Projectbeschrijving III Uitwerking Staten-initatiefvoorstel Jeugdparticipatie Doelstelling: Vóór 1 november 2001 een uitgewerkt plan van aanpak aan Provinciale Staten ter besluitvorming voor te leggen met betrekking tot het Staten-initiatiefvoorstel Jeugdparticipatie om te komen tot het (in 2002 gefaseerd) instellen van een jongerenadviesraad en/of een jongerenparlement en het doen van diverse kortlopende activiteiten. Aanleiding Het initiatiefvoorstel van de PS-leden Van Haaften-Harkema, Cardinaals-Noz, Van Lith en Weeterings-den Biesen. Provinciale voorronde nationale jeugddebat 2001 Jeugdparticipatie als speerpunt binnen het provinciaal Jeugdbeleid. Initiatieven tot bestuurlijke vernieuwing. Probleemstelling Het PS-voorstel spreekt van de: noodzakelijkheid voor jongeren om deel te kunnen nemen aan de maatschappelijke en bestuurlijke-politieke processen. en de wens tot het bevorderen van een samenleving die ruimte biedt (letterlijk en figuurlijk) aan jongeren, door hen goed te informeren, goed naar hen te luisteren en rekening te houden met hun wensen en belangen. De bestaande ‘werkvormen’ om die geluiden uit de samenleving te leiden tot die plaats waar de geluiden behoren samen te komen (in dit geval; provinciale staten) sluit in steeds mindere mate aan op hoe de moderne samenleving functioneert. Dat geldt in nog grotere mate voor de groep jongeren waarbij zeker geen sprake is van een afname in interesse in politieke thema’s maar wel in betrokkenheid / participatie binnen de (partij) politieke en bestuurlijke structuren. De voorstellen tot de instelling van een jongerenparlement en een Jongeren adviesraad zijn vormen van interactieve beleidsontwikkeling. Ervaring met interactieve beleidsvoering hebben geleerd dat vooraf duidelijkheid dient te bestaan omtrent de gestelde doelen en bestuurlijk committent aan de randvoorwaarden bij interactief beleid. In het algemeen mag worden gesteld dat indien maatschappelijke partijen betrokken worden bij het beleid er vooraf duidelijkheid gegeven moet kunnen worden omtrent de invloed en inbreng, en met name ook wat er met deze inbreng wordt gedaan. Als dat niet kan, dan verdient het aanbeveling om er niet mee te beginnen, want het resultaat zal een verdere vervreemding van bestuur en politiek zijn. - Opgemerkt wordt dat de vele ervaringen die de diverse overheden (rijk, provincie en gemeenten) vanaf met name de tweede helft van de jaren negentig met interactieve beleidsvoering hebben opgedaan inmiddels hebben geleid tot het besef dat eerst de interne organisatie op orde moet zijn. In een hierbij gevoegde bijlage worden mogelijke doelen en te stellen randvoorwaarden aangegeven. Voorgestelde oplossingsrichting Het initiatief-statenvoorstel geeft als stap 1 aan dat vanaf het begin vorm en inhoud van de activiteiten in nauw overleg met jongeren moeten worden bepaald. Dit als een absolute voorwaarde voor een zinvolle invulling van het voorstel. Met andere woorden de beelden en verwachtingen die bij jongeren leven ten aanzien van vorm en inhoud dienen in kaart te worden gebracht. Daarnaast dient het provinciaal bestuur zich nader uit te spreken omtrent haar beelden en verwachtingen van jeugdparticipatie. Een keuze uit de mogelijke doelen en het zich uitspreken over de randvoorwaarden waaronder jeugdparticipatie plaatsvindt dient dan ook nog plaats te vinden. In een hierbij gevoegde notitie wordt ingegaan op mogelijke doelen en te stellen randvoorwaarden. Op grond hiervan wordt voorgesteld om: 1. Jongeren te bevragen omtrent: a) ‘werkvormen’ waarin de in het initiatiefvoorstel genoemde oplossingsrichtingen (jongerenadviesraad, jongerenparlement) kunnen gegoten. Gezocht wordt naar communicatiekanalen die aansluiten bij de belevingswereld van deze jongeren. (Uitkomst hiervan zou kunnen zijn dat nieuwe communicatiekanalen als internet (een virtuele jongerenraad/parlement is zeker denkbaar) SMS e.d. in de afweging naast conventionele vormen als een fysieke jongerenraad/parlement worden geplaatst. b) inhoudelijke problematiek die in aanmerking zou kunnen komen voor dit initiatief (inzicht in de agenda). De wijze waarop dit plaatsvindt in samenspraak met de indieners van het initiatiefvoorstel en de portefeuillehouders te bepalen. Hierbij wordt tevens gedacht aan advisering door bijvoorbeeld het Brabants Steunpunt Jeugdwelzijn (BSJ). 