de NAM en vervolgens het Centrum Veilig Wonen (CVW) gaat werken.
Het belangrijkste procedurele probleem dat zich voordoet, blijkt de onduidelijkheid te zijn tot welke
instantie men zich met schade moet wenden als men vermoedt dat deze zich voordoet als gevolg
van bodemdaling of verzakking door gaswinning: De NAM/CVW of de Commissie bodemdaling door
aardgaswinning Groningen. De Tcbb heeft hierover een notitie aan de Dialoogtafel Groningen
gezonden, waarin wordt voorgesteld in alle gevallen de melding bij de NAM/CVW neer te leggen, en
in het midden te laten of de schade is veroorzaakt door bodemdaling/verzakking dan wel door een
aardbeving.
Werkgroep aardbeving bestendig bouwen
Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) heeft opdracht van het ministerie van Economische Zaken
het gekregen bouwregels te formuleren die aardbevingsbestendig bouwen mogelijk maken. De
Tcbb participeert in de hiervoor ingestelde Werkgroep aardbevingsbestendig bouwen.
Als voorloper op die bouwregels is op 15 mei 2014 het ‘interim-advies’ gepubliceerd door het
ministerie van Economische Zaken.
Het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) heeft opdracht van het ministerie van Economische
Zaken gekregen bouwregels te formuleren (NPR 9998) waarmee een voldoende mate van
veiligheid zowel voor nieuwbouw als bestaande bouw onder aardbevingsbelasting kan worden
aangetoond. Omdat een van de Tcbb-leden zitting heeft in de hiervoor ingestelde Werkgroep en
ook betrokken is bij het opstellen van de Impact Assessment NPR, is de Tcbb op de hoogte van de
vorderingen en houdt daar, waar relevant, rekening mee bij de verschillende activiteiten en
adviseringen.
Page 17 of 19
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
Bijlage: Curriculum Vitae van de Tcbb-leden
Dick Tommel heeft chemie gestudeerd aan de universiteit van Utrecht waarna een
wetenschappelijke functie volgde bij drie instellingen; sinds 1971 is hij werkzaam geweest in de
sfeer van toezicht op de hygiëne van het milieu bij zowel Rijks- als provinciale overheid. Hierna
volgde een lidmaatschap van de Tweede Kamer met als werkgebied economische zaken, milieu,
verkeer & waterstaat, landbouw en visserij, ontwikkelingssamenwerking en volkshuisvesting en
ruimtelijke ordening. Van 1994 tot 1998 was hij staatssecretaris op het ministerie van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Sindsdien vervult hij verschillende
parttime functies, zowel bij de overheid als in de particuliere sector; de meeste betreffen het
bevorderen van energiebesparing in de gebouwde omgeving en de ontwikkeling van
kwaliteitssystemen. Ook is hij voorzitter van de KNB, vereniging Koninklijke Nederlandse
Bouwkeramiek en van de branchevereniging Nederlandse Isolatie Industrie.
Hein Haak is sinds 1983 werkzaam als seismoloog bij de afdeling Seismologie van het KNMI.
Sinds 1988 gaf hij leiding aan deze afdeling van ongeveer 15 medewerkers die naast de analyse
van waarnemingen op seismologisch gebied ook onderzoek verrichten naar aardbevingen in Noorden Zuid-Nederland. Tijdens een promotieonderzoek in 1978/83 over elektronenspectroscopie in de
fysische chemie aan de Rijksuniversiteit van Groningen is de belangstelling voor de seismologie
ontstaan. De training in de geofysica heeft hij gekregen aan de University of California in San Diego
bij het Institute of Geophysics and Planetary Physics in La Jolla 1985/86. Aanvankelijk ging zijn
belangstelling uit naar instrumentale aspecten van de seismologie en de risico’s van aardbevingen
in Zuid-Nederland (Roermond 1992), later zijn ook de schokken in Noord-Nederland onderzocht.
Sinds 1988 is ook de toepassing van de seismologie en infrageluid voor de naleving van het
Kernstopverdrag aan de orde geweest. In de periode van 2006-2014 was hij directeur klimaat en
seismologie van het KNMI. Vanaf 2015 werkt hij als chief scientist bij het Planbureau voor de
Leefomgeving.
Johan Blaauwendraad is civiel ingenieur met een specialisatie in de sterkteleer van constructies.
Na werkzaam te zijn geweest bij TNO-IBBC (nu TNO Bouw en Ondergrond) en ingenieursdiensten
van Rijkswaterstaat is hij tot en met 2003 hoogleraar Toegepaste Mechanica geweest aan de
Technische Universiteit Delft met een onderbreking in 1997 als rector-magnificus van deze
universiteit.
Zijn onderzoek betrof het gedrag van constructies in zowel de Grond-, Weg- en Waterbouw als in
de Bouw en Utiliteitsbouw. Ook studies in de Offshore Technologie behoorden tot het werkterrein.
Hij was bestuurlijk actief in nationale en internationale ingenieursassociaties. Hij leidde het ICESKIS programma Delft Cluster voor innovatieve oplossingen in een dichtbevolkte delta en zat
vervolgens de wetenschappelijke adviesraad van deze organisatie voor. Hij is wetenschappelijk
directeur geweest van de Onderzoekschool Bouw, de Nederlandse bundeling van
promotieonderzoek op het gebied van construeren voor de bouw. Hij trad 32 keer op als promotor
en is auteur van tientallen internationale publicaties. Van zijn hand verschenen vijf boeken op zijn
vakgebied.
