Dossier EU en Klimaat Ons klimaat warmt op, en snel. Wat zijn de gevolgen hier in Europa? Hoe gaat de EU om met dit klimaatprobleem, zowel binnen de EU als op het wereldtoneel? Lees er alles over in dit klimaatdossier. 1. Ons klimaat warmt op, en snel 1. Het broeikaseffect, hoe werkt het? De zon verwarmt onze aarde. De atmosfeer kaatst een deel van deze zonnestraling terug de ruimte in, een ander deel wordt omgezet in warmte. Ook deze warmte verdwijnt deels in de ruimte. Natuurlijke broeikasgassen, zoals kooldioxide (CO2) en methaan (CH4) houden de warmte die de aarde uitstraalt gedeeltelijk vast; ze leggen als het ware een warm deken om de aarde. Dit noemt men het broeikaseffect. Zonder het natuurlijke broeikaseffect zou de gemiddelde temperatuur op aarde op jaarbasis -18 graden Celsius bedragen, in plaats van de huidige +15 graden. Bron: Milieuloket.nl 2. Opwarming sinds de industriële revolutie Sinds de industriële revolutie (1850) zijn we massaal fossiele brandstoffen gaan gebruiken. Door dit verbranden van steenkool, olie en aardgassen, pompen we onnatuurlijk grote hoeveelheden broeikasgassen de lucht in. Als gevolg zien we een drastische stijging van de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer, van zo’n 250 ppm (parts per million) in 1850 naar zo’n 400 ppm vandaag. En dit versterkt het natuurlijke broeikaseffect: Wetenschappers die de gemiddelde temperatuur op aarde grondig analyseerden, zien dat de wereldwijde temperatuur op dit moment al 1,1° Celsius warmer is ten opzichte van de pre-industriële periode 1850-1900. Promo affiche voor het Marshall plan, na WOII. De slogan getuigt – achteraf gezien – van een ongekende helderziendheid. www.europahuis.be -1- Dossier EU en Klimaat Hoe de temperatuur meten? Klimatologen kunnen de globale temperatuur van vroeger meten aan de hand van vb. boomringen, ijsboringen of sedimentboringen. De globale metingen van de temperatuur zoals we die nu toepassen, zijn begonnen in 1880. In de grafiek hierboven zie je dat de gemiddelde wereldwijde temperatuur (in het rood) én het CO2 gehalte in onze atmosfeer (in het blauw) vandaag hoger liggen dan eender wanneer in de laatste 1.000 jaar. De globale temperatuur is beginnen stijgen sinds begin 20ste eeuw, twee derde van deze opwarming is gebeurd sedert 1975, aan een stijging van ongeveer 0,15-0,20° C per tien jaar. En het gaat veel verder terug: Sinds zo’n 11.700 jaar, dus sinds het einde van de laatste ijstijd, bevonden we ons in een relatief stabiel klimaat. Dit is de laatste 150 jaar echter drastisch aan het veranderen. Wetenschappers zijn intussen voor 95% zeker dat menselijke activiteiten de huidige opwarming van ons klimaat veroorzaken. Diezelfde wetenschappers stellen dat als we de opwarming beneden de grens van 2°C kunnen houden, de mensheid de gevolgen zal kunnen opvangen. Vanaf meer dan 2° opwarming, weet niemand hoe de aarde—lees: de ijskappen, de oceanen enzovoort - zal reageren en hoe de mens dit zal overleven. Deze 2°-grens wordt de ‘kritische bovengrens’, of het ‘omslagpunt’ genoemd. Er zijn trouwens meer en meer wetenschappers die stellen dat deze bovengrens te hoog is om het omslagpunt te vermijden. 3. De gevolgen De opwarming van de aarde met 1,1° C tot nu toe, heeft al merkbare gevolgen overal ter wereld, alleen zijn sommige regio’s veel kwetsbaarder dan andere. Zo zijn het vooral de ontwikkelingslanden – die historisch bijna niet verantwoordelijk zijn voor de toegenomen uitstoot – die de zwaarste gevolgen dragen en zullen dragen. De inwoners zijn er vaak erg afhankelijk van de natuur voor hun overleven en hebben juist weinig middelen om zich aan de klimaatverandering aan te passen. De gevolgen van de klimaatopwarming zijn dus afhankelijk van de regio en van het vermogen van die regio om zich aan te passen aan die gevolgen. Belangrijkste voorspelde gevolgen voor onze natuur (die nu al aan het uitkomen zijn): Blijvende wereldwijde stijging van temperatuur: 16 van de 17 warmste jaren sinds de metingen, zijn gerapporteerd in deze eeuw (1998 is het enige uit de 20ste eeuw). Opwarming van de oceanen: de oceanen vingen tot nog toe veel van de opwarming op. Meer neerslag en meer dagen met zeer intense regenval (door een verandering in het neerslagsysteem) in bepaalde regio’s. Meer droogtes en hittegolven, in bepaalde regio’s. Meer en intensere orkanen. Stijging van de zeespiegel: Vandaag staat de zeespiegel al 20 cm hoger dan honderd jaar geleden en het tempo waaraan de zeespiegel stijgt, neemt toe. Het ijs op Groenland en Antarctica bevat voldoende water om daar zo’n 66 meter bij te doen. De Noordpool wordt wellicht ijsvrij in de zomer, vanaf omstreeks 