Met man en macht D66 Actieplan Stientje van Veldhoven D66 Tweede Kamerfractie Maart 2016 Op weg naar vrouwenrechten en gendergelijkheid Inleiding1 Vrouwenrechten en gendergelijkheid staan wereldwijd onder druk. Het toenemende aantal humanitaire crises, conservatieve maatschappelijke krachten en economische onzekerheden dragen er aan bij dat het steeds moeilijker wordt om voor deze rechten op te komen. De maatschappelijke ruimte voor mensenrechtenorganisaties neemt steeds verder af, zeker als het gaat om de rechten van vrouwen. Maar de problemen zijn groot. Meer dan 100 miljoen mensen hebben behoefte aan humanitaire hulp2, en vrouwen en meisjes betalen in crisissituaties een onevenredig hoge prijs. Wereldwijd krijgt maar liefst één op de drie vrouwen te maken met fysiek en/of seksueel geweld.3 En in sommige landen komen de trieste cijfers tot boven de 80 procent.4 Seksueel geweld in conflictgebieden neemt toe en wordt in sommige gevallen zelfs ingezet als een oorlogsinstrument. Geweld tegen vrouwen heeft vele effecten- niet alleen op de vrouw zelf, maar ook op haar omgeving. Mishandelde vrouwen verdienen vaak minder, durven niet meer deel te nemen aan openbare activiteiten en blijken gemiddeld minder goed in staat hun kinderen een optimale basis te bieden5. Maar ook buiten conflictgebieden is er nog veel te doen. In de armste huishoudens blijven nog steeds twee keer zoveel meisjes weg van school als jongens en naarmate het onderwijs vordert, wordt het verschil tussen mannen en vrouwen alleen maar groter. Vrouwen produceren in veel ontwikkelingslanden het meeste voedsel, maar verliezen steeds vaker hun land, hebben nauwelijks formeel eigendom en ontvangen weinig landbouwsteun. Daarnaast hebben vrouwen ook in de 21ste eeuw nog altijd minder toegang tot kredieten en werk in de formele sector. Waar – zeker in Europa – er jarenlang uit is gegaan van een zich verspreidend verlichtingsdenken, blijken de mogelijkheden voor vrouwen om een actieve maatschappelijke rol te kunnen spelen voor mensenrechten en duurzame vrede er in sommige landen niet op voor- maar achteruit te gaan. Soms door conservatiever beleid, maar vaak ook onbedoeld een gevolg van bijvoorbeeld anti-terreurbeleid of slechte implementatie van beleid. Een samenleving waarin de helft van de bevolking structureel minder rechten kent en minder kan bijdragen, laat een groot sociaal, economisch en cultureel potentieel 1 Stientje van Veldhoven (Tweede Kamerlid D66) heeft voor het opstellen van dit actieplan dankbaar gebruik gemaakt van de expertise van Sophie in ‘t Veld, Monique Opheij (arts), One World Love en van de volgende maatschappelijke organisaties: Agriterra, Amref Flying Doctors, Care Nederland, FMO, Hivos, Oxfam Novib, Plan Nederland, Rutgers, Women Peacemakers Program en WO=MEN. 2 UNFPA State of the World Population, Shelter from the Storm, 2015, https://www.unfpa.org/sites/default/files/sowp/ downloads/State_of_World_Population_2015_EN.pdf 3 WHO (2013), Global and regional estimates of violence against women: prevalence and health effects of intimate partner violence and non-partner sexual violence. 4 Idem. Het gaat dan om onder andere Oeganda en Bangladesh. 5 IOB, Premises and promises, a study of the premises underlying the Dutch policy for women’s rights and gender equality, juni 2015, p. 47-52. 2 liggen. Recent onderzoek van McKinsey laat zien, dat als vrouwen dezelfde economische kansen zouden hebben als mannen, de wereldeconomie binnen tien jaar met 26 procent zou kunnen groeien op een duurzame manier.6 Als bijvoorbeeld belemmeringen voor vrouwen op gebied van landbouw weggenomen zouden worden, zouden zij 20 tot 30 procent meer op hun land kunnen produceren, met een stijging van 2,5 tot 4 procent van de gehele landbouwproductie in ontwikkelingslanden.7 Daarvoor moeten landrechten dan wel beter beschermd worden en moet de toegang van vrouwen tot landbouwsteun, financiering en kinderopvang verbeteren. Daarnaast is onderwijs cruciaal. Het opleiden van meisjes en vrouwen verbetert het gezag van de vrouw in het gezin, leidt tot meer deelname aan het maatschappelijk debat, en verbetert in het algemeen haar gezondheid en die van haar kinderen.8 Toch blijft er een groot verschil bestaan in deelname aan onderwijs tussen jongens en meisjes. Hoe hoger het onderwijs, hoe minder vrouwen doorstromen. Ook stromen armere meisjes relatief nog minder vaak door. Dit terwijl als, bijvoorbeeld, elk Ethiopisch meisje haar school zou kunnen afmaken, dat bijna 4 miljard dollar aan de Ethiopische economie zou toevoegen en het voorkomen van tienerzwangerschappen in India een potentiele stijging van het inkomen met 767 miljard dollar tot gevolg heeft. 9 Dat laat meteen ook zien wat er te winnen valt, ook voor degenen die zich niet laten leiden door een rechtenbenadering. Het is niet gemakkelijk om bestaande machtsstructuren te doorbreken, zeker als deze sterk cultureel geworteld zijn. Maar het streven naar gelijkwaardigheid van vrouwen en meisjes schept tegelijkertijd kansen voor duurzame groei en ontwikkeling. Daarom past het Nederland om dit in haar ontwikkelingssamenwerkingsbeleid prioriteit te maken. Te meer daar Nederland één van de weinige landen is, die op dit terrein een leidende rol kàn spelen. Ons land kent een lange traditie in het opkomen voor mensenrechten, vrouwenrechten en LHBT, en heeft daarin een grote expertise opgebouwd. Bovendien is ook in het buitenland bekend dat Nederland het onderwerp mensenrechten hoog op de agenda heeft staan. Deze initiatiefnota pretendeert dan ook niet een volledig nieuw terrein te ontginnen, maar beoogt op een rij te zetten waarom het investeren in vrouwen zo belangrijk en succesvol is, een analyse te maken van waar het huidige beleid versterkt zou kunnen worden en daarvoor concrete voorstellen te doen. 6 McKinsey Global Institute, ‘The Power of Parity: How Advancing Women’s Equality Can Add $12 Trillion To Global Growth’, September 2015, http://www.mckinsey.com/global-themes/employment-and-growth/how-advancing-womensequality-can-add-12-trillion-to-global-growth 7 IOB, Premises and promises, a study of the premises underlying the Dutch policy for women’s rights and gender equality, juni 2015, p. 47-52. 