2. De commissie VOJ zich nader te laten uitspreken over doelstelling(en) en te stellen randvoorwaarden, verbonden aan het stateninitiatief. 3. Dialoog over tussen jongeren en leden van de commissie VOJ om te komen tot gedeelde conclusies waar het betreft vorm en inhoud. 4. In samenspraak tussen indieners initiatiefvoorstel en betrokken portefeuillehouders het opstellen van een plan van aanpak. Betrokken portefeuillehouders De heer Boelhouwer (bestuurlijke vernieuwing, communicatie) De heer Van Nistelrooij (integraal jeugdbeleid) Gewenst resultaat Eerste stap: inzicht in mogelijke ‘werkvormen’ voor een Brabantse jongerenadviesraad en/of een Brabants jongerenparlement die aansluiten bij de belevingswereld van de Brabantse jongeren. inzicht in mogelijke inhoudelijke thema’s en activiteiten nadere specificering van doelstellingen en randvoorwaarden provinciaal bestuur Op basis van dit inzicht het in samenspraak tussen PS (leden cie VOJ) en jongeren verder uitwerken van het stateninitiatief. Zodanig dat in 2002 gekomen wordt tot het instellen van een Brabantse jongerenadviesraad en/of jeugdparlement en de inhoud van kortlopende activiteiten wordt bepaald. Middelen Voorgesteld wordt om t.b.v. het ‘bevragen’ van jongeren een budget beschikbaar te stellen van fl. 25.000,=. Deze kosten kunnen worden gedekt uit de post: Zorgvernieuwing Jeugd. (Bestuurlijke) procedurele aspecten 1. Augustus/september: ‘bevragen’ van jongeren. 2. September: bespreking in commissie VOJ deze projectbeschrijving. Richtinggevende uitspraken omtrent specificering van doelstellingen en het stellen van randvoorwaarden. 3. Oktober: dialoog tussen jongeren en leden commissie VOJ 4. Oktober/november: in samenspraak met indieners van het initiatiefvoorstel en de portefeuillehouders het opstellen van plan van aanpak om te komen tot het instellen van een Brabantse jongerenadviesraad en/of jeugdparlement. 5. November: Behandeling van concept-plan van aanpak in commissie VOJ en PS. Communicatie-aspecten Vooralsnog geen. Afhankelijk van de aard van het ‘bevragen’ van jongeren kan overwogen worden in het kader van dit onderzoek de publiciteit te zoeken. Verantwoording en evaluatie Terugkoppeling via de commissie VOJ. NB In het stateninitiatief wordt tevens ingegaan op de bekendheid van de provincie bij jongeren en het verbeteren van een meer op jongeren gerichte vorm van communicatie door de provincie Noord-Brabant. Dit betreft een specifiek punt waar de afdeling communicatie separaat met voorstellen zal komen. Bijlage behorende bij projectbeschrijving III Mogelijke doelen en randvoorwaarden met betrekking tot jeugdparticipatie Mogelijke doelen zijn: 1. Inhoudelijke verrijking: door de inbreng van jongeren moet de inhoud van het beleid verbeteren, zodat het beleid slagvaardiger, effectiever meer responsief of legitiemer wordt. Zo kan er meer inzicht komen over de aard en ernst van de problematiek inzicht kan ontstaan in alternatieve probleemdefinities, een bepaalde beleidsaanpak kan getoetst worden etc etc. 2. Het realiseren van een hoger ambitie niveau doordat ideeën inzet, tijd en geld worden gebundeld. 3. Verbetering van het proces, versterken van wederzijds begrip 4. Verbetering van de samenwerking met –in dit geval- de jongeren; de middelen worden dan gezien om de organisatie van de samenspraak te verbeteren 5. Vergroting van draagvlak en daarmee ook de uitvoerbaarheid van het beleid 6. Versnelling van het beleid 7. Vergroting van het probleemoplossend vermogen van de maatschappij: het gaat er hierbij dus om dat de betrokken groepen aangesproken worden op wat zij aan de publieke zaak kunnen bijdragen (‘wat doet u zelf’) 8. Uitbreiding van participatie en democratie: het gaat hier om een versterking van de directe democratie doordat de jongeren actief bijdragen aan de publieke zaak of van de representatieve democratie doordat volksvertegenwoordiging en bestuur een beter zicht hebben op wat er in de samenleving speelt. 