Europees Economisch en Sociaal Comité Brussels, 11 februari 2015 ZITTING VAN 21 EN 22 JANUARI 2015 SAMENVATTING VAN DE GOEDGEKEURDE ADVIEZEN Dit document is in de officiële talen op te vragen op de website van het Comité: http://www.eesc.europa.eu/?i=portal.nl.documents#/boxTab1-2 De genoemde adviezen kunnen online worden geraadpleegd via de zoekmachine van het Comité: http://www.eesc.europa.eu/?i=portal.en.opinions-search EESC-2014-06556-00-00-TCD-TRA (FR/EN) 1/15 Belliardstraat 99 — 1040 Brussel — BELGIË Tel. +32 25469011 — Fax +32 25134893 — Internet: http://www.eesc.europa.eu NL Inhoud: TOC EESC-2014-06556-00-00-TCD-TRA (FR/EN) 2/15 De zitting van 21 en 22 januari 2015 werd bijgewoond door Vaira Vīķe-Freiberga, voormalig president van Letland, die zich uitsprak over economische groei en sociale solidariteit in Europa, en door Zanda kalniņa-lukaševica, parlementair secretaris en Lets minister van Buitenlandse Zaken, die het werkprogramma van het Letse voorzitterschap van de Raad van de EU presenteerde. De volgende adviezen werden goedgekeurd: 1. CONCURRENTIEVERMOGEN/INTERNE MARKT/RECONVERSIE Zesde cohesieverslag Rapporteur: Ref: Paulo BARROS VALE (Werkgevers– PT) COM(2014) 473 final – EESC-2014-04756-00-00-AC-TRA Hoofdpunten: Het verslag gaat over de Europese maatregelen om de situatie in Europa te verbeteren, maar ook over de problemen die hierbij zijn opgetreden. Door de crisis is de economische en sociale ongelijkheid toegenomen en zijn de verschillen tussen de lidstaten vergroot. Het cohesiebeleid moet zijn oorspronkelijke, in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgelegde doel trouw blijven en de sociale, economische en territoriale samenhang blijven bevorderen door aan de hand van samenwerking en solidariteit naar harmonieuze ontwikkeling - bron van algemeen welzijn - te streven. Het cohesiebeleid, dat in veel gevallen de belangrijkste investeringsbron is, moet ambitieuzer worden of zelfs grondig worden herzien als de groei en de werkgelegenheid niet herstellen. De middelen zijn duidelijk ontoereikend om de echte problemen op te lossen. Er moeten dus nieuwe financieringsvormen voor convergentie worden gevonden die het cohesiebeleid een nieuw elan geven. Het cohesiebeleid moet de economische groei en het concurrentievermogen blijven stimuleren zonder de sociale doelstellingen voor een slimme en inclusieve groei uit het oog te verliezen. Contactpersoon:Magdaléna Carabin Belarova (Tel.: 00 32 2 546 83 03 - e-mail: [email protected]) EESC-2014-06556-00-00-TCD-TRA (FR/EN) 3/15 2. GEZONDHEID EN VEILIGHEID Geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik Europees Geneesmiddelenbureau Rapporteur: Renate HEINISCH (FDiverse activiteiten - DE) Referenties: COM(2014) 557 final – 2014/0256 (COD) – EESC-2014-06070-00-00-AC-TRA Hoofdpunten: Het EESC staat achter het voorstel van de Commissie, maar op een aantal punten is er wel verbetering nodig ten behoeve van de daadwerkelijke verwezenlijking van de nagestreefde doelstellingen (de beschikbaarheid van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik verbeteren; de administratieve lasten verminderen; concurrentie en innovatie bevorderen; en de werking van de interne markt verbeteren). Contactpersoon: Claudia Drewes-Wran (Tel.: 00 32 2 546 80 67 – e-mail: [email protected]) Diervoeders met medicinale diergeneeskundig gebruik Rapporteur: werking en geneesmiddelen voor ESPUNY MOYANO (Werkgevers – ES) COM(2014) 556 final – 2014/0255 (COD) COM(2014) 558 final – 2014/0257 (COD) - EESC-2014-05960-00-00-AC-TRA Hoofdpunten: Het EESC acht het nodig en passend om de Europese wetgeving inzake diervoeders met medicinale werking te actualiseren teneinde eenvormige voorwaarden voor de productie, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking te garanderen en