WEETJES De Dikke Van Dale omschrijft een insect als volgt: dier van de klasse van geleedpotigen met drie paar poten en meestal vleugels, en met een lichaam dat in drie afdelingen is verdeeld => beestje. In de encyclopedie staat het volgende: Insecten, de klasse Insecta (v. Lat. insecare = insnijden; insecta = ‘gekorven dieren’) of Hexapoda (v. Gr. hexa = zes; pous, podos = voet, poot) van de Geleedpotigen, met ca. 30 miljoen soorten (= ca. 99% van alle bekende diersoorten; schatting naar aanleiding van onderzoek naar het voorkomen van diersoorten in de toppen van het tropisch regenwoud). In Nederland en België tezamen komen meer dan 10.000 soorten voor. Het lichaam bestaat uit segmenten en de poten zijn geleed. Het lichaam is verdeeld in kop, borststuk en achterlijf. De kop draagt één paar antennen en drie paar kaken, het borststuk drie paar poten en (meestal) twee paar vleugels. De insecten vormen verreweg de soortenrijkste diergroep die wij kennen. Er zijn reeds meer dan 750.000 soorten beschreven. Ook nu nog worden er met grote regelmatig nieuwe soorten voor de wetenschap ontdekt. Sinds lange tijd buigen biologen zich over het feit hoeveel insecten er in totaal zouden kunnen zijn: de schattingen hierover lopen sterk uiteen van 2 tot wel 30 miljoen. Forensisch entomologie is de toepassing van de studie van insecten en andere geleedpotigen op gerechtelijke kwesties. Insectenkundigen kunnen bijvoorbeeld aan de hand van de aanwezige insecten op een overleden lichaam achterhalen hoe lang deze persoon al dood is. De kamervlieg is een van de bekendste en meest voorkomende insecten in ons land. Onder gunstige omstandigheden kan de kamervlieg zich razendsnel voortplanten en een behoorlijke overlast. Omdat vliegen zich ontwikkelen in vochtig en rottend materiaal, treffen we ze vaak aan bij afvalcontainers en bijvoorbeeld mest. Kamervliegen "weken" het voedsel dat ze eten eerst voor met hun monddelen. Ze besmetten zo ons voedsel terwijl ze zitten te eten. Ook bevuilen ze oppervlakken en voedsel met uitwerpselen. Voedselvergiftigingen als gevolg van deze besmetting komen in ons land heel vaak voor. Vliegen kunnen een schadepost zijn: in horecagelegenheden wordt minder geconsumeerd als er veel vliegen aanwezig zijn en vele ramen moeten worden gewassen naar aanleiding van vervuiling door deze beestjes. Bidsprinkhanen of roofsprinkhanen, de onderorde Mantodea van de Insecten, vormen samen met de kakkerlakken de orde Dictyoptera. De ca. 2000 soorten zijn rovers, die, stilzittend, hun prooi met opgeheven, gevouwen voorpoten (vandaar de naam Bidsprinkhanen) afwachten, met de zeer beweeglijke kop volgen, en deze ten slotte met een zeer snelle beweging grijpen. De voorpoten zijn echte vangpoten, waarvan de als een schaar dichtklappende dij en scheen met scherpe dorens bezet zijn. Het mannetje is wat kleiner dan het wijfje en wordt bij de grotere soorten na de paring vaak door haar opgegeten. Vele soorten zijn gecamoufleerd door bloem- en bladkleuren en -vormen. De meeste soorten leven in de tropen en subtropen. Vlinders, de orde Lepidoptera van de Insecten, wordt gekenmerkt door de bedekking van vleugels en lichaam met platte schubben, een spiraalvormig oprolbare zuiger (roltong) en een typische larvevorm, de rups. Er zijn 150.000 soorten bekend, waarvan in Europa ca. 5000. Een aantal soorten van vooral de Dagvlinders is tussen 1955 en 1990 in Nederland niet meer waargenomen; oorzaken zijn de vernietiging van hun milieu door verstedelijking en door intensivering van de landbouw. Insecten bevatten niet alleen veel proteïnen, maar ook calcium en ijzer. Een grote waterkever bevat per 100 gram 20 gram proteïne, 43,5 mg calcium en 13,6 mg ijzer. Een sprinkhaan heeft 14,3 gram proteïne, 35,2 mg calcium en 5,0 ijzer. Niet voor niets worden insecten (buiten Europa) veel gegeten.