Visies op de zorg in de psychiatrie

advertisement
NU Zorg
Psychiatrie
Theorieboek | Niveau 3
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 1
19/06/14 5:18 PM
Vormgeving omslag Nu Amsterdam, Amsterdam
Ontwerp binnenwerk G2K, Groningen/Amsterdam
Foto omslag Frank Muller, Nijmegen
© 2014 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige
wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is
toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan
Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n)
uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich
wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp,
www.stichting-pro.nl).
All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form
or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without prior written permission of the
publisher.
Met betrekking tot sommige teksten en/of illustratiemateriaal is het de uitgever, ondanks zorgvuldige inspanningen daartoe, niet gelukt eventuele rechthebbende(n) te achterhalen. Mocht u van mening zijn (auteurs)rechten te kunnen doen
gelden op teksten en/of illustratiemateriaal in deze uitgave dan verzoeken wij u contact op te nemen met de uitgever.
Aan de totstandkoming van deze uitgave is uiterste zorg besteed. Voor informatie die desondanks onvolledig of onjuist
is opgenomen, aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de
opgenomen gegevens houden zij zich aanbevolen.
ISBN 978-90-01-83470-8
253733
253733.indb 2
19/06/14 5:18 PM
NU Zorg
Psychiatrie
Theorieboek | Niveau 3
Onder redactie van
Anneke Ormel
Ank van de Wiel
Eerste druk, 2014
Noordhoff Uitgevers
253733.indb 3
19/06/14 5:18 PM
Methodeoverzicht
De methode NU Zorg is ontwikkeld op basis van de beroepsgerichte kwalificatiestructuur
voor verzorgende-IG (niveau 3) en verpleegkundige (niveau 4). De kerntaken en werkprocessen uit het kwalificatiedossier vormen de basis voor de inhoud en de structuur van
NU Zorg.
NU Zorg
niveau 3 en 4
Boeken
Online
generiek
theorieboek
werkboek
e-books
branche
theorieboek
werkboek
docentenhandleiding
NU Zorg Online
Met je NU Zorg-licentie heb je via NU Zorg Online toegang tot de e-books.
Op NU Zorg Online vind je ook extra informatie, zoals:
• interactieve oefen- en toetsvragen
• beschrijving en formulieren beroepsvaardigheden
• praktijkinformatie
Meer informatie over NU Zorg en een compleet overzicht van alle titels vind je op
www.nu-zorg.nl. Hier kun je ook terecht voor de oefen- en toetsvragen als je niet over
een NU Zorg-licentie beschikt.
4
253733.indb 4
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:18 PM
Voordat je begint
Met de methode NU Zorg bereid je je voor op je beroep als verzorgende-IG of verpleegkundige. Aan de hand van projecten, praktijksituaties, verdiepings- en transferopdrachten
leer je met kennis en inzicht te werken in de praktijk.
In dit theorieboek vind je de informatie om met kennis van zaken te kunnen handelen.
De theorie is gerelateerd aan de beroepspraktijk en voorzien van praktijkvoorbeelden.
Het theorieboek is een naslagwerk. Het bevat alle kennis en informatie die horen bij een
werkproces uit het kwalificatiedossier. Het boek is zo opgebouwd dat je er snel de weg
in kunt vinden. Elk hoofdstuk begint met een korte inleiding en een praktijkschets. Met
de stellingen aan het eind van elk hoofdstuk kun je testen of je de theorie goed hebt
begrepen.
Als je aan het eind van een hoofdstuk je kennis nog verder wilt toetsen kun je gebruikmaken van de interactieve oefenvragen op NU Zorg Online. Daar staan ook toetsvragen
die je kunt maken na bestudering van het hele theorieboek. Voor elk theorieboek zijn
twee toetsen van elk tien vragen beschikbaar.
Pictogrammen
In dit boek kun je de volgende pictogrammen tegenkomen:
Tip
Definitie
Voorbeeld
Verwijzing naar website
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 5
5
19/06/14 5:18 PM
253733.indb 6
19/06/14 5:18 PM
Inhoud
1 Organiseren van zorg
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
1.6
1.7
5 Begeleiding
9
Intro 10
Inleiding in de psychiatrie 10
Organisatie van zorg 12
Visies op de zorg in de psychiatrie 17
Wetgeving 21
Verplichte Meldcode huiselijk geweld en
kindermishandeling 26
Zorgplan 28
Kwaliteit van zorg 32
5.1
5.2
5.3
5.4
5.5
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
2.6
3 Verpleegtechnische handelingen
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
49
Intro 50
Voorbehouden handelingen in de
psychiatrie 50
Medicatie toedienen 51
Therapietrouw 55
Wonden verzorgen 56
Crisissituaties en suïcidaliteit 58
4 Voorlichting, advies en instructie
Intro 74
Begeleiding 74
Begeleiden van zorgvragers in de groep 78
Dagprogramma 80
Begeleiden van ouderen met een psychische
ziekte 81
Begeleiden van allochtone zorgvragers 85
6 Ziektebeelden en ondersteuning bij
probleemgedrag 89
2 Persoonlijke zorg
35
Intro 36
De zorg bij lichamelijke verzorging 36
De zorg bij eten en drinken 38
De zorg bij uitscheiding 42
De zorg bij slapen en waken 43
De zorg bij gebrek aan initiatief 45
De zorg bij mobiliteit 46
73
6.1
6.2
6.3
6.4
6.5
6.6
6.7
6.8
6.9
6.10
6.11
6.12
Intro 90
Kenmerken en indeling psychiatrische
aandoeningen 90
Dementie 92
Delirium of delier 94
Cognitieve stoornissen 94
Psychosen 97
Schizofrenie 97
Stemmingsstoornis 98
Angststoornissen 99
Overige stoornissen 101
Zorgproblemen van een psychiatrische
zorgvrager 103
Middelenmisbruik 105
Agressie 106
Register 108
63
Verantwoording 110
Intro 64
4.1 Voorlichting in de geestelijke
gezondheidszorg 64
4.2 Advies en instructie 69
4.3 Wetgeving 71
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 7
7
19/06/14 5:18 PM
253733.indb 8
19/06/14 5:18 PM
Organiseren van
zorg
1
Inhoud
Intro 10
Inleiding in de psychiatrie 10
Organisatie van zorg 12
Visies op de zorg in de psychiatrie 17
Wetgeving 21
Verplichte Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Zorgplan 28
Kwaliteit van zorg 32
26
www.nu-zorg.nl
• relatie met kwalificatiedossier
• oefenvragen
• toetsvragen
• e-learning
253733.indb 9
19/06/14 5:19 PM
Hoofdstuk 1
Intro
In boeken en films worden mensen met een psychiatrische ziekte vaak afgebeeld als ongrijpbaar, onbehandelbaar en gewelddadig. Het kan zijn dat je direct of indirect met de psychiatrie te maken hebt gehad.
Misschien ken je iemand die smetvrees heeft of iemand die plotseling in de war raakte na een ingrijpende gebeurtenis. Mensen die zich vreemd gedragen, roepen vaak angst en onzekerheid op. Ze zijn soms
moeilijk te begrijpen. Dit hoofdstuk geeft een inleiding op de psychiatrie. Het bespreekt de nieuwe DSM,
vertelt iets over de organisatie en planning van zorg en geeft aan welke wetgeving belangrijk is voor een
psychiatrische zorgvrager.
1.1
Inleiding in de psychiatrie
De psychiatrie houdt zich bezig met zorgvragers die lijden aan ziekten die vreemde gedragingen tot
gevolg hebben. Psychiatrische stoornissen worden nauwkeurig beschreven in de DSM.
DSM staat voor Diagnostic and Statistical Manual
of Mental Disorders. Het is een classificatiesysteem voor psychiatrische ziekteverschijnselen
dat vooral door psychiaters en psychologen wordt
gebruikt.
Het nummer achter de DSM geeft de druk aan. Dus IV
betekent vierde druk. In 2013 is de DSM-5 verschenen.
De De DSM-5 heeft een proefperiode van twee jaar. In
de praktijk wordt nog regelmatig gebruikgemaakt van de
DSM-IV. De DSM bestaat uit vijf delen of assen:
• As 1 Klinische stoornissen, zoals autisme, schizofrenie
of Alzheimer.
• As 2 Persoonlijkheidsstoornissen en zwakzinnigheid,
zoals borderline of verstandelijke beperking.
• As 3 Somatische aandoeningen: stoornis, beperking of
handicap.
• As 4 Psychosociale en omgevingsfactoren: problemen
met de sociale omgeving of opvoedingsproblemen.
• As 5 Algehele beoordeling van het functioneren.
Tanja werkt als verzorgende op de psychogeriatrische afdeling Tuinlust. Vandaag gaat Tanja
opnieuw kijken naar het zorgleefplan van mevrouw
Gaastra, een dementerende mevrouw van 83 die
sinds twee weken op afdeling Tuinlust woont. De
familie had aangegeven dat mevrouw nog best
zelfstandig was, maar dit lijkt niet het geval. Ze
is nauwelijks in staat om zelfstandig te eten en
dwaalt steeds opnieuw door de gangen, waarbij ze
al twee keer gevallen is. Haar tafelgenoten hebben geklaagd over de manier waarop mevrouw eet.
Ze vragen jou of mevrouw Gaastra niet aan een
andere tafel kan eten, of op haar kamer...
Mevrouw Gaastra dwaalt steeds door de gang.
10
253733.indb 10
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:19 PM
Organiseren van zorg
Door wetenschappelijk onderzoek zijn de inzichten in
het ontstaan en behandelen van psychiatrische ziekten
sterk uitgebreid. Hoewel de psychiater een centrale rol
in de behandeling heeft, zijn er ook andere deskundigen
bij betrokken, zoals psychologen, creatief therapeuten,
arbeidstherapeuten, maatschappelijk werkers, gespecialiseerde verzorgenden en psychiatrisch verpleegkundigen.
De manier van kijken naar psychiatrische stoornissen is in
de loop der eeuwen sterk gewijzigd. Vroeger dacht men
dat er bij iemand die zich afwijkend gedroeg een kwade
geest in het hoofd zat. De mensen boorden dan soms
zelfs een gat in de schedel om de geest uit het hoofd te
laten ontsnappen.
In de middeleeuwen ging men ervan uit dat mensen die
zich anders gedroegen bezeten waren van de duivel. Zo
eindigde menige ‘dwaas’ op de brandstapel.
Tijdens de renaissance kwam er meer aandacht voor
lichamelijke en psychische oorzaken voor het ontstaan
van afwijkend gedrag. Dit wil niet zeggen dat er aan
de manier waarop mensen met een psychische stoornis werden opgevangen en behandeld veel verbeterde.
Mensen werden bijvoorbeeld opgesloten in een ijzeren
kooi, kregen afwisselend warme en koude baden, werden
vastgesnoerd in dwangbuizen of gemarteld.
Er werd geen onderscheid gemaakt tussen criminelen,
mensen met een verstandelijke beperking en mensen met
een psychiatrische stoornis.
Hierna kwam het inzicht dat mensen met een psychische
stoornis niet misdadig, maar ziek zijn. Geleidelijk werd
de opvang menselijker en verdwenen de afschrikwekkende behandelmethoden. Men geloofde dat psychische
stoornissen door spanningen ontstonden en de behandeling bestond uit strenge bedrust en massage. In 1841 werd
in Nederland de eerste psychiatrische inrichting geopend.
Dat was het Geneeskundig Gesticht voor Krankzinnigen
Meerenberg te Bloemendaal.
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 11
Na 1850 richtte de aandacht zich weer op organische
oorzaken van psychiatrische ziektebeelden. Men geloofde
dat elke psychiatrische stoornis een biologische oorzaak
had. De aandacht voor psychologische en sociale factoren
schoof zo weer naar de achtergrond. Psychische stoornissen werden gezien als een ziekte van de hersenen. Om
zorgvragers te genezen werden als behandelmethoden
onder meer elektroshocks (er werden stroomstoten door
het hoofd geleid) en insulinekuren toegepast. Mensen met
een psychiatrische stoornis werden nu massaal opgesloten
in inrichtingen die zich in de bossen ver van de bewoonde
wereld bevonden. Dit bleef zo tot omstreeks 1960.
In dezelfde periode ontwikkelden zich de psychoanalytische theorie van Freud en de leertheorieën van Pavlov en
Skinner. Vanaf dat moment is de psychologie als wetenschap niet meer weg te denken uit de psychiatrie.
Na de Tweede Wereldoorlog werden de mogelijkheden
om mensen met medicijnen te behandelen, uitgebreid. Na
1960, toen de behandelmethoden dankzij de verbeterde
medicijnen effectief bleken, ontstond het idee dat psychiatrische zorgvragers niet meer in inrichtingen opgesloten
moeten zijn, maar weer tussen normale mensen moeten
wonen. Het idee van de grootschalige psychiatrische
inrichtingen, waar alles gericht was op het herstel van de
ziekte, raakte op de achtergrond.
Tegenwoordig worden zorgvragers met een psychiatrische
ziekte zo kort mogelijk opgenomen. Als het even kan,
worden zorgvragers in de eigen omgeving behandeld.
Nu vinden we dat mensen met een psychiatrische ziekte
moeten leren om zo zelfstandig en onafhankelijk mogelijk
in de maatschappij te functioneren.