8 Ibid., p. 33-34. 9 Zie: www.girleffect.org/why-girls. 3 1. Gelijke rechten voor man en vrouw. Waarom? Ieder mens is gelijk. Dit principe is niet alleen helder verankerd in onze eigen Grondwet10‘ maar ook in artikel 2 van het Unieverdrag11, artikel 23 van het Handvest van de Grondrechten12, en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Die verklaring, opgesteld in 1948, stelt: ‘Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren’. ‘Een ieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden, in deze Verklaring opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook’. Deze Universele Verklaring was de basis voor een reeks verdragen en verklaringen die allemaal hetzelfde zeggen: geen discriminatie, iedereen moet de kans krijgen op ontplooiing! Alhoewel de Sovjet Unie, Zuid Afrika en Saoedi Arabië zich onthielden van stemming, werd de verklaring ook aanvaard door landen als Pakistan, Afghanistan, Egypte, Iran, Irak, Jemen, Syrië en Turkije. Toch bestaan in veel landen tradities en machtsstructuren die vrouwen benadelen en achterstellen. Dit schendt uiteraard de rechten van vrouwen, maar benadeelt ook anderen. Zoals in de inleiding al aangegeven, levert het versterken van de positie van de vrouw niet alleen voor haarzelf, maar ook voor haar gezin en de samenleving als geheel voordelen op. Ook het Nederlandse beleid gaat daarvanuit.13 Ter illustratie: tijd die meisjes niet hoeven te besteden aan het halen van water, komt direct ten goede aan hun schoolresultaten. Eén jaar extra onderwijs voor een meisje, geeft haar later tot 20 procent extra inkomen, van dat inkomen besteedt zij 70 procent aan haar gezin (mannen doen dat slechts voor 35 procent), door betere zorg heeft zij gezondere kinderen en haar kinderen gaan vaker en langer naar school. Ook bij vredesopbouw is het betrekken van zowel mannen als vrouwen cruciaal: het is lastig voor te stellen hoe op duurzame en succesvolle wijze vrede tot stand kan komen met alleen mannen aan tafel. Mannen en vrouwen hebben allebei op hun eigen manier geleden, gestreden en hun rol in het conflict gehad, en hebben daarom ook specifieke behoeften en belangen. Om de randvoorwaarden voor vrede en opbouw te bespreken, heb je dus beiden nodig. Alle reden dus voor een analyse van het Nederlandse beleid om de positie van vrouwen te versterken. 10 ‘Allen die zich in Nederland bevinden worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.’ 11 ‘Gelijkheid van mannen en vrouwen’ 12 ‘De gelijkheid van mannen en vrouwen moet worden gewaarborgd op alle gebieden, met inbegrip van werkgelegenheid, beroep en beloning’. 13 Kamerstukken II 2011/12, 32 735, nr. 39 en IOB, Premises and promises, a study of the premises underlying the Dutch policy for women’s rights and gender equality, juni 2015. 4 2. Analyse van het huidige beleid 2.1. Huidige beleid is te versnipperd Eén van de hoofdconclusies die getrokken kan worden uit de recente onderzoeken van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (hierna: IOB) naar het Nederlandse vrouwenrechten is dat het voornemen om dit in alle beleidsterreinen mee te nemen, de zogeheten gender mainstreaming, mislukt is. Nog steeds komt de positie van meisjes en vrouwen niet voldoende in de breedte van het buitenlands- en ontwikkelingsbeleid terug. Zo blijkt dat in beleidsdocumenten vaak weinig aandacht uitgaat naar vrouwenrechten en gendergelijkheid, blijken speciale projecten niet aan te sluiten op het algemene beleid en zijn doelstellingen uit het genderbeleid niet consistent vertaald naar programma- en projectniveau.14 De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft vrouwenrechten als speerpunt, maar daarna valt een gat. Nederland kent weliswaar een Nationaal Actieplan 1325 (hierna: NAP), ter uitvoering van VN-Resolutie 1325, waaraan het Ministerie en vele maatschappelijke organisaties zich gecommitteerd hebben, maar op de uitvoering van de tweede versie ervan had het IOB in haar evaluatie veel kritiek, omdat een ‘beleidskader’ voor de projecten ontbreekt.15 Het NAP, dat als kader voor samenwerking bedoeld was, werd zo feitelijk ‘het beleid’.16 Aan de andere kant waren er dan weer veel losse projecten waarbij de NAP partijen dan weer niet betrokken waren.17 Ook van ambassades en kennisinstituten werd weinig gebruik gemaakt, terwijl deze vele relevante activiteiten ontplooien. Om de positie van vrouwen werkelijk te versterken is op veel vlakken voortgang nodig. Niet alleen op de voor de hand liggende onderwerpen als gezondheidszorg en scholing, maar als structureel onderdeel van de verstrekking van ontwikkelingshulp. Daar is maar weinig aandacht voor en dat maakt de Nederlandse inzet onderscheidend. Ter illustratie: zelfs voor projecten in de Democratische Republiek Congo – een land waarvan het alom bekend is dat er veel (seksueel) geweld tegen vrouwen gepleegd wordt – was bij meer dan de helft van de projecten te weinig aandacht voor de structurele versterking van de positie van vrouwen. 14 IOB, Gender Sense & Sensitivy. Policy evaluation on women’s rights and gender equality 2007-2014, juli 2015, p. 16-18. 15 IOB, Gender, peace and security. Evaluation of the Netherlands and UN Security Council resolution 1325, april 2015. 16 NAP werd bovendien een combinatie van zowel een gelijkwaardig samenwerkingsverband tussen ministerie en maatschappelijke organisaties als een fonds waarin deze organisaties afhankelijk zijn van het ministerie. Wat een gelijkwaardige samenwerking had moeten zijn, werd zo mede een afhankelijkheidsrelatie. Dit bevorderde de samenwerking niet altijd. 17 Opvallend was ook dat maar een klein deel van de ondertekenaars van het NAP betrokken was bij de uitvoering van de tien projecten uit de tijdspannen die het IOB onderzocht. Bij twee projecten waren in het geheel geen ondertekenaars betrokken, bij de andere 8 projecten waren slechts 9 van de 57 ondertekenaars betrokken. 5 De breedte van het vraagstuk komt dus onvoldoende terug in de uitvoering van het beleid. Vaak wordt genderbeleid nog getrokken door een enkele afdeling die daarin gespecialiseerd is of is het alleen in handen van trainees en junior medewerkers met een hoge doorloopsnelheid. Dit maakt het lastig om structureel te werken aan het versterken van de positie van meisjes en vrouwen- immers een proces van vele vraagstukken en lange adem, waarbij het opbouwen van vertrouwen en relaties met de organisaties en landen in kwestie cruciaal is. Wereldwijd staat de positie van organisaties die zich inzetten voor gelijke rechten immers onder druk, blijft economisch potentieel onderbenut en is economische macht ongelijk verdeeld. Ook hebben vrouwen in veel landen geen volledig vrije keuze over eigen lijf en leven, of zijn zij niet volwaardig betrokken bij conflictbeheersing, opbouw en bestuur van hun land. Deze vraagstukken worden in de volgende paragrafen kort uitgewerkt. 2.2. Wereldwijd staan organisaties die zich inzetten voor gelijke rechten onder druk Er bestaat een wereldwijd en fijnmazig netwerk van organisaties die zich in zetten voor gelijke rechten, vrede en veiligheid. Neem bijvoorbeeld het Arabisch vrouwennetwerk Karama dat zich inzet voor politieke participatie van vrouwen in de Arabische regio.18 Wie beelden gezien heeft van de Arabische revolutie en de toenemende druk op vrouwen in deze regio, weet dat hun werk dringend en noodzakelijk is. Inspirerend ook, omdat dergelijke organisaties de moed vinden om vaak tegen maatschappelijke bewegingen in met risico voor lijf en leden hun werk te doen en zo hun doelen proberen te verwezenlijken. Deze organisaties staan dus onder grote druk. De landen waarin zij opereren beschouwen hen als buitenlandse agenten, een soort van spionnen, of zij worden op zwarte lijsten geplaatst vanwege kritiek op de overheid. Op allerlei manieren wordt vanuit die overheid druk uitgeoefend om hen hun werk lastig te maken.19 Neem bijvoorbeeld de pesterijen gericht aan een in Zuid-Oost-Azië gevestigde organisatie. Na het ontvangen van een subsidie van een binnenlandse stichting, kwamen er opeens verzoeken van de inlichtingendienst om drie jaar aan administratie aan te leveren, een personeelslijst en vervolgens huisbezoeken. In andere gebieden worden meer in het algemeen bureaucratische hindernissen opgezet. Zo is het in Egypte bijzonder lastig als ngo geregistreerd te worden, leiden in Venezuela overheidscontroles op buitenlandse overboekingen ertoe dat vrouwenrechtengroeperingen al jaren geen fondsen meer ontvangen en worden in Bahrein subsidies enkel vrijgegeven – wat al enige tijd niet meer gebeurt aan vrouwenrechtenorganisaties - na een toets op het doel van de gelden. 18 Zie: http://www.el-karama.org/ 19 Deze en de volgende voorbeelden in deze paragraaf zijn ontleend aan WPP, HSC, EWI en WinG India, Policy Brief ‘Counterterrorisme Measures and Their Effects on the Implementation of the Women, Peace and Security Agenda’, 2015, <https://www.womenpeacemakersprogram.org/assets/CMS/Resources/Reports/Policy-brief-CTM.pdf>. 6 Onder het mom van antiterreur- en antiwitwaswetgeving worden bankrekeningen van mensenrechtenactivisten ontoegankelijk of blijkt het ontvangen van geld bijzonder lastig. Een onbedoeld neveneffect van de terechte zorg van banken om niet mee te werken aan het financieren van terrorisme en criminelen. Zo merkte een in Europa gebaseerd fonds dat de vrouwenorganisaties die zij ondersteunen in Algerije, Egypte en Syrië vanwege terrorismewetgeving hun fondsen niet meer kunnen ontvangen.20 De druk op toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidsrechten, en gezinsplanning is ook zichtbaar in de Verenigde Staten, waar conservatieve, anti-choice politici en organisaties oproepen tot het stopzetten van steun voor de family planning organisatie International Planned Parenthood Federation (IPPF). Deze waait nu ook over naar Europa. Vooral kleinere vrouwenrechtenorganisaties komen op deze wijze van alle kanten in de knel op een moment dat de noodzaak en relevantie van hun werk alleen maar toeneemt. 2.3 Economisch potentieel is onderbenut en economische macht oneerlijk verdeeld De helft van de wereldbevolking bestaat uit jongeren onder de 25 jaar en in lageinkomenslanden is dit al 60 procent. Er wordt geschat dat het komende decennium 1,3 miljard jonge mensen deel uit gaan maken van de mondiale beroepsbevolking, dat is het grootste cohort aan werkzoekenden in de geschiedenis.21 Bijna 85 procent daarvan leeft in ontwikkelingslanden waar de jeugdwerkloosheid nu op het hoogste punt staat: 40 procent van de groep werklozen wereldwijd bestaat uit jongeren. 600 miljoen jonge mensen zijn zogenaamde NEETS (Not Employed and not Engaged in Education or Training). De werkloosheid onder jonge vrouwen is structureel twee à drie keer zo hoog als onder jonge mannen. Al verschilt participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt sterk per land. Waar dit in Nederland 59 procent is, komt het in Afghanistan, Egypte en Jemen niet boven de 25 procent uit.22 Hier ligt vaak een breed palet aan sociale, culturele, wettelijke en politieke beperkingen aan ten grondslag en beperkt het de economische groei van dat land. Wanneer zij wel werk hebben, is dit vaker in lager betaalde en lager opgeleide banen met minder zekerheid en die sneller overbodig worden door technologische ontwikkelingen. Vrouwen verdienen vervolgens voor hetzelfde werk wereldwijd minder dan mannen. Zij worden op de arbeidsmarkt vaker gediscrimineerd, bijvoorbeeld als zaken zoals zwangerschapsverlof en kinderopvang niet geregeld zijn. Deze ongelijkheid 20 En in het Grote Merengebied is juist antiwitwaswetgeving het grote probleem: sinds de invoering van een wet op dat gebied in 2013 moet voor elke subsidie een overeenkomst met de reden voor ontvangst van het geld en een opgaaf van wat men ermee wil doen aan de bank overgedragen worden voordat vrijgave volgt. 21 S4YE (Goldin, N. & M. Hobson with P. Glick, M. Lundberg, S. Puerto). 2015. “Toward Solutions for Youth Employment: A Baseline for 2015.” Solutions for Youth Employment, Washington D.C., p.43. Zie ook: http://blogs.worldbank.org/voices/jobs-youth-winning-strategy-end-global-poverty 22 IOB, Premises and promises, a study of the premises underlying the Dutch policy for women’s rights and gender equality, juni 2015, p. 45-46. 7 beperkt zich overigens helaas niet tot ontwikkelingslanden, maar daar zijn de verschillen vaak wel groter. Meisjes en jonge vrouwen maken overigens helaas ook het leeuwendeel uit van de slachtoffers van gedwongen arbeid.23 Onderwijs is een van de belangrijkste middelen om vrouwen meer zeggenschap over hun leven te geven en ze zelfstandiger te maken. In sociaal opzicht, maar zeker ook qua economisch perspectief. Hoewel de toegang tot het primair onderwijs is gestegen, blijven 511 miljoen meisjes wereldwijd analfabeet en is de kwaliteit van dat onderwijs niet overal op peil. De overgang naar het secundair onderwijs is problematisch voor adolescente meisjes. Daar liggen verschillende oorzaken aan ten grondslag: van culturele opvattingen over de waarde van onderwijs voor meisjes tot de ongelijke lastenverdeling in huishoudelijke taken tussen broers en zussen, inadequate voorzieningen voor hygiëne tijdens de menstruatie, kinderhuwelijken, tienerzwangerschappen en armoede. In de armste gezinnen blijven meisjes dan ook twee keer zoveel weg van de middelbare school als in rijkere gezinnen.24 Economie betekent in veel ontwikkelingslanden nog steeds vooral landbouw. Vrouwen nemen traditioneel een groot deel van de landbouw voor hun rekening. Tegelijkertijd zie je dat de landrechten van vrouwen nog slecht beschermd worden en dat vrouwen op alle niveaus nog weinig betrokken worden bij besluitvorming. Al blijkt dat laatste dan weer deels afhankelijk van het type gewas. Zo houden mannen zich vaak vooral bezig met gewassen die geëxporteerd worden zoals koffie en cacao, en spannen vrouwen zich in voor lokale producten als mais. Ook op andere gronden zie je scheidslijnen ontstaan: zo geldt voor koffieplantages dat deze zo afgelegen en verspreid liggen, dat vrouwen zich niet goed kunnen organiseren waardoor hun participatie daarin daalt. 2.4 Sociaal-culturele macht: vrije keuze over eigen lijf en leven Ongelijke machtsverhoudingen - zowel economisch als sociaal en cultureel - tussen mannen en vrouwen maken het nog steeds lastig voor vrouwen om beslissingen te maken over hun eigen lichaam. Dit speelt in het bijzonder bij seksuele en reproductieve gezondheidsrechten (hierna: SRGR). De plek waar je woont, hoe oud je bent en of je getrouwd bent of niet, wat je seksuele voorkeur is en je beroep, bepalen in veel landen de toegang tot deze rechten. Daarbij spelen taboes, stigma, geloof, vooroordelen en tradities vaak nog een grote en beperkende rol. Genitale verminking van vrouwen en meisjes is een wereldwijde mensenrechtenschending. Er wordt geschat dat nog ieder jaar 3 miljoen meisjes over de hele wereld het risico lopen 23 International Labour Office, Special Action Programme to Combat Forced Labour (SAP-FL), ILO global estimate of forced labour: results and methodology, Geneva: ILO, 2012, p.14. Zie ook: Global March against Child Labour, Policy Paper: Out-of-School Children and Child Labour, 2014, p.10. 24 IOB, Premises and promises, a study of the premises underlying the Dutch policy for women’s rights and gender equality, juni 2015, p. 32. 8 om genitaal verminkt te worden met alle mogelijke, onomkeerbare en levensbedreigende gezondheidsrisico’s van dien. Wereldwijd zouden 200 miljoen meisjes en vrouwen genitaal verminkt zijn25, waarvan er naar schatting 500.000 slachtoffers in de EU woonachtig zijn.26 In sommige gebieden is het tevens een ritueel voor de overgang naar volwassenheid waarna de meisjes uitgehuwelijkt kunnen worden. Jaarlijks vinden wereldwijd maar liefst 14 miljoen kinderhuwelijken plaats. Met het tegengaan van genitale verminking wordt een belangrijke basisvoorwaarde gelegd voor het borgen van de fysieke en mentale integriteit van meisjes, en een eerste stap in het kunnen uitoefenen van seksuele reproductieve- en gezondheidsrechten. Meisjes en vrouwen die niet in de grote stad wonen, maar afgelegen op het platteland, hebben vaak maar mondjesmaat toegang tot anticonceptie of voorlichting. In veel landen word je als meisje of jonge vrouw bovendien uitgesloten van deze zaken als je nog niet getrouwd bent. Als lesbische vrouw krijg je in sommige landen de doodstraf als je voor je seksuele voorkeur uitkomt en sekswerk wordt in veel landen als illegaal gezien, waardoor sekswerkers de toegang tot goede seksuele en reproductieve gezondheid wordt ontnomen. SRGR behoort echter tot de basisrechten van ieder mens. Nederland is één van de weinige landen die voor al deze groepen op de bres durft te gaan staan. Investeren in de seksuele en reproductieve gezondheidszorg van meisjes en vrouwen in conflictgebieden en crisissituaties kan bijdragen aan een snellere wederopbouw van de gemeenschappen. Daarnaast werkt het preventief, omdat het versterken van SRGR bijdraagt aan de weerbaarheid van vrouwen en meisjes waardoor ze beter in staat zijn om crises het hoofd te bieden. Ook daar is deze inzet van Nederland onderscheidend en hard nodig. Want SRGR wordt in humanitaire hulp vaak nog niet gezien als een basisvoorziening: het wordt zelfs tegengewerkt. Zo hanteren de Verenigde Staten wetgeving die de inzet van Amerikaanse noodhulp ten behoeve van abortus verbiedt. Dit terwijl onder internationaal humanitair recht vrouwen die verkracht zijn in of als gevolg van een conflictsituatie recht hebben op veilige abortus, ongeacht lokale wetten. Op initiatief van D66 staat in de EU-begroting van 2016 vastgelegd dat de besteding van humanitaire gelden niet beïnvloed mag worden door deze Amerikaanse wet en dat internationaal humanitair recht leidend is. In reactie op het Amerikaanse beleid heeft de Tweede Kamer de afgelopen jaren verder onder andere de motie-Sjoerdsma27 en het amendement-Van Veldhoven/Van Laar28 aangenomen die geld beschikbaar stellen voor toegang tot veilige abortus voor slachtoffers van seksueel geweld in conflictsituaties. 25 Zie ook: http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs241/en/. 26 Zie ook: http://europa.eu/rapid/press-release_MEMO-14-85_en.htm 27 Kamerstukken II, 2012/13, 29 237 nr. 155. 28 Kamerstukken II 2015/16, 34 300-XVII, nr. 25. 9 2.5 Rol van vrouwen in conflictbeheersing & bestuur van het land Rode draad door de probleembeschrijving tot nu toe zijn machtsstructuren en machtsrelaties die ten nadele van vrouwen werken. Bij de rol van vrouwen in conflictbeheersing en het besturen van het land komt dat ook duidelijk terug, in alle fases. In conflictsituatie hebben mannen, vrouwen, meisjes en jongens verschillende rollen. De mannen gaan vaak vechten, de vrouwen nemen de zorg voor het inkomen over en proberen de familie bijeen te houden. Dat kan vrouwen mogelijkheden bieden, maar kent meestal vooral veel negatieve gevolgen. In de vredesopbouw of conflictpreventie is de rol van vrouwen nog te beperkt.29 Vrouwen worden soms simpelweg niet aan tafel geaccepteerd, laat staan als serieuze discussiepartner. Positief is wel de groeiende lijn in het aandeel vrouwelijke volksvertegenwoordigers, al gaat dat langzaam en is het gemiddelde met 22 procent nog erg laag.30 Overigens zijn er ook mooie voorbeelden te vinden, zoals Rwanda, dat recente ervaringen heeft met succesvolle vredesopbouw, in 2014 69 procent vrouwen in hun lager huis had, en illustreert Nederland, met minder dan 40 procent vrouwelijke volksvertegenwoordigers, dat het blijvende aandacht behoeft. De lage vertegenwoordigingsgraad van vrouwen in het parlement vertaalt zich ook naar een laag aantal vrouwelijke ministersposten. In 2014 hadden slechts 36 landen meer dan 30 procent vrouwelijke ministers. Als aan vrouwen ministersposten worden toegewezen, dan is dat vaak nog voor de ‘zachte’ portefeuilles: sociale zaken, onderwijs en emancipatie. Zij krijgen relatief weinig zeggenschap over als strategisch of ‘hard’ ingeschatte onderwerpen als defensie of buitenlandse zaken. Dat laat gelijk zien dat het niet alleen om de percentages gaat, maar ook om de invulling die vrouwen aan hun positie in het bestuur kunnen geven. 29 De hiernavolgende cijfers zijn ontleend aan IOB, Premises and promises, a study of the premises underlying the Dutch policy for women’s rights and gender equality, juni 2015, hoofdstuk 7. 30 In 2014 was dat 22 procent. Veel meer dan de 9 procent in 1987, maar nog ver weg van gelijkheid. 10 3. Hoe kan Nederland effectiever opkomen voor de positie van vrouwen? In voorgaande paragrafen is aangegeven waarom de inzet op de positie van vrouwen en meisjes alleen maar actueler aan het worden is, waar grote vraagstukken liggen, en waarom Nederland hier in het bijzonder een verschil kan maken. In deze paragraaf wordt gekeken naar hoe de Nederlandse inzet aan effectiviteit zou kunnen winnen. Dat is lang niet altijd een kwestie van meer geld, maar ook van coherentie van inzet, van het benutten van de juiste kanalen en van het hebben van een lange adem. 3.1 Versnippering in beleid Op dit moment richt de overheid zich ter versterking van de positie van vrouwen en gendergelijkheid vaak op specifieke projecten. De effectiviteit ervan kan versterkt worden door deze te bundelen in een samenhangend pakket aan maatregelen. Ter illustratie: niet alleen investeren in een avondschool, maar ook een veilige route daarnaartoe en in kansen op de arbeidsmarkt. Of: niet alleen investeren in een agrarische opleiding, maar ook zorgen voor de mogelijkheid voor vrouwen om krediet te krijgen en een bankrekening te kunnen openen, geflankeerd door politieke druk gericht op het verzekeren van landrechten, de rechten van vrouwen om te werken en bescherming van vrouwen tegen discriminatie op de werkvloer. De langjarige inzet die voor structurele verandering nodig is, verhoudt zich soms slecht tot de veelal korte termijn projectfinanciering. Dat vraagt om ontschotting van beleid, maar vooral om brede en structurele aandacht voor het onderwerp. Er is behoefte aan een overkoepelend beleid, breder dan het Nationaal Actieplan 1325, bijvoorbeeld door in de Nederlandse uitwerking van de Sustainable Development Goals het structureel versterken van de positie van meisjes en vrouwen nadrukkelijk een plaats te geven. Aangezien juist Nederland een verschil kan maken waar het gaat om de positie van vrouwen, zou dit niet het onderwerp van de jongste bediende, maar nadrukkelijk tot de verantwoordelijkheid van de ambassadeur zelf moeten behoren. Voor het postennetwerk van Nederland is er nog een bijkomend voordeel van vrouwenrechtenbeleid als chefsache. Wanneer de ambassadeur verantwoordelijk is voor dit onderwerp en daar geregeld aandacht aan besteedt, kan dat een signaal zijn ten gunste van vrouwenrechtenorganisaties. Lokale overheden weten dan dat Nederland hen in de gaten houdt als zij het werk van deze groeperingen en bewegingen onmogelijk proberen te maken. 11 Bedrijven die handel willen drijven met Nederland zullen zo ook eerder genegen zijn te voldoen aan dit aspect van wat wij als maatschappelijk verantwoord ondernemen beschouwen. Bovendien kan een ambassade helpen misverstanden of onduidelijkheden over vrouwenrechtenorganisaties weg te nemen als zij in een conflictgebied opereren en er op die grond twijfels bestaan bij financiers over de legitimiteit van zo’n organisatie. Voorstellen D66 • Zorg voor een coherent overkoepelend beleidskader, gericht op de structurele versterking van de positie van vrouwen (sociaal, economisch en cultureel), zowel ter uitvoering van het 3e Nationaal Actieplan 1325 (2016-2020) als ter invulling van de Sustainable Development Goals, en zorg voor voldoende kennis over het onderwerp binnen de verschillende beleidsdirecties. • Goede monitoring om meer inzicht te krijgen in langjarige effecten. • Maak in inzet van mensen en middelen onderscheid tussen langduriger inzet op structurele kwesties en “incidentele” uitgaven aan projecten, of stem de looptijd van projecten op de effectiviteit. • Aangezien juist Nederland hier een verschil kan maken: beleg de verantwoordelijkheid voor het verbeteren van de positie van vrouwen nadrukkelijk bij de ambassadeur en de top van het departement. 