tegelijkertijd de gezondheid en het welzijn van dieren te beschermen en aan de consumentenverwachtingen te voldoen. Er is een probleem met de beschikbaarheid van diergeneesmiddelen voor minder gangbare soorten en de aquacultuur. Het EESC zou graag zien dat geneesmiddelen voor deze soorten toegankelijker worden en dat de belemmeringen voor een vlotte productie en distributie tot een minimum worden beperkt. Het kan gebeuren dat een werkzame stof die in een diervoeder met medicinale werking zit, versleept wordt naar een niet-doeldiervoeder. In dat geval moet het gehalte werkzame stof wel "zo laag als redelijkerwijs mogelijk" zijn, conform het Alara-beginsel ("as low as reasonably achievable"). Ook EESC-2014-06556-00-00-TCD-TRA (FR/EN) 4/15 onderschrijft het EESC dat er met het oog op een adequate homogeniteit van diervoeders met medicinale werking criteria moeten worden vastgesteld, zoals streefwaarden. Dierenartsen en erkende vakmensen moeten zich verantwoordelijk opstellen door af te zien van routinematige preventieve behandelingen met antimicrobiële middelen, ook al zijn er situaties waarin preventieve behandeling met zulke middelen nodig is om de gezondheid en het welzijn van dieren en daarmee ook de volksgezondheid te vrijwaren. Hygiënevoorschriften voor dieren zijn van strategisch belang, vanwege het effect dat ervan uitgaat op de gezondheid en het welzijn van dieren, de volksgezondheid en de voedselveiligheid, het milieu en de plattelandseconomie. Het is dan ook van essentieel belang dat er geautoriseerde diergeneesmiddelen voorhanden zijn. Dierenartsen en erkende vakmensen moeten aldus over voldoende instrumenten beschikken om dierziekten te beheersen, te voorkomen en te behandelen. Het is in dit verband absoluut noodzakelijk dat dierenartsen over veilige en doeltreffende antimicrobiële geneesmiddelen kunnen beschikken. De huidige wetgeving leidt tot heel wat rompslomp voor het bedrijfsleven, wat niet bevorderlijk is voor de noodzakelijke innovatie. Het EESC vindt het dan ook een goede zaak dat er eenvoudigere regels voor de goedkeuringsprocedures en de geneesmiddelenbewaking worden ingevoerd, dat de voorschriften voor het verlenen van vergunningen voor het in de handel brengen worden gewijzigd, enz., teneinde deze rompslomp te verminderen. Dat neemt niet weg dat er gebieden zijn waarop het voorstel verder kan worden verbeterd. Contactpersoon: Stella Brozek-Everaert (Tel.: 00 32 2 546 92 02 - e-mail: [email protected]) Doeltreffende, toegankelijke en veerkrachtige gezondheidsstelsels Rapporteur: José Isaías RODRÍGUEZ GARCÍA-CARO (Werkgevers – ES) COM(2014) 215 final - EESC-2014-05569-00-01-AC-TRA Hoofdpunten: Het EESC verzoekt de Commissie en de lidstaten om zo snel mogelijk en in overleg werk te maken van de in de mededeling voorgestelde strategische richtsnoeren. Om de burgers van de Unie een zo hoog mogelijk welzijnsniveau te bieden moeten de gezondheidsstelsels van de EU-lidstaten gebaseerd zijn op beginselen en waarden als universaliteit, toegankelijkheid, gelijkheid en solidariteit. Zonder deze basisbeginselen kan de sociale dimensie van Europa niet tot bloei komen, en zij dienen dan ook te worden beschermd en verankerd in alle EUbeleidsgebieden die verband houden met volksgezondheid EESC-2014-06556-00-00-TCD-TRA (FR/EN) 5/15 Het EESC is er vast van overtuigd dat maatregelen die een aantasting vormen van het recht van de Europese burgers op gezondheidszorg, niet de juiste oplossing zijn voor de economische crisis. Hoewel er een prijskaartje hangt aan gezondheidszorg, is gezondheid geen handelswaar en mag de koopkracht van de burgers daarop dus geen invloed hebben. Om de efficiëntie van de gezondheidsstelsels te verbeteren moeten de beschikbare middelen optimaal worden gebruikt; zowel bij de organisatie van de