IN DE BAN VAN DE ORIËNT Napoleon en de Egyptomanie Déscription de l’Égypte De Duitse uitgeverij Taschen heeft in 2007 een nieuwe uitgave van de Déscription de l’Égypte doen verschijnen. Deze uitgave telt 752 pagina’s vol platen op A5-formaat. Het zijn allemaal foto’s van kopergravures op folioformaat, dus sterk verkleind. De Taschenuitgave geeft desondanks haarscherpe afbeeldingen, maar doet toch nog verlangen maar het grote formaat van de oorspronkelijke (onbetaalbare) uitgave. De oorspronkelijke uitgave was niet alleen op een groter formaat, maar ook groter in omvang. De oorspronkelijke Déscription bestond uit drie themagebieden: antiquiteiten, het moderne Egypte en flora en fauna. Alleen de eerste twee thema’s zijn opgenomen in de Taschenuitgave. Dat is echter voldoende om vol verwondering en bewondering een indruk te krijgen van deze oorspronkelijke negentiende-eeuwse prestatie. Een prestatie die geleverd is door talloze mensen, blijkbaar geïnspireerd ‘par les ordres de Napoléon Bonaparte’. Om de Engelse wereldmacht een hak te zetten, stak Napoleon met een vloot van 335 schepen en 35.000 manschappen de Middellandse zee over om van Egypte een kolonie te maken en om daarmee het Midden Oosten te controleren en op den duur het Verre Oosten aan de Britten te ontfutselen. Napoleon had het voorbeeld van Alexander de Grote voor ogen. Die Mammelukken in Egypte kon Napoleon wel de baas. In 1798 stond hij met zijn troepen onder de Pyramides van Gizeh en sprak hij zijn beroemde woorden: ‘Soldaten, vanaf de hoogten van deze piramides kijken veertig eeuwen geschiedenis op u neer …’. Dat was voor de Franse soldaten voldoende motivatie om de Mammelukken in de pan te hakken. Maar de Engelsen bleven niet toekijken en admiraal Nelson bracht de Franse retourvloot tot zinken. Daardoor werd het hoofddoel van de expeditie op termijn geen succes, hoewel Napoleon later terugkeerde naar Parijs en zich daar door uitzinnige menigten liet uitroepen tot overwinnaar (velen voor en na Napoleon hebben deze truc ook toegepast!). Het nevendoel van de expeditie werd ondanks de Engelsen op termijn echter wel een succes, want het werd het begin van de egyptomanie en de egyptologie. Napoleon had niet alleen 35.000 soldaten bij zich, maar ook 500 burgers, bestaande uit jonge mannen met een gemiddelde leeftijd van 25 jaar die meegingen voor niet militaire doeleinden. Onder die burgers bevonden zich 167 geleerden en experts: geografen, landmeters, wiskundigen, astronomen, civiel ingenieurs, mijningenieurs, natuurkundigen, scheikundigen, biologen, architecten, tekenaars, schilders, beeldhouwers, schrijvers, taalkundigen, archeologen, musici, timmerlieden, monteurs en ballonvaarders, evenals 22 (!) drukkers voorzien van drukletters van zowel het Latijnse als het Griekse als het Arabische schrift. Zij kregen onder meer de opdracht om de Egyptische geschiedenis en cultuur, de zeden en gewoonten en haar flora en fauna in kaart te brengen. In Cairo werd het Institut d’Egypte opgericht, naar voorbeeld van het Institut de France. Dat instituut had ook een museum waar vondsten gerestaureerd en tentoongesteld werden. Vivant Denon, de latere eerste directeur van het Louvre, werd verantwoordelijk voor het Institut d’Egypte. Hij was tekenaar, schilder en graveur, maar door zijn libertijns verhaal Point de Lendemain (1877) was hij ook al beroemd als letterkundige. Uit zijn Reis door Neder- en Opper-Egypte (1802) weten we dat hij trok door ‘een land dat buiten de naam, bij Europeanen praktisch onbekend was ; daarom was alles de moeite waard om beschreven te worden. Meestentijds maakte ik mijn tekeningen op mijn knieën. Weldra maakte ik ze staande, daarna ook te paard; nooit kon ik ze voltooien zoals ik wilde’. Gelukkig kunnen wij aan de eindresultaten deze erbarmelijk omstandigheden niet meer zien. Die omstandigheden waren niet eenvoudig. Denon volgde bijvoorbeeld een half jaar lang het eenentwintigste regiment van