2050. Het klimaat verandert zo snel dat vele planten - en diersoorten in hun voortbestaan worden bedreigd. www.europahuis.be -2- Dossier EU en Klimaat Gevolgen voor Europa Zuid- en Centraal-Europa krijgen alsmaar meer hittegolven en droogtes. Het Middellandse-Zeegebied wordt droger, waardoor het nog kwetsbaarder wordt voor bosbranden. Noord-Europa wordt aanzienlijk natter, met vooral in de winter meer gevaar voor overstromingen. Lager gelegen landen, zoals België en Nederland, zijn zeer kwetsbaar voor zeespiegelstijgingen. (De ‘timemachine’ van de Nasa toont de gevolgen bij stijging tot 1 tot 5 meter voor de lage landen.) Ook de stedelijke gebieden, waar 4 op de 5 Europeanen wonen, krijgen te maken met hittegolven, overstromingen of zeespiegelstijgingen. Vaak kunnen net die stedelijke gebieden zich moeilijk aanpassen aan de klimaatverandering. Politieke gevolgen: De gevolgen zullen het ergst zijn in de ontwikkelingslanden. Mensen zullen op de vlucht slaan voor de verergerde situatie in hun thuisland. Deze klimaatvluchtelingen zullen ook naar Europa komen. Foto: Het peil van de Seine staat alarmerend hoog (Parijs, 3 juni 2016) 4. Who did it? In het begin waren voornamelijk Europa en Noord-Amerika de belangrijkste uitstoters (zie grafiek rechts). Intussen is Azië – en met name China – de grootste verantwoordelijke voor de uitstoot van CO2. De EU is op dit moment verantwoordelijk voor 9 à 10% van de wereldwijde uitstoot (zie grafiek links). Als je kijkt naar sector, zie je dat de uitstoot wereldwijd vooral komt van de productie van elektriciteit en verwarming (25%), landbouw, bosbouw en gebruik van land (vb. ontbossing) (24%), industrie (21%) en transport (14%). Bron: EPA, uitstoot per land/blok, in 2011 www.europahuis.be Bron: WRI, CO2 uitstoot per werelddeel, 1960-2011 -3- Dossier EU en Klimaat Het klimaat op de politieke wereldagenda 1861 De Ierse fysicus John Tyndall beschrijft als eerste hoe de broeikasgassen in de atmosfeer zorgen voor het natuurlijke broeikaseffect. Dit effect is noodzakelijk voor de mens om te overleven. De Zweedse chemicus Svante Arrhenius berekent als eerste hoeveel de wereldwijde temperatuur zou stijgen bij een verdubbeling van de hoeveelheid broeikasgassen. 1938 1896 Met gegevens uit 147 weerstations van over de ganse wereld toont de Britse ingenieur Guy Callendar aan dat de globale temperatuur in de laatste eeuw is gestegen. Hij toont ook aan dat de CO2 concentratie in de lucht is toegenomen en stelt dat deze twee verbonden zijn met elkaar. Hij suggereert dat dit positief kan zijn voor toekomstige generaties. Dit “Callendar effect” wordt door meteorologen weggewuifd als nonsens. Charles David Keeling start met zijn systematische metingen van de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer, op Mauna Loa in Hawaii en in Antarctica. Binnen de 4 jaar verschaft het project (dat nog steeds loopt) het eerste onomstotelijk bewijs dat de CO2 concentraties stijgen. 1958 Klimaatontkenners, -twijfelaars en –sceptici Al vanaf de eerste ontdekking van de stijging van de temperatuur en het feit dat dit een gevolg is van het verbranden van fossiele brandstoffen, proberen bedrijven (voornamelijk olie- en gasbedrijven) deze stelling te ondermijnen. Klimaatwetenschappers kregen herhaaldelijk dreigementen en processen aan hun been en/of werden persoonlijk aangevallen, om hun activiteiten stop te zetten. Een reeks van schandalen in recente jaren toont aan dat een machtige bedrijfslobby (pseudo-) wetenschappers grof geld betaalt om twijfel te zaaien omtrent de opwarming van de aarde. Denktanks en instituten zijn het leven ingeroepen om beleidsmakers en media te beïnvloeden en op het internet zoveel mogelijk bevindingen van de klimaatwetenschap tegen te spreken. De Wereldmeteorologische Organisatie (WMO) en het UNEP (VN Milieu Programma) organiseren de Eerste Wereldklimaatconferentie in Genève. Na afloop roepen ze voor het eerst op om door de mens veroorzaakte klimaatveranderingen te voorkomen. 1988 Oprichting van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) voor het verzamelen en boordelen van bewijzen voor klimaatopwarming. Foto: Het laboratorium in Mauna Loa (Hawaï) waar sinds 1958 dagelijks de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer wordt opgemeten. 1990 Twee jaar na de oprichting, brengt het IPCC zijn eerste rapport uit. Daarin staat dat het klimaat effectief opwarmt en dat de mens hoogstwaarschijnlijk aan de basis ligt. www.europahuis.be -4- 1979 Dossier EU en Klimaat 1992 De ‘United Nations Framework Convention on Climate Change’ (UNFCCC) - het klimaatverdrag van de Verenigde Naties - ligt klaar ter ondertekening tijdens de ‘Earth Summit’ in Rio De Janeiro. Doel van het verdrag (of: de "conventie") is om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen en daarmee ongewenste gevolgen van klimaatverandering te voorkomen. Deze ‘Conventie’ wordt van kracht in 1994. 195 landen en de Europese Unie ondertekenen deze Conventie, dat is een bijna wereldwijde deelname. Jaarlijks komen de ondertekenaars, de ‘partijen’ bijeen om te overleggen over de voortgang van het werk onder de conventie. Deze ‘Conference of Parties’ of COP’s moeten de internationale activiteiten draaiende houden om de ongewenste gevolgen van klimaatverandering te voorkomen. De EU als voortrekker van het Kyoto Protocol Op ‘COP 3’ - de derde bijeenkomst van de ‘Parties’ (leden/landen) van de UNFCCC (zie boven) - in Kyoto, Japan, sluiten de ’parties’ een akkoord: Het Kyoto Protocol. Hierin beloven de regeringen om gemiddeld 5% minder broeikasgassen uit te stoten dan in 1990, tegen de periode 2008-2012. De doelstellingen verschillen van land tot land: Voor de EU als geheel gaat het om een vermindering met 8%. (Binnen de EU ging het voor België om 7,5%). . De VS ondertekenen het verdrag niet. 2005 2009 Het Kyoto-Protocol kon pas in werking treden als de parlementen van minstens 55 landen, die samen instaan voor 1997 minstens 55% van de uitstoot, het verdrag goedkeurden. De EU als geheel bekrachtigde het verdrag in 2002. Het was echter pas na de goedkeuring van de Russische doema (parlement) eind 2004 dat voldoende handtekeningen waren verzameld om het verdrag in werking te laten treden. De Russische aarzeling veranderde in een goedkeuring na belofte van de EU om de Russische wens om lid te worden van de WTO (Wereldhandelsorganisatie) te steunen. Rusland werd lid van de WTO in 2012. De VS wilden van bij het begin niet ondertekenen (de Senaat Het Kyoto Protocol treedt in werking voor de nam al voor het eigenlijke protocol een wet aan hierover), landen die het ondertekenden, 8 jaar na het akkoord. Meteen bij de inwerkingtreding, stel- hoewel verschillende afzonderlijke Amerikaanse Staten wél len wetenschappers dat dit onvoldoende is om probeerden het verdrag na te leven. Australië ondertekende een opwarming met meer dan 2° Celsius tegen oorspronkelijk niet, maar de nieuw aangetreden premier Kevin Rudd, ondertekende het verdrag meteen, enkele uren na zijn te gaan. aanstelling, eind 2007. In 2009 komen 192 regeringen/landen samen in Kopenhagen voor de klimaattop ‘COP 15’, de 15de bijeenkomst van de leden van de UNFCCC (zie boven). Er zijn grote verwachtingen over een nieuw wereldwijd akkoord, de opvolger van Kyoto. Helaas is de uitkomst mager. Kyoto II Op de klimaattop in Doha in 2012 (‘COP 18’) besluiten de landen om, bij gebrek aan een nieuw wereldwijd akkoord, het Kyoto Protocol te verlengen tot 2020. Daarna zal een nieuw klimaatverdrag van kracht moeten worden. Via "Kyoto II" engageren de Europese Unie, Australië en een tiental andere industrielanden zich ertoe om de uitstoot van hun broeikasgassen in de gehele periode 2013-2020 te beperken. Die landen zijn samen goed voor zowat 15% van de wereldwijde CO2-uitstoot. Er komen geen beloftes over nieuwe emissieverminderingen. Andere grote vervuilers zoals de VS, Canada, Rusland en Japan doen niet mee. 2015 2016 www.europahuis.be 2012 De verwachtingen zijn hoog voor de Klimaattop, COP 21, in Parijs. Na weken onderhandelen komen de 197 landen tot een akkoord, het “Akkoord van Parijs”. Dat wordt meteen als historisch bestempeld (zie verder). Het akkoord kan pas in werking treden 30 dagen nadat 55 landen die instaan voor 55% van de uitstoot van broeikasgassen wereldwijd, het hebben goedgekeurd. 3 september: de VS en China keuren het Akkoord van Parijs goed. Samen met 24 landen die het akkoord al goedkeurden, komt de teller op 40% van de uitstoot. 4 oktober: de EU keurt via een versnelde procedure het Akkoord van Parijs goed, na intussen nog andere kleppers als India en Brazilië. Op 7 oktober wordt de dubbele drempel gehaald met een goedkeuring van intussen 75 landen, die instaan voor 59% van de uitstoot wereldwijd. Kijk hier voor de huidige stand. 