Neonatologie Hoofdstuk 13 13.1 Inleiding Premature weeën In geval van premature weeënactiviteit moet men zich altijd afvragen wat de oorzaak hiervan is: gebroken vliezen, infectie, voorliggende placenta, bloeding. Indien mogelijk geniet behandeling ter plaatse altijd de voorkeur. Het belangrijkste risico verbonden aan vervoer is het partusrisico. Om dit te kunnen inschatten moet men zich een aantal vragen stellen: Is er ontsluiting en zo ja hoeveel? Reden van premature weeenactiviteit (trauma, infectie?) Primi- of multipara? Zwangerschapsduur? Effect van reeds ter plaatse gestarte tocolyse? Als de antwoorden op deze vragen een partus tijdens de reis aannemelijk maken dient een transport in principe niet plaats te vinden. Alleen als er zwaarwegende argumenten zijn die een repatriëring toch wenselijk maken, dient, zeker bij transcontinentale transporten, de begeleiding te bestaan uit obstetrisch én neonatologisch geschoolde escorts en moet een transportcouveuse aan boord zijn. Postnatale transporten Hierbij gaat het meestal om prematuur geboren kinderen. De essentiële vraag is wanneer het pasgeboren kind het best vervoerd kan worden. Dit hangt af van vele factoren: Van groot belang is natuurlijk of het transport naar Nederland thans noodzakelijk is, of dat uitstel van repatriëring dan wel gehele uitbehandeling ter plaatse toelaatbaar is. o Wanneer een prematuur geborene wordt behandeld in een kwalitatief goede NICU in het buitenland heeft repatriëring geen hoge prioriteit en kan als een algemeen criterium gelden dat transport bij voorkeur plaatsvindt op het moment, waarop geen intensive care behandeling meer noodzakelijk is. o Wordt het kind behandeld in een ziekenhuis dat niet aan de Nederlandse kwaliteitsnor-men voldoet of waarvan men niet zeker weet of dat het geval is, heeft een spoedige repatriëring de voorkeur, zodat verdere IC behandeling in Nederland kan plaatsvinden. Er is geen harde minimale vervoerstermijn na de geboorte, dan wel minimaal bereikt gewicht. Wel is het aan te raden de eerste zeven levensdagen niet per vliegtuig te vervoeren. Indien zeer spoedige repatriëring gewenst is vanwege ontbrekende mogelijkheden voor adequate behandeling ter plaatse, behoeft daarmee niet te worden gewacht en kan eerder vervoerd worden. Bij voorkeur vindt vervoer plaats nadat detubatie heeft plaatsgevonden en wanneer geen ernstige apneu’s en bradycardieën meer voorkomen (eventueel onder adequate medicamenteuze behandeling met coffeïne). Bij recent (minder dan drie - vier dagen geleden) opgetreden intracerebrale bloeding (vast te stellen met echografisch onderzoek) of ernstige infectie (sepsis, pneumonie) wordt vervoer enkele dagen uitgesteld om verdere toename van de bloeding te vermijden, respectievelijk de reactie op antibiotische behandeling af te wachten. Men moet zich ervan hebben vergewist dat in het beoogde ziekenhuis van heropname in Nederland plaats voor het kind is, dan wel kan worden gereserveerd. Deze hooggespecialiseerde transporten moeten altijd besproken worden met een ter zake kundige neonatoloog alsmede met de medisch adviseur van de luchtvaartmaatschappij. De uitkomst van dit overleg bepaalt het repatriëringtraject en de inschatting en of de repatriëring per commerciële vlucht mogelijk is of een ambulancevlucht de voorkeur heeft. 2015 Hoofdstuk 13 Pagina 1 van 4 Neonatologie Hoofdstuk 13 13.2 Klinische overwegingen en checklist neonatologie A. Medische vragen bij het eerste medisch contact in geval van een premature geboorte 1. Obstetrische voorgeschiedenis: is er een preëxistente ziekte bij de moeder wanneer braken de vliezen waren er tekenen van infectie hoe verliep de partus (kunstverlossing, sectio) werden er corticosteroïden aan de moeder toegediend en wanneer werd er echografisch onderzoek verricht en wat waren de bevindingen hoe was de foetale conditie voor de partus (CTG) welke medicatie gebruikte moeder tijdens de zwangerschap 2. Opnamebeloop van de baby: zwangerschapsduur en geboortegewicht per sectio of vaginaal geboren