gezondheidszorg als in de praktijk moet het verband tussen de wetenschappelijke en technische kwaliteit en de beginselen van doeltreffendheid en duurzaamheid steeds voor ogen worden gehouden en moet het belang van de patiënt steeds voorop staan. Dat er begin 21e eeuw nog steeds een gebrek is aan vergelijkbare gegevens is onaanvaardbaar. De Commissie en de lidstaten moeten trachten zo snel mogelijk een reeks betrouwbare indicatoren in te voeren aan de hand waarvan maatregelen op EU-niveau kunnen worden beoordeeld en goedgekeurd. De strijd tegen ongelijkheid op gezondheidsvlak is in de ogen van het EESC prioritair. De bestaande verschillen op sociaal, economisch en politiek gebied zijn bepalend voor de verdeling van gezondheidsproblemen. Alle landen hebben dan ook de verplichting erop toe te zien dat alle burgers dezelfde gezondheidszorg krijgen. Technische en wetenschappelijke opleidingen van hoog niveau zijn onmisbaar willen we beschikken over hooggeschoolde gezondheidswerkers die naar behoren kunnen beantwoorden aan de zorgbehoeften van de EU-burgers. Verbetering van de eerstelijnszorg, die immers de hoeksteen is van de gezondheidszorg, kan leiden tot betere resultaten op het vlak van gezondheid en de uitgaven helpen indammen, wat de financiële houdbaarheid van deze stelsels ten goede zal komen. Er moet worden bezuinigd op de uitgaven voor geneesmiddelen en spitstechnologie, aangezien deze bepalend zijn voor de houdbaarheid van de gezondheidsstelsels. Contactpersoon:Irina Fomina (Tel.: 00 32 2 546 80 91 – e-mail: [email protected]) 3. MILIEU / LANDBOUW EN VISSERIJ De opkoop van landbouwgrond - Een waarschuwing voor Europa en een bedreiging voor agrarische familiebedrijven (initiatiefadvies) Rapporteur: Kaul NURM (Diverse werkzaamheden - EE) EESC-2014-06556-00-00-TCD-TRA (FR/EN) 6/15 Initiatiefadvies: EESC-2014-00926-00-00-AC-TRA Hoofdpunten: Sommige beleidsvormen van de EU hebben zowel in de EU als wereldwijd, rechtstreeks of indirect gevolgen voor de opkoop van landbouwgrond. Dit betreft o.m. bio-economie, handelsbeleid en landbouwbeleid. Om te beginnen wordt verwezen naar het streven naar een groter aandeel van biobrandstoffen en de mogelijkheid van een douanerechten- en quotumvrije suikerhandel als oorzaken waardoor een aantal projecten in Azië en Afrika met de opkoop van landbouwgrond gepaard zijn gegaan. Volgens cijfers uit meerdere bronnen is thans 10% van het Roemeense landbouwareaal in handen van beleggers uit landen buiten de EU en beschikken beleggers uit de EU over nog eens 20 à 30% van die grond. Eén miljoen hectare Hongaarse landbouwgrond is door geheime contracten in handen geraakt van beleggers die voornamelijk EU-vermogen vertegenwoordigen. Ook al is het tot mei 2016 voor buitenlanders verboden om landbouwgrond in Polen te kopen, is ook daar al 200 000 hectare landbouwgrond opgekocht door vooral uit de andere lidstaten van de EU afkomstige buitenlandse ondernemingen. Om agrarische familiebedrijven een levensvatbaar alternatief te bieden voor geïndustrialiseerde landbouw en de opkoop van landbouwgrond als een van de uitingsvormen daarvan, zijn er doortastende maatregelen nodig om die bedrijven te beschermen. Daarbij wordt o.m. gedacht aan maatregelen om de oprichting van producentenorganisaties te bevorderen en onoorbare handelspraktijken tegen te gaan. Beleidsmaatregelen van de EU en de lidstaten kunnen ertoe bijdragen dat agrarische familiebedrijven duurzamer en veerkrachtiger worden. Het EESC roept de lidstaten ertoe op om de Vrijwillige Richtnoeren voor verantwoord bodemgebruik (VGGT) toe te passen en bij de Commissie en de FAO verslag uit te brengen van het gebruik en de toepassing van de VGGT in hun bodembeheerbeleid. Het EESC verzoekt het Europees Parlement en de Raad zich te bezinnen op de vraag of het