11
19/06/14 5:19 PM
Hoofdstuk 1
1.2
Organisatie van zorg
De psychiatrie is een veelzijdig vakgebied binnen de gezondheidszorg. Dit komt omdat er grote
onderlinge verschillen zijn tussen de psychiatrische ziektebeelden en de zorgbehoeften. Iemand met
een acute psychose heeft een andere vorm van zorg en behandeling nodig dan iemand met een chronische psychiatrische handicap.
Om iedereen de zorg te geven die hij nodig heeft, is er veel
variatie in instellingen en zorgvormen. Denk maar aan:
• de RIAGG (Regionaal Instituut voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg);
• psychiatrische thuiszorg;
• crisisopvang;
• begeleid wonen;
• en het psychiatrisch ziekenhuis (klinisch).
1 Ambulante en klinische psychiatrie
De ambulante psychiatrie is bedoeld voor zorgvragers
met psychiatrische en psychische problemen voor wie
opname niet noodzakelijk is. Voorbeelden van problemen
bij deze zorgvragers zijn een fobie, verslaving, depressiviteit of relatieproblemen. Zorgvragers die ambulant
behandeld worden, blijven in hun eigen sociale omgeving
functioneren. Dit heeft een aantal voordelen, zoals:
• verdere vervreemding van de eigen situatie kan worden voorkomen;
• de sociale omgeving (gezin, partner, familie, vrienden)
kan gemakkelijker bij de zorg betrokken worden;
• ambulante zorg is voor veel zorgvragers minder beladen dan opname in een psychiatrisch ziekenhuis.
Zie voor ambulante zorg ook de Kennisbundel Ambulantisering (GGZ) op zorgvoorbeter.nl.
Ambulante zorg wordt steeds vaker georganiseerd vanuit
zogenaamde FACT-teams. FACT staat voor Flexible
Assertive Community Treatment. FACT is een effectieve manier om mensen met langdurige psychiatrische
problemen buiten de muren van een GGZ-instelling te
behandelen. Een multidisciplinair hulpverlenersteam
werkt intensief met de zorgvrager en andere belangrijke
personen uit zijn of haar omgeving samen: A = assertive;
de zorg wordt actief aangeboden (‘bemoeizorg’), hulpverleners trekken eropuit;
C = community; thuis, op straat, in de wijk; T = treatment;
behandeling, begeleiding, ondersteuning bij herstel.
In een FACT-team werken verschillende hulpverleners
nauw met elkaar samen: psychiater/arts, psycholoog,
maatschappelijk werker, (sociaal-) psychiatrisch verpleegkundigen, verslavingsdeskundigen, casemanagers en
ervaringsdeskundigen, arbeidsconsulenten en woonbegeleiders. Alle kennis is in huis om de complexe problemen
het hoofd te bieden.
Voor meer informatie: www.ccaf.nl/act-en-fact/fact.
Klinische psychiatrie betekent dat de psychiatrische zorg
in een instelling wordt gegeven. Dit houdt meestal in dat
de zorgvrager wordt opgenomen. Wanneer iemand niet
meer in zijn gewone sociale omgeving kan functioneren
of een intensieve therapie noodzakelijk is, kan er voor
klinische zorg worden gekozen. Binnen de klinische zorg
zijn veel verschillende mogelijkheden.
Een nieuwe ontwikkeling in de zorg voor mensen met
langdurige psychiatrische problemen is herstelondersteunende zorg.
Meer hierover vind je in de Kennisbundel Herstel ondersteunende zorg (GGZ) op www.zorgvoorbeter.nl.
12
253733.indb 12
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:19 PM
Organiseren van zorg
De verschillende zorgvoorzieningen kunnen worden ingedeeld in: intramuraal, semimuraal en extramuraal.
Je werkt als verzorgende in de thuiszorg en komt
vaak bij de 77- jarige mevrouw Borghuis, die al een
aantal jaren met haar gezondheid sukkelt. Na een
ongelukkige val van de trap is ze slecht ter been en
de laatste tijd komt ze niet veel meer buiten. Haar
man is vorig jaar plotseling overleden. Ze heeft
geen kinderen. De huisarts zegt dat er lichamelijk
niet zoveel mis is met mevrouw Borghuis, maar
jij merkt de laatste tijd gewoon dat het steeds
slechter met haar gaat. Ze verzorgt zichzelf niet
goed en ze eet ook niet veel meer. Als ze ’s ochtends
al uit bed komt en min of meer aanspreekbaar is,
dan praat mevrouw Borghuis alleen nog maar over
dingen van heel vroeger. Gaandeweg zo’n gesprek
raakt ze dan steeds meer in de war. Het is ook al
een aantal keren voorgekomen dat ze niet meer
wist wie jij was en wat je bij haar kwam doen. Soms
lijkt ze echter weer wat helderder en dan verzucht
ze dat ze ‘er zo niets meer aan vindt’. Het is duidelijk
dat het zo echt niet langer kan. Samen met de huisarts ga jij na wat precies de problemen zijn en hoe
mevrouw Borghuis het best kan worden geholpen.
De intramurale zorg wordt ook wel klinische zorg
genoemd. Het is zorg die binnen de muren van een
instelling verleend wordt.
Intramurale zorg: ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingshuis. Het is zorg waarbij de mensen opgenomen worden
in een van deze instellingen en hier ook meerdere nachten
verblijven.
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 13
Je werkt als verzorgende op het crisiscentrum van
de PAAZ. Twee weken geleden werd Gerard ten
Donkelaar in hevig verwarde toestand opgenomen.
Gerard is nu redelijk rustig en hij lijkt goed zicht
te hebben op zijn situatie. De vraag is wat er nu
verder moet gebeuren. Jij bent in de eerste twee
weken na de crisisopname Gerards belangrijkste
aanspreekpunt en vertrouwenspersoon geweest.
Hij heeft het heel erg moeilijk met het feit dat hij
op de PAAZ is opgenomen en jij bent eigenlijk de
enige die hij een beetje vertrouwt. Nu is het jouw
taak om hem te informeren over wat er na de
observatie kan gebeuren en welke instellingen hem
verder zouden kunnen helpen.
Nu de ergste crisis voorbij is, moet er een plan gemaakt
worden voor de verdere behandeling.
De semimurale zorg is een soort tussenvoorziening.
De mensen die hier gebruik van maken, wonen niet
zelfstandig, maar hoeven ook niet opgenomen te
worden.
Instellingen voor beschermd wonen, deeltijdbehandeling in een psychiatrische instelling en vormen van dagbesteding bieden semimurale zorg.
13
19/06/14 5:19 PM
Hoofdstuk 1
Extramuraal (buiten de muren) wordt ook wel
ambulante zorg genoemd. Mensen die van deze
zorg gebruikmaken worden niet opgenomen en
wonen veelal zelfstandig.
Een psychiater of psycholoog die gesprekken voert
met zorgvragers die daarna gewoon weer naar huis
gaan of mensen van de thuiszorg biedt extramurale zorg.
2 Categorieën zorgvragers
Voordat je je een beeld kunt vormen van het werken in
de psychiatrie is het belangrijk om inzicht te hebben in de
verschillende categorieën zorgvragers. Het werken met
kinderen met psychiatrische stoornissen is bijvoorbeeld
heel anders dan de ouderenpsychiatrie. Ook zijn er grote
verschillen tussen acute en chronische psychiatrie.
De psychiatrische zorg kan grofweg ingedeeld worden in
vier categorieën. Deze zijn:
• acute psychiatrie;
• chronische psychiatrie;
• ouderenpsychiatrie;
• kinder- en jeugdpsychiatrie.
Acute psychiatrie
Bij acute psychiatrie moet je denken aan crisisopvang en
-interventie. De acute psychiatrie biedt bescherming en
begeleiding aan mensen in een crisissituatie. Het gaat om
zorgvragers met acute psychiatrische problemen, zoals
een psychose, een poging tot zelfdoding of een ernstige
paniekaanval. Wanneer de crisis is bedwongen, vaak ook
door medicatie, wordt samen met de zorgvrager bekeken
of verdere behandeling nodig is en welke vorm van therapie geschikt is. Dit kan een behandeling in een instelling
zijn, de zogenaamde klinische zorg, maar het kan ook
ambulante zorg zijn.
Voor crisisinterventie kunnen zorgvragers terecht bij:
• de polikliniek van een APZ (algemeen psychiatrisch
ziekenhuis)
• de crisisopvang op een PAAZ (psychiatrische afdeling
van een algemeen ziekenhuis);
• of de RIAGG die altijd bereikbaar is voor acute hulp.
14
253733.indb 14
Maar de eerste hulpverlener die gebeld moet worden bij
een psychiatrische crisis is altijd de huisarts. Hij zal dan
contact opnemen met de juiste instantie en zo nodig een
opname of medicatie regelen.
Je werkt als verzorgende op een afdeling voor
kortdurende behandeling van een APZ. In het
wekelijks teamoverleg wordt gesproken over Peter
Fransen, die na een behandeling van twee maanden eigenlijk wel weer naar huis zou kunnen. Peter
zelf reageerde geschrokken op die mededeling en
in gesprekken met jou heeft hij gezegd dat hij daar
nog niet aan toe is. Hij voelt zich wel beter, maar
toch wil hij liever nog niet naar huis. Hij is namelijk
al drie keer eerder opgenomen geweest en hij is
bang dat het binnen de kortste keren weer misgaat
zodra hij alleen thuis komt te zitten. De psychiater
ziet echter geen reden om hem nog langer binnen
het APZ te behandelen. Je stelt voor om Peter aan
te melden voor de dagbehandeling en bij de RIAGG
goede nazorg voor hem te regelen.
Chronische psychiatrie
De chronische psychiatrie houdt zich bezig met zorgvragers die zich door geestelijke stoornissen niet kunnen
handhaven in de maatschappij. Het gaat om zorgvragers
met chronische stoornissen. Veel chronische zorgvragers
hebben al een lange geschiedenis in de psychiatrie achter
de rug. Sommigen zijn zo gehospitaliseerd dat ze niet
meer buiten het psychiatrische ziekenhuis kunnen wonen.
Zorgvragers met chronische psychiatrische problemen
kom je zowel in de instelling als in de ambulante zorg
tegen. De zorgvragers wonen vaak in de instelling of in
een begeleide-woonvorm. Hier wordt geprobeerd om de
zorgvrager zo goed mogelijk te laten functioneren met de
psychiatrische beperking.
Ouderenpsychiatrie
In de ouderenpsychiatrie kom je zowel zorgvragers met
acute als met chronische problematiek tegen. Het specifieke van deze categorie is dat de zorgvragers over het
algemeen ouder dan 65 jaar zijn. De ouderenpsychiatrie
is een categorie die steeds meer aandacht krijgt. Deze
categorie biedt ondersteuning aan oudere mensen met
psychiatrische problemen.
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:19 PM
Organiseren van zorg
Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
• ouderenpsychiatrie of gerontopsychiatrie;
• en psychogeriatrie.
In de psychogeriatrie worden vooral ouderen
opgenomen of behandeld met organische psychiatrische stoornissen zoals dementieën.
De gerontopsychiatrie omvat de zorg aan de ouderen met alle overige psychiatrische stoornissen.
Hier wordt én aandacht besteed aan de behandeling van de psychiatrische stoornis én aan de
specifieke effecten van veroudering.
Veel psychiatrische ziekenhuizen hebben speciale afdelingen voor ouderen.
Kinder- en jeugdpsychiatrie
Ook kinderen en jongeren kunnen psychiatrische problemen ontwikkelen. Vaak spelen factoren in de opvoeding
en de omgeving daarbij een rol. Kinderen en jongeren
hebben andere zorgbehoeften dan volwassen zorgvragers.
Naast het behandelen van de psychiatrische stoornis
speelt de ondersteuning van een zo normaal mogelijke
ontwikkeling een belangrijke rol.
In overleg met de zorgvrager en de behandelaar kan de
verpleegkundige:
• steun en begeleiding bieden bij:
- zelfzorg;
- zorg voor het huis en huishouden;
- omgaan met financiën;
- dagbesteding;
- contacten aangaan en onderhouden;
- medicatiegebruik;
• uitleg geven over de psychiatrische ziekte en de gevolgen ervan;
• begeleiden bij contact met familieleden;
• samen met de zorgvrager knelpunten vaststellen en
oplossingen bedenken;
• helpen bij het reguleren van de zorg van eventuele
kinderen;
• helpen bij het inzetten van hulp (bijvoorbeeld
gezinszorg);
• familieleden van de zorgvrager ondersteunen, bijvoorbeeld uitleg geven over de psychiatrische ziekte en de
gevolgen voor de omgeving.
Psychiatrische thuiszorg wordt enkele weken tot enkele
maanden geboden. Aanvragen kan via de psychiatrisch
behandelaar.
Is deze hulp onvoldoende, dan is er ook psychiatrische
intensieve thuiszorg (PIT).
Kinderen en jongeren met psychiatrische problemen verblijven vaak op gespecialiseerde afdelingen binnen instellingen voor psychiatrische zorg. Soms zijn ze opgenomen
omdat de thuissituatie niet langer houdbaar was, maar
vaak krijgen ze ook deeltijdbehandeling zodat ze gewoon
naar school kunnen blijven gaan.
