SO 1e klas Thema: 4 Ordening / Basisstof: 5, 6, 7, 8, 10 (Biologie voor jou) Open vragen: 1. Tot welke afdeling behoort het dier in afbeelding 1? Afb. 1 Afb. 2 2. Bij welke afdeling en groep hoort het diertje in afbeelding 2? Maaike en Joost bekijken een Torso van een mens in het Biologie lokaal. Joost zegt dat mensen niet symmetrisch zijn, omdat hun maag links zit. Maaike is het daar totaal niet mee eens, want mensen zijn veelzijdig symmetrisch zegt zij. 3. Wie heeft gelijk en waarom? De lichaamstemperatuur van vissen wordt vergeleken met de temperatuur van het slootwater in de zomer. De temperatuur van het slootwater is ongeveer 15 °c. 4. Zal de lichaamstemperatuur van de vissen veel hoger zijn dan het slootwater of veel lager of zal er niet veel verschil zijn? Leg je antwoord uit. 5. Wanneer horen organismen tot dezelfde soort? In afbeelding 3 en 4 zie je twee kleine waterdiertjes getekend. In afbeelding 5 zie je een determinatie tabel voor enkele kleine waterdieren. Determineer deze twee dieren met behulp van de determinatietabel van afbeelding 3. 6. Noteer de afbeelding. Noteer daarachter de naam van de diersoort en de stappen die je in de determinatietabel hebt gemaakt. Afb. 3 Afb. 4 Deze dieren zijn op ongeveer 2x de ware grootte afgebeeld. 1 Afb. 5 Meerkeuze vragen: 1. Bij welke afdeling van het dierenrijk zijn de dieren meercellig niet-symmetrisch? A) Bij de holtedieren. B) Bij de sponzen. C) Bij de stekelhuidigen. D) Bij de weekdieren. 2. Bij welke afdeling van het dierenrijk zijn de dieren veelzijdig symmetrisch en vangen ze hun prooi met tentakels? A) Bij de eencellige dieren. B) Bij de holtedieren. C) Bij de sponzen. D) Bij de weekdieren. 2 3.Wanneer noem je een dier tweezijdig symmetrisch? Een dier is tweezijdig symmetrisch als het: A) in veel stukjes is te snijden die op elkaar lijken. B) in precies twee stukken kunt snijden die elkaars spiegelbeeld zijn. C) lijkt op een ander dier van dezelfde soort. D)in meerdere stukjes kunt snijden die niet elkaars spiegelbeeld zijn. E) antwoord A en B zijn goed F) antwoord C en D zijn goed 4. In welke groepen worden de geleedpotigen verder onderverdeeld? In de volgende groepen: A) insecten, vliegen, spinnen en duizendpoten. B) insecten, spinnen, kreeften en duizendpoten. C) slakken, insecten, schorpioenen en duizendpoten. D) slakken, spinnen, garnalen en duizendpoten. 5. Waaruit bestaat het pantser van een insect? Dit bestaat uit de stof A) kalk. B) zeeschuim. C) chitine. D) hoorn. 6. Welke groep binnen de geleedpotigen is het meest talrijk? A)De groep van de insecten. B) De groep van de spinnen. C) De groep van de vliegen. D) De groep van de kevers. 7. Welke groep(en) van de gewervelde dieren heeft of hebben een constante lichaamstemperatuur? A)Alleen de zoogdieren. B) Alleen de vogels. C) De zoogdieren en de vogels. D) De zoogdieren en de reptielen. 8. Welke groep(en) van de gewervelde dieren leggen eieren zonder schaal? A) Alleen de vissen. B) Alleen de amfibieën. C) De vissen en de amfibieën. D) De vissen, de amfibieën en de reptielen. 3 9) Welke groep(en) van de gewervelde dieren zijn in het bezit van schubben? A) Alleen de vissen. B) Alleen de reptielen. C) De vissen en de reptielen. D) De vissen en de amfibieën. Afb. 6 10. Met welk orgaan haalt een ringslang adem? (zie afb.6) A) Door middel van kieuwen. B) Door middel van de huid. C) Door middel van de huid en kieuwen. D) Door middel van longen. 11. Op welke manier haalt een kikker adem tijdens z'n winterslaap? A)Door middel van z'n longen. B)Door middel van z'n kieuwen. C)Door middel van z'n huid. D)Door middel van z'n kieuwen en z'n huid. 12. Bij welke afdeling van het dierenrijk is de huid bedekt met stekels of knobbels? A) Bij de reptielen. B) Bij de stekelhuidigen. C) Bij de holtedieren. D) Bij de steekmuggen. 13. Bij welke groep van de geleedpotigen bestaat het lichaam geheel uit segmenten? A) Bij de duizendpoten. B) Bij de kreeftachtigen. C) Bij de spinachtigen. D) Bij de insecten. 14. Aan welk deel van het lichaam van een insect zitten de poten vast? En aan welk deel de vleugels? A)De poten en de vleugels zitten vast aan het borststuk. B)De poten zitten vast aan het borststuk, de vleugels aan het achterlijf. C)De poten zitten vast aan het achterlijf, de vleugels aan het borststuk. D)De poten en de vleugels zitten vast aan het achterlijf. 15. Dennis zegt: Koudbloedige dieren kunnen warm bloed hebben. Wilbert zegt: Dieren met een constante lichaamstemperatuur nemen de temperatuur van de omgeving aan. Wie heeft of hebben er gelijk? A) Alleen Dennis heeft gelijk. B)Alleen Wilbert heeft gelijk. C)Dennis en Wilbert hebben allebei gelijk. D)Dennis en Wilbert hebben allebei geen gelijk. 4