v o e d i n g & z i e k t e Overgewicht en verstoring van het metabolisme Nieuwe kijk op obesitas Ondanks alle inspanningen is de behandeling van overgewicht en obesitas maar beperkt succesvol. In dit artikel zetten wij uiteen welke lichamelijke factoren de behandeling beïnvloeden en hoe de behandeling verbeterd kan worden. De definitie van obesitas luidt: ‘een overmatige vetopslag in ringen aan de insulinereceptoren optreden, om daarmee de het lichaam waardoor de gezondheid wordt geschaad’. Men insulineproductie af te remmen en de glucose en vetstofwis- houdt een BMI (of Quetelet Index) van 25 aan als onder- seling te onderdrukken.2 grens voor overgewicht en een BMI van 30 voor obesitas. Bij onderzoek naar de processen in het endoplasmatrisch Voor mensen van het Aziatische ras is de afkapwaarde van reticulum (ER) vond men dat een bepaald enzym, het EIF2α overgewicht 22. protein kinase R (PKR), de link vormt tussen voedingsstof- Het ziekterisico dat wordt geassocieerd met overgewicht fen, ER-stress, metaflammatie en metabole regulatie. PKR wordt beschreven vanaf een BMI van 22 (WHO 2002). Het is wordt sterk gestimuleerd door lipiden en speelt bij obesitas onjuist om te spreken over ‘gezonde obese personen’. Be- een cruciale rol in de activering van c-Jun N terminal kinase handeling moet daarom al plaatsvinden voor er comorbiditeit (JNK) en bij de onstekingsreacties. PKR heeft directe invloed is ontstaan, zoals hypertensie of type 2 diabetes mellitus. op de insulineacitiviteit door interactie met IRS1.3 Bij insulineresistentie speelt JNK een duidelijke rol.4 Chronische ontsteking Metaflammatie is de eindfase van een proces waarbij het De gezondheidsproblemen die voortvloeien uit overmatige ­reparatievermogen tegen oxidatieve schade in de cellen van vetstapeling in het lichaam ontstaan in de lichaamscellen. Het lever en pancreas verloren gaat en er ook oxidatieve stress lichaam kan de homeostase niet handhaven door het conti- in het endoplasmatisch reticulum van de cel ontstaat.5 Oxi- nue grote aanbod van energie en nutriënten. Vooral in de le- datieve stress vormt de schakel tussen obesitas en insuline- ver, het vetweefsel en de pancreas leidt dit tot problemen. resistentie, diabetes mellitus type 2, hepatosteatosis (over- Obesitas leidt tot vetopslag, vooral in het viscerale vetweef- matige vetstapeling in de lever) en hart- en vaatziekten sel (de buikholte), met als gevolg hyperglykemie en een overmaat aan vrije vetzuren in de cel. Het gevolg is een cas- Figuur 1. Oxidatieve stress. cade van reacties, met als resultaat een chronisch ontstekingsproces, dat ‘metaflammatie’ wordt genoemd. Daarbij vindt communicatie over en weer plaats tussen adipocyten, levercellen en cellen van het immuunsysteem, waaronder INSULINE RECEPTOR insuline macrofagen.1 Er worden meer macrofagen, mestcellen, T-cellen, eosinofielen, neutrofiele granulocyten en cytokinen ge- IRS1 IRS2 JNK IKK voedingsstoffen cytokinen SOCS ENDOPLASMATISCH RETICULUM ROS maakt, die de hoeveelheid ‘reactive oxigen species’ (ROS) en ‘reactive nitrogen species’ (RNS) stimuleren en oxidatieve stress bevorderen (figuur 1). Er komen kinases vrij die het insulinesignaal verminderen door verlaging van de fosforylering van de insulinesignaaleiwitten IRS1 en IRS2. In de cel vindt een deel van deze processen plaats in de mitochondri- MITOCHONDRIËN CELKERN ën en een deel in het endoplasmatrisch reticulum (ER). Er is een oorzakelijk verband tussen hyperglykemie, het ontstaan van mitochondriale ROS, oxidatieve stress en het ontstaan van diabetescomplicaties. ROS activeert stressgevoelige routes in het lichaam. Het resultaat is dat er verande- IKK = NF-ΚB-IΚB KINASE JNK = JNK-AP1 IKK EN JNK ZIJN MARKERS VOOR METABOLE