vrije verkeer van kapitaal ook onverkort van toepassing dient te zijn op de aan- en verkoop van landbouwgrond en agrarische bedrijven, waarbij in de eerste plaats moet worden gedacht aan landen buiten de EU, maar ook aan transacties binnen de EU. Contactpersoon: Arturo Íñiguez (Tel.: 00 32 2 546 87 68 – e-mail: [email protected]) Situatie na het aflopen van de melkquotaregeling in 2015 Rapporteur: Padraig WALSHE (Diverse werkzaamheden - IE) EESC-2014-06556-00-00-TCD-TRA (FR/EN) 7/15 Initiatiefadvies: EESC-2014-05123-00-00-AC-TRA Hoofdpunten: Het EESC beschouwt het aflopen van de melkquotaregeling op 31 maart 2015, waartoe in 2008 besloten is, als een ingrijpende wijziging. Sinds de invoering van deze alomvattende productiebeheersregeling op 1 april 1984 is in de loop der tijd steeds duidelijker geworden dat de prijzen en inkomens van de landbouwers niet effectief genoeg konden worden ondersteund en gestabiliseerd en dat de melkproductie in de EU daalde, terwijl tegelijk de mondiale melkproductie aanzienlijk gestegen is. Het EESC vindt dat het EU-zuivelbeleid na het verstrijken van de melkquotaregeling, dus na 2015, niet alleen groei en expansie mogelijk moet maken, maar ook moet voorkomen dat melkveehouders ermee stoppen en dat steun moet worden verleend aan kleine boeren, met name in benadeelde gebieden en bergregio's. Dankzij het beleid moeten EU-boeren en uiteindelijk de EU-economie kunnen profiteren van de groeiende mondiale zuivelmarkten, terwijl de net zo waardevolle economische en sociale bijdrage van kleinschalige, benadeelde zuivelbedrijven in veel Europese regio's wordt erkend en gekoesterd. Het EESC meent echter dat de budgetten en maatregelen van Pijler II, of de maatregelen van het Zuivelpakket, dat nu onderdeel is van het GLB 2014-2020, zeker niet zullen volstaan om kwetsbare melkveehouders te beschermen, of ze nu in benadeelde of berggebieden wonen of niet. Misschien zijn extra maatregelen nodig om te garanderen dat deze boeren een fatsoenlijk inkomen hebben en een redelijk deel van de marktopbrengst. Zij zouden ook advies moeten krijgen over productie-efficiëntie, diversificatie en heroriëntatie zodat zij optimaal kunnen besluiten over hun toekomst en die van hun opvolgers, gelet op het beperkte vermogen van de benadeelde bedrijven om inkomsten te genereren. Even belangrijk acht het EESC het dat commerciële en concurrerende melkveehouders overal, ook in gebieden die geschikter zijn voor duurzame en concurrerende zuivelproductie voor de uitvoer, hun bedrijven mogen laten groeien om in te spelen op de snel stijgende mondiale vraag, zodat ze voor meer werkgelegenheid en inkomsten zorgen in de plattelandsgebieden van de EU. Grootste probleem voor deze boeren zijn echter de enorme schommelingen in hun inkomsten vanwege de volatiliteit van de zuivelgrondstoffenprijzen (en dus van melkprijzen voor producenten) en van productiekosten. Het is essentieel dat de EU de lidstaten en de industrie de mogelijkheid bieden om fiscale oplossingen en eenvoudige dekkingsinstrumenten uit te werken die voor de boeren vlot toegankelijk zijn, zoals contracten met vaste marges. De in het nieuwe GLB opgenomen "vangnet"-bepalingen zijn van ontoereikend niveau; het EESC dringt erop aan dat deze worden herzien en permanent op de voet worden gevolgd, zodat ze steeds goed aansluiten op de feitelijke productiekosten. Contactpersoon: Arturo Íñiguez (Tel.: 00 32 2 546 87 68 – e-mail: [email protected]) EESC-2014-06556-00-00-TCD-TRA (FR/EN) 8/15 4. WERK/SOCIALE AANGELEGENHEDEN Arbeidsmarktintegratie van vrouwelijke migranten Rapporteur: Béatrice OUIN (Werknemers – FR) Initiatiefadvies: EESC-2014-04856-00-01-AC-TRA Hoofdpunten: In het advies, dat het sluitstuk vormt van zijn adviezen over immigratie en integratie, buigt het EESC zich over de positiee van vrouwelijke migranten op de arbeidsmarkt. De EU heeft als prioriteit om de arbeidsparticipatie van deze vrouwen te verhogen, wat hun integratie in de samenleving ten goed zal komen en zal bijdragen aan de economische groei en de sociale cohesie. De arbeidsmarkt is nadelig voor vrouwen in het algemeen (bijvoorbeeld wat salarissen of de toegang tot hogere posten betreft). Vrouwelijke migranten het moeilijk hebben als vrouw én als migrant. Volgens het EESC moeten de lidstaten kiezen voor positieve discriminatie waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke situatie van vrouwelijke migranten (hun scholing, hun kennis van de taal van het gastland en de vraag of zij deel uitmaken van de eerste of van een latere generatie immigranten). Het EESC dringt er bij de Europese instellingen op aan het Europees Semester beter te gebruiken en per land aanbevelingen te doen en met de strategie voor de gelijke behandeling van vrouwen en mannen vanaf 2015 de plaats van vrouwelijke migranten op d arbeidsmarkt te verbeteren, onder meer door het ondernemerschap te bevorderen. Het EESC pleit derhalve voor harmonisatie van de Europese instrumenten om mensen die legaal in een lidstaat van de EU verblijven, onmiddellijk toegang tot de arbeidsmarkt te bieden, evenals een persoonlijk (d.w.z. niet van de huwelijkse staat afhankelijk) recht op verblijf. Het ontwrerpadvies bevat ook een aantal aanbevelingen voor de lidstaten, bijvoorbeeld om: taalcursussen te organiseren die aan de specifieke behoeften van vrouwelijke migranten voldoen, die op het zoeken naar werk zijn ingesteld en die voor hen toegankelijk zijn; ervoor te zorgen dat in een ander land verworven diploma's of opgedane ervaring sneller worden erkend, zodat vrouwen werk vinden dat overeenstemt met hun bekwaamheden en ambities; te voorkomen dat vrouwelijke migranten onder hun opleidingsniveau werken, omdat er dan menselijk kapitaal verloren gaat; EESC-2014-06556-00-00-TCD-TRA (FR/EN) 9/15 ervan uit te gaan dat werken in bepaalde sectoren (schoonmaakbedrijven, kinderopvang, ouderenzorg, horeca, landbouw enz.) een kans is voor minder geschoolde vrouwelijke migranten op voorwaarde dat dit werk aan de zwarte markt wordt onttrokken, professioneler wordt gemaakt en naar waarde wordt geschat en dat deze vrouwen hiervoor worden opgeleid en er een loopbaan kunnen ontwikkelen; vrouwen die een eigen bedrijf willen beginnen, te ondersteunen en te bevorderen dat vrouwelijke migranten een opleiding volgen om ondernemer te worden; de sociale partners en maatschappelijke organisaties bij de uitwerking en toepassing van beleid te betrekken; Ten slotte doet het EESC een beroep op de sociale partners om de specifieke kenmerken van vrouwelijke migranten beter in het werkprogramma voor de Europese sociale dialoog te verwerken en om in cao's vast te leggen dat gemakkelijker erkenning moet worden gegeven aan de kwalificaties van vrouwelijke migranten. Contactpersoon:Ana Dumitrache (Tel.: 00 32 2 546 81 31 – e-mail: [email protected]) 5. TELECOMMUNICATIE Naar een bloeiende data-economie Rapporteur: Anna NIETYKSZA (Werkgevers– PL) Ref: COM(2014) 442 final – EESC-2014-05300-00-00-AC-TRA Hoofdpunten: Het EESC is ingenomen met voornoemde mededeling van de Europese Commissie, waarin zij ervoor pleit in de EU een bloeiende data-economie tot stand te brengen, d.w.z. een op IT geschoeide digitale economie. De inmiddels grootschalige toepassing van informatietechnologieën in alle maatschappelijke, economische en culturele sectoren en in het onderwijs biedt enorme ontwikkelingsmogelijkheden, maar onderzoek en ontwikkeling van IT moeten worden ondersteund, zowel in de technische, sociale als economische wetenschappen. Het EESC heeft zijn teleurstelling uitgesproken over de recente substantiële verlaging van de