3.2 Organisaties onder druk Vrouwenrechtenorganisaties staan onder druk, zo werd in paragraaf 2.2 al geschetst. Alle reden dus voor Nederland om vrouwenrechtenactivisten (vrouwelijk én mannelijk) en hun organisaties te steunen en in te zetten tegen hun criminalisering. Dat kan op velerlei wijze, maar het begint met het inzichtelijk maken van het probleem. Willen beschermingsprogramma’s voor deze activisten succesvol zijn, dan zal duidelijk moeten zijn waar zij het meest onder druk staan. Daartoe kan op VN-niveau een risicokaart worden opgesteld van landen waar het strijden voor de rechten van vrouwen bemoeilijkt wordt als basis voor verdere acties. Ook zal er in VN- en Financial Action Task Force (FATF)-verband gesproken moeten worden over hoe witwas- en terreurmaatregelen effectiever en gerichter ingezet kunnen worden, zonder maatschappelijk schadelijke bijvangst. Een goede eerste stap hierin zou zijn om, zoals reeds toegezegd door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bij de behandeling van haar begroting, het postennetwerk in te zetten om banken te helpen in hun risicoanalyses van ngo’s. De meest kwetsbare organisaties zijn nu immers precies diegenen die het lastigst na te gaan zijn. Zij zijn immers vaak – mede omwille van hun eigen veiligheid – niet meer dan een relatief los en kleinschalig verband van activisten. 12 Daarnaast blijft, zo stelde het IOB in haar evaluatie, financiering voor organisaties die zich inzetten voor gelijke rechten en kansen voor vrouwen en meisjes nodig. Op dat vlak geeft ook het IOB aan dat langdurige ondersteuning nodig is om effectief te zijn en capaciteit te kunnen ontwikkelen.31 Dat komt nu in gevaar. Dat het MDG3-fonds opgevolgd werd door FLOW (Funding Leadership and Opportunities for Women) en zich bleef richten op zuidelijke organisaties had wat D66 betreft grote meerwaarde. Bij FLOW II32 is meer geld ter beschikking gesteld, maar de aanvraagdrempel steeg ook. De criteria werden ingewikkelder en het ging per project om meer geld. In plaats van bij de zuidelijke ngo’s kwam dit vervolgens terecht bij consortia van noordelijke ngo’s. De kleinere organisaties, of organisaties die regionaal werken vallen daarmee buiten de boot. Terwijl juist deze organisaties afhankelijk waren van de voorgangers van FLOW, weinig alternatieven hebben of kwetsbaar zijn voor repressie bij het verliezen van politieke en financiële steun. Deze organisaties zullen op korte termijn alternatieve financiering moeten vinden, terwijl Nederland een van de weinige landen was die op deze manier fondsen verstrekte. Hierbij kan tijdelijke financiële steun via ambassades een deel van de oplossing zijn. Dat is echter niet de gehele oplossing, mede vanwege de risico’s die deze rechtstreekse financiering voor betreffende organisaties met zich mee kan brengen. Meer generiek is de toegang tot de ambassade wel belangrijk. Wanneer vrouwenorganisaties in principe toegang hebben tot de Nederlandse overheid, kan daar een beschermende werking vanuit gaan. Betreffend land zal dan vaak voorzichtiger optreden wetende dat die organisaties en activisten door ons gezien worden. De uitkomsten van die gesprekken kunnen - daar waar onze belangen overeen komen met die van de vrouwenrechtenverdedigers vervolgens ook meegenomen worden in gesprekken tussen overheden uit beide landen. Ook zo kan ruimte gecreëerd worden voor het werk van deze organisaties. Voorstellen D66 • Pleit in internationaal verband voor het opstellen van een risicokaart • Werk in internationaal verband aan finetuning van de anti-terreur en witwasregels om ongewenste bijvangst te voorkomen. • Voorkom kapitaalvernietiging bij de overgang naar het nieuwe FLOW, en verzeker in elk geval dat de politieke steun voor de tot op heden gesteunde organisaties niet wegvalt, bijvoorbeeld door te zorgen voor goede toegang tot de ambassades voor lokale NGO’s. 31 IOB, Opening doors and unlocking potential: Key lessons from an evaluation of support for Policy Influencing, Lobbying and Advocacy (PILA), september 2015. 32 Looptijd 2016-2020. 13 3.3 Een gelijkere verdeling van economische macht Ook wanneer er volledige gendergelijkheid in het onderwijs tot stand zou komen, zullen er verschillen in arbeidsparticipatie blijven bestaan als niet ook de arbeidsmarkt inclusiever wordt. Nederland kan dit stimuleren door in haar handelsbeleid nadrukkelijk aandacht te vragen voor de positie van vrouwen in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen (hierna: MVO). Vrouwenrechten zijn net zo goed mensenrechtenvraagstukken als kinderarbeid of vrijheid van meningsuiting. Zij moeten dus ook in dat kader aan bod komen. Ervaring leert echter dat genderproblematiek in relatie tot MVO en handel vaak een onderwerp is wat moeilijk op de agenda komt en vaak als eerste van de agenda valt. Laten we dat omdraaien! Dat kan door bedrijven te belonen als zij aan de positie van vrouwen en gelijkheid tussen man en vrouw aandacht besteden en daarnaar handelen. Als het in hun eigen belang is zowel mannen als vrouwen in hun bestuur te benoemen, dan is sneller verandering te bereiken. Het doorbreken van bestaande machtsstructuren gebeurt vaak niet zonder externe prikkel. Nederland kan daarin sturen door de positie van vrouwen een standaardonderdeel van Nederlandse handelsakkoorden te maken. Ook helpt het als de criteria in het Dutch Good Growth Fund en andere handelsinstrumenten een voordeel bevatten voor bedrijven die de positie van vrouwen in hun bedrijfsvoering structureel verbeteren. Do no harm als uitgangspunt hiervoor is onvoldoende, zet volop in op do good: denk aan gelijke en fatsoenlijke salarissen, werkuren, toegang tot sociale bescherming en zwangerschapsverlof. Beloon de koplopers en zet ze in het zonnetje. De realiteit is, dat zulke processen langdurig en moeizaam zullen blijven: er is een cultuurverandering voor nodig die vaak minstens een generatie duurt. Daar kan ook Nederland over meepraten. Juist daarom is nadenken over welke inzet langdurig en structureel kan worden volgehouden essentieel. Om economische onafhankelijkheid van vrouwen te bereiken hoeft niet slechts in dit soort grote en lange termijn-agenda’s gedacht te worden. Koningin Maxima ging recent naar Pakistan voor een project om vrouwen hun eigen bankrekening en pinpas te geven.33 Een land waar slechts tien procent van de bevolking een pinpas heeft. Gemiddeld dan, want nog geen drie procent van de vrouwen heeft er een. Een project ter bestrijding van armoede brengt daar nu verandering in. Vrouwen krijgen geld, maar alleen via een bankrekening en een eigen pinpas. Met die controle over de financiën in het gezin blijkt niet alleen de positie van de vrouw in het gezin te stijgen naar een evenwichtiger niveau, maar wordt het geld vaak ook meer ten behoeve van het gezin uitgegeven dan wanneer de man over het geld gaat. Het nieuwe MASSIF Fonds zou hier geschikt voor kunnen zijn. Zo kan FMO lokale banken ondersteunen die het aandurven om vrouwen een bankrekening te verschaffen tegen beperkingen achtergronden in.34 33 W. van der Maten, ‘Koningin Maxima helpt Pakistaanse vrouwen aan een bankpas’, 12 februari 2016, https://www. oneworld.nl/love/koningin-maxima-helpt-pakistaanse-vrouwen-aan-een-bankpas. 34 Die beperkingen zien onder andere op de verhoogde risico’s voor banken om aan vrouwen kredieten te verschaffen of ze een bankrekening te laten openen. Dit komt doordat vrouwen in veel landen minder gemakkelijk aan eigendom dat als onderpand kan dienen kunnen komen, zij geen krediethistorie hebben kunnen opbouwen en omdat er veelal wetgeving is die de handelingsbevoegdheid van vrouwen om contracten aan te gaan, eigendom te verkrijgen of erfenissen te ontvangen beperkt. 14 Stimuleer ook het gebruik van vrouwelijke rolmodellen. Wanneer koningin Maxima daar het platteland opgaat om vrouwen aan de pinpas te krijgen en zelfstandig te maken, is dat vele malen overtuigender en effectiever dan wanneer de zoveelste grijze man in pak dat doet. Voorstellen D66 • Blijf aandacht houden voor de effectieve toegang van meisjes tot onderwijs, ook na de basisschool, en het onderricht in hun rechten en de toegang daartoe. • Onderzoek hoe het bestaande handelsinstrumentarium meer kan aanzetten tot het verbeteren van de positie van vrouwen, en hoe koplopers kunnen worden beloond. • Besteed in de voorbereiding van handelsmissies nadrukkelijk aandacht aan de genderaspecten en handel daar gericht naar, zoals het meenemen van vrouwelijke ambassadeurs en het in positie brengen van lokale rolmodellen (M/V) • Zorg dat het Dutch Good Growth Fund nadrukkelijk kansen schept voor jonge vrouwen en meer toegankelijk wordt voor hen. • Scherp IMVO-beleid aan met concrete aandachtspunten voor het belonen van het werken met vrouwelijke ondernemers. • Onderzoek hoe FMO via eigen instrumenten, bijvoorbeeld het MASSIF Fonds en via partijen met wie zij werken een betere beschikbaarheid van bankrekeningen voor vrouwen in ontwikkelingslanden tot stand kan brengen 3.4 Een gelijkere verdeling van sociaal-culturele macht Inzet op seksuele reproductieve- en gezondheidsrechten sterkt meisjes en vrouwen in hun recht op zelfbeschikking en vergroot hun keuzevrijheid. Nederland geeft hier al veel aandacht aan, maar extra aandacht voor ongelijkheid in toegang tot middelen en diensten voor het uitoefenen van die rechten blijft nodig zo concludeerde het IOB eerder.35 Mede met het oog op de ondertussen ook ontwikkelde Sustainable Development Goals, waarvan doelstelling drie ziet op goede gezondheid voor iedereen en doelstelling vijf op gendergelijkheid, pleit D66 voor versterking van de inzet van Nederland en de EU om gelijkheid in toegang tot SRGR te bevorderen. Het zou namelijk niet uit moeten maken of je man of vrouw bent, ruraal of stedelijk woont, of je wel of niet getrouwd bent, of dat je 12 of 22 jaar oud bent, of je op mannen of vrouwen valt, voor de vraag of je wel of geen toegang hebt tot anticonceptie, voorlichting, veilige abortus of andere SRGR-diensten.36 35 IOB, ‘Balancing ideals with practice. Policy evaluation of Dutch involvement in sexual and reproductive health and rights 2007-2012, augustus 2013. 36 Soms gaat het daarbij om hele basale middelen. Zo is het in veel ontwikkelingslanden, en zeker in crisisgebied, moeilijk voor (jonge) vrouwen om aan maandverband of tampons te komen. Zij missen daarvoor maandelijks enkele dagen school of werk, wat tot uitval of achterstanden leidt. Toegang tot herbruikbare menstruatiecups kan dat voorkomen en is dus doeltreffende manier om verbetering in de positie van deze vrouwen te brengen. 15 Hieronder schetst D66 enkele situaties waarin versterking van de Nederlandse hulp zeer welkom zou zijn. Daarbij zal het steeds zoeken zijn naar de juiste kanalen om in de specifieke context van het land de doelgroepen effectief te kunnen bereiken. - Stad - Platteland Ontwikkelingsorganisaties worden afgerekend op meetbare resultaten en dat is uiteraard een goede zaak. Een onbedoeld effect kan echter zijn dat daarmee ook ongelijkheid vergroot wordt. De ‘quick wins’ zijn te behalen in stedelijke gebieden waar grote groepen jongeren op relatief makkelijke en goedkopere wijze te bereiken zijn. De afgelegen gebieden kunnen dan het onderspit delven bij het kiezen van prioriteiten. Door doelstellingen en afspraken slim te formuleren kunnen dergelijke effecten voorkomen worden . - Jonge meiden/jongens versus vrouwen/mannen Het tegengaan van mis- en achterstanden begint met voorlichting in het onderwijs. Maar voorlichting over rolpatronen en seksuele voorlichting voor jongeren (m/v) is in verschillende landen in de wereld nog niet beschikbaar of zelfs een taboe. Goede voorlichting over seksualiteit en waarden, helpt gelijkheid en wederzijds respect te bevorderen. Een voorbeeld van hoe dit succesvol kan is te vinden in Burundi. Daar wordt via samenwerking tussen educatie, advocacy en een ondersteunende omgeving een lespakket over seksuele en relationele vorming geïmplementeerd en door de gemeenschap geaccepteerd (´The World Starts with Me’). The Whole School Approach (WSA) blijkt een effectieve manier te zijn om op te schalen in kwaliteit. Niet alleen enkele leerkrachten, maar de gehele school en haar omgeving: directeur, ouders, alle leerkrachten, secretaresse, leerlingen en gemeenschapsleiders worden betrokken bij het voorbereiden en geven van seksuele voorlichting. - Ongetrouwd versus getrouwd Wereldwijd hebben 225 miljoen vrouwen en meisjes die zich willen beschermen tegen een SOA/HIV, of tegen een ongewenste zwangerschap, geen toegang tot voorbehoedsmiddelen.37 Voor jonge ongetrouwde vrouwen in Sub-Sahara Afrika is deze unmet need nog groter dan voor getrouwde vrouwen, met name vanwege het stigma dat bestaat rondom seksuele activiteit voor het huwelijk. In Bangladesh wordt gevraagd naar de naam van je echtgenoot als je anticonceptie wilt krijgen. Hier geldt hetzelfde: Nederland zou juist op deze thema’s projecten moeten ondersteunen die – binnen de context van het land - zoeken naar mogelijkheden om ongetrouwde vrouwen te bereiken. - Hetero versus lesbisch In sommige landen staat de doodstraf voor lesbiennes op het uitkomen voor je seksuele geaardheid. Dat is daar dus niet mogelijk. Ondersteuning voor deze groep vrouwen is nodig, niet alleen in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, maar met name ook in het buitenlandbeleid . 37 WHO Family Planning / Contraception Fact sheet N°351, mei 2015. 16 - Sekswerkers Omdat sekswerkers in veel landen zich in het informele circuit of in de illegaliteit bevinden, hebben zij veelal geen toegang tot bescherming en behandeling na een HIV-infectie. Deze kwetsbare groep vrouwen mag niet buiten de boot vallen. - Betrek lokale mannelijke rolmodellen Veel van de hiervoor besproken economische en culturele machtongelijkheden en problemen kennen ook sociale componenten. De oorzaken ervan zijn vaak gelegen in tradities en gebruiken die onveranderlijk lijken, maar met de juiste aandacht kunnen veranderen. Zie bijvoorbeeld het langzaamaan vervangen van vrouwelijke genitale verminking door schadeloze alternatieve rituelen. Om daadwerkelijk tot gendergelijkheid te komen is het dus onvoldoende enkel naar vrouwen te kijken, ook de rol van de man verdient nadrukkelijk aandacht. En dat loont. Een voorbeeld van landen waarin vrouwelijke genitale mutilatie plaatsvindt zijn Kenia en Tanzania. Het is daar verboden, maar niettemin ondergaat meer dan 90 procent van de nomadenmeisjes daar deze behandeling. Dergelijke praktijken zijn ontoelaatbaar. Om die tradities te beëindigen heeft Amref Flying Doctors met lokale stammen een alternatief voor vrouwelijke genitale verminking geïntroduceerd. Deze nieuwe ceremonie draait om traditionele riten zoals het beschilderen van gezichten, zang, dans, en voorlichting over gezondheid, seks en mensenrechten. Sinds 2009 hebben meer dan 9000 Masaimeisjes in Magdi en Loitokitok (Kenia) en Kilindi (Tanzania) dit alternatieve ritueel gevierd. Omdat steeds meer stamoudsten hun steun uitspreken voor dit alternatieve ritueel en zich tegenstander verklaren van vrouwelijke genitale verminking, zal dit aantal sterk gaan toenemen. Dit soort voorbeelden laat zien hoe belangrijk het is om juist lokale gezaghebbende mannen te betrekken bij verandering. Versterking van de positie van vrouwen heeft impact op de positie van mannen. Daarom is het belangrijk hen daarin waar mogelijk tot bondgenoten te maken. Voorstellen D66 • Voorkom achterblijvende gebieden door slimme formulering van doelstellingen. • Omdat Nederland één van de weinige landen is, die hiervoor kan opkomen, zou de inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), en daarbinnen op taboeonderwerpen als abortus, LHBT-rechten, bestrijden van vrouwelijke genitale verminking, seksuele voorlichting en toegang tot moderne anticonceptie en -hygiëne, versterkt moeten worden. • Versterk de aandacht voor het ondersteunen, versterken en betrekken van mannelijke rolmodellen bij het vrouwenrechten- en genderbeleid. En investeer al vanaf jonge leeftijd in voorlichting over rolpatronen. 17 3.5 Rol van vrouwen in conflictbeheersing & bestuur van het land Landen als Nederland kunnen een actieve rol spelen in het vergroten van de rol van vrouwen in conflictbeheersing en het bestuur van een land. Dat gaat deels via de al voorgestelde maatregelen om de toegang van vrouwen tot onderwijs, arbeid en dergelijke te vergroten. Economisch zelfstandige en opgeleide vrouwen zullen nu eenmaal eerder in staat zijn zich hiervoor in te zetten dan afhankelijke vrouwen. Daarbij helpt het als er rolmodellen beschikbaar zijn die tot inspiratie kunnen dienen. Daarnaast kan Nederland zelf ook het goede voorbeeld geven door zelf vrouwen mee te nemen in onderhandelingen en deze vervolgens actief het woord geven en hen bevragen. Het zijn kleine stappen, maar die kunnen wel bijdragen aan het langzaam veranderen van het paradigma als gevolg waarvan vrouwen nu nog buitengesloten worden. Het laat zien dat iemands verdiensten en expertise tellen, niet zijn of haar geslacht of stam. Voorstel D66 • Nederland stimuleert de actieve deelname van vrouwen aan (vredes) onderhandelingen en ondersteunt vrouwelijke rolmodellen in maatschappelijke en politieke functies om het aandeel vrouwen in besturen en in vertegenwoordigende functies te vergroten. 18