STRESS SOCS (ONDERDRUKT DE AFGIFTE VAN CYTOKINEN) Ned Tijdschr voor Voeding & Diëtetiek | 2011;66(6) 7 en dat dit verschijnsel een belangrijkere rol zou moeten Figuur 2. Metaflammatie. ­spelen in het bepalen van het juiste dieet. Het is al langer bekend dat koolhydraat- en vetrijke voeding adipokinen vetvrije zuren cytokinen samen met beperkte activiteit leidt tot vetopslag. Daarbij HERSENEN bevordert energetische en beperkt verzadigende voeding adipokinen vetvrije zuren cytokinen lipokinen inflammation IKK (NF-ΚB-IΚB KINASE) glucose glucose vetvrije zuren eiwitten lipoproteïne vetten het ontstaan van insulineresistentie.6 Ook de verhouding ADIPOCYTEN tussen verzadigd en onverzadigd vet,6 het vezelgehalte9 en de glykemische index (GI-index)10 van de voeding hebben een relatie met het ontstaan van insulineresistentie. adipokinen vetvrije zuren cytokinen LEVER Insulineresistentie is dus het kernprobleem van mensen die te veel energie consumeren. Uit onderzoek is gebleken dat ENDOPLASMATISCH RETICULUM ? de nuchtere insulinesecretie hoog kan oplopen. De patiënt met insulineresistentie heeft allerlei vage klachten, waarbij insuline vaak in eerste instantie aan andere oorzaken wordt ge- insuline ALVLEESKLIER SPIEREN dacht. De patiënt bemerkt bij zichzelf: (figuur 2). Dit is een sluipend proces, waar iemand pas in - Constante trek in zoet en koolhydraten een laat stadium de gevolgen van merkt. Het is daarom niet (‘suikerverslaving’) verstandig om pas met behandelen te beginnen als er al or- - Constant hongergevoel ganen blijvend zijn aangetast (comorbiditeit). - Moeite met afvallen - Slaperigheid na het eten Insulineresistentie - Hormonale dysbalans, acné, polycysteus ovarieel Insulineresistentie ontstaat onder andere ten gevolge van: syndroom, te hoge oestrogeenspiegel, onvruchtbaarheid - Fibromyalgie klachten - Een inactieve leefstijl - Vermoeidheid. - Continu te hoog-energetische voeding (rijk aan koolhydraten en vetten) Ook leidt insulineresistentie tot hoge lipidenwaarden en - Overgewicht een vertraagde schildklierwerking. - Zwangerschap - Obstructief Slaap Apneu Syndroom Dieetbehandeling van insulineresistentie De behandeling van insulineresistentie staat nog in de kin- - Behandeling met steroïdhormonen, zoals Prednison. derschoenen, omdat de ernst ervan nog zo slecht (h)erkend Insulineresistentie wordt gecompenseerd door hyperinsuli- wordt. Meestal adviseert men een standaard hypocalorisch naemie, een continu verhoogde insulinespiegel in het dieet met een vaste verdeling van nutriënten in energiepro- bloed. Personen zonder insulineresistentie reageren anders centen: eiwit 10-15 en%, vet 30-35 en% en koolhydraten dan personen met insulineresistentie: in de normale situatie 50-55 en%. Nieuw is het bewijs dat de verzadigingswaarde verlaagt een grote hoeveelheid glucose de insulinespiegels van de verschillende nutriënten tijdens en na de maaltijd een in het bloed.6 Insulineresistentie is bij 25% van de mensen belangrijke rol speelt (Diogenes-onderzoek). Het is dus voor- die geen diabetes hebben vergelijkbaar met die van diabe- al van belang om de totale energieinname te beperken, met tespatiënten. daarbinnen een juiste verdeling van de drie macronutriënten. De impact van insulineresistentie op populatieniveau mag Het basaalmetabolisme wordt tot op heden gebaseerd op niet worden onderschat. In de CARDIA-studie bleek 7% van uitkomsten van de rekenformule van Harris & Benedict en/ de mensen met een BMI onder 25 al insulineresistent te of Schofield. Het hypocalorisch dieet wordt vervolgens vast- zijn. Bij mensen van het zwarte ras was dit percentage zelfs gesteld door het basaalmetabolisme te vermeerderen met 11%.7 25-30% energietoeslag in geval van dagelijkse