In de kinder- en jeugdpsychiatrie werken vooral verpleegkundigen die veel ervaring in de psychiatrie hebben of die zich hebben gespecialiseerd in deze categorie
zorgvragers.
3 Psychiatrische thuiszorg
Voor mensen die in psychiatrische behandeling zijn, is
er psychiatrische thuiszorg (PT). De behandelaar kan
PT inzetten als hij vindt dat er thuis meer hulp geboden
moet worden dan hij zelf kan geven. Een psychiatrisch
verpleegkundige helpt de zorgvrager in zijn eigen huis om
meer grip te krijgen op het dagelijks leven. PT komt náást
andere hulp.
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 15
Psychiatrische zorg kan ook thuis gegeven worden.
15
19/06/14 5:19 PM
Hoofdstuk 1
Psychiatrische intensieve thuiszorg
Psychiatrische intensieve thuiszorg (PIT) is tijdelijke extra
hulp thuis voor een psychiatrische zorgvrager in een crisissituatie of acute fase van een psychische ziekte. Maar
ook voor mensen die bijvoorbeeld (langdurig) last hebben
van ernstige depressies, angsten of rouwproblemen. Het
wordt geboden naast behandeling door bijvoorbeeld de
GGZ. PIT wordt meestal voor een aantal weken geboden.
Verminderen van de klachten én het voorkómen van
een opname in een psychiatrische kliniek zijn de doelen
van PIT. Maar ook het ondersteunen van mensen die net
uit de kliniek zijn ontslagen. Door de intensieve begeleiding kan de terugkeer naar huis makkelijker en eerder
plaatsvinden.
De PIT-verpleegkundige speelt hierbij vaak een coördinerende rol.
Verder kan de PIT-verpleegkundige de zorgvrager en zijn
familieleden uitleg geven over de klachten en de behandeling. Samen spreken ze af waar hulp bij nodig is en wat
de doelen zijn.
Een zorgvrager komt niet in aanmerking voor PIT als:
• er sprake is van acuut zelfmoordgevaar of direct fysiek
gevaar voor de zorgvrager zelf of voor anderen in zijn/
haar omgeving;
• er binnen de gestelde behandeltermijn van 3 tot maximaal 6 maanden onvoldoende verbetering te verwachten is;
• er sprake is van actuele verslavingsproblematiek.
Wat houdt de begeleiding in?
Een zorgvrager kan hulp of begeleiding krijgen bij:
• het zoeken naar en invullen van een zinvolle
dagbesteding;
• het leggen en onderhouden van sociale contacten;
• het medicijngebruik;
• overleg met andere hulpverleners zoals (huis)artsen, thuiszorg, maatschappelijk werk, verpleegen verzorgingshuizen, vrijwilligersorganisaties.
16
253733.indb 16
De verwijzing naar PIT wordt gedaan via de huisarts, specialist , klinische behandelafdeling, de deeltijdbehandeling
of de polikliniek.
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:19 PM
Organiseren van zorg
Arnold werkt als gespecialiseerde verzorgende in de thuiszorg. Hij komt vaak bij Suzanne, die na jaren van
drugsverslaving en een langdurig verblijf in een psychiatrische kliniek de draad van haar leven weer probeert op
te pakken. Arnold komt twee keer in de week bij haar langs om een geïnfecteerde wond aan haar rug te verzorgen. Hoewel Suzanne erg haar best doet, lukt het haar niet om goed voor zichzelf en haar twee zoontjes Herman en Jan te zorgen. Soms is zij volkomen apathisch en ligt ze alleen maar op bed, dan weer is ze erg chaotisch
en hyperactief. De jongens weten niet wat ze ermee aan moeten en raken elk gevoel van richting en regelmaat
kwijt. Op school zijn Herman en Jan niet meer te handhaven. De hoofdonderwijzer heeft Suzanne al een paar
keer gebeld om te zeggen dat het volledig uit de hand gaat lopen als er niets gebeurt. Hij is van plan de kinderbescherming in te schakelen. Na overleg in zijn team belt Arnold met deskundigen van de RIAGG om de situatie
te bespreken. Er moet snel iets gebeuren, voordat het thuis en op school helemaal misgaat.
Erik is onlangs veertig geworden. Sinds zijn vrouw hem verliet voor een ander, nu zo’n anderhalf jaar geleden, is
hij zwaar aan de drank. Hij lustte altijd al graag een borrel, maar de laatste tijd is het van kwaad tot erger gegaan.
Soms wordt hij laat in de middag wakker op de bank met al zijn kleren aan. Hij kan zich dan niets meer herinneren van de voorgaande dag en nacht. Vroeger had Erik veel plezier in koken, maar tegenwoordig trekt hij net zo
lief een fles bier open. Hij eet alleen nog maar hamburgers en patat, en gaat er dan ook steeds slechter uitzien.
Als Erik dronken is of een kater heeft, blijft hij in bed liggen en verschijnt hij helemaal niet op het werk. Zijn baas
heeft er genoeg van en heeft al een paar keer gedreigd hem te ontslaan als hij geen hulp zoekt voor zijn probleem.
Na weer een week van dronkenschap krijgt Erik ruzie met zijn jongere broer, die hem altijd is blijven steunen,
maar het nu allemaal te gek vindt worden. Na lang aarzelen belt Erik zijn huisarts om een afspraak te maken.
1.3
Visies op de zorg in de psychiatrie
De zorg aan mensen met een psychiatrische ziekte wordt in belangrijke mate beïnvloed door ontwikkelingen in de maatschappij. Er komen nieuwe medicijnen en behandelvormen op de markt.
De trend om zorgvragers zoveel mogelijk buiten de
muren van de instelling te behandelen en te begeleiden
en nieuwe wetgeving ten aanzien van dwangopnames
hebben invloed op je werk als verzorgende. Bovendien
leidt de toename van oudere zorgvragers, zorgvragers van
allochtone afkomst en chronische psychiatrische zorgvragers in crisis tot verschuivingen in de zorgverlening.
Je ziet om je heen dat de maatschappij vergrijst. Tegelijkertijd is er in de maatschappij minder steun voor ouderen. Dit uit zich onder andere in het feit dat de mantelzorg
afneemt. Allerlei factoren dragen eraan bij dat ouderen
psychiatrische problemen ontwikkelen.
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 17
Omdat de bevolking vergrijst en door de toename
van psychiatrische en psychogeriatrische problemen,
maken steeds meer oudere zorgvragers gebruik van de
psychiatrie.
Wat je ook om je heen ziet, is dat er steeds meer mensen
uit andere landen in Nederland wonen. Een deel daarvan is hier naartoe gevlucht omdat het niet veilig was in
hun eigen land. Je vaderland verlaten is een ingrijpende
gebeurtenis die veel stress oplevert. Ook hebben veel
vluchtelingen afschuwelijke dingen meegemaakt en dit
maakt hen kwetsbaar voor psychische problemen.
17
19/06/14 5:19 PM
Hoofdstuk 1
Hoe je naar psychiatrische zorgvragers kijkt, heeft ook
invloed op hoe je met hen omgaat. Wanneer je je bewust
bent van het feit dat psychiatrische zorgvragers mensen
zijn zoals jij en ik, kun je hen ook open en met respect
tegemoet treden. Deze beroepshouding is een voorwaarde voor het effectief begeleiden van zorgvragers en
voor het opbouwen van een vertrouwensrelatie.
Ralf werkt sinds vier jaar op de psychogeriatrische
afdeling van een verpleeghuis. Hij heeft het hier prima
naar zijn zin. Hij maakt graag een praatje en een grapje
met de zorgvragers. De zoon van meneer Vijzel, die al
enige tijd op de afdeling verblijft, vraagt aan Ralf of hij
het echt leuk vindt met al die rare oudjes om te gaan.
Ralf lacht. ‘Denkt u dat ik zo tegen ze aankijk? Als ik
naar de zorgvragers kijk, zie ik in de eerste plaats mensen zoals u en ik. Ik zou wel willen dat ik al dat lijden
van die psychiatrische ziektes zo weg kon vagen. Dus
‘al die rare oudjes’ zijn voor mij erg interessant!’
De ontwikkelingen in de psychiatrie hangen nauw samen
met de visie op mensen met psychiatrische ziekten. Door
al deze ontwikkelingen worden veranderingen in de visie
over het verzorgen, begeleiden en behandelen van psychiatrische zorgvragers zichtbaar.
Met visie wordt de kijk op de zorg bedoeld.
Tegenwoordig is een veelgebruikte visie vraaggerichte en
belevingsgerichte zorg. Bij deze visie op zorg ga je uit van
de vraag en het beleven van de zorgvrager.
Vraaggerichte zorg richt zich op de gezamenlijke
inspanning van zorgvrager en zorgverlener waarbij de zorgvrager de hulp en zorg ontvangt die hij
wenst en verwacht en die voldoet aan de professionele standaarden.
Deze vraaggerichte zorg komt op verschillende manieren
tot uitdrukking.
• Vraaggestuurde zorg: gaat een stap verder dan vraaggerichte zorg, omdat de zorgvrager het zorgaanbod
direct bepaalt. Tegenwoordig kan een zorgvrager door
zijn persoonsgebonden budget (PGB) zelf bepalen
bij wie hij de zorg kan inkopen, maar ook welke zorg
hij wil ontvangen. De zorgvrager heeft alle macht in
handen om de inhoud van de zorg te bepalen. De zorgvrager kan dus zijn eigen zorg sturen.
• Belevingsgerichte zorg: hierbij bepalen de zorgvrager
en zorgverlener samen de inhoud van de zorg. De
beleving die de zorgvrager heeft van zijn situatie, zijn
levensverhaal, het ziek zijn en de (on)mogelijkheden
zijn uitgangspunt van de zorgverlening. De zorgvrager,
zijn naasten en de zorgverlener stellen samen een plan
van aanpak op. Dit gebeurt op basis van gelijkwaardigheid. De zorgvrager wordt als ervaringsdeskundige
gezien.
Ervaringsdeskundigheid is de kennis die een
zorgvrager opbouwt over zijn ziek zijn en ziekte of
stoornis.
De zorgvrager kan bijvoorbeeld door ervaring weten dat
hij angstig wordt bij het douchen en dat liever niet doet.
1 Vraaggerichte zorg
Vraaggerichte zorg is vooral ontstaan door de huidige
ontwikkelingen in de maatschappij. De zorgvrager wordt
mondiger en is geëmancipeerd. Ook is er steeds meer
aandacht voor de individuele behoeften en belangen van
de zorgvrager. En de moderne zorgvrager wil zelf kiezen
en kan zelf zorg inkopen. Een nadeel is dat er meer naar
efficiëntie, zakelijkheid en doelmatigheid gestreefd wordt.
Dit staat haaks op vraaggerichte zorg.
18
253733.indb 18
In de verzorging wordt veel uitgegaan van de belevingsgerichte zorg.
Belevingsgerichte zorg richt zich op het helpen van
de zorgvrager om zijn leven op zijn eigen manier
in te richten en te bereiken wat hij zelf voor ogen
heeft, ondanks zijn beperkingen en handicaps. De
beleving van de zorgvrager staat centraal.
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:19 PM
Organiseren van zorg
Mensen met een psychiatrische aandoening geven op
hun eigen wijze invulling aan de beleving van ziekte en
gezondheid. Hoe meer je van iemands achtergrond, zijn
ervaren en beleving weet, hoe beter je begrijpt wat er
achter een vraag kan zitten. Wat iemand heeft meegemaakt, maakt hem tot wat hij is. Als verzorgende sluit je
aan bij de situatie en het beleven van de zorgvrager.
• Autonomie: dit is het proces waardoor iemand zijn kijk
op zijn situatie, zijn lichaam en zijn leven kan houden
en daarnaar kan handelen. Dit geldt voor de zorgvrager
en zorgverlener. Door de erkenning van de autonomie
van de ander kan de professionele zorgverlener voorkomen dat de zorgvrager een machteloze deelnemer is
in de zorgrelatie.
2 Centrale waarden van belevingsgerichte
zorg
Bij belevingsgerichte zorg wordt een gelijkwaardige relatie
nagestreefd. Om een gelijkwaardige relatie op te bouwen
en te onderhouden, worden vier belangrijke waarden
geformuleerd.
• Gelijkwaardigheid: de inbreng van de zorgvrager is
even belangrijk als jouw inbreng. Veel langdurig zieken
worden zelf ervaringsdeskundig. Door deze inbreng van
de zorgvrager te waarderen en te geloven in zijn deskundigheid, ontstaat er gelijkwaardigheid in de relatie.
• Gezamenlijkheid: de zorgverlener, de zorgvrager en
zijn naasten zijn het eens over de zorg en begeleiding
die noodzakelijk zijn en de samenwerking die daaruit
voortvloeit. Wel heeft iedereen zijn taken en verantwoordelijkheden, die niet uitwisselbaar zijn.
• Gepastheid: de zorgverlener heeft een rol die verplichtingen oplegt en bewaakt daarbij in de professionele
relatie zijn eigen rol en grenzen.
Voorwaarde voor belevingsgerichte zorg is een
vertrouwensband.
3 Stappenplan voor belevingsgerichte zorg
Een voorwaarde bij belevingsgerichte zorg is dat er een
vertrouwensband bestaat, want samen moet je problemen vaststellen, zorgdoelen bepalen, activiteiten
aangeven en prioriteiten stellen. Bij belevingsgerichte
zorg is een methodisch stappenplan gemaakt om tot een
zorgplan te komen.
Het 13-stappenplan
pp p
voor belevingsgerichte
g g
zorgg
Stap
Uitvoering
1
Ga na wat de hulpvraag van de zorgvrager is en formuleer die in zijn eigen woorden.
2
Bespreek met de zorgvrager hoe hij zijn situatie ziet en hoe hij ermee omgaat. Wat is zijn gebruikelijke
manier van omgaan met problemen en emoties?
3
Ga na welke de gezondheidsproblemen en bestaansproblemen van de zorgvrager zijn. Zijn er
interactieproblemen te verwachten?
4
Ga na welke factoren beïnvloed kunnen worden en stel vast of deze de persoon of het systeem betreffen.
Een probleem kan actueel zijn, dus feitelijk bestaan. Een probleem kan ook potentieel zijn: in aanleg
aanwezig maar nog niet feitelijk bestaand.
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 19
19
19/06/14 5:19 PM
Hoofdstuk 1
Stap
Uitvoering
5
Ga na welke de overheersende problemen zijn die aangepakt moeten worden
worden. Zijn dit gezondheidsproblemen, bestaansproblemen, interactieproblemen of is er sprake van een combinatie? Stel prioriteiten.
6
Ga na waaruit de rol van de mantelzorg en vrijwilligerszorg bestaat. Stel ook vast welke vormen van
samenwerking of steun gewenst en mogelijk zijn.
7
Stel op basis van de prioriteiten en in overleg met de zorgvrager en mantelzorg vast welke doelen in de
zorgverlening worden nagestreefd.
8
Maak een vergelijking tussen wat nodig is en wat volgens criteria van de instelling is toegestaan.
9
Stel vast welke activiteiten nodig zijn. Kennis van betekenis die de zorgvrager aan zijn ziekte geeft en van
de oorzaken en symptomen biedt hiervoor aanknopingspunten.
10
Maak een plan van aanpak: leg vast wie-wat-wanneer gaat doen.
11
Bepaal en leg vast wie de zorg coördineert, wie de verpleegregie heeft en waaruit deze bestaat.
12
Voer de gemaakte afspraken met de zorgvrager uit en evalueer regelmatig de zorgverlening.
(tussenevaluaties)
13
Beoordeel samen met de zorgvrager in hoeverre de gezamenlijk gestelde doelen zijn bereikt en hoe die
zijn bereikt.
(product en proces)
Bron: Pool et al
Kees is 18 jaar. Hij is opgenomen op de observatieafdeling van een psychiatrisch ziekenhuis. Zijn ouders vertellen jou dat hij normaal gesproken een vrolijke jongen is die altijd wordt omringd door een groep vrienden.
Samen maken ze een hoop lol. Een maand geleden heeft Kees met een vriend ingebroken in de kantine van de
plaatselijke voetbalclub. Het was eigenlijk een uit de hand gelopen grap. Drie weken geleden werd Kees door
een agent van huis gehaald en moest op het politiebureau een verklaring afleggen. Wat bleek: zijn vriend had
spijt gekregen van zijn daad en had zichzelf aangegeven. Hij had de politieagent verteld dat Kees er ook bij
betrokken was geweest.
Na dit voorval werd Kees stiller en stiller. Zijn ouders en vrienden probeerden hem op te vrolijken, maar dit had
geen effect. Hij wilde met niemand meer praten, trok zich terug op zijn kamer en verwaarloosde zijn school.
Sinds een week wil hij niet meer eten en komt zijn bed niet meer uit. ‘Ik heb echt van alles en nog wat geprobeerd om hem te helpen, maar niets hielp. Wat heb ik verkeerd gedaan?’ vraagt zijn moeder radeloos. ‘Niets.
Het is goed dat Kees hier is’, zeg je tegen haar. ‘Hier kunnen we onderzoeken wat er met Kees aan de hand is
en zijn klachten zo goed mogelijk behandelen’. Zwijgend zit Kees voor je. ‘Hé Kees’, zeg je tegen hem, ‘het lijkt
erop dat je je niet goed voelt. Klopt dat?’ Kees geeft geen antwoord. Je zegt: ‘Het lijkt me heel moeilijk voor je
om hier te zijn, misschien moet je eerst een beetje wennen voordat je iets kan vertellen. We zijn allemaal heel
bezorgd over je.’
20
253733.indb 20
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:19 PM
Organiseren van zorg
1.4
Wetgeving
Voor de psychiatrische zorgvrager is een aantal wetten van belang. Een zorgvrager met een psychiatrische ziekte is vaak kwetsbaar. De overheid heeft wetten ingevoerd om te voorkomen dat mensen
in kwetsbare posities in de verdrukking komen.
Zorgvragers zijn vaak goed op de hoogte van de wetgeving. Zij worden hierover voorgelicht door de patiëntenvertrouwenspersoon (PVP). Dit is een soort advocaat voor
de zorgvrager die onafhankelijk van de instelling werkt.
Hieronder vind je de wetten waar je in de psychiatrie het
meest mee te maken krijgt.
• AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten)
Vergoeding voor langdurige zorg, verblijf, verpleging,
vervoer, aanpassingen, hulpmiddelen.
• BIG (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg)
Regelt kwaliteit van de beroepsuitoefening (voorbehouden handelingen).
• Geneesmiddelenwet
Regelt kwaliteit van de geneesmiddelenvoorziening.
• KWZ (Kwaliteitswet zorginstellingen)
Regelt kwaliteit door: organisatiestructuren, kwaliteitssysteem en kwaliteitsjaarverslag.
• WGBO (Wet op de geneeskundige
behandelovereenkomst)
Regelt relatie zorginstellling-cliënt, waaronder de
rechten van de zorgvrager, privacyrecht, inzagerecht,
toestemmingsvereiste en recht op informatie. (Zie
voor inzagerecht ook hoofdstuk 4.)
• Wet op het Mentorschap
Regelt aangewezen mentor wanneer zorgvrager niet
meer in staat is zijn of haar belangen te behartigen.
• WMCZ (wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen Inspraak over het beleid van de instelling.
• Wet Bopz (Wet bijzondere opnemingen Psychiatrische
Ziekenhuizen) Regelt onvrijwillige opname, verblijf en
ontslag.
• Wkcz (Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
Regelt klachten van cliënten in de zorgsector.
• Wbp (Wet bescherming persoonsgegevens)
Regelt bescherming van persoonsgegevens, rechten
van geregistreerde en plichten van gegevenshouder.
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 21
Annet werkt als verzorgende in een algemeen
psychiatrisch ziekenhuis. Op een avond levert de
politie voor de derde keer dat jaar Frans de Boer af.
Frans (53) is alleenstaand en alcoholist. Hij heeft
nog nooit iemand echt kwaad gedaan, maar als hij
dronken is, zwalkt hij midden in de nacht door het
dorp en slaat schunnige taal uit. ‘Dag meneer De
Boer. U komt weer even bij ons op visite?’ roept
Annet vrolijk. Ze probeert niet cynisch te klinken.
Ze vindt meneer De Boer eigenlijk maar een vies
mannetje, maar ze heeft wel begrip voor zijn situatie en behandelt hem met respect. Het zou voor
Frans de Boer beter zijn als hij zich een tijd zou
laten opnemen. Hij is werkloos en depressief. Het
is duidelijk dat zijn alcoholisme voor veel problemen zorgt. Maar ook nu weer, net als de vorige
twee keren, weigert Frans de Boer opname. Annet
kan hem niet dwingen. Ze kent de wet.
Op een aantal van deze wetten gaan we hier dieper in.
1 WGBO
Op 1 april 1995 is de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO) van kracht geworden. De WGBO
legt de rechten en plichten van de ‘patiënt’ vast in relatie
tot de ‘hulpverlener’ (arts en/of de zorginstelling). De hulpverlener moet een ‘goed’ hulpverlener zijn. Hiertoe behoort
dat hij de rechten van de zorgvrager respecteert. Deze zijn:
• het informatierecht;
• het recht om zorg te weigeren;
• het privacyrecht.
21
19/06/14 5:19 PM
Hoofdstuk 1
Men spreekt van een behandelingsovereenkomst,
als er een afspraak tot zorgverlening is tussen een
zorgvrager en een hulpverlener. Dit kan een arts
zijn, maar ook een fysiotherapeut of een andere
hulpverlener die vrij gevestigd is (niet in loondienst).
Wanneer een zorgvrager in een instelling is opgenomen
en behandeld wordt de overeenkomst gesloten met de
zorginstelling. Werknemers/ leerlingen van de zorginstelling moeten zich houden aan de afspraken die in de
behandelingsovereenkomst gemaakt zijn. De behandelingsovereenkomst wordt meestal alleen mondeling
afgesloten.
Informatierecht en toestemming
Een zorgverlener mag pas gaan behandelen als de zorgvrager daar toestemming voor heeft gegeven; dit wordt
‘informed consent’ genoemd. Dit betekent wel dat de
zorgvrager voldoende geïnformeerd moet zijn over de
behandeling, zoals de risico’s, de alternatieven en de
prognose.
Recht om zorg te weigeren
Alleen in geval van nood mag een hulpverlener zonder
toestemming handelen. Ook bij niet-ingrijpende zorg is
het niet nodig dat de hulpverlener toestemming vraagt.
In de meeste gevallen is een mondelinge toestemming
genoeg. Het is ook mogelijk dat de zorgvrager schriftelijk weigert bepaalde behandelingen te ondergaan. Een
voorbeeld hiervan is een niet-reanimatieverklaring van een
zorgvrager met een ernstige hartkwaal. Soms is toestemming van een ander nodig dan de zorgvrager: bij wilsonbekwame zorgvragers moet de wettelijke vertegenwoordiger
toestemming gevraagd worden en bij kinderen tussen 12
en 16 jaar is naast de toestemming van het kind ook de
toestemming van de ouders nodig, tenzij de zorg voor het
kind noodzakelijk is.
Privacyrecht
Als verzorgende moet je je houden aan de geheimhoudingsplicht. Deze plicht heb je, omdat er een vertrouwensband moet kunnen ontstaan tussen de zorgvrager en
de hulpverlener.
22
253733.indb 22
De geheimhoudingsplicht of zwijgplicht betekent
dat je zonder toestemming van de zorgvrager geen
informatie mag geven aan buitenstaanders: familie
van de zorgvrager, de werkgever van de zorgvrager,
hulpverleners die niet betrokken zijn bij de zorg aan
de zorgvrager of bijvoorbeeld de politie.
In bijzondere gevallen is het wel toegestaan: als een
zorgvrager wilsonbekwaam is, mag de wettelijk vertegenwoordiger worden ingelicht als er een wettelijk plicht
is om te informeren (bij bepaalde infectieziekten moet
de directeur van de GGD geïnformeerd worden) en als er
sprake is van een zogenaamd ‘hoger belang’. Dan is er iets
belangrijker dan het in stand houden van de vertrouwensrelatie, denk aan het bestrijden van kindermishandeling.
Het dossier
Het dossier moet informatie bevatten over het doel en
verloop van de behandeling. Ook een eventuele schriftelijke toestemming en een wilsverklaring van de zorgvrager
kunnen in het dossier zitten. Er moet duidelijk in terug te
vinden zijn welke behandelafspraken gemaakt zijn. Er is
een dossierplicht voor de hulpverlener.
De zorgvrager kan altijd inzage in het dossier krijgen.
Tegen kostprijs mag hij een kopie ontvangen. Fouten
in het dossier mag de zorgvrager laten corrigeren. De
meeste instellingen hebben over de wijze waarop de
zorgvrager zijn rechten kan realiseren, afspraken gemaakt
in een privacyreglement.
Wet op het Mentorschap
Wanneer de zorgvrager niet meer in staat is zijn of haar
belangen op het gebied van behandeling, verpleging en
verzorging te behartigen , regelt deze wet dat dit gedaan
wordt door een door de rechter benoemde mentor. Dit
wordt ook wel wilsonbekwaam genoemd.
Iemand wordt wilsbekwaam genoemd wanneer
hij in staat is tot een redelijke waardering van zijn
belangen.
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:19 PM
Organiseren van zorg
Als verzorgende zul je naast de jou toegewezen zorgvrager ook de mentor moeten informeren. In overleg met de
zorgvrager zal de mentor al dan niet toestemming geven
voor een bepaalde behandeling.
Een zorgvrager moet de voor- en nadelen van een behandeling kunnen afwegen. Dit geldt normaal gesproken voor
personen van 12 jaar en ouder, tenzij een arts anders oordeelt. Onder de 12 jaar gaat de wetgever uit van wilsonbekwaamheid, tenzij de arts anders oordeelt. De ouders
of voogd treden op als wettelijk vertegenwoordiger voor
het kind. Wanneer een volwassen zorgvrager bijvoorbeeld
lijdt aan dementie of een ernstige psychiatrische aandoening kan deze zorgvrager wilsonbekwaam zijn. Dat
kan tijdelijk zijn of permanent. Het kan ook zijn dat de
zorgvrager bepaalde beslissingen wel en andere beslissingen niet meer kan nemen. In deze gevallen treedt een
wettelijk vertegenwoordiger op voor de zorgvrager.
Wettelijk vertegenwoordigers van de wilsonbekwame
volwassen zorgvrager
Volgens de WGBO komen de volgende vertegenwoordigers in deze volgorde in aanmerking om een zorgvrager te
vertegenwoordigen:
• door de rechter aangestelde vertegenwoordiger (curator, mentor, bewindvoerder);
• door de zorgvrager zelf schriftelijk aangewezen vertegenwoordiger (gemachtigde);
• echtgenoot/levensgezel van de zorgvrager;
• ouders, kind, broer of zus van de zorgvrager;
• de hulpverlener.
Meneer Biesheuvel, 70 jaar, is erg in de war als hij na een autoongeluk op de intensive care terechtkomt. Hij
is bang, zijn ogen schieten onrustig heen en weer en hij slaat wartaal uit. Na het ongeluk is vastgesteld dat
meneer Biesheuvel hersenletsel heeft. Bij het ongeluk is het linkerbeen van meneer Biesheuvel tot de knie
verbrijzeld. Het moet geamputeerd worden. Jantien, die op de intensive care werkt waar meneer Biesheuvel
wordt verpleegd, schat in dat meneer Biesheuvel zelf nu niet in staat is om toestemming voor de operatie te
geven. Ze besluit dat het beter is om geen poging te doen om meneer Biesheuvel uit te leggen wat er moet gaan
gebeuren. Mevrouw Biesheuvel, die meteen naar het ziekenhuis is gekomen, zal haar man moeten vertegenwoordigen. De arts die meneer Biesheuvel behandelt, vertelt mevrouw Biesheuvel hoe de situatie is. Ze legt uit
waarom amputeren nodig is en wat de risico’s van niet amputeren zijn. Mevrouw Biesheuvel geeft toestemming.
In de herstelperiode na de operatie heeft meneer Biesheuvel intensieve psychiatrische begeleiding nodig.
2 Wet Bopz
Door de wetgeving wordt er steeds meer nadruk gelegd
op de eigen verantwoordelijkheid van de zorgvrager. Hierdoor zijn de mogelijkheden om iemand over te halen of te
dwingen gezond gedrag te vertonen, kleiner geworden.
Een probleem dat regelmatig voorkomt is dat chronische
zorgvragers zichzelf verwaarlozen. Vaak zijn zorgvragers
gewend om de opdrachten van zorgverleners op te volgen
om bijvoorbeeld te douchen of te eten. Met de Wet Bopz
is de verantwoordelijkheid voor zijn leefstijl aan de zorgvrager teruggegeven. Dit kan betekenen dat een zorgvrager zichzelf verwaarloost en dat je als verzorgende weinig
kunt doen. Pas wanneer er een direct gevaar is voor de
gezondheid van de zorgvrager of van anderen, mag je
maatregelen nemen.
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 23
In de Wet Bopz staat beschreven onder welke
voorwaarden een zorgvrager zonder zijn toestemming mag worden opgenomen en vastgehouden.
En verder onder welke voorwaarden de rechten van
de zorgvrager mogen worden beperkt tijdens het
verblijf in de instelling.
23
19/06/14 5:19 PM
Hoofdstuk 1
Positieve en negatieve gevolgen van de Wet Bopz
• De Wet Bopz stelt dat een zorgvrager pas gedwongen
mag worden opgenomen als hij een acuut gevaar is
voor zichzelf of anderen. Hetzelfde criterium geldt
voor dwangmaatregelen als onderdeel van de zorg.
De Wet Bopz leidt tot verbetering van de kwaliteit van
zorg, maar heeft ook een keerzijde.
• De Wet Bopz beschermt de vrijheid van de zorgvrager.
Het is niet meer mogelijk, zolang er geen direct gevaar
dreigt, om een zorgvrager tegen zijn wil op te nemen
in een psychiatrisch ziekenhuis. Ook niet als iedereen,
behalve de zorgvrager, het erover eens is dat dit het
beste voor de zorgvrager zou zijn.
• De Wet Bopz geeft criteria waaraan voldaan moet worden voordat dwanghandelingen plaats mogen vinden.
Een positief gevolg daarvan is dat er meer toezicht
is op dwanghandelingen, zoals het plaatsen van een
zorgvrager in een extra beveiligde kamer (EBK), het
toedienen van psychofarmaca per injectie of het geven
van voeding of vocht per infuus of maagkatheter.
• De Wet Bopz maakt de zorg moeilijker voor de categorie chronisch psychiatrische zorgvragers die geen
direct gevaar opleveren voor zichzelf of hun omgeving.
• Als verzorgende mag je een zorgvrager niet dwingen
zichzelf te verzorgen of medicijnen in te nemen. Ook
niet als hierdoor zijn toestand verslechtert. Want de
zorgvrager kan pas ergens toe gedwongen worden als
er levensgevaar dreigt voor hemzelf of een ander. Hierdoor ontstaan soms hele moeilijke situaties die heel
frustrerend kunnen zijn.
De Wet Bopz kent bepalingen op de volgende gebieden:
• opname: IBS en RM;
• behandelplan: behandeling waarmee zorgvrager of
diens vertegenwoordiger instemt;
• middelen en maatregelen: afzonderen, plaatsen in een
extra beveiligde kamer (EBK), fixeren, medicatie, vocht
of voeding;
• klachtenregeling: net als Wkcz (Wet klachtrecht cliënten zorgsector) de zorgvrager mogelijkheid bieden om
een klacht in te dienen.
Opname
Om iemand gedwongen op te laten nemen, kan een
echtgenoot of partner, de kinderen of naaste familie, een
voogd of curator, of een officier van justitie een verzoek
indienen bij de rechter. De rechter zal dan door een psychiater laten beoordelen of er sprake is van:
• een stoornis in de psychische gezondheidstoestand;
• gevaar voor de persoon en/of zijn omgeving;
• een situatie die niet anders dan door opname opgelost
kan worden;
• het niet instemmen met opname door de zorgvrager.
Als dit alles het geval is, zal de rechter een voorlopige
machtiging tot gedwongen opname afgeven. Dit wordt
een rechterlijke machtiging of RM genoemd. Deze
voorlopige machtiging kan, indien nodig, overgaan in een
voortgezet verblijf van maximaal één jaar. Daarna kan het
voortgezet verblijf verlengd worden met:
• in de eerste jaren telkens één jaar;
• na vijf jaar verblijf twee jaar.
In spoedgevallen - wanneer er sprake is van acuut gevaar kan de burgemeester een inbewaringstelling of IBS
afgeven. Een IBS heeft een geldigheidsduur van 3 weken
en kan, indien nodig, omgezet worden in een rechterlijke
machtiging.
3 Verschil tussen een IBS en een RM
24
253733.indb 24
Inbewaringstelling (IBS)
Rechterlijke machtiging (RM)
Duur 3 weken
Duur minimaal 6 maanden
Vermoeden van psychische stoornis
Vastgestelde psychische stoornis
Gevaar voor persoon en/of omgeving
Gevaar voor persoon en/of omgeving
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:19 PM
Organiseren van zorg
Roeland (30) staat op het dorpsplein te schreeuwen. Hij heeft een groot keukenmes in zijn hand.
‘De agenten van de andere kant nemen de wereld
over’, schreeuwt hij. ‘Bloed! Bloed!’ Mensen zorgen
dat ze op veilige afstand blijven. Met moeite weet
de politie Roeland te overmeesteren. Een psychiater van de RIAGG adviseert om Roeland te laten
opnemen. Roeland weigert zich over te geven aan
‘de agenten’, maar wordt toch opgenomen met
een inbewaringstelling. In het algemeen psychiatrisch ziekenhuis is Roeland ervan overtuigd dat
ze hem gaan martelen. Hij schreeuwt en schopt
in pure doodsangst en verzet zich hevig. Met twee
politiemannen en twee verzorgenden lukt het om
Roeland in de extra beveiligde kamer (EBK) te krijgen en hem een kalmerend middel toe te dienen.
Door het raampje in de deur blijven de verzorgenden Roeland in de gaten houden. Hij raast nog even
door, maar gaat dan zitten op het matras dat op
de vloer van de lege ruimte ligt. Karin, een verzorgende die vanavond dienst heeft, probeert de broer
van Roeland te bellen. Het telefoonnummer heeft
de politie kunnen achterhalen. Niemand neemt op.
De volgend ochtend lukt het wel. De broer komt
meteen. Op zijn verzoek zet de rechter de inbewaringstelling om in een rechterlijke machtiging. Roeland blijft voorlopig in het psychiatrisch ziekenhuis
onder behandeling.
4 Wet Verplichte geestelijke gezondheidszorg
en Wetsvoorstel Zorg en dwang
In plaats van de Wet Bopz komen er, als het parlement
instemt, twee afzonderlijke regelingen:
• de Wet Verplichte geestelijke gezondheidszorg voor
psychiatrische patiënten;
• Wet Zorg en dwang voor mensen met een verstandelijke handicap of dementie.
De opsplitsing van de Wet Bopz in twee regelingen
vergroot de rechtsbescherming van de zorgvrager. De
psychische problemen van psychiatrische zorgvragers en
zorgvragers met een verstandelijke beperking of demente
zorgvragers verschillen. De twee groepen hebben eigen
kenmerken en belangen. Met afzonderlijke regelingen
sluit de wetgeving hier beter bij aan.
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 25
Hoofdpunten wetsvoorstel verplichte GGZ
De hoofdpunten uit het wetsvoorstel verplichte GGZ
worden hier omschreven.
Verplichte zorg dichtbij huis
Verplichte zorg moet meer op maat gegeven kunnen
worden. Bijvoorbeeld door iemand buiten een GGZinstelling verplichte begeleiding te geven, aan huis of in
een polikliniek. Nu geldt nog dat verplichte zorg alleen in
een psychiatrisch ziekenhuis gegeven kan worden.
Rechten zorgvrager
De zorgvrager krijgt meer rechten. Bijvoorbeeld:
- het recht om mee te praten bij een beslissing over
verplichte zorg;
- het recht om voorkeuren aan te geven;
- het recht op hoger beroep tegen een rechterlijke
beslissing tot verplichte zorg. Onder de huidige Wet
bopz is hoger beroep niet mogelijk.
Zorgvragers krijgen recht op uitleg in begrijpelijke taal. Zo
nodig is een tolk beschikbaar op de hoorzitting.
Tijdens de verplichte zorg moet er steeds aandacht zijn
voor de maatschappelijke participatie van de zorgvrager.
Hij moet dus mee kunnen blijven doen in de maatschappij
of alvast voorbereid worden om na de behandeling weer
een maatschappelijk leven op te bouwen.
Ook de familie van de zorgvrager krijgt meer inspraak bij
de beslissing of verplicht zorg nodig is. Of in welke vorm
verplichte zorg verleend wordt. Hierbij kunnen zij hulp
krijgen van een familievertrouwenspersoon.
Verplichte zorg is een laatste optie
Zo veel mogelijk verplichte zorg voorkomen is een van de
uitgangpunten van het wetsvoorstel. Door alternatieve
zorg aan te bieden. Is er geen alternatief, dan verdient de
minst ingrijpende vorm van verplichte zorg de voorkeur.
Nazorg vast onderdeel van behandeling
Nazorg wordt een verplicht onderdeel van de zorg op
maat voor de zorgvrager. De zorgvrager moet met succes
kunnen terugkeren in de samenleving.
Als de zorgvrager niet kan terugvallen op hulp van een
eigen netwerk, komt de gemeente in actie. Zij moet
ondersteuning bieden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
25
19/06/14 5:19 PM
Hoofdstuk 1
Adviescommissie
Ook onder de nieuwe wet beslist de rechter of iemand
verplichte zorg opgelegd krijgt. Hij krijgt daarvoor advies
van een commissie met deskundigen uit verschillende
disciplines. Dit is een verschil met de huidige Wet Bopz.
Nu geeft één psychiater advies aan de rechter.
Wetsvoorstel Zorg en dwang
Het wetsvoorstel Zorg en dwang richt zich op mensen
met dementie of een verstandelijke beperking. Kern van
het voorstel is dat onvrijwillige zorg mogelijk is als het
gedrag van een zorgvrager leidt tot een ernstig nadeel
voor zichzelf of anderen.
Het wetsvoorstel Zorg en dwang geldt ook voor mensen die thuis zorg krijgen. In de praktijk komt het al voor
dat zorgvragers thuis beperkende maatregelen krijgen
opgelegd. Hun deur gaat bijvoorbeeld ’s nachts op slot om
te voorkomen dat ze gaan zwerven. Voor mensen in zulke
situaties komen er duidelijke behandelrichtlijnen.
Bron: www.dwangindezorg.nl en zoek in het zoekscherm
op ‘wet verplichte gezondheidszorg’.
En: www.rijksoverheid.nl.
1.5
Verplichte Meldcode huiselijk geweld en
kindermishandeling
Signalen van geweld en mishandeling worden vaak over het hoofd gezien of niet herkend. Veel
professionals weten vervolgens niet goed hoe te handelen wanneer zij geconfronteerd worden met
slachtoffers van geweld.
Iedereen die werkt met kinderen of volwassenen, moet
werken met een meldcode. Een meldcode huiselijk geweld
en kindermishandeling is bedoeld voor professionals.
Het doel van de verplichting voor een meldcode is dat
sneller en doelmatiger wordt ingegrepen bij vermoedens
van huiselijk geweld en kindermishandeling. Sinds 1 juli
2013 zijn beroepskrachten verplicht een meldcode te
gebruiken bij vermoedens van geweld in huiselijke kring.
Professionals die werken met een meldcode grijpen drie
keer zo vaak in als collega’s die zo’n code niet gebruiken.
Dit blijkt uit het onderzoek Meldcodes kindermishandeling:
beschikking, waardering, gebruik en scholing. Beroepskrachten moeten daarom beschikken over een meldcode
voor het omgaan met signalen van geweld.
Sinds 1 juli 2013 zijn organisaties en zelfstandigen verplicht een meldcode te hebben. Dit is vastgelegd in de wet
Verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. De wet geldt voor de sectoren:
• gezondheidszorg;
• onderwijs;
• kinderopvang;
• maatschappelijke ondersteuning;
• jeugdzorg;
• justitie.
De verplichting geldt niet voor vrijwilligersorganisaties.
Wanneer zij zelf een stappenplan opstellen, juicht het Rijk
dit toe.
Een meldcode is een stappenplan dat zorgverleners
kunnen gebruiken als ze vermoedens van mishandeling
hebben. Een meldcode beschrijft in vijf stappen wat
bijvoorbeeld een verpleegkundige, verzorgende of leraar
26
253733.indb 26
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:19 PM
Organiseren van zorg
moet doen. De code geeft duidelijkheid over hoe je
moet handelen bij vermoedens van geweld.
Het gaat om alle vormen van geweld in
afhankelijkheidsrelaties:
• huiselijk geweld;
• kindermishandeling;
• seksueel geweld;
• ouderenmishandeling;
• eergerelateerd geweld;
• vrouwelijk genitale verminking.
1 De stappen in een meldcode
Er is een basismodel meldcode gemaakt waarin is toegelicht waaruit de vijf stappen in elk geval moeten bestaan.
• Stap 1: in kaart brengen van signalen.
• Stap 2: collegiale consultatie en zo nodig raadplegen
van het advies- en Meldpunt Kindermishandeling of
het Steunpunt Huiselijk Geweld.
• Stap 3: gesprek met de zorgvrager.
• Stap 4: wegen van het geweld of de
kindermishandeling.
• Stap 5: beslissen: hulp organiseren of melden bij BJZ
(Bureau Jeugdzorg) AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) of SHG (Steunpunt Huiselijk geweld).
Zie ook: www.amk-nederland.nl.
Bij signalen van seksueel geweld of van vrouwelijke genitale verminking, is soms specifiekere informatie nodig.
Meldcode is geen meldplicht
Een verplichte meldcode is iets anders dan een meldplicht. Bij een meldplicht moet de professional zijn vermoeden van geweld melden bij andere instanties, bijvoorbeeld bij een Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of
Steunpunt Huiselijk Geweld. Die verplichting bestaat niet
bij een meldcode.
Door te werken met een meldcode blijft de beslissing om
vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling
wel of niet te melden bij de professional.
Zwijgplicht en privacy
Wie een beroepsgeheim of zwijgplicht heeft, kan zich
tegengehouden voelen om op te treden bij vermoedens
van mishandeling.
Hulpverleners die hulp, zorg, steun of een andere vorm
van begeleiding bieden, hebben meestal een beroepsgeheim, ook wel zwijgplicht genoemd. Door deze zwijgplicht
mag de hulpverlener geen informatie over de zorgvrager
aan derden verstrekken, tenzij de zorgvrager hem daarvoor toestemming heeft gegeven. De zorgvrager kan zich
hierdoor vrij voelen om alles te vertellen. Toch kan het
in het belang zijn van de zorgvrager om vertrouwelijke
gegevens uit te wisselen met collega’s of anderen.
Met de digitale wegwijzer ‘Huiselijk geweld en beroepsgeheim’ kun je nagaan of en welke informatie je met collega’s of anderen kunt uitwisselen. Geheimhoudingsplicht
is niet absoluut, dit hulpmiddel zet alle mogelijkheden op
een rijtje.
De Helpdesk Privacy Jeugd en Gezin adviseert en informeert over privacy en het uitwisselen van gegevens. De
helpdesk informeert instanties en beroepskrachten die
zich bezighouden met kinderen en jongeren tot en met 23
jaar.
Meer informatie over deze digitale hulpbronnen is te
vinden op: www.rijksoverheid.nl.
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 27
27
19/06/14 5:19 PM
Hoofdstuk 1
1.6
Zorgplan
Rapportage en verslaglegging zijn hulpmiddelen om te bekijken of de verleende zorg nog steeds aansluit bij de zorgvraag van de zorgvrager. Bij rapportage kun je denken aan de individuele rapportage
in het zorgplan van de zorgvrager. Ook rapporteer je het verloop van de dag in de leefgroep: dit doe
je in de algemene rapportage. In de rapportage signaleer je veranderingen in het gedrag van de zorgvrager die aanwijzingen kunnen zijn dat de zorgverlening aangepast moet worden. Naar aanleiding
van de rapportage maak je ook verslagen. Op deze manier bewaak je de continuïteit van zorg.
Doelgericht
Je rapporteert zo volledig mogelijk. ‘Geen bijzonderheden’
is bijvoorbeeld geen goede rapportage, omdat er altijd
wel iets te schrijven is. Rapporteer ook positieve zaken,
bijvoorbeeld dat een zorgvrager een goed humeur heeft
en waardoor dit komt. Schrijf in voor anderen begrijpelijke
taal en gebruik geen onnodige, moeilijke woorden.
In het zorgplan staan de zorgproblemen, zorgdoelen en
interventies.
Albert is een man van 30 jaar. Hij wordt bij jou op de
afdeling opgenomen, omdat hij in verwarde toestand
zijn ex-vriendin met een bijl heeft bedreigd. Je hebt
zojuist met Albert kennisgemaakt. Je constateerde
dat hij er slecht verzorgd uitziet en onbegrijpelijke
taal uitslaat. Je wilt voor hem een zorgplan maken.
Volledig
Je rapporteert zo volledig en concreet mogelijk. Wanneer je bijvoorbeeld rapporteert dat de zorgvrager geen
goede dag heeft gehad, is dit niet concreet. Je moet dan
beschrijven waaruit dit blijkt. Je schrijft dan bijvoorbeeld
dat de zorgvrager je dat vertelde of dat je aan zijn gedrag
zag dat hij geen goede dag had, omdat hij onrustig was en
veel op en neer liep.
Respectvol
Je schrijft ook met respect voor de zorgvrager. ‘Piet ging uit
zijn dak of had weer eens een bui’ is bijvoorbeeld niet respectvol. Bovendien is niet duidelijk wat je met deze zin bedoelt.
1 Rapporteren
Let bij het rapporteren op de volgende aandachtspunten:
• doelgericht;
• zo volledig mogelijk is;
• concreet;
• objectief;
• duidelijk in taalpresentatie.
Je rapporteert systematisch aan de hand van doelen en
acties, zoals deze in het zorgplan van de zorgvrager staan.
Rapporteer doelgericht en zo beknopt mogelijk en vermijd
onbelangrijke zaken.
De zorgvrager heeft zelf zijn kleding klaargelegd,
zoals in het zorgplan is afgesproken.
28
253733.indb 28
Objectief
Je schrijft zo objectief mogelijk. Dat betekent dat je datgene wat je ziet, hoort, voelt en/of ruikt opschrijft. Soms
is het belangrijk om te rapporteren hoe jij bepaald gedrag
interpreteert. Je beschrijft dan het gedrag en zet erbij
hoe je dat gedrag interpreteert. Vermeld dan altijd ook
de reden van je interpretatie: ‘Ik denk dat Piet met zijn
gedrag het volgende bedoelt, omdat...’
Verzorgd taalgebruik
Je rapporteert in goed Nederlands. Om taalfouten te
voorkomen, kun je een woordenboek gebruiken. Ook kun
je, als je met een computer werkt, gebruikmaken van de
spellingcontrole. Gebruik de juiste woorden met respect
voor de zorgvrager en bedenk dat alle betrokkenen recht
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:19 PM
Organiseren van zorg
op inzage in de rapportage hebben. Zorg dat je handschrift
leesbaar is voor een ander of gebruik de computer. Zet je
naam onder de rapportage, zodat voor iedereen duidelijk
is wie gerapporteerd heeft. Dan weet diegene die de rapportage leest aan wie hij eventueel vragen kan stellen.
2 Standaardzorgplan
Sinds de invoering van het methodisch werken in de
gezondheidszorg blijkt steeds dat zorgvragers uit een
bepaalde categorie vaak dezelfde zorgproblemen hebben.
Als je tien mensen met angststoornissen hebt verzorgd,
kun je waarschijnlijk een aantal dezelfde problemen
benoemen. Ook zul je kunnen vertellen welke benadering effectief was om angst te verminderen. Het kan tijd
besparen en kwaliteit van zorg garanderen wanneer je
weet welke zorgproblemen je bij een zorgvrager kunt
verwachten, welke interventies in verschillende situaties
effectief zijn gebleken en welke doelen haalbaar zijn.
Een standaardzorgplan bevat een systematische
ordening van gebruikelijke zorgproblemen, zorgdoelen en interventies die je bij zorgvragers van
een bepaalde categorie tegenkomt.
Op een themabijeenkomst met als onderwerp
‘Standaardisering’ wordt een discussie gevoerd.
Klaas vindt dat een goede beroepsuitoefening
alleen mogelijk is als er zoveel mogelijk gebruikgemaakt wordt van gestandaardiseerde instrumenten. Hij noemt als voorbeeld een zelfzorgschaal
die volgens hem erg handig is om inzicht te krijgen
in de zelfzorgmogelijkheden van een zorgvrager.
Daniëlle is het niet met hem eens. Zij vindt dat
je niet altijd bij elke zorgvrager in elke situatie
standaarden kunt toepassen. ‘Je kunt niet objectief de zelfzorgmogelijkheden van een zorgvrager
weergeven in een schaal. De zelfzorg is niet in alle
situaties hetzelfde en omvat zoveel dat je dit niet
in een standaardschaal kunt aangeven’, zegt
Daniëlle. Simon sluit zich bij Daniëlle aan. Hij vindt
dat je per situatie moet bekijken welke kennis,
standaarden en methodes je het beste toe kunt
passen. De groep discussieert nog een tijdje over
dit onderwerp. Een aantal is het met Klaas eens, de
rest heeft dezelfde mening als Daniëlle en Simon.
3 Verpleeg- en zorgleefplannen
Het gevaar van het gebruiken van standaarden is dat je de
individuele zorgvrager uit het oog verliest en hem alleen
ziet als onderdeel van een bepaalde categorie zorgvragers. Standaardmethoden mogen nooit de plaats innemen van menselijke individueel gerichte zorg.
In het zorgplan van een psychiatrische zorgvrager moet
het volgende zijn opgenomen:
• de diagnose;
• de doelstelling;
• de toe te passen therapieën en/of de mate van
begeleiding;
• wanneer het behandelingsplan wordt geëvalueerd en
hoe het al of niet halen van de doelstellingen wordt
bepaald;
• de naam van de vertegenwoordiger en/of contactpersoon indien deze is aangewezen door de zorgvrager.
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 29
In de psychiatrie wordt vaak gebruikgemaakt van gestandaardiseerde zorg- en verpleegplannen, bijvoorbeeld die
van Marie-Louise Vossen. Deze gaan ook uit van de indeling volgens Gordon.
Andere bijzonderheden over het zorgplan:
• Soms staat er in het zorgplan op welke wijze de diagnose wordt gesteld en welke diagnostiek daarvoor zal
worden gebruikt.
• De doelen van het zorgplan zijn:
- ter zake;
- concreet gedrag;
- begrijpelijk;
- haalbaar.
- meetbaar;
Dit worden ook wel de RUMBA-eisen genoemd (van de
Engelse woorden: Relevant, Understandable, Measurable, Behavioural, Attainable).
• Als een zorgvrager niet wil dat de contactpersoon of
de vertegenwoordiger betrokken (of geïnformeerd)
wordt bij de behandeling respecteert de GGZ-instelling dit.
29
19/06/14 5:19 PM
Hoofdstuk 1
Deze houding van de zorgvrager kan wel gevolgen
hebben voor de behandeling die een instelling kan bieden. De gevolgen hiervan moeten aan de zorgvrager
worden uitgelegd. De verantwoordelijkheid ligt echter
bij de zorgvrager zelf, tenzij deze wilsonbekwaam is.
• De zorgvrager heeft het recht op afschrift, aanvulling,
correctie, afscherming en vernietiging en verwijdering
van zijn gegevens.
• Het zorgplan wordt periodiek geëvalueerd. In het zorgplan worden hierover afspraken gemaakt.
• Het zorgplan wordt voor een bepaalde periode vastgesteld. Deze periode is afhankelijk van de gestelde
diagnose en de te verwachten ontwikkeling van de
zorgvrager, maar bedraagt in ieder geval nooit meer
dan één jaar. Voor de afloop van deze termijn wordt
het zorgplan geëvalueerd en zo nodig aangepast.
Zowel de zorgvrager als de hulpverlener kan eerder om
evaluatie verzoeken.
Het zorgproces
Bij het in kaart brengen van de zelfredzaamheid van de
zorgvrager zijn er verschillende aandachtspunten. Deze
worden ondergebracht in de volgende onderdelen van het
zorgproces:
• anamnese/zorgproblemen bepalen;
• zorgdoelen bepalen;
• activiteit of interventies bepalen;
• rapporteren;
• evalueren.
Anamnese/zorgproblemen bepalen
• Voer pas een anamnesegesprek als er vertrouwen
ontstaat in de zorgverlening.
• Betrek de zorgvrager bij alle informatie die je wilt
weten.
• Ondersteun de zorgvrager bij het uiten van zijn problemen, vaak komen er veel emoties los.
• Voer het anamnesegesprek in gedeelten als het
de zorgvrager te veel wordt of hij zich niet kan
concentreren.
• Observeer psychosociale reacties op de omgeving
(wanneer en waardoor raakt de zorgvrager van
streek?).
30
253733.indb 30
• Observeer de zelfzorgmogelijkheden van de
zorgvrager.
• Stel de zorgproblemen vast samen met de zorgvrager
(hierdoor krijgt hij meer zicht op zijn problemen en is
hij meer gemotiveerd).
• Observeer de gezinssituatie en reacties van anderen op
de zorgvrager. (Om te beoordelen welke voorlichting
en begeleiding zij nodig hebben en om de draaglast te
bepalen.)
• Maak eventueel gebruik van gestandaardiseerde
observatielijsten. Er zijn verschillende standaardobservatielijsten voor psychiatrische zorgvragers, gericht op
het in kaart brengen van bepaalde stoornissen.
Zorgdoelen bepalen
• Bepaal de zorgdoelen samen met de zorgvrager (dat
vergroot het vertrouwen en maakt zorgdoelen beter
haalbaar).
• Formuleer de zorgdoelen in kleine stapjes, stel niet te
hoge eisen (dit vergroot het gevoel van eigenwaarde
en acceptatie).
Activiteiten of interventies bepalen
• De activiteiten richten zich vooral op gedragsverandering en ondersteunende begeleiding en motivatie.
• De activiteiten bespreek je met de zorgvrager.
• De activiteiten stem je af met andere hulpverleners.
Activiteiten stem je af met andere hulpverleners.
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:19 PM
Organiseren van zorg
Rapporteren
• Rapporteer genuanceerd.
• Rapporteer altijd bij gevaar voor zichzelf of voor zijn
omgeving, zoals bij zelfmoordplannen of sterke verwardheid die kan leiden tot agressiviteit.
• Rapporteer naast veranderingen ook positieve
mijlpalen.
Evalueren
• Evalueer op een rustige niet-veroordelende manier.
• Evalueer regelmatig en op tijd.
Prioriteiten stellen is een onderscheid maken tussen belangrijke en minder belangrijke activiteiten.
Om goede zorg te kunnen bieden, moet er aan een aantal
voorwaarden worden voldaan. Dit kunnen zijn:
• materiële voorwaarden;
• of immateriële voorwaarden.
Materiële voorwaarden zijn de middelen die je
nodig hebt, zoals voldoende medicijnen en voldoende opgeleid personeel.
4 Werkplanning
Voor de organisatie van je eigen zorg is het belangrijk om
een goede werkplanning te maken. Dit doe je op basis
van de beschikbare tijd en de gegevens uit het zorgplan.
Je maakt een overzicht van de werkzaamheden die je die
dag gaat verrichten en je maakt een schatting van de tijd
die je per onderdeel nodig denkt te hebben. Voor verschillende werkzaamheden is van tevoren al vastgesteld
(geïndiceerd) hoe lang je over iets mag doen. Hier probeer
je je zoveel mogelijk aan te houden.
Om goed te plannen, moet je prioriteiten stellen. Dat wil
zeggen dat je onderscheid maakt tussen activiteiten die
heel belangrijk zijn en activiteiten die minder belangrijk
zijn. Belangrijke activiteiten hebben natuurlijk voorrang
en daar houd je in je werkplanning rekening mee.
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 31
Immateriële voorwaarden hebben te maken met
communicatie en samenwerking tussen mensen.
Dit kan gaan over afspraken maken, goed luisteren
of bijvoorbeeld goed informeren.
Wanneer er aan deze voorwaarden niet goed wordt voldaan, kunnen er knelpunten ontstaan.
Je moet dan het probleem oplossen en herhaling voorkomen. Wanneer blijkt dat iets niet goed loopt, moet je
eerst de oorzaak van het probleem achterhalen. Daarna
probeer je, eventueel samen met je collega’s, om tot een
oplossing te komen.
31
19/06/14 5:20 PM
Hoofdstuk 1
1.7
Kwaliteit van zorg
Als bedrijven of instellingen een product of dienst leveren, moet het aan kwaliteitseisen voldoen.
Ook als verzorgende lever je een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van zorg.
Kwaliteitszorg is zorg die voldoet aan vastgestelde
eisen.
Daarnaast is het belangrijk dat je je eigen deskundigheid
en die van collega’s op peil houdt.
Dit kun je doen door elkaar te wijzen op fouten en elkaar
aanwijzingen te geven.
Een aantal basisvaardigheden helpen je om deze kwaliteit
te bieden zoals:
• het signaleren en rapporteren van problemen;
• een goede samenwerking;
• regelmatig overleggen met collega’s;
• zo nodig een deskundige raadplegen;
• meewerken aan een goed leefklimaat.
Paulien is verzorgende op een afdeling waar het verbeteren van de zelfzorg en het leren omgaan met een psychiatrische handicap centraal staan. Ze begeleidt Yvonne, die werd opgenomen nadat ze zichzelf in brand had
gestoken. Haar ziektebeeld is gediagnosticeerd als een borderlinepersoonlijkheid. Op de afdeling werd automutilatie bij mensen met borderline tot voor kort genegeerd. De achterliggende gedachte was dat aandacht
de automutilatie versterkt. Paulien merkt dat deze benadering bij Yvonne niet werkt. Ze verwondt zichzelf
niet zozeer als schreeuw om aandacht, maar omdat ze zichzelf haat. Paulien overlegt met het team over hoe ze
Yvonne beter kunnen begeleiden. Een van haar collega’s haalt een artikel aan uit een verpleegkundig tijdschrift.
Het is een verslag van een onderzoek. Hieruit komt naar voren dat een beleid gericht op het negeren van automutilatie bij borderline ongewenst is. Een andere collega vertelt dat dit onderzoek landelijk tot veranderingen
in het omgaan met mensen met borderline heeft geleid. Ook op een workshop van een landelijke beroepsorganisatie werd hier uitgebreid over gesproken. Het team maakt afspraken om op een andere manier met de
automutilatie van Yvonne om te gaan. Een positieve benadering en aandacht voor haar negatieve zelfbeeld
zullen meer op de voorgrond komen te staan.
1 Wetgeving en kwaliteitszorg
Er zijn verschillende wetten waarin de kwaliteit van zorg
in het algemeen geregeld is:
• de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG);
• de Kwaliteitswet zorginstellingen;
• de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO);
• de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz);
• de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen.
Daarnaast zijn er in de psychiatrie verschillende wetten
die in specifieke situaties van toepassing zijn om de kwaliteit van zorg te waarborgen.
32
253733.indb 32
• de Geneesmiddelenwet;
• de Wet Bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz);
• de wetgeving rondom euthanasie en hulp bij
zelfdoding.
Hieronder wordt een aantal van deze wetten verder
besproken.
Kwaliteitswet zorginstellingen (KWZ)
Op 1 april 1996 is de Kwaliteitswet zorginstellingen ingevoerd. Deze wet heeft tot doel dat de instelling de eigen
kwaliteit bewaakt, beheerst en verbetert. De wet noemt
vier kwaliteitseisen waaraan een instelling moet voldoen:
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:20 PM
Organiseren van zorg
•
•
•
•
verantwoorde zorg;
op kwaliteit gericht beleid;
het opzetten van een kwaliteitssysteem;
het maken van een jaarverslag.
De kwaliteitswet is gericht op instellingen in de zorg,
zoals ziekenhuizen, verpleeghuizen, instellingen voor
geestelijke gezondheidszorg, maar ook zelfstandige zorgverleners voor zover zij niet alleen werken. De zorginstelling moet verantwoorde zorg leveren. Het beleid dat de
instelling voert, moet gericht zijn op het instandhouden
en verbeteren van kwaliteit. Melding van calamiteiten en
seksueel misbruik (waarbij een zorgvrager of een hulpverlener van de instelling is betrokken) bij de Inspectie voor
de Gezondheidszorg is volgens deze wet verplicht.
HKZ-keurmerk
Elke organisatie in de zorgsector dient een HKZ-keurmerk
te hebben. HKZ (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in
de Zorgsector) staat voor duurzame kwaliteitsverbetering
in de zorg: onafhankelijk en betrouwbaar. HKZ stelt kwaliteits- en veiligheidsnormen op. Aan deze normen is het
HKZ-keurmerk verbonden. Een organisatie met dit keurmerk heeft intern de zaken goed op orde, stelt de klant
principieel centraal en werkt voortdurend aan verbetering
van de zorg- en dienstverlening.
Bron: www.hkz.nl
De Wet BIG
Individueel werkzame beroepsbeoefenaren vallen niet
onder de hierboven genoemde KWZ. Voor de kwaliteit
van hun werk geldt de Wet BIG, als hun beroep tenminste
hoort bij de in de Wet BIG genoemde beroepen.
Wkcz (Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
Het doel van de Wkcz is het bieden van een laagdrempelige klachtmogelijkheid en het gebruiken van klachten om
de kwaliteit van de zorgverlening te verbeteren. Elke zorgaanbieder is verplicht een klachtenregeling op te stellen.
De zorgaanbieder moet ervoor zorgen dat de zorgvrager
op de hoogte is van de klachtenregeling. De klachtencommissie bestaat ten minste uit drie personen en moet
onafhankelijk te werk gaan.
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 33
Niet alleen de zorgvrager, maar ook de nabestaande
van een zorgvrager kan klagen over een handeling. Een
klachtencommissie onderzoekt de klachten en beoordeelt
of deze gegrond zijn. Dat moet binnen een in het reglement vastgelegde termijn gebeuren (vaak 2-5 maanden).
De klager en de aangeklaagde(n) moeten de gelegenheid krijgen om standpunten in te brengen. Dat kan
zowel schriftelijk als mondeling gebeuren. Iedereen die
betrokken is bij de behandeling van de klacht heeft een
geheimhoudingsplicht.
De klachtencommissie kan ook aanbevelingen doen voor
maatregelen, maar de zorgaanbieder beslist zelf of hij
maatregelen neemt. Hij moet dit schriftelijk en binnen
een maand nadat het oordeel (uitspraak) er ligt aan de
zorgvrager laten weten.
Is er sprake van een zeer ernstige klacht en neemt de
zorgaanbieder onvoldoende maatregelen, dan moet de
klachtencommissie dit melden bij de Inspectie voor de
Gezondheidszorg (IGZ). De zorgvrager kan ook zelf klachten melden bij de IGZ. Ook bij klachten over de klachtenregeling kan hij contact opnemen met de Inspectie.
De Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen
Het doel van deze wet is zorgvragers inspraak te geven.
De WMCZ verplicht de instelling tot het instellen van
een cliëntenraad. Deze behartigt binnen de instelling de
gemeenschappelijke belangen van cliënten. De cliëntenraad heeft verschillende taken. De raad geeft gevraagd en
ongevraagd advies aan de instelling over zaken die voor
de cliënten belangrijk zijn. Bij belangrijke beslissingen zoals over voedingsaangelegenheden van algemene aard,
hygiëne en de klachtenregeling - moet de instelling eerst
advies aan de cliëntenraad vragen. Wil de instelling van
dat advies afwijken, dan mag dat alleen als ze duidelijk
kan maken waarom. Na een evaluatie van de WMCZ zijn
er plannen om deze grondig te herzien. Mogelijk gaat de
WMCZ op in de Wet cliënt en kwaliteit van zorg.
33
19/06/14 5:20 PM
253733.indb 34
19/06/14 5:20 PM
Persoonlijke zorg
2
Inhoud
Intro 36
De zorg bij lichamelijke verzorging 36
De zorg bij eten en drinken 38
De zorg bij uitscheiding 42
De zorg bij slapen en waken 43
De zorg bij gebrek aan initiatief 45
De zorg bij mobiliteit 46
www.nu-zorg.nl
• relatie met kwalificatiedossier
• oefenvragen
• toetsvragen
• e-learning
253733.indb 35
19/06/14 5:20 PM
Hoofdstuk 2
Intro
Als verzorgende let je vooral op het voorkomen van verwaarlozing, bijvoorbeeld van uiterlijke verzorging
en op het eet- en drinkpatroon van de zorgvragers. In de psychiatrie is het hulp bieden bij de persoonlijke
verzorging ook belangrijk, maar staan de psychische problemen wat meer op de voorgrond. Deze psychische problemen kunnen tot problemen in de persoonlijke verzorging leiden. Om daar zo goed mogelijk
bij te helpen, is het belangrijk dat jij als verzorgende weet hoe deze psychische problemen tot verstoringen in de persoonlijke verzorging kunnen leiden. Als verzorgende let je vooral op het voorkomen van
verwaarlozing, bijvoorbeeld in uiterlijke verzorging en op het gebied van het eet- en drinkpatroon van de
zorgvragers.
2.1
De zorg bij lichamelijke verzorging
Bij een psychiatrische zorgvrager kunnen de verschijnselen van de aandoening zo heftig zijn dat hij
niet meer normaal kan functioneren. Het lukt de zorgvrager vaak niet meer om de gewone dingen
goed te doen en er ontstaat een tekort aan persoonlijk zorg.
Hieronder volgen een aantal voorbeelden van aandoeningen en de problemen die het kan opleveren en de actie die je
daar op
p kunt ondernemen:
36
253733.indb 36
Psychiatrische
aandoening
Gevolgen voor de persoonlijke verzorging
Actie
Depressie
Zorgvragers zijn niet geïnteresseerd in de
persoonlijke verzorging.
Motiveer zorgvragers om zichzelf te verzorgen. Neem waar nodig het initiatief voor de
persoonlijke verzorging over.
Verslaving
Zorgvragers verwaarlozen persoonlijke
verzorging, omdat ze alleen gericht zijn op de
verslaving.
Stimuleren van zelfzorg.
Dwangneurose
Zorgvrager kan obsessie hebben met hygiëne
en daardoor steeds dezelfde reinigende
handelingen uitvoeren.
Ondersteunen van zorgvrager, proberen
obsessie af te remmen.
Manie
Zorgvragers hebben geen aandacht voor
persoonlijke verzorging, omdat ze nergens lang
hun aandacht bij kunnen houden.
Geef een duidelijke dagstructuur, waarbinnen
tijd is voor de persoonlijke verzorging en
wanneer nodig hulp bij de verzorging.
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:20 PM
Persoonlijke zorg
Joop is alcoholist. Hij eet nooit en drinkt alleen
maar bier. Hij heeft een ernstig vitaminegebrek,
waarvoor hij dagelijks een injectie krijgt. Door het
drinken is Joops lever bijna verwoest. Hij ziet geel.
‘Kom op Joop, je moet onder de douche. Intussen
smeer ik een boterham met kaas voor je en schil ik
een sinaasappel. Dat is lekker en nog gezond ook’,
zeg je tegen Joop. Hij sjokt richting de badkamer.
‘Wat een gezeur’, moppert hij, ‘ik krijg straks zeker
ook weer zo’n vervelende spuit?’ ‘Goed dat je me
helpt herinneren!’ roep je hem na.
Er is een aantal kenmerken en aanwijzingen te noemen die
wijzen op onvoldoende lichaamsverzorging zoals:
• onverzorgd uiterlijk;
• zelfverwaarlozing;
• vuile kleding;
• niet fris ruiken;
• weigeren van of niet in staat zijn tot verzorging;
• huidinfecties;
• jeuk;
• smetplekken.
Als er sprake is van onvoldoende lichaamsverzorging kun
je de volgende acties ondernemen.
• Zorgvrager stimuleren om zichzelf zo zelfstandig
mogelijk te verzorgen.
• Complimenten geven als zorgvrager initiatief neemt.
• Wanneer nodig activiteiten overnemen.
• Instructies geven over hygiëne en verzorging.
• Aanleren van vaardigheden.
• Observeren van veranderingen in zelfzorg.
1 Anamneselijst van Gordon
Om de zorgproblemen te kunnen benoemen, wordt vaak
gebruikgemaakt van de anamnesestructuur die gebaseerd
is op de elf gezondheidspatronen van Marjory Gordon.
Volgens Gordon dragen bepaalde dagelijkse activiteiten
van de mens bij tot de gezondheid en de kwaliteit van
leven en bieden zij mogelijkheden tot ontplooiing.
Bij ziekte kan er gedrag ontstaan waardoor iemand op
een bepaald gebied niet meer goed ‘functioneert’. Op
het moment dat iemand niet goed functioneert, is er een
grotere kans om ziekten te krijgen.
Bij de anamnese breng je in kaart welke patronen functioneel zijn (dit zijn de vermogens en mogelijkheden) en
welke disfunctioneel (dit zijn de zorgproblemen).
Marjory Gordon heeft die activiteiten in elf categorieën
verdeeld.
11 functionele gezondheidspatronen
1 Patroon van gezondheidsbeleving en
-instandhouding
2 Voedings- en stofwisselingspatroon
3 Uitscheidingspatroon
4 Activiteitenpatroon
5 Slaap- en rustpatroon
6 Cognitie- en waarnemingspatroon
7 Zelfbelevingspatroon
8 Rollen- en relatiepatroon
9 Seksualiteits- en voortplantingspatroon
10 Stressverwerkingspatroon
11 Waarden- en levensovertuigingspatroon
Psychische problemen kunnen invloed hebben op de
persoonlijke verzorging.
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 37
37
19/06/14 5:20 PM
Hoofdstuk 2
2 Gevaar voor letsel
Zorgvragers kunnen hun eigen lichamelijke gezondheid in
gevaar brengen. In dit geval is er gevaar voor letsel.
De belangrijkste oorzaken hiervan zijn:
• verwardheid: door bijvoorbeeld dementie;
• het gebruik van drugs of alcohol of verkeerde medicijnen (intoxicatie): er kunnen hallucinaties optreden of
de zorgvrager kan in paniek raken;
• manie: de zorgvrager is hyperactief, vertoont verwoestend gedrag en kan zichzelf verwonden.
2.2
3 Lichamelijk contact
Bij de lichamelijke verzorging treed je als zorgverlener,
ongevraagd, in de intieme zone van een zorgvrager. Dit is
voor de zorgvrager niet altijd gemakkelijk en kan worden
ervaren als een inbreuk op zijn intieme zone. Er kan sprake
zijn van schaamtegevoelens.
Ook zijn er duidelijk grenzen voor de zorgverleners en
zorgvrager als het gaat om intimiteit en seksualiteit.
Erotisch, seksueel contact hoort niet thuis in een professionele hulpverleningsrelatie. Seksuele contacten tussen
hulpverleners en zorgvragers zijn voor de wet ontoelaatbaar en strafbaar volgens het Wetboek van Strafrecht,
artikel 249, lid 3.
Ook je beroepscode spreekt zich hier duidelijk over uit.
De zorg bij eten en drinken
Bij psychiatrische zorgvragers komen relatief meer problemen rond voeding voor dan bij nietpsychiatrische zorgvragers. Symptomen als zelfverwaarlozing, onverschilligheid en eenzaamheid
spelen hierbij een belangrijke rol. Een zorgvrager die depressief is, heeft een gebrek aan eetlust. Als
een depressie onbehandeld blijft en jaren voortduurt, kan het voedings- en stofwisselingspatroon
ernstig verstoord raken.
Er zijn niet alleen problemen met zorgvragers thuis. Ook
in instellingen voor de geestelijke gezondheidszorg kan
ondervoeding of eenzijdige voeding een groot probleem
vormen.
Hendrik is 40 jaar. Hij is opgenomen omdat hij
denkt dat zijn moeder hem wil vergiftigen. Hij
durft niets meer te eten en te drinken.
‘Hendrik, ik kan je er denk ik moeilijk van overtuigen dat het eten hier volkomen veilig is. Maar ik wil
je een voorstel doen. Neem alleen etenswaren die
voorverpakt zijn. Die komen rechtstreeks van de
leverancier. Stelt je dat wat gerust?’, vraag je hem.
‘Tsja,’ verzucht Hendrik, ‘daar heeft mijn moeder in
elk geval niet aan kunnen zitten.’
1 Vochtbalans
Het is belangrijk dat een zorgvrager gevarieerd blijft eten.
38
253733.indb 38
De enige manier om op tijd te signaleren dat een zorgvrager een risico loopt om ondervoed te raken, is door de
voedingsopname steeds te meten. Hier zijn verschillende
systemen voor. Ze variëren van een eenvoudige vocht- en
voedingsbalans tot puntentellingen voor elke maaltijd.
Als een zorgvrager te weinig vocht binnen krijgt, spreekt
men van een negatieve vochtbalans.
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:20 PM
Persoonlijke zorg
2 Problemen met eten en drinken
Bijj verschillende p
psychiatrische
y
aandoeningen
g en verschijnselen
j
kun je
j problemen
p
verwachten met eten en drinken:
Psychiatrische
aandoening
Gevolgen voor het eten en drinken
Actie
Depressie
Gebrek aan eetlust, ondervoeding.
Eten vaak voorzetten, ook bij gebrek aan trek
aan tafel zitten tijdens de maaltijden. Voedsel
niet opdringen. Stimuleer de zorgvrager wel om
te eten. Let erop dat hij in elk geval voldoende
drinkt.
Manie
Zorgvrager kan in korte tijd veel gewicht
verliezen omdat hij weinig eet en zeer
actief is.
Regelmatig kleine hapjes geven die hij desnoods
staand of lopend op kan eten. Laat de manische
zorgvrager alleen eten of samen met jou eten.
Alcoholverslaving
Zorgvrager drinkt dagelijks zoveel dat
hij geen honger meer heeft. Door de
stoornis in het voedingspatroon kunnen
neurologische stoornissen ontstaan.
Stimuleren om voedingspatroon te herstellen.
Psychose
Niet eten omdat zorgvrager wordt
afgeleid door psychotische belevingen.
Helpen herinneren om een hap te nemen en
stimuleren te eten.
Als er sprake is van onvoldoende vocht- en voedselopname kun je de volgende acties ondernemen.
• Zorgvrager stimuleren om de maaltijd bij te wonen.
• Ondersteunen bij het dieet.
• Belemmeringen voor eten en drinken verminderen of
opheffen.
• Stimuleren om voldoende en gezond te eten.
• Ondersteunen als zorgvrager niet zelfstandig kan eten.
• Vochtbalans hanteren en gewichtscontrole.
• Zorgen voor rust en veilige, prettige sfeer tijdens de
maaltijd.
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 39
39
19/06/14 5:20 PM
Hoofdstuk 2
3 Anorexia en boulimia nervosa
Andere ernstige ziektes waarbij stoornissen in het
voedingspatroon optreden zijn anorexia nervosa en
boulimia nervosa. Deze eetstoornissen leveren voor
zorgvragers veel problemen op in hun omgeving en het
dagelijks leven. Eten beheerst hun leven en kan leiden tot
verlies van contact met de buitenwereld, eenzaamheid en
emotionele problemen.
Anorexia
Bij anorexia nervosa is de voedingsstoornis de ziekte.
Zorgvragers met anorexia nervosa hongeren zich uit.
Wanneer zorgvragers met anorexia worden opgenomen,
is de problematiek vaak complex.
Kenmerken
Deze aandoening komt voornamelijk voor bij meisjes in de
puberleeftijd en ouder. De ziekte wordt ook wel magerzucht genoemd. Zorgvragers met anorexia hebben een
onweerstaanbare neiging mager te willen zijn. Ze onderdrukken daarom hun hongergevoelens. Je zou kunnen
zeggen dat ze een onwerkelijke vrees hebben om dik te
zijn.
Kenmerken van pubers en adolescenten met
anorexia nervosa
• Ze weigeren om het lichaamsgewicht in stand te
houden op een minimumgewicht dat nodig is voor
de lengte en de leeftijd.
• Ze ervaren een sterke angst om in gewicht toe
te nemen of dik te worden, zelfs bij een heel laag
lichaamsgewicht.
• Ze hebben een stoornis in de manier waarop ze
hun eigen lichaamsomvang of gewicht zien. Ze
zien altijd vetophopingen als ze voor de spiegel
staan, al zijn ze nog zo dun. Ze hebben een verstoord zelfbeeld. Ze ontkennen ook de ernst van
de vermagering.
• Meisjes/vrouwen hebben ten minste driemaal
geen menstruatieperiode meer gehad. Dit noemen
we amenorroe.
40
253733.indb 40
Vormen van anorexia
Er bestaan twee typen zorgvragers met anorexia.
• De ‘vasters’ eten heel weinig of caloriearm voedsel. Ze
zijn vaak lichamelijk overactief om de binnengekregen
calorieën zoveel mogelijk te verbruiken. Ze gaan bijvoorbeeld buitengewoon vaak joggen of trappen lopen.
• De tweede groep zorgvragers met anorexia heeft vaak
vreetbuien of maakt gebruik van zelf opgewekt braken,
laxeermiddelen of diuretica (plaspillen of vochtafdrijvers) om het lichaamsgewicht laag te houden.
Het is een drukte van belang aan de eettafel. Tinie
is verzorgende en zij heeft de taak om iedereen te
laten eten. En dat is geen eenvoudige zaak. Peter
bijvoorbeeld. Peter is manisch en staat steeds
weer op om iets te halen of iets tegen iemand te
gaan vertellen. Na een tijdje geeft ze Peter maar
een boterham in de hand en brengt hem naar zijn
kamer zodat hij zijn brood daar op kan eten. En
Hans, die is al voor de vierde keer naar de afwasbak
gelopen om zijn handen te wassen. Steeds als hij
iets nieuws heeft aangeraakt, zoals de koffiepot of
het lepeltje van de suikerpot, moet hij zijn handen
wassen. Zo komt hij nooit aan eten toe! Tinie zorgt
ervoor dat zij voortaan de koffie inschenkt en de
suