Subsidieregelingen voor cultuurhistorisch waardevolle boerderijen Rijksmonumentale boerderijen: Brim Voor eigenaren van rijksmonumentale boerderijen die van plan zijn hun pand te restaureren, of werkzaamheden uit te voeren die bijdragen aan de instandhouding van de monumentale kwaliteiten van het pand, bestaat de mogelijkheid om een financiële tegemoetkoming te krijgen. Dit is geregeld in het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 (Brim 2011). Op het Brim is een subsidieregeling gebaseerd die planmatig onderhoud van rijksmonumenten door eigenaren stimuleert. Daarvoor dient de eigenaar een zesjarig instandhoudingsplan op te (laten) stellen met daaraan gekoppeld een meerjaren begroting. In het Brim 2011 gelden nog maar drie monumentcategorieën, namelijk woonhuizen, kerkgebouwen en ‘overige monumenten’. Boerderijen behoren tot de laatstgenoemde categorie. Per 1 januari 2012 zijn er enkele veranderingen doorgevoerd. Voor 2012 wordt gewerkt met voorrangcategorieën. Als eerste hebben voorrang: molens, kastelen en buitenplaatsen die in 2006 ook al een Brim-subsidie hebben ontvangen. De reden hiervoor is dat het Brim is opgezet vanuit de gedachte dat monumenten behoefte hebben aan continu onderhoud. De monumenten die in 2006 in het Brim zijn ingestroomd komen daarom in 2012 opnieuw aan de beurt. Als tweede hebben voorrang de aanvragers die in 2011 in de loting zijn afgewezen. Verder zijn per 1 januari 2012 de maximale subsidiabele kosten voor de categorie “overige monumenten” verlaagd van € 100.000,- naar € 50.000,-. Het subsidiepercentage van 60% is ongewijzigd gebleven. In het kader van het Brim kan men voor een rijksmonumentale boerderij dus maximaal € 30.000,- subsidie krijgen. Let wel, dit is het totaal voor de periode waarop het instandhoudingsplan betrekking heeft, oftewel € 30.000,- voor zes jaar. Voorbeeldberekening De eigenaar van een rijksmonumentale boerderij restaureert zijn boerderij voor € 145.000,-. De subsidiabele kosten worden vastgesteld op € 115.000,-. Het subsidieplafond bedraagt € 50.000,-. De eigenaar komt in aanmerking voor 60% subsidie, dus € 30.000,-. Categorie Subsidie percentage Woonhuizen Alleen lening Kerkgebouwen 65% Overige monumenten, 60% Maximale subsidiabele kosten Maximale subsidie € 100.000 € 65.000 € 50.000 € 30.000 o.a. boerderijen Overzicht van de subsidiemogelijkheden voor rijksmonumenten in het kader van het Brim 2012. Gezien het beperkte budget en het grote aantal aanvragers voor een Brim-subsidie in voorgaande jaren, is niet te verwachten dat de objecten in de categorie ‘overige monumenten’ in 2012 een gerede kans op subsidietoekenning maken. Overigens, 2012 is een overgangsjaar voor het Brim. Er wordt nu gewerkt aan een herziening van de regeling; de planning is dat die in 2013 ingaat. 1 Biedt het Brim in 2012 zo goed als geen kans op subsidie, toch is er uitzicht op een financiële tegemoetkoming… maar dan in de vorm van een laagrentende lening. Laagrentende lening in plaats van subsidie De eigenaar van een rijksmonumentale boerderij, die op grond van het Brim in aanmerking komt voor een subsidie, kan ervoor kiezen hiervan af te zien en in plaats daarvan een laagrentende lening te ontvangen via het Nationaal Restauratiefonds (NRF). Aldus kan toch in behoorlijke mate een financieel voordeel worden behaald. Afhankelijk van de persoonlijke situatie waarin iemand verkeert (i.c. de belastingbox die van toepassing is), kan het voordeel verschillen. Fiscaal aftrekbare kosten Eigenaren van rijksmonumenten kunnen verder een aantal kosten fiscaal aftrekken. Een aparte afdeling van de Belastingdienst, Bureau Monumentenpanden (BBM), bekijkt aan de hand van het restauratieplan welke kosten fiscaal aftrekbaar zijn. Hierdoor weet de monumenteigenaar voorafgaand aan de restauratie wat de hoogte is van de fiscale aftrek. Bovendien is dit bedrag de grondslag voor de Restauratiefonds-hypotheek. Om de fiscale aftrek vast te stellen maakt de Belastingdienst onderscheid tussen onderhoudskosten en verbeterkosten. Alleen onderhoudskosten zijn fiscaal aftrekbaar. Het gaat hier om kosten voor het