9. Verbetering van de interne organisatie: in de interactie met de jeugd kunnen eventuele tekortkomingen het ambtelijke apparaat aan het licht komen. Interactief beleid werkt dan als een ‘trigger’ om tot organisatieverbetering te komen 10. Verbetering van het imago: dor het succes van interactief beleid kan de positieve beeldvorming worden vergoot (NB: als het mislukt, dan is het omgekeerde het geval!) De doelen Inhoudelijke verrijking Het realiseren van een hoger ambitieniveau en het Vergroten van het probleemoplossend vermogen van de maatschappij zijn directe doelen, d.w.z. daar kan de beleidsaanpak direct op worden afgestemd. De overige doelen zijn indirecte doelen. Daar kun je de aanpak niet direct op baseren. Zo zullen jongeren de doelen 8, 9 en 10 wellicht niet erg aanspreken. Of 4: ‘we willen zo graag met jullie samenwerken’. Wellicht dat de politiek veel op het spoor van de indirecte doelen zit. Deze doelen zullen de jeugd wellicht minder aanspreken. Hierover dient voor het daadwerkelijk overgaan tot het instellen van vormen als een jongerenadviesraad/parlement vooraf duidelijkheid over te bestaan. De inrichting van de dialoog met de jongeren zal vooral ingegeven worden door inhoudelijke verrijking en desgewenst het realiseren van een hoger ambitieniveau omdat per saldo door raadpleging en gesprek met jongeren meer nadrukkelijk op hun probleempercepties kan worden aangesloten. Randvoorwaarden verbonden aan interactieve beleidsvorming: 1. Openheid d.w.z. er is beleidsruimte, de inhoud van het beleid staat niet vast. Het bestuur is in staat en bereid invloed te delen met jongeren. Bovendien is het bestuur bereid en in staat de jongeren inzicht te geven in het beleidsprocessen de afweging van besluiten. Openheid moet ook van de jongeren worden verwacht. Ze hebben geen onveranderlijke opstelling of opvatting, ze zijn bereid om het gesprek aan te gaan . 2. Duidelijkheid over de rol en inbreng van het bestuur; dat vraagt in de eerste plaats dat het bestuur er zich van bewust is waaraan het de uitkomsten wil toetsen; bovendien is het bestuur zich ervan bewust welke rol het zelf wil spelen. Het samenspel tussen de diverse bestuursorganen en de organisatie maakt een eenduidig optreden naar buiten toe mogelijk. Dat laatst dient in wezen ook van de participanten gevraagd te worden. 3. Er is sprake van een meerwaarde van participatie. Het bestuur mag van de interactie met de jeugd een bijdrage verwachten: een eigen beleidsinspanning, relevante en ontbrekende kennis, steun of draagvlak voor de inhoud of het proces. De participanten zijn in staat en bereid de door het bestuur verwachte bijdrage te leveren. 4. Er is sprake van een constructieve relatie; dit hoeft verder weinig toelichting. Participatie is alleen zinvol als partijen constructief tegenover elkaar staan en er een gemeenschappelijk besef is dat men er op enigerlei wijze uit zal komen. 5. De problematiek (politieke thema’s) moet geschikt zijn. Dit is een heel belangrijke randvoorwaarde. Uitwerking: de problematiek mag niet dermate urgent zijn dat er meteen een beslissing moet worden genomen, de problematiek moet voor alle partijen ook belangrijk zijn en voldoende belangstelling hebben, de problematiek moet ook hanteerbaar zijn, dus voldoende zijn afgebakend van andere problematieken, de problematiek mag voorts nog niet te veel zijn uitgekristalliseerd, De problematiek moet zich tenslotte kunnen verdragen met openbare behandeling en discours. 6. Tenslotte moet er voldoende personele capaciteit en hulpmiddelen zijn. Deze is zeer onderschat. Talloze voorbeelden in het land dat het juist daar op misliep. Je genereert een heleboel signalen, maar vervolgens blijkt er onvoldoende geld of ambtelijke capaciteit om wat met de signalen te doen. Aan de hand van doelen en randvoorwaarden kan er gekozen worden voor de mate van invloed die de jongeren wordt gegeven en kan aan het bestuur worden gevraagd wat ze wil. Geput is uit ‘De aanpak van interactief beleid: elke situatie is anders” van Igno Pröpper en Deanneke Steenbeek.