4 november: Inwerkingtreding van het Klimaatakkoord van Parijs, minder dan een jaar na de Top in Parijs en drie dagen voor de start van de volgende Klimaattop, COP 22 in Marrakesh, Marokko. Op die klimaattop bespreken de landen die het akkoord al goedkeurden de regels van de uitvoering er van. -5- Dossier EU en Klimaat Het Akkoord van Parijs Het akkoord van Parijs moet de opwarming van de aarde beperken tot maximaal 2° Celsius in vergelijking met het preindustriële niveau. Wetenschappers zijn het er namelijk over eens dat een gemiddelde stijging van meer dan 2° de klimaatsystemen op aarde ernstig verstoort. In het Akkoord van Parijs zijn 197 landen akkoord gegaan met een nieuw klimaatverdrag om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. De belangrijkste punten uit het akkoord zijn deze: De gemiddelde temperatuur op aarde mag niet meer dan 2° Celsius stijgen. Landen proberen ernaar te streven de temperatuurstijging zelfs te beperken tot maximaal 1,5° Celsius. De partijen zullen zo snel mogelijk hun best doen om de uitstoot van broeikasgassen en schadelijke stoffen te verminderen in combinatie met de beschikbare techniek van dat moment. Elk land bepaalt zelf hoeveel het minder zal uitstoten, de zogenoemde Intended Nationally Determined Contributions of INDC’s. De EU legt zichzelf hierin op om tegen 2030 40% minder uit te stoten ten opzichte van 1990. Kijk hier voor een overzicht van de INDC’s. Vanaf 2023 zullen de landen om de 5 jaar opnieuw samenkomen om hun doelstellingen (INDC’s) te verscherpen. Er is extra inzet nodig om negatieve gevolgen van klimaatverandering aan te pakken en de hoeveelheid broeikasgassen terug te brengen zonder dat dit de voedselproductie in gevaar brengt. Alle partijen (= landen) moeten financieel bijdragen aan het verlagen van de hoeveelheid broeikasgassen en onderzoek doen naar klimaatbestendige ontwikkelingen. Voor de klimaatconferentie van 2025 moeten de partijen van de klimaatovereenkomst van Parijs als doel hebben elk jaar minstens 100 miljard dollar (91 miljard euro) ter beschikking te stellen van armere landen die economisch moeite hebben de klimaatdoelstellingen te halen. Het geld zou vanaf 2020 beschikbaar moeten zijn. Het verdrag is bindend en de landen verplichten zich het na te leven. Wetenschappers stellen dat de ingediende nationale plannen niet zullen volstaan en dat er nog extra maatregelen nodig zullen zijn om binnen die limiet te blijven. Historisch aan de deal in Parijs is echter vooral dat voor het eerst de hele wereld een klimaatakkoord omarmt. Ook historisch is de zeer snelle goedkeuring van dit akkoord, minder dan een jaar na de Top, zeker in vergelijking met het Kyoto-protocol, waar de goedkeuring 7 jaar duurde. Het Europees klimaatbeleid Het Europees milieubeleid kwam moeizaam op gang. Zo duurde het tot 1967 voor de eerste milieurichtlijn werd goedgekeurd. Die ging over o.a. de verpakking van gevaarlijke stoffen. Het Europese klimaatbeleid begon pas echt in 1990. Intussen nemen milieu– en klimaatmaatregelen een belangrijke plaats in de EU-wetgeving in. De EU legt in principe minimumnormen vast waaraan de lidstaten moeten voldoen, bijvoorbeeld lucht– en waterkwaliteit of uitstoot. De lidstaten kiezen zelf hoe ze die richtlijnen halen en mogen ook altijd verder gaan dan de EU-regels. In realiteit is het Europees milieubeleid vaak al zo streng dat de lidstaten zware inspanningen moeten leveren om de minimumnormen te halen. Over milieuwetgeving - en bijgevolg klimaatwetgeving - geldt normaal de gewone besluitvormingsprocedure, met meerderheid van stemmen. Op het internationale toneel was het oorspronkelijk de EU die het voortouw nam bij de onderhandelingen over het raamverdrag van de VN inzake klimaat: UNFCCC in 1992 (zie tijdlijn). Intussen is die positie van voorloper wat minder (zie volgende). De EU stelt zich ook eigen klimaatdoelstellingen. Zo zijn er doelstellingen tegen 2020, 2030 en 2050. Naast doelstellingen tegen een verdere klimaatopwarming, bereidt de EU zich ook al voor op leven in een warmere wereld, met aanpassingsplannen. Over zowel de eigen doelstellingen als de internationale rol lees je verder in dit hoofdstuk. www.europahuis.be -6- Dossier EU en Klimaat Sinds 2010 is er in de Europese Commissie een apart Directoraat-Generaal voor Klimaatactie (DG Climate), geleid door de Belg Jos Delbeke. Door dit weg te halen van onder de algemene ‘milieuparaplu’ toont de Europese Commissie het belang aan van het klimaatbeleid. Een omstreden Commissaris voor Klimaatactie en Energie Toen Spanje in 2014 Miguel Arias Cañete naar voren schoof als mogelijke Commissaris, kwam er prompt een petitie tegen hem, getekend door een half miljoen Europeanen. Cañete had namelijk aandelen in twee oliebedrijven, wat voor een belangenconflict zorgde in zijn functie. Bij zijn aanstellen tot commissaris voor Klimaatactie verkocht hij zijn vroegere aandelen. Zijn zoon nam ook ontslag uit de Raad van Bestuur van deze bedrijven. Ook is er in de Europese Commissie sinds 2010 een Commissaris bevoegd voor Klimaatactie. In de huidige Commissie 2014-2019 is dat de Spanjaard Miguel Arias Cañete (zie kader). Zijn voorgangster was de Deense Connie Hedegaard. 1. Aanpak om de klimaatopwarming tegen te gaan: targets tegen 2020, 2030 en 2050 Zoals hierboven vermeld, kwam er vanaf 1990 een klimaatbeleid in de EU. Toen engageerde de Unie zich om haar CO2-emissies tegen het jaar 2000 te beperken tot het niveau van 1990 en begon ze ook op het internationale toneel aan te dringen op een wereldwijd klimaatbeleid (zie verder). Tegen 2020 In 2009 kwam de EU op de proppen met het ‘20-20-20 plan’, een klimaat- en energiepakket met volgende doelstellingen: Vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met minstens 20% ten aanzien van 1990. Indien er een internationaal akkoord zou komen: een vermindering van minstens 30%. Vermindering van het energieverbruik met 20% ten opzichte van het verwachte niveau in 2020, door een efficiënter gebruik van energie. Verhoging van het aandeel hernieuwbare energie tot 20% van de totale energiemix. (In 2010 zat dit aandeel in gans de EU op ongeveer 8,5%.) Verhoging tot 10% voor de transportsector. Deze doelstellingen zijn bindend voor de lidstaten, maar verdeeld volgens de welvaart en situatie van elk land. Zo heeft België bijvoorbeeld wat de opwekking van hernieuwbare energie betreft minder mogelijkheden, en staat de doelstelling voor België voor dit luik lager, namelijk op 13%. Elke lidstaat moet in jaarlijkse rapporten aangeven hoe ze deze doelstellingen zullen bereiken, met welke maatregelen, en wat de vorderingen zijn. De EU volgt dit op en zorgt voor ondersteuning. Naar 20% minder uitstoot Het Europese ETS-systeem als wapen tegen CO2 uitstoot De bekendste Europese maatregel om deze doelstelling te bereiken is het ETSsysteem (Emission Trading System). Volgens dit emissiehandelssysteem moeten bedrijven rechten kopen om CO2 en andere broeikasgassen te mogen uitstoten, waarbij het ene bedrijf ‘ongebruikte uitstootrechten’ kan verkopen aan bedrijven die teveel uitstoten. Het loont dus om als bedrijf in te zetten op minder uitstoot. Bekijk hier een filmpje dat ETS in detail uitlegt (bron: DG Climate Action). Het ETS-systeem is ook van toepassing op de luchtvaartsector en dekt 45% van alle uitstoot in de EU. Het is het eerste en grootste ETS-systeem in de wereld. In 2013 vielen meer dan 11.000 fabrieken, elektriciteitscentrales en andere installaties onder het systeem. Door de jaren heen is het Europese ETS veel veranderd: De eerste fase van het systeem liep van 2005 tot en met 2007 en had als hoofddoel om het systeem te testen. De tweede fase liep van 2008-2012. De huidige derde fase loopt tot december 2020. Tegen dat jaar moeten er 21% minder broeikasgassen worden uitgestoten. Sinds de derde fase worden bijna alle rechten geveild (verkocht) in plaats van weggegeven zoals in het begin. Ook zijn er een aantal andere broeikasgassen toegevoegd aan het systeem, zoals lachgas en fluorkoolstoffen. In 2012 werd het handelssysteem ook uitgebreid naar de luchtvaart. Dit is belangrijk, want de uitstoot in zowel de luchtvaart als de scheepvaart blijft stijgen. Scheepvaart valt voorlopig niet onder het systeem. Na het jaar 2020 begint de vierde fase. Dan dient de uitstoot verder en sneller teruggebracht te worden. www.europahuis.be -7- Dossier EU en Klimaat Ook voor het wegtransport zet de EU bepaalde doelstellingen. Het wegtransport staat namelijk in voor een vijfde van de totale CO2-uitstoot in de EU. Bovendien is transport de enige sector in de EU waarvan de uitstoot blijft stijgen. Daarom legt de EU regels op over de maximum CO2-uistoot van o.a. nieuwe auto’s en bestelwagens. De bedoeling is om ook hier de maximale uitstoot steeds lager te zetten. Dieselgate en sjoemelsoftware In september 2015 ontstond grote ophef in media en politiek rond de manipulatie van het testen van dieselmotoren van het merk Volkswagen . Door het gebruik van wat later sjoemelsoftware werd genoemd, werd er tijdens de officiële tests minder NOx (stikstof) uitgestoten dan op de baan, zodat de auto’s onder de maximum toegelaten uitstoot bleven. Stikstof is erg schadelijk voor de gezondheid, maar is geen broeikasgas en dus geen oorzaak van klimaatopwarming. Echter, uit extra onderzoek naar aanleiding van deze "dieselgate" bleek dat ook benzinewagens van o.a. Volkswagen, Audi, Skoda en Seat meer verbruiken in echte rij-omstandigheden dan tijdens tests in laboratiora en dus ook meer CO2 uitstoten. Het zou gaan om 38% meer CO2uitstoot in normale rij-omstandigheden. In december 2016 concludeerde een onderzoekscommissie van het Europees Parlement dat zowel de Europese Commissie als de landen zelf nalatig zijn geweest bij het gesjoemel in de autosector met uitstoottesten. Zo hielden de lidstaten van de EU