vervangen of repareren van onderdelen van het pand. Voorbeelden hiervan zijn: cascowerkzaamheden, zoals werkzaamheden aan dak, kozijnen en gevel; het buitenschilderwerk; het opnieuw voegen van metselwerk; het opstoppen of (deels) vervangen van een slecht rieten dak. Belangrijk hierbij is dat bij een vervanging of reparatie de “oude staat” moet worden hersteld. Bij verbeterkosten moet worden gedacht aan kosten voor zaken die nieuw worden aangebracht en werkzaamheden die het comfort verhogen. Nieuwe toevoegingen vallen niet onder de noemer onderhoud. De kosten van die werkzaamheden zijn in fiscaal opzicht ‘kosten van verbetering’ en zijn niet aftrekbaar. Dus ook de kosten van het terugbrengen van een in de loop der jaren verdwenen element kunnen niet worden afgetrokken, zelfs niet wanneer het een monumentaal element betreft. Voorbeelden van verbeterkosten zijn: het aanbrengen van dubbel glas of isolatie, het realiseren van een nieuwe uitbouw, het plaatsen van een nieuwe keuken e.d. Als voor het rijksmonument subsidie wordt verkregen, moet het subsidiebedrag van de onderhoudskosten worden afgetrokken. Brim-subsidieaanvragen per zelfstandig onderdeel Veel beschermde monumenten zijn één geheel, zonder dat verschillende zelfstandige onderdelen te onderscheiden zijn. Het komt echter regelmatig voor dat onder één monumentnummer meerdere gebouwen en bouwwerken staan geregistreerd (bijvoorbeeld een boerderij met schuren en een hooiberg). In het Brim 2011 is de eis losgelaten dat er slechts één aanvraag mag zijn per monumentnummer. Per zelfstandig onderdeel kan voortaan een aanvraag worden ingediend. Ook de maximale bedragen en percentages gelden per zelfstandig onderdeel, evenals de keuze voor een lening of een subsidie. Bij gebouwde monumenten geldt een zelfstandige bouwkundige eenheid als zelfstandig onderdeel. Vrijstaande bouwwerken zijn als zodanig te beschouwen. Bij aan elkaar vast 2 gebouwde bouwwerken kan worden gesproken van verschillende zelfstandige bouwkundige eenheden, indien ze in constructief en functioneel opzicht te onderscheiden zijn. Rijkssubsidieregeling stimulering herbestemming monumenten Leegstand en herbestemming zijn op dit moment maatschappelijk zeer actuele onderwerpen. Zo blijkt uit recente onderzoeken dat zeven miljoen m² kantoorruimte leeg staat. Ook het aantal leegkomende monumentale gebouwen groeit gestaag: elke dag één boerderij, elke week twee kerken en elke maand één klooster. Als een monument leegstaat, wordt het vaak niet of minder goed onderhouden met als gevolg verval van het gebouw en verlies van monumentale kwaliteiten. Het zoeken naar een nieuwe functie voor de vele honderden cultuurhistorisch waardevolle gebouwen die leeg komen, is dé uitdaging voor de komende tijd. Enerzijds om cultuurhistorische waarden, identiteit en ruimtelijke kwaliteit te behouden, anderzijds om een bijdrage te leveren aan het vinden van oplossingen voor het probleem van de schaarse ruimte. Door middel van herbestemming en hergebruik van monumentale gebouwen kan hier invulling aan gegeven worden. Herbestemmen is echter vaak een ingewikkeld proces waarbij veel verschillende factoren het succes of het mislukken van een project bepalen. De planfase is bij herbestemming vaak cruciaal. Door het doen van onderzoek naar de mogelijkheden van herbestemming, kan in een vroeg stadium duidelijk worden of een project wel of niet haalbaar is. Aan ideeën voor een nieuwe invulling ontbreekt het meestal niet, maar het is de vraag of de beoogde bestemming economisch en technisch haalbaar is, en of het recht doet aan het gebouw en de omgeving. Om de haalbaarheid van een herbestemming en verbouwing op tafel te krijgen is het van belang om hier in een vroegtijdig stadium onderzoek naar te doen. Zaken als bouwkundige staat, cultuurhistorische aspecten (inclusief archeologie), de restauratiebehoefte, de planologische aspecten (bestemmingsplan), exploitatieraming en de financieringsmogelijkheden (subsidies) spelen een belangrijke rol. Per 1 november 2011 is de rijkssubsidieregeling “Stimulering herbestemming monumenten” van kracht. Initiatiefnemers van herbestemmingen kunnen subsidie krijgen voor een onderzoek naar de haalbaarheid van een project. Het haalbaarheidsonderzoek dient betrekking te hebben op een of meer van de volgende onderwerpen: - de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument in relatie tot herbestemming; - de bouwkundige staat van het monument; - mogelijke nieuwe functies van het monument, en - de financiële haalbaarheid van de herbestemming van het monument. De subsidie bedraagt 70% van de kosten van het onderzoek, waarbij het onderzoek tenminste € 10.000,- dient te bedragen en ten hoogste € 25.000,-. Het bijzondere is dat deze subsidieregeling niet alleen voor rijksmonumentale objecten geldt, maar ook voor gemeentelijke monumenten en zelfs voor karakteristieke gebouwen zonder officiële monumentenstatus. In dat laatste geval dienen wel de cultuurhistorische waarden die aan de orde zijn door de gemeente te worden erkend. De regeling is bedoeld voor gebouwen die zich niet zo gemakkelijk lenen voor een nieuwe, andere functie. Behalve kerken, industriële gebouwen, kloosters, schoolgebouwen en molens, vallen hier ook agrarische gebouwen onder. De regeling is niet bestemd voor woonhuizen. 3 Cultuurfonds voor Monumenten Noord-Brabant De provincie Noord-Brabant heeft geld beschikbaar gesteld voor het zogeheten Cultuurfonds voor Monumenten Noord-Brabant. Dit is een fonds dat laagrentende leningen verstrekt. Eigenaren van gemeentelijke monumenten en objecten die voorkomen op de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart kunnen hier een beroep op doen. Het rentepercentage is momenteel 1,5%. Het maximale bedrag dat geleend kan worden is € 100.000,-. Het totale budget is reeds benut, maar omdat het hier een “revolving fund” betreft komt er jaarlijks geld vrij dat weer ingezet kan worden. Aan het begin van elk jaar wordt het beschikbare budget vastgesteld, waarna toekenning plaatsvindt op basis het beginsel “wie het eerste komt, die het eerste maalt”. De uitvoerder van deze regeling is het Nationaal Restauratiefonds (NRF). Bij deze organisatie moeten ook de aanvragen worden ingediend. Zie: www.restauratiefonds.nl Subsidiemogelijkheden Provincie Noord-Brabant Bij de provincie Noord-Brabant bestaat momenteel geen subsidieregeling ten behoeve van behoud van monumentale boerderijen en agrarische gebouwen. Er zijn nog wel subsidieregelingen op het gebied van o.a. landschappelijke elementen en landschapskwaliteit, het behoud en herstel van monumentale lanen en in het kader van de Reconstructiewet. In de huidige bestuursperiode (2011-2015) worden bepaalde provinciale subsidieregelingen mogelijk beëindigd. Subsidiemogelijkheden gemeenten De gemeentelijke overheid is verantwoordelijk voor het voeren van een monumentenbeleid. De gemeenten hebben voor het stimuleren van onderhoud en restauratie van het monumentenbestand veelal een gemeentelijke subsidieverordening vastgesteld, waarin een tegemoetkoming in de kosten is geregeld. De regelingen en bedragen verschillen per gemeente en per project. Er zijn echter ook gemeenten die geen subsidieregeling voor gemeentelijke monumenten hebben. Voor informatie over de monumentensubsidie kan men terecht bij de eigen gemeente. Overige Er bestaan verschillende fondsen waar mogelijk een beroep op kan worden gedaan. De Vereniging van Fondsen in Nederland, gevestigd aan de Jan van Nassaustraat 102 te Den Haag (tel. 070-3262229), geeft jaarlijks in samenwerking met de Walburg Pers een Fondsenboek uit. 4 Nuttige adressen - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Smalle Pad 5, 3811 MG Amersfoort; tel. 0334217421; www.cultureelerfgoed.nl Nationaal Restauratiefonds, Westerdorpsstraat 68, 3871 AZ Hoevelaken; tel. 0332539439; www.restauratiefonds.nl Belastingdienst Bureau Monumentenpanden; Inputplein 1, 3821 AM Amersfoort; tel. 033-4505222; www.belastingdienst.nl Stichting De Brabantse Boerderij, p/a Markt 9, 4931 BR Geertruidenberg; tel. 0161433068; www.debrabantseboerderij.nl Monumentenhuis Brabant, Markt 9, 4931 BR Geertruidenberg; tel. 0162-511833; www.monumentenhuisbrabant.nl en www.boerderijenlijn.nl 5