lichte arbeid. Er bestaat een sterke relatie tussen insulineresistentie en In werkelijkheid blijken deze uitkomsten niet te correleren buikomvang, blijkt uit een studie uitgevoerd onder vrouwen met die van de praktijk. Met de huidige inzichten van vetdis- 6 van gemiddeld 34 jaar oud. Een buikomvang van 88,5 cm of tributie blijkt dat hiervoor moet worden gecorrigeerd: hoe groter bleek overeen te komen met het hebben van insuline- meer visceraal vet, hoe lager het basaalmetabolisme. De resistentie. Dit betekent dat ook jonge mensen met een ruststofwisseling wordt ongeveer 5% lager naarmate de re- ­relatief geringe buikomvang al aan insulineresistentie lijden latieve vetmassa groter wordt (zie tabel 1). 8 Ned Tijdschr voor Voeding & Diëtetiek | 2011;66(6) 8 Tabel 1. Gemiddelde stofwisseling in rust per 24 uur van 20-40-jarige blanke mannen en vrouwen bij verschillen in totaal gewicht en vetmassa (bron: J. Weits). Vet % 65 kg 70 kg 75 kg 80 kg 85 kg 90 kg 95 kg 100 kg 105 kg < 10% 1795 1930 2065 2200 2335 2470 2605 2740 2875 10-20% 1715 1850 1980 2110 2245 2380 2515 2650 2785 20-30% 1560 1680 1800 1920 2040 2160 2280 2300 2420 > 30% 1405 1510 1620 1730 1840 1950 2060 2170 2280 De behoefte bij < 10% en 10-20% vet benadert de uitkomsten van de Harris & Benedict-formule. Alleen in die gevallen kan zonder meer 25 en% worden toegevoegd voor dagelijks lichte arbeid. Voor alle andere waarden lijkt het een optie om van het basaalmetabolisme ongeveer 600 kcal af te trekken, om daarmee tot een betere schatting te komen. Het vermoeden bestaat dat dit effect op de rusthomeostase uitgaat van de viscerale obesitascomponent. Bovendien blijkt de insulineresistentie te verminderen door een combinatie van dieet en beweging (duursport). De oplossing moet - Type koolhydraten (mono- en disacchariden of poly­ sacchariden) - Samenstelling en fysische eigenschappen van het product (o.a. vezels, vetten, structuur, temperatuur) - Bio-beschikbaarheid van zetmeel (chemische structuur zetmeel) - Bewerking en/of bereiding van product (o.a. bewaren, rijpen, koken, snijden, malen) - Individuele factoren (o.a. gastrointestinale motiliteit, insulinegevoeligheid, fysieke activiteit). daarom gezocht worden in een vermindering van energie-inname en het verhogen van de inspanningsverbranding door De glykemische index van de voeding is bij insulineresistentie middel van beweging. van groot belang. Voeding met een lage glykemische index wordt langzaam door de darm geresorbeerd en levert een Het ideale dieet en gewichtsbehoud ­beperkte toename van de insulineproductie. Visceraal opge- Een dieet op basis van de aanbevolen hoeveelheden uit de slagen vet creëert insulineresistentie en levert grote hoeveel- Richtlijnen goede voeding leidt bij patiënten met insulinere- heden vrije vetzuren op, evenals een inefficiënt spiermetabo- sistentie vaak niet tot de gewenste gewichtsafname: de pa- lisme, versterking van vetzuuroxidatie en oxidatieve stress. tiënt valt helemaal niet af of, na de eerste paar weken waarin Met een intake van 70 gram koolhydraten bij individuen met vooral veel vocht wordt verloren, slechts enkele kilo’s. Als dit een inactief leefpatroon kan insulineresistentie worden aan- het geval is, moet een koolhydraatbeperkt eiwitrijk dieet wor- gepakt en blijft een effectieve spierverbranding in rust gega- den overwogen. Niet afvallen is zeer demotiverend voor de randeerd. Door meer te bewegen, worden reservevoorraden patiënt en een belangrijke reden om de behandeling voortij- aangesproken. Hier vloeit uit voort dat diëtisten patiënten dig te staken. Het is belangrijk een dieetadvies op maat te met overgewicht en obesitas een ander dieet moeten bie- maken met een individueel berekende hoeveelheid