Populatiegenetica 1. Thalassia major is een ernstige bloedarmoede die vrij veel voorkomt in het MiddelIandseZeegebied. Thalassia minor is een veel mildere vorm, vaak zelfs moeilijk vast te stellen. Onder een Siciliaanse kolonie in New York was de verdeling van Thalassia als volgt: Fenotype: Genotype: Aantal : Thalassia major ThTh 4 Thalassia minor Th+ 400 normaal ++ 9596 Bereken de frequentie van het Th allel en van het normale allel. 2. Albinisme kan het gevolg zijn van het voorkomen van een recessief allelenpaar aa. Personen met AA en Aa zijn fenotypisch normaal. Albinisme komt fenotypisch voor bij 1 op de 20.000 personen. Bij hoeveel mensen komt het gen a heterozygoot voor? 3. Fenylketonurie is een stofwisselingsziekte die recessief wordt overgebracht en gekenmerkt is door een tekort schieten van het enzymsysteem dat betrokken is bij de omzetting van fenylalanine in tyrosine. Het gevolg is dat het fenylalanine, dat afkomstig is van de proteïnen in het voedsel, de neiging heeft zich op te hopen in het bloed en in het hersenvocht, terwijl het in grote hoeveelheden in de urine wordt uitgescheiden. De daarmee gepaard gaande vermindering van de intelligentie, vermoedelijk het gevolg van de grote concentratie van fenylalanine in het bloed, kan zeer ernstig zijn. Ongeveer 1 op 25.000 mensen wordt geboren met fenylketonurie. Wat is de frequentie van het recessieve allel? Bij hoeveel mensen komt het gen heterozygoot voor? 4. De aanwezigheid van de Rhesusfactor is het gevolg van een dominant gen: Fenotype Genotype Frequentie Rh+ (= Rh pos.) RR + Rr 84% Rh- (= Rh neg.) rr 16% a Wat is de frequentie van de allelen R en r? b Wat volgt hieruit voor de berekende verdeling van de genotypen in de populatie’ c Een man uit de bovengenoemde populatie is Rh+ en is getrouwd met een Rh- -vrouw. Hoe groot is de kans dat de man heterozygoot is? Als hij heterozygoot is, hoe groot is dan de kans dat het eerstgeboren kind Rh - zal zijn? 5. In een Chinese populatie bleek 99% van de onderzochte personen Rhesus positief te zijn. In de blanke populatie van New York was dit aantal 85%, en in een populatie Spaanse Basken 75%. Individuen met de genotypen RR en Rr, zijn rhesus positief, individuen met het genotype rr zijn rhesus-negatief. Bereken de frequenties van de genotypen RR, Rr en rr in de verschillende populaties. 6. Het vermogen de stof PTC (fenylthiocarbamide) te proeven berust op de aanwezigheid van een dominante factor. In een bepaalde populatie is het percentage proevers (heterozygoten + homozygoten) 64%, het percentage niet-proevers 36%. a Bereken de frequentie van het dominante en het recessieve allel in deze populatie. b Hoeveel procent van de proevers is homozygoot en hoeveel procent is heterozygoot? c Bij een huwelijk van twee proevers bestaat de mogelijkheid dat een niet-proevend kind geboren wordt. Hoe groot is die kans? N.B. Dit houdt in dat men eerst de kans moet berekenen op een huwelijk van 2 heterozygoten 7. Het vermogen de stof PTC (fenylthiocarbamide) te proeven is afhankelijk van de aanwezigheid van een dominant gen: Fenotypen Genotypen Frequentie Proevers TT + Tt 70% Niet-proevers tt 30% a Hoe groot is de kans dat een niet-proevend kind geboren wordt uit een huwelijk van 2 heterozygote ouders. N.B. Dit houdt in dat men eerst de kans moet berekenen op een huwelijk van 2 heterozygoten! b Bewijs dat uit een huwelijk van een proever met een niet-proever kinderen geboren worden in de verhouding 9/14 proever : 5/14 niet-proever. 8. Het vermogen de tong U-vormig op te rollen is bij 64% van de mensen aanwezig en berust op de aanwezigheid van een dominante factor. a Bereken de frequentie van het dominante en recessieve allel. b Hoeveel procent van de mensen die hun tong kunnen oprollen zijn homozygoot voor deze eigenschap? c Als iemand met het vermogen zijn tong op te rollen huwt met iemand die dit niet kan, hoe groot is dan de kans dat een kind geboren wordt dat zijn tong niet kan oprollen? 9. Kleurenblindheid is het gevolg van een recessief, geslachtsgebonden gen. Het komt voor bij 8% van de Noordamerikaanse blanke mannen, en bij 4% van de gekleurde mannen. Welke frequenties van kleurenblindheid kunnen voor de vrouwen in beide populaties berekend worden? 10. In het ABO.bloedgroepensysteem kent men de volgende bloedgroepen met de bijbehorende genotypen: Bloedgroep Genotypen IAIA en IAi IBIB en IBi IAIB ii A B AB O Bij 1849 inwoners van Brooklyn was de verdeling van deze bloedgroepen Bloedgroep A B AB O Aantal 699 (37,8%) 259 (14,0%) 83 ( 4,5%) 808 (43,7%) Bereken de frequentie van de allelen IA, IB en i.