Hans Klasen heeft geologie gestudeerd aan de Universiteit van Utrecht. Vanaf 1978 tot aan zijn
pensioen in oktober 2006 is hij als geoloog werkzaam geweest, eerst bij Amoco en later bij BP, in
de opsporing en winning van aardolie en aardgas. Sinds 1994 is hij middels diverse werkgroepen
nauw betrokken geweest bij de problematiek van bodembeweging vanwege de winning van
aardgas in Nederland.
Huub Linthorst is jurist. Vanaf 1971 is hij werkzaam geweest op verschillende ministeries, sedert
1982 bij het Ministerie van Economische Zaken. Op dat ministerie bekleedde hij verschillende
functies bij de directie Wetgeving en Juridische Zaken. Vanaf 1999 was hij daar directeur. In mei
2010 ging hij met pensioen. Naast het lidmaatschap van de Tcbb heeft hij nog verschillende andere
parttimefuncties, zoals het lidmaatschap van de Kwaliteitscommissie BIBOB en de
bezwarencommissie CBS en treedt hij op als docent bij de Beroepsopleiding financieel-economisch
beleidsmedewerker.
Page 18 of 19
Technische commissie bodembeweging - JAARVERSLAG 2014
Geerhard Hannink heeft civiele techniek gestudeerd aan de Technische Universiteit Delft. Na
enkele jaren werkzaam te zijn geweest aan de Universiteit van Zambia heeft hij zich tot 1989 bij
het Laboratorium voor Grondmechanica (het huidige Deltares) gespecialiseerd in de geotechniek.
In 1989 werd hij benoemd tot hoofd van het Adviesbureau Geotechniek van Gemeentewerken
Rotterdam en was hij tot 1999 verantwoordelijk voor het uitvoeren van alle advieswerkzaamheden
op het gebied van de geotechniek en de geohydrologie. Daarna is hij als adviseur binnen het
Ingenieursbureau van Gemeentewerken betrokken geweest bij de ontwikkeling van de grote
gemeentelijke projecten RandstadRail en Rotterdam Centraal. Naast zijn werkzaamheden voor de
Gemeente Rotterdam is hij lid van de Raad van Arbitrage voor de Bouw.
Ton Vrouwenvelder volgde een opleiding tot civiel ingenieur aan de TU Delft, waarvoor hij in
1970 cum laude slaagde. In het begin van zijn loopbaan hield hij zich voornamelijk bezig met de
berekening van het bezwijkgedrag van constructies (stabiliteit, plasticiteit, scheurvorming). In
toenemende mate werd daar het stochastisch karakter van belastingen en materiaaleigenschappen
bij meegenomen en kwam de risico-analytische benadering van veiligheidsvraagstukken centraal te
staan. Hij heeft gewerkt aan de ontwikkeling van modellen en rekentechnieken in de constructieve
veiligheid, brandveiligheid, tunnelveiligheid en duurzaamheid. Ton Vrouwenvelder is betrokken bij
verschillende nationale en internationale onderzoekprojecten en bij het opstellen van Nederlandse
en Europese voorschriften en richtlijnen op het gebied van de bouw. Hij wordt regelmatig
geconsulteerd in verband met risico-analytische aspecten van bijzondere constructies. Hij is lid van
verschillende commissies, waaronder de CEN commissie voor de Eurocode Belastingen en het Joint
Committee on Structural Safety, waarvan hij een van de former presidents is.
Henk Sol volgde de opleiding Econometrics, Operations Research and Information Systems aan de
Rijksuniversiteit Groningen, waarvoor hij in 1974 cum laude slaagde. Van 1974 tot 1984 was hij
assistent-hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen waar hij betrokken was bij de ontwikkeling
en leiding van een masterprogramma informatiesystemen binnen de faculteit Economie en
Bedrijfswetenschappen. In 1984 werd hij benoemd tot hoogleraar Information Systems
Development aan de TU Delft. In 1992 werd hij benoemd tot hoogleraar Systems Engineering aan
de TU Delft en sinds 2004 is hij hoogleraar Engineering and ICT aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Van 1992 tot 1998 was Henk Sol oprichter en decaan van de faculteit Engineering, Policy Analysis
and Management. Van 1999 tot 2004 was hij aangesteld als wetenschappelijk directeur van het
Delft Institute for Information technology in Systems Engineering (DITSE). Van 2004 tot 2008 was
hij oprichter en decaan van de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de
Rijksuniversiteit Groningen. Henk Sol heeft sinds 1972 opgetreden als managementconsultant voor
verschillende overheden en een groot aantal nationale en internationale organisaties. Hij won zowel
de IFIP Outstanding Service Award als de IFIP Silver Core. Henk Sol is auteur van honderden
publicaties op het gebied van ICT, managementinformatiesystemen, procesverbetering,
besliskunde en telematica. Hij heeft bijna 80 promovendi begeleid en hij begeleidt er nu nog ruim
20. Ook begeleidde hij meer dan 700 ingenieurs, technisch bedrijfs- en bestuurskundigen bij het
afstuderen.
Page 19 of 19
Download