Apgarscore en een eventuele noodzaak van een resuscitatie. Indien gereanimeerd direct post partum. Welke maatregelen waren nodig. respiratoire insufficiëntie? vanaf geboorte of later begonnen werd het kind met surfactant behandeld? Zo ja, hoe was hierop de reactie kunstmatig beademd Is er sprake (geweest) van een persisterend open ductus arteriosus(Botalli) Zo ja, ,hoe werd dit behandeld. (indometacine,ibuprofen,chirurgisch) ? indien nog beademd: hoe zijn de "settings": druk, frequentie, % zuurstof indien niet beademd: hoeveel zuurstof nodig Is er sprake (geweest) van een luchtlekkage (pneumothorax, pneumomediastinum etc.) Zo ja, heeft het kind nog een drain. wat is de zuurstof saturatie, wisselt die sterk heeft het kind catheters in situ zijn er tekenen van infectie convulsies apneu's en/of bradycardieën hoe veranderde het röntgenbeeld van de thorax tijdens de opname wat zijn de ECHO-grafische bevindingen van de hersenen. indien afwijkend: diagnose (hersenbloeding?) en veranderingen tijdens opname indien intraveneuze voeding: wat, hoeveel, perifeer infuus of centrale lijn indien enterale voeding per sonde: hoeveel, zijn er maagretenties welke medicatie krijgt het kind belangrijk laboratorium onderzoek: gasanalyses, glucose, leukocyten, trombocyten, CRP B. Medische vragen voor een couveusetransport 2015 is het kind nog zuurstofbehoeftig, zo ja hoeveel liter/min ademt het kind spontaan wat is de actuele ademhalingsfrequentie doen zich apneu's voor en zo ja hoe vaak heeft het kind (pleura) drain(s) wat is het huidige gewicht heeft het kind een maagsonde welk type voeding krijgt het (exact schema en hoeveelheden) waarden van de vitale parameters (hartactie, ademhaling, saturatie) heeft het kind nog een infuus uitslag laatste thoraxfoto en laatste echo van de hersenen welke medicatie krijgt het kan behandelend arts ter plaatse babylance regelen Hoofdstuk 13 Pagina 1 van 4 Neonatologie Hoofdstuk 13 C. Medische verantwoording repatriëringbeleid 1. In geval van premature weenactiviteit: ter plaatse tocolyse 2. Prematuur transport: Indien mogelijk willen we wachten met een dergelijk transport tot het kind 1 week verder is, het geboortegewicht stijgende is en het kind stabiel. 3. Indien overplaatsing naar een niet-couveuseafdeling op korte termijn te verwachten is heeft dit altijd de voorkeur. Zou echter nog tenminste een week intensive care nodig zijn dan is een couveusetransport verdedigbaar. 4. Kind moet stabiel zijn en bij voorkeur zelf ademend In Nederland zijn tien neonatale intensive care afdelingen (NICU's). In geval van overweging contact op nemen met neonatoloog. 13.3 Richtlijnen Wat Wanneer Hoe Zwangerschap - eenling Tot week 36 FTF: mits geheel ongecompliceerd verlopen zwangerschap. H: zittend B: geen A: geen M: geen G: evt. WCHR - meerling Tot week 32 FTF: mits geheel ongecompliceerd verlopen zwangerschap. H: zittend B: geen A: geen M: geen G: evt. WCHR Prenataal - premature weeënactiviteit Indien gedurende 3 dagen de contracties onder controle of verdwenen zijn. Bij gebruik van tocolytica i.v. is therapeutische speelruimte noodzakelijk. H: zittend of liggend B: SpV A: evt. couveuse standby M: koffer 2 + partusset G: WCHR of ambulance - gebroken vliezen Indien gedurende 3 dagen de contracties onder controle of verdwenen zijn. Bij gebruik van tocolytica i.v. is therapeutische speelruimte noodzakelijk. Geen aanwijzingen voor infectie H: liggend B: SpV A: evt. couveuse standby M: B;S&C; Sp en partusset G: WCHR of ambulance Postnataal Dag 7 H: reiswieg B: SpV A: geen M: geen G: geen Bij voorkeur niet voor dag 7 Afhankelijk van klinische toestand en faciliteiten ter plaatse. H: couveuse op stretcher / ambulancevlucht B: arts plus SpV A: zuurstof, couveuse, infusor, monitor, beademingsmachine M: B;S&C; Sp en partusset G: ambulance - à terme - prematuur Overleg altijd met medisch coördinator 2015 Hoofdstuk 13 Pagina 1 van 4 Neonatologie Moeder na sectio 2015 Hoofdstuk 13 Dag 8 H: zittend B: geen A: geen M: geen G: evt. WCHR Hoofdstuk 13 Pagina 1 van 4