energie, den: circa 30 en% koolhydraten, in de vorm van zetmeel, koolhydraten en eiwitten, aangevuld met gesprekstechnie- melksuikers en vruchtensuikers, met 25-30 g voedings­ ken en technieken uit de cognitieve gedragstherapie om tot vezels. In de praktijk komt dit neer op circa 70-150 g koolhy- de gewenste verandering van voeding en leefstijl te komen. draten. Zeer laag koolhydraatdiëten (20 gram per dag) zijn Het volhouden van het gewijzigde energieaanbod en daar- moeilijk vol te houden omdat ze de patiënt kunnen isoleren mee het handhaven van de bereikte gewichtsafname op de van zijn sociale omgeving: hij kan vrijwel nooit meedoen. lange termijn stelt ook andere eisen aan het dieet voor pa- Mensen kunnen een koolhydraatbeperkt dieet alleen maar tiënten die insulineresistent zijn (geweest). In de Diogenes- volhouden indien de voeding voldoende verzadigende effec- studie (voluit: Diet, Obesity and Genes) naar gewichtsbe- ten heeft. Die worden bereikt door voldoende vezels en ei- houd bleek dat een dieet met een hoog eiwitgehalte in witten in het dieet te verwerken. combinatie met een lage glykemische index leidt tot langdurig behoud van resultaat. Eiwitrijke diëten De glykemische index van een voedingsmiddel wordt be- Bij patiënten met insulineresistentie is een dieet dat leidt tot paald door een groot aantal factoren. De belangrijkste zijn snel gewichtsverlies een zegen, omdat afvallen op een dieet het type koolhydraten en fysische factoren die de snelheid op basis van de aanbevolen hoeveelheden door het hoge van de spijsvertering beïnvloeden. Dit maakt dat er binnen koolhydraatgehalte bij hen vaak niet lukt. Eiwitrijke koolhy- een zelfde productgroep een grote variatie in glykemische draatarme diëten die volledig bestaan uit maaltijdvervangers index kan bestaan. De volgende factoren zijn van invloed: worden over het algemeen kort volgehouden en leiden vaak Ned Tijdschr voor Voeding & Diëtetiek | 2011;66(6) 9 tot terugval. Deze diëten zorgen wel voor een snelle vermin- sulineresistentie veroorzaakt en zorgt ervoor dat mensen dering van insulineresistentie. Daardoor kan de patiënt afval- moeilijk afvallen op een dieet conform de Richtlijnen goede len. Een dieet dat uit een combinatie van maaltijdvervangers voeding. Er is een verandering van paradigma nodig. De en gewone maaltijden bestaat, bevat minder koolhydraten en energiebehoefte van een obese patiënt ligt lager dan altijd meer eiwit, waardoor afvallen beter lukt en bovendien beter is aangenomen en het aantal caloriëen in het dieet is niet kan worden volgehouden. Eiwit verhoogt de verzadigings- bepalend voor een succesvolle dieetbehandeling. De ver- waarde en versterkt de thermogenese. Dit effect is overigens houdingen tussen de macronutriënten onderling zijn net zo groter bij dierlijke eiwitten. Het doorbreken van insulineresis- belangrijk: minder koolhydraten met een lage glykemische tentie verbetert het welbevinden en versterkt de neiging tot index en meer eiwitten. Een goede dieetbehandeling is ge- activiteit door vermindering van slaapbehoefte, verbetering baseerd op een juiste berekening van de energiebehoefte van alertheid en motivatie. Hierdoor wordt men actiever en en de juiste percentages eiwitten en koolhydraten. neemt de inspanningsverbranding toe. De eiwitbehoefte is bij mensen die willen afvallen sterk ver- Ellen Govers hoogd en kan tussen de 20 en 30 en% liggen. Een dieet met Diëtist eerstelijnspraktijk, voorzitter Kenniscentrum 30 en% eiwit zou voor een vrouw van 80 kg met 30% vet- Diëtisten Overgewicht en Obesitas (KDOO), weefsel neerkomen op 30% van 1320 kcal (de caloriebe- [email protected] hoefte per dag), wat overeenkomt met 99 gram eiwit. Dit Nienke ten Hoor voorbeeld geeft aan