onvoldoende toezicht op de sector en hielden ze de invoering van een strengere uitstoottest lange tijd tegen. Intussen is nieuwe Europese regelgeving in de maak voor betere tests en controles op de tests. Naar 20% minder energieverbruik Het verbod op verkoop van gloeilampen en de verplichting van een label voor energiezuinigheid voor elektronica, zijn maar enkele van de Europese maatregelen om dit doel te bereiken. Ook Vlaamse maatregelen zoals subsidies voor isolatie van gebouwen, zijn een rechtstreeks gevolg van dit Europese beleid. Naar 20% hernieuwbare energie Hier moeten vooral de lidstaten maatregelen nemen. Zo moet ook België - en in ons geval het Vlaams Gewest - volop inzetten op hernieuwbare energie om de voor ons land Europees opgelegde doelstelling van 13% te behalen. De (vroegere) subsidies voor het plaatsen van zonnepanelen en het verschijnen van steeds meer windmolenparken passen bijvoorbeeld in dit kader. Op dit moment zitten we in de laatste rechte lijn naar 2020. Halen we onze opgelegde doestellingen? De uitstoot van broeikasgassen was in 2015 al verminderd tot 22% tegenover 1990, terwijl de economie in dezelfde periode met 50% groeide. Voor de eerste pijler zitten we dus op schema. Het ziet er naar uit dat we ook de drempel van 20% hernieuwbare energie in de Europese energiemix halen. 10% hernieuwbare energie in de transportsector is echter moeilijker, daar wordt het wellicht slechts 5%. Het blijkt ook niet simpel om ons energieverbruik om te buigen: Tegen 2020 zullen we dit met slechts 10% verminderd hebben. www.europahuis.be -8- Dossier EU en Klimaat Tegen 2030 In 2014 werden de nieuwe hoofdlijnen uitgezet voor een nieuw energie- en klimaatplan tegen 2030. De EU drijft de inspanningen van het klimaatplan tot 2020 verder op: Een vermindering van uitstoot van broeikasgassen met minstens 40% tegen 2030 (tgo 1990). In 2030 moet er 27% minder energieverbruik zijn. 27% van de gebruikte energie (elektriciteit, … ) moet afkomstig zijn uit hernieuwbare energiebronnen. Een grondige herziening van het ETS-systeem. Het nieuwe systeem moet in 2021 van start gaan. Deze doelstellingen zijn enkele bindend voor de EU als geheel, maar in tegenstelling tot het 20-20-20-plan niet voor de aparte lidstaten. Nu al is zeker dat alle lidstaten hun inspanningen fors zullen moeten opdrijven om deze nieuwe doelstellingen te halen, op alle vlakken. Naar 2050? Het ‘koolstofarme stappenplan’. De Europese Commissie stelde dit stappenplan al voor in 2011. Aan de hand van dit stappenplan met verschillende scenario’s kunnen de lidstaten eigen keuzes maken voor eigen beleid. Hier zijn dus voorlopig geen bindende doelstellingen aan gekoppeld. Tegen 2050 moet de Europese uitstoot verminderd zijn tot 80%. Mijlpalen om dit te bereiken zijn 40% tegen 2030 en 60% tegen 2040. Alle sectoren moeten bijdragen (zie grafiek). Volgens de Europese Commissie is deze transitie naar een koolstofarme wereld haalbaar en betaalbaar. De klimaat en energieplannen van de EU kort samengevat: www.europahuis.be -9- Dossier EU en Klimaat 2. Strategieën voor aanpassing aan de gevolgen van een warmer klimaat Naast strategieën en regelgeving om de klimaatverandering tegen te gaan, heeft de EU ook een strategie voor het omgaan met de veranderingen als gevolg van een warmere aarde. De Europese Commissie kwam in 2013 op de proppen met ‘de EU-strategie voor aanpassing aan de gevolgen van de klimaatverandering’. De drie belangrijkste doelstellingen zijn: De Europese Commissie zal alle lidstaten aanmoedigen en financiële middelen beschikbaar stellen om hen te helpen hun aanpassingscapaciteiten op te bouwen en maatregelen te nemen (zoals bijvoorbeeld dijken ophogen). In kwetsbare sectoren zoals de landbouw, de visserij maar ook in de infrastructuur wordt het gebruik van verzekeringen tegen rampen gestimuleerd. De kennis over de gevolgen van klimaatverandering moet worden verbeterd. Het Europese klimaataanpassingsplatform (Climate-Adapt) wordt verder ontwikkeld tot het centrale punt voor alle informatie over aanpassing aan klimaatverandering in Europa. Het ‘Masterplan Kustveiligheid’ in Vlaanderen Vlaanderen heeft een kustlijn van 67 kilometer. Elke meter van onze relatief korte kustzone wordt intensief gebruikt. De afdeling Kust onderzocht hoe ze onze kust kan beschermen tegen zeer zware stormen, mee gevoed door een toekomstige hogere zeespiegel, wat resulteerde in het ‘Masterplan Kustveiligheid’ voor versterking van de zeewering. Dit masterplan is een van de case studies van het ‘klimaataanpassingsplatform’ van de EU. Het kostenplaatje De kosten voor de Europese aanpak van klimaatverandering bedragen 0,5 procent van het Europees bruto nationaal product. Dit komt neer op 3 euro per week per Europese burger. In een rapport van de Britse onderzoeker Stern wordt uitgegaan van een prijskaartje dat tien maal zo hoog zal zijn wanneer de klimaatverandering niet wordt aangepakt. De kosten kan je grosso modo in twee pijlers opsplitsen, namelijk ‘aanpassingskosten’ en ‘omschakelingskosten’: 1. Aanpassingskosten Dit luik bevat alle kosten voor de samenleving en de economie om zich aan te passen aan de gevolgen van de opwarming van de aarde. Zo zullen bijvoorbeeld sectoren die erg afhankelijk zijn van temperatuur en neerslag, zoals landbouw, bosbouw, energie en toerisme zwaar worden getroffen. Vandaar het aandringen van de EU om in te zetten op betere verzekeringen tegen rampen. Ook kosten om ontwikkelingslanden te helpen om zich aan te passen aan de klimaatverandering, vallen hieronder. Deze kosten kunnen oplopen tot 437 miljard euro tegen 2050, zo blijkt uit een rapport van UNEP, het milieuprogramma van de Verenigde Naties, van mei 2016. Onder het akkoord van Parijs is besloten dat de ontwikkelde landen hiervoor jaarlijks geld geven aan de ontwikkelingslanden. 2. Omschakelingskosten Dit zijn de kosten voor de omschakeling naar een economie die niet draait op fossiele brandstoffen, de omschakeling naar een koolstofarme wereld dus. Volgens de berekeningen van de Europese Commissie is er een jaarlijkse extra investering nodig van €38 miljard in de EU als geheel voor de periode 2011-2030. Maar het bedrag dat we uitsparen omdat we geen olie meer moeten aankopen, zou dit voor een groot stuk compenseren (nu geeft de EU jaarlijks €400 miljard uit aan geïmporteerde energie). 3. De Europese rol op het internationale toneel: voortrekker of niet? Een van de doelen van het Europese klimaatbeleid is er op gericht de opwarming onder de kritische grens van 2° Celsius te houden. Omdat de EU momenteel slechts voor een tiende van de wereldwijde uitstoot verantwoordelijk is, weet de Unie dat het de andere landen in de wereld nodig heeft om deze doelstelling te bereiken. Op het internationale toneel trekt de EU dus aan de kar voor een doeltreffend klimaatbeleid in zoveel mogelijk landen. Dat begon zoals hiervoor al vermeld, in de jaren ’90 toen de EU het voortouw nam bij de oprichting van het UNFCCC, de ‘United Nations Framework Convention on Climate Change’ in 1992, van waaruit alle wereldwijde klimaatverdragen zoals Kyoto I, II en het Akkoord van Parijs later zijn voortgevloeid (zie tijdlijn, vorige). www.europahuis.be -10- Dossier EU en Klimaat Kyoto I - Internationale verplichtingen tot 2012 Het Kyoto protocol was de eerste overeenkomst op mondiaal vlak met specifieke doelstellingen om de uitstoot te verminderen. De vijftien landen die op dat moment de EU vormden, gingen een stap verder dan de afgesproken 5% en beloofden hun uitstoot gezamenlijk met 8% te verminderen. De EU ratificeerde dit Protocol in 2002. Ook zorgde de EU er voor dat de drempel om het Kyoto-verdrag in werking te doen treden werd gehaald, door Rusland mee over de streep te trekken met de belofte om hen te helpen lid te worden van de WTO, de Wereldhandelsorganisatie. Het Kyoto-Protocol trad in 2005 in werking. De EU behaalde in 2010 het vooropgestelde doel, met 10,6% minder uitstoot van broeikasgassen ten opzichte van 1990. Naar een nieuw wereldwijd akkoord In 2009, met COP15 in Kopenhagen, konden de landen niet tot het verhoopte nieuwe akkoord komen. Ook de EU toonde minder ambitie dan voorheen: de financieel-economische crisis had net toegeslagen en het redden van de euro en de Europese economie stond hoger op de prioriteitenlijst. Bovendien stond de technologie nog minder ver en waren er dus minder alternatieven. Kyoto II - Verlenging tot 2020 Bij gebrek aan een deftig nieuw wereldwijd akkoord, werd in Doha in 2012 afgesproken om de maatregelen van Kyoto I te verlengen voor de periode 2013 - 2020. Rusland en Nieuw-Zeeland, die in de eerste periode wél meededen, haakten af (zie kaart). De EU als geheel ondertekende wel opnieuw en komt momenteel alle beloftes na. Partijen; Annex I & II landen met bindende doelstellingen Partijen; ontwikkelingslanden met bindende doelstellingen Landen die geen deel uitmaken van het Protocol Land dat ondertekende, maar niet wil ratificeren. Landen die het Protocol niet tekenden en niet ratificeerden. Landen zonder bindende doelstellingen voor de tweede periode, die in Kyoto I wel bindende doelstellingen hadden. Kaart: Participatie aan het Kyoto Protocol - Periode II (2013-2020). Bron: Wikimedia Commons De doelstellingen die de EU moet halen onder Kyoto verschillen van de eigen 202020-doelstellingen. Ze: Gaan over andere sectoren: bijvoorbeeld over landgebruik, verandering van landgebruik en bebossing. Worden gemeten tegenover verschillende basisjaren, niet altijd 1990 zoals in de EU zelf. Eisen dat de EU zijn uitstoot beperkt over de hele tweede periode (2013-2020) en niet enkel tegen 2020, zoals in de eigen klimaatplannen. Het Akkoord van Parijs - VS en China nemen over In de aanloop naar Parijs was de EU een van de drijvende krachten binnen de VN om te onderhandelen over een nieuw, wereldwijd en bindend klimaatverdrag. Vooral de grote West-Europese landen zoals Frankrijk en Duitsland wilden vastleggen dat de uitstoot van CO2 in 2030 40 procent lager moet liggen dan in 1992. Voor sommige Oost-Europese landen lag dit gevoeliger. Er was aan het einde van 2015 veel aandacht voor de klimaatconferentie. Een paar weken voor de top werd Parijs getroffen door meerdere terroristische aanslagen. Het dreigingsniveau was hoog en de sfeer was gespannen. Alle geplande burgeracties, www.europahuis.be -11- Dossier EU en Klimaat zoals de ‘Climate Express’, werden door het dreigingsniveau afgeblazen. De verwachtingen voor de uitkomst waren hoog. De opluchting was dan ook merkbaar toen er na een goeie week onderhandelingen witte rook kwam: De bijna 200 landen bereikten een akkoord, dat meteen als historisch werd bestempeld. Ratificering Vanaf april 2016 konden de ondertekenende landen het Akkoord ook ratificeren of goedkeuren. Tot ieders verbazing kondigden de VS en China in september 2016 tijdens een gezamenlijk persmoment aan dat ze het Akkoord ratificeerden. Hiermee namen ze effectief de klimaatleidersrol van Europa over. In allerijl kwamen de Europese Milieuministers bijeen en via een versnelde procedure ratificeerde op 4 oktober ook de EU het Akkoord, een maand later dan China en de VS. Afspraken Door het akkoord nog op tijd te ratificeren verzekerde de EU zich van een zitje aan de onderhandelingstafel in Marokko, waar de regels voor de uitvoering werden besproken. Tijdens deze klimaatconferentie van 2016 is besloten dat het Parijs-akkoord uiterlijk eind december 2018 volledig uitgewerkt moet zijn. Vanaf de conferentie in Marrakesh hebben de landen dus twee jaar de tijd om alle details uit te werken. Ter vergelijking: het duurde vier jaar om de details van het klimaatverdrag van Kyoto uit te werken. Tijdens deze COP22 in Marrakesh, bleek Trump als nieuwe president van de VS uit de bus te komen. Dit leidde meteen tot een oproep van meerdere landen aan zijn adres, om de VS niet te laten terugtrekken uit het Akkoord van Parijs. Trump had de klimaatopwarming namelijk eerder al een ‘hoax’, of een ‘samenzwering’ genoemd. Uitvoering Onder de lidstaten van de Europese Unie bestaat nog altijd onenigheid over de uitwerking van het Akkoord. Lidstaten als Duitsland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk willen onder de afgesproken opwarmingsgrens van 1,5°C blijven. Andere lidstaten, zoals Italië en Polen, beargumenteren dat dit slecht zou zijn voor de kolen- en staalindustrie, en verkiezen daarom de grens van 2°C. De EU stelt momenteel al wetgeving op om de gemaakte beloftes in Parijs (40% minder uitstoot tegen 2030 tgo 1990) te kunnen nakomen. De voorgestelde wetgeving bevat onder meer de verstrenging van het ETS systeem na 2020, bindende uitstootdoelen voor de lidstaten voor sectoren die buiten het ETS vallen voor 2021-2030, en landgebruik, verandering van landgebruik en bebossing toevoegen aan de klimaatplannen van de EU. Hierover wil ik meer weten Nuttige links Bronnen http://www.cop22.ma/en/documents: alle 5 rapporten van het IPCC, het Kyoto Protocol, het Akkoord van Parijs, UN Framework Convention on Climate Change Data over uitstoot, vanaf 1850, per regio, per land, … CAIT Climate Data Explorer, http://cait.wri.org/ De klimaatverandering in België in 10 grafieken, MO Magazine, http://www.mo.be/artikel/de-klimaatveranderingbelgie-10-grafieken De ‘Climate Time Machine’ van de NASA. Vooral die van de temperatuur is indrukwekkend. http://climate.nasa.gov/ interactives/climate-time-machine Filmpje van de NL overheid die oorzaak, gevolg en aanpak (NL context) helder uitlegt: https://www.rijksoverheid.nl/ onderwerpen/klimaatverandering www.europahuis.be -12- Boussemaere, P., ‘Eerste hulp bij klimaatverwarring, Waarom de opwarming van de aarde veel meer is dan een milieuprobleem’, 2015, Davidsfonds Uitgeverij World Resources Institute UNFCCC, http://unfccc.int/timeline BBC, CAIT Climate Data Explorer, http://cait.wri.org/ NASA, http://climate.nasa.gov/effects/ EU, DG Climate Action UNEP Earth Observatory, Nasa Milieuloket NL laatste update: 16/12/2016