middelen die via de Connecting Europe Facility beschikbaar worden gesteld voor digitale infrastructuur. Het hoopt van harte dat hieruit de nodige lering wordt getrokken. Het door Commissievoorzitter Juncker in december 2014 gepresenteerde nieuwe investeringsplan, waarmee ten minste voor 315 miljard euro aan extra particuliere en overheidsinvesteringen moet EESC-2014-06556-00-00-TCD-TRA (FR/EN) 10/15 worden aangetrokken op belangrijke terreinen als digitale infrastructuur, is in dit opzicht een welkome politieke reactie. Tot slot benadrukt het EESC dat nationale en Europese overheidsdiensten, regelgevingsorganen voor elektronische communicatie, consumentenorganisaties en mededingingsautoriteiten op het vlak van gegevensbescherming en informatiebeveiliging dienen samen te werken. Contactpersoon: Luca Venerando Giuffrida (Tel.: 00 32 2 546 92 12 - e-mail: [email protected]) Overgevoeligheid voor elektromagnetische straling Rapporteur: Bernardo HERNÁNDEZ BATALLER (Diverse werkzaamheden – ES) Own-initiative opinion: EESC-2014-05117-00-01-AC-TRA Hoofdpunten: Het EESC onderkent en is bezorgd over de prevalentie van EHS. Het WCNG heeft deze kwestie in de afgelopen jaren uitvoerig onderzocht en legt binnenkort de laatste hand aan een nieuw advies hierover, waarvoor het een omvangrijke openbare raadpleging heeft gehouden. De conclusies van dit rapport zullen op hoofdlijnen niet veel afwijken van die van het voorlopige advies van oktober 2013, waarin werd gesteld dat "bewezen is dat blootstelling aan radiofrequentievelden geen symptomen veroorzaakt en niet van invloed is op de cognitieve vaardigheden van mensen. In zijn vorige advies kwam het Wetenschappelijk Comité tot de conclusie dat mensen wat voortplanting en ontwikkeling betreft geen negatieve effecten ondervinden wanneer hun blootstelling aan radiogolven onder de bestaande grenswaarden blijft. In zijn voorlopige advies wees het WCNG er ook op dat er na zijn advies van 2009 nieuw bewijs was gekomen voor de conclusie dat er geen causaal verband bestaat tussen de blootstelling aan radiogolven en de symptomen in kwestie. Om de bezorgdheid onder het publiek te temperen doet de Commissie er goed aan om, het voorzorgsbeginsel indachtig, zich met dit onderwerp bezig te blijven houden, zeker omdat nog steeds onderzoek nodig is om bewijs voor mogelijke gezondheidseffecten van langdurige blootstelling te vergaren Sommige mensen zien EMV als een gevaar – op het werk, voor hun gezin en op openbare plaatsen. Anderen maken zich net zoveel zorgen over blootstelling aan diverse chemicaliën, om zich heen grijpende voedselintolerantie of blootstelling aan deeltjes, vezels of bacteriën in hun omgeving. Zij hebben steun nodig, niet alleen om met de eigenlijke ziektesymptomen om te gaan, maar ook om hun zorgen over de huidige samenleving de baas te worden. EESC-2014-06556-00-00-TCD-TRA (FR/EN) 11/15 De symptomen van EHS-patiënten zijn reëel. Er zijn maatregelen nodig om hun gezondheidstoestand te verbeteren en aldus gevallen van arbeidsongeschiktheid te verminderen (zie Biomedicine and Molecular Biosciences, COST Action, BM0704) Contactpersoon: Andrei Popescu (Tel.: 00 32 2 546 91 86 - e-mail: mailto:[email protected]) 6. EXTERNE BETREKKINGEN Antidumpingmaatregelen Categorie C-advies Referenties: COM(2014) 318 final – 2014/0164 (COD) – EESC-2014-07101-00-00-AC-TRA Hoofdpunten: Aangezien het EESC volledig instemt met het voorstel en er geen commentaar op heeft, heeft het besloten om een positief advies uit te brengen. Contactpersoon: Tzonka Iotzova (Tel.: 00 32 2 546 89 78 - e-mail: [email protected]) Situatie en voorwaarden voor de werking van het maatschappelijk middenveld in Turkije Rapporteur: Arno METZLER (Diverse werkzaamheden - DE) Initiatiefadvies: EESC-2014-01568-00-00-AC-TRA Hoofdpunten: Dit initiatiefadvies is ten dele gebaseerd op een studiebezoek dat EESC-leden in juli 2014 aan Turkije hebben gebracht om met de maatschappelijke organisaties aldaar te praten. De aanbevelingen in dit advies moeten de andere EU-instellingen, met name de Commissie, richtsnoeren bieden hoe zij de Turkse maatschappelijke organisaties meer kunnen ondersteunen en de omstandigheden waarin zij moeten werken kunnen verbeteren. De volgende aspecten worden in het advies benadrukt: EESC-2014-06556-00-00-TCD-TRA (FR/EN) 12/15 Het EESC roept de Turkse regering en bestuursorganen op het maatschappelijk middenveld te erkennen als een belangrijk onderdeel van de samenleving. De Turkse regering en bestuursorganen wordt verzocht om een officiële dialoog op te zetten met het maatschappelijk middenveld (via een sociaaleconomische raad) en deze dialoog middels een grondwetswijziging te verankeren in de grondwet. Een scheiding der machten (wetgevende, rechterlijke en uitvoerende macht) is een basisvereiste om een goede werking van het maatschappelijk middenveld te verzekeren. Met name een onafhankelijke rechterlijke macht is fundamenteel voor een rechtsstaat; In de dialoog tussen de EU en Turkije moet met name aandacht worden besteed aan de daadwerkelijke omzetting van de fundamentele vrijheden, zoals het recht op vrije meningsuiting zonder vrees voor persoonlijke benadeling of bestraffing, vrije media, vrijheid van vergadering en vereniging, vrouwenrechten, vakbondsrechten en rechten van minderheden, waaronder religieuze, culturele en seksuele minderheden. Het Turkse maatschappelijk middenveld moet worden erkend als een centrale speler in het proces van toenadering tot de waarden en het acquis van de Europese Unie; - het EESC ziet voor bepaalde beroepscategorieën, m.n. de vrije beroepen, zoals advocaten, artsen en belastingadviseurs, een zeer belangrijke rol weggelegd bij de opbouw van een vrije en democratische rechtsstaat. Dit vereist een goed functionerende zelfregulering van deze beroepen, bijv. via beroepsverenigingen die ervoor zorgen dat de beoefenaars van deze beroepen zich vrij van politieke invloeden kunnen kwijten van hun bijzondere verantwoordelijkheid tegenover de samenleving en de burger; - voor overleg op gelijke voet tussen werkgevers en werknemers acht het EESC het, tot slot, wenselijk dat in Turkije op nationaal, sector- en bedrijfsniveau een sociale dialoog wordt ingevoerd. Gewerkt moet worden aan betere arbeidsvoorwaarden en een betere arbeidsbescherming en -veiligheid, die vertaald moeten worden in uitgebreide rechten voor werknemers. Contactpersoon: Cédric Cabanne (Tel.: 00 32 2 546 93 55 - e-mail: [email protected]) Herziening van de EU-Centraal-Azië-strategie - bijdrage van het maatschappelijk middenveld Rapporteur: Jonathan PEEL (Werkgevers - UK) Corapporteur: Dumitru Fornea (II – RO) Verkennend advies: EESC-2014-06716-00-01-AC-TRA Hoofdpunten: EESC-2014-06556-00-00-TCD-TRA (FR/EN) 13/15 1 Het EESC ziet in deze herziening een uitgelezen kans om de EU-betrekkingen met de vijf Centraal-Aziatische landen1 te intensiveren en uit te breiden tot een effectief partnerschap. Elke poging van de EU om haar betrekkingen met de vijf Centraal-Aziatische landen te verstevigen moet pragmatisch van aard blijven en zijn afgestemd op de veranderende politieke, economische en sociale situatie in de regio; daarbij mogen de kernwaarden en grondbeginselen van de mensenrechten niet uit het oog worden verloren. Er is geen echt gevoel van regionale affiniteit aanwezig in deze landen; zij moeten elk afzonderlijk worden benaderd. Grotere of meer betrokkenheid van de EU hier zal onvermijdelijk gevolgen hebben voor de EU-betrekkingen met Rusland. De EU moet rekening houden met bestaande machtsstructuren in de regio, maar zich ook het recht voorbehouden om onafhankelijk te handelen. Het EESC constateert ook dat de invloed van China in de regio exponentieel toeneemt. De regio is dan ook belangrijk voor de betrekkingen tussen de EU en China en vormt een uitstekende gelegenheid om het strategisch partnerschap EU-China te verstevigen, vooral door middel van meer samenwerking op het gebied van energie en transport. In de partnerschapsstrategie van de EU worden energie en transport erkend als prioritaire sectoren. Bij het beantwoorden van de vraag of EU-verbindingen met de aanzienlijke potentiële energievoorraden van Centraal-Azië haalbaar zijn, moeten praktische en economische overwegingen de boventoon voeren. Het is sterk aan te raden om gebruik te maken van de ruime ervaring van de EU op het gebied van meer samenwerking ter verbetering van de energie-efficiëntie en het aanwenden van hernieuwbare energiebronnen, gezien het aanzienlijke onbenutte potentieel in de regio. In de partnerschapsstrategie wordt nadruk gelegd op mensenrechten, de rechtsstaat, goed bestuur en democratisering. Er moet worden gewerkt aan het herstel van vertrouwen binnen de bestaande machtsstructuren. In de partnerschapsstrategie staat met name dat de EU "ervaring heeft te bieden op het vlak van een regionale integratie die uitmondt in politieke stabiliteit en welvaart"; daarmee worden vooral de lidstaten bedoeld die in 2004 of later lid zijn geworden van de EU. Het EESC verzoekt het Letse voorzitterschap dan ook met klem om de andere lidstaten aan te moedigen tot het delen van hun ervaringen op het gebied van de omschakeling van een centraal geleide economie, vooral als zij verband houden met inspanningen om de rechtsstaat te versterken. Kazachstan, Kirgizië, Tadzjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan. EESC-2014-06556-00-00-TCD-TRA (FR/EN) 14/15 Bedrijven en vakbonden kunnen eveneens een belangrijke rol spelen, vooral door de CentraalAziatische regeringen ertoe aan te sporen meer erkenning te tonen voor de positieve rol die door het maatschappelijk middenveld wordt gespeeld. Het EESC betreurt wat dit betreft dat de EU tot dusver vrijwel geen aandacht heeft besteed aan de rol van de traditionele, meer op het platteland voorkomende, ashar/hashar-vormen van gemeenschapsorganisaties en/of zelfhulpgroepen, die diep geworteld zijn in zowel de nomadische als de sedentaire gemeenschappen in Centraal-Azië, en blijkbaar alleen financiële middelen heeft verstrekt aan gevestigde professionele ngo's. Dit moet dringend worden rechtgezet. Het EESC maakt zich vooral zorgen over berichten dat het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de EU niet is vernieuwd, en beveelt ten sterkste aan om deze post zo snel mogelijk weer in ere te herstellen. Jeugd en onderwijs zijn bijzonder belangrijk. Het Comité is dan ook zeer ingenomen met het herziene, zeer populaire ERAMUS+-programma van de Unie dat nog nauwere onderwijssamenwerking en mobiliteit op tertiair niveau helpt ontwikkelen en moet worden geflankeerd door vergemakkelijking van visa-uitgiften en vrijstelling van collegegeld voor de meest begaafde studenten uit de regio. Middelbaar onderwijs is daarom net zo belangrijk als tertiair onderwijs. Het EESC pleit voor meer actie en steun van de Unie op dit vlak, vooral op het gebied van de verstrekking van studieboeken (waar in het middelbaar onderwijs gebrek aan is) en meer EU-informatie in lokale talen. Meer steun voor leerkrachten moet eveneens worden overwogen. Daarnaast zou ook serieus moeten worden nagedacht over meer aandacht in de media aldaar via Europese tv- en radionetwerken als Euronews en Euranet, die dan in de lokale talen zouden moeten uitzenden. Contactpersoon: Else Boonstra (Tel.: 00 32 2 546 82 90 - e-mail: [email protected]) _____________ EESC-2014-06556-00-00-TCD-TRA (FR/EN) 15/15