dat een dieet vraagt om deskundige Diëtist eerstelijnspraktijk, vice-voorzitter KDOO begeleiding, omdat energie en eiwitbehoefte precies berekend moeten worden. De gedragsverandering die noodza- Met adviezen van dr. Dave H. Schweitzer, internist- kelijk is, zou gepaard moeten gaan met een beweegpro- endocrinoloog, Reinier de Graaf Groep, Delft gramma. Vaak levert het onderkennen van psychosociale Literatuur factoren en advies hierover een beter resultaat op. De bijdrage van vet Diëten met een zeer sterke vetbeperking zijn vrijwel niet vol te houden. Vet is een belangrijke factor voor verzadiging en draagt in belangrijke mate bij tot de smaakverbetering van het gerecht. Deze factoren zijn belangrijk voor dieettrouw en de preventie van terugval. Vet is natuurlijk ook een belangrijke bron van essentiële vetzuren en in vetoplosbare vitamines. De vetbehoefte kan gesteld worden op 25-30 en% vet (50-100 g) waarvan maximaal 10% verzadigd vet. De rol van de diëtist Omdat een eiwitverrijkt dieet met een lage glykemische index voor de patiënt een ingewikkeld en abstract concept is, is de diëtist de aangewezen professional om voor iedere ­patiënt op basis van een berekening inzicht te verschaffen over de ‘oude’ voeding tegenover de nieuwe aanpak. De ­diëtist leert de patiënt over de invloed van emoties op het eetgedrag, honger en verzadiging, de rol van eiwitten, ­vetten en koolhydraten, vitamines en mineralen, de glykemische index, insulineresistentie, en vetdistributie in de buik en lever. Op basis van deze kennis kan de patiënt zelf meedenken om zijn zelfmanagement te verbeteren en zijn leefstijl blijvend te veranderen. Conclusie Metaflammatie is bij het overgrote deel van de mensen met gewichtsproblemen het onderliggende probleem dat de in- Ned Tijdschr voor Voeding & Diëtetiek | 2011;66(6) 10 1. Hotamisligil GS. Endoplasmic Reticulum Stress and the Inflammatory Basis of Metabolic Disease Cell 2010 19;140(6):900-17. 2. Gregor MF, Hotamisligil GS. Inflammatory Mechanisms in Obesity. Annual Review of Immunology. 2011. Vol. 29: 415-45 April. 3. Nakamura T, Furuhashi M, Li P, Cao H, Tuncman G, Sonenberg N, Gorgun CZ, Hotamisligil GS. Double-stranded RNA-dependent protein kinase links pathogen sensing with stress and metabolic homeostasis. Cell 2010;140:338-48. 4. Hummasti S, Hotamisligil GS. Endoplasmic reticulum stress and inflammation in obesity and diabetes. Circ Res 2010;107(5):­ 579-91. 5. Yang L, Ping Li, Suneng Fu, Ediz S. Calay, Gökhan S. Hotamisligi GS. Defective hepatic autophagy in obesity promotes ER stress and causes insulin resistance. Cell Metab 2010;11(6):467-78. 6. Reaven GM. Insulin resistance and its consequences: type 2 diabetes mellitus and coronary heart disease. In Diabetes mellitus: A fundamental and clinical text. LeRoith D, Taylor SI, Olefsky JM, Eds. Philadelphia, Lippincott Williams & Wilkins, 2000, p. 604-15. 7. Pereira MA, Jacobs DR Jr, Van Horn L, Slattery ML, Kartashov AI, Ludwig DS. Dairy consumption, obesity, and the insulin resistance syndrome in young adults: the CARDIA Study. JAMA 2002;287(16):2081-9. 8. Zadeh-Vakili A, Fahimeh Ramezani Tehrani, Farhad Hosseinpanah. Waist circumference and insulin resistance: a community based cross sectional study on reproductive aged Iranian women. Diabetology & Metabolic Syndrome 2011, 3:18; 10.1186/1758-5996-3-18. 9. Ludwig DS, Pereira MA, Kroenke CH, Hilner JE, Van HornL, Slattery ML, Jacobs DR. Dietary fiber, weight gain, and cardiovascular risk disease factors in young adults. JAMA, 1999 ;282:1539-46. 10. Liu S, W.C.Willett, M.J.Stampfer et al. A prospective study of dietary glycemic load, carbohydrate intake, and risk of coronary heart disease in US women. Am J Clin Nutr 2000;71,:1455-61.