generaal Desaix bij zijn verovering van Opper-Egypte (het zuidelijk deel van de Nijlvallei tot in Nubië) en de jacht op de ‘rebel’ Mourad Bey. Voor Denon was dit een vorm van ‘inbedded archeology’. Voor een kunstminnaar is dat niet ideaal, want de nieuwsgierigheid van een generaal voor archeologische vondsten is snel bevredigd en dan moest zijn gezelschap van driehonderd ruiters maar weer snel verder om op een geschikte plaats kampement te maken. De veldtocht van Desaix was een succes, maar de hele Egyptische expeditie werd militair en bijna ook archeologisch een fiasco. De Engelsen confisqueerden na de capitulatie in 1801 van het Franse leger de door de leden van de ‘Commission des sciences et des arts’ verzamelde kunstvoorwerpen, waaronder de beroemde Steen van Rosette waarop een stuk tekst in drie soorten schriftteken stond opgetekend. Die verzameling antiquiteiten ging naar het British Museum. Gelukkig gingen de Fransen na hardnekkig verzet toch niet helemaal met lege handen naar huis. Ze wisten te bedingen dat zij het papierwerk mochten houden. Daaronder waren kopieën van afbeeldingen en teksten, zoals de teksten op de Steen van Rosette, en karrenvrachten vol tekeningen. In februari 1802 gaf Napoleon de opdracht voor de publicatie van een cultureel en wetenschappelijk verslag van de Egyptische expeditie. Driehonderd kopergraveurs werkten 20 jaar aan wat wij nu kennen als de Déscription de l’Égypte, een reeks boekwerken met 837 kopergravures en 3000 illustraties. Het karwei werd dus gewoon afgemaakt na de verbanning van Napoleon in 1815 naar Sint Helena. Tijdens die productieperiode verschenen er vierentwintig delen. Het eerste deel verscheen in Parijs in 1809 en het laatste in 1829, 8 jaar na de dood van Napoleon. Uiteindelijk bestond het werk uit tien Folianten en daaruit werd tenslotte weer een bloemlezing in twee delen gedestilleerd. Deze uitgave inspireren archeologen, verzamelaars, schatgravers, filosofen en kunstenaars gedurende vele volgende generaties. Een breed publiek ging zich verwonderen over de oude Egyptische cultuur, zo concreet aan afbeeldingen, maar desondanks zo vol raadselen. Die raadselen vroegen om interpretaties en nog veel meer om oplossingen. De sleutel daartoe was de ontcijfering van het schrift. Champollion had genoeg aan de Franse kopieën van de Steen van Rosette om voor zijn concurrenten in 1822 het schrift te ontcijferen. Egypte maakte na de Franse periode weer deel uit van het Ottomaanse rijk. Dat verhinderde niet dat alle Europese landen er sindsdien naar streefden om hun aandeel te krijgen in de Egyptische Oudheid. Schilders, schrijvers, schatgravers van Engelse, Italiaanse, Franse huize gingen op reis naar Egypte, verbleven er soms langere tijd en brachten op hun manier verslag uit. West-Europese Musea probeerden een collectie Egyptische Oudheden te krijgen. Scheepsladingen vol werden uit Egypte afgevoerd, soms clandestien, soms met volledige medewerking van de autoriteiten. Zo schonk pasja Abbas I in 1855 de hele Egyptische collectie aan Maximiliaan van Oostenrijk en kon de Franse Egyptoloog Auguste Mariette in 1858 opnieuw beginnen aan een Egyptische collectie Egyptische Oudheden, wat de basis werd voor het huidige Egyptische Museum in Caïro. Δ Δ Δ Bovenstaande tekst, door mij licht bewerkt, is van Jannes Munneke, die op 29 mei 2008 bovenstaande tekst op zijn weblog publiceerde n.a.v. de verschijning van de Taschenuitgave Déscription de l’Égypte. Andere interessante stukken op internet over Napoleon en de Egyptomanie: NRC: https://www.nrc.nl/nieuws/2008/06/20/in-wollen-pak-door-de-woestijn-11559758-a268807 IsGeschiedenis: http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/historische_documenten_van_napoleon_in_egypte_verbrand/ IsGeschiedenis: http://www.isgeschiedenis.nl/archiefstukken/bang-voor-katten-dol-op-paarden/ NRC / Teylers: https://www.nrc.nl/nieuws/2011/01/20/hoe-veldtocht-nieuw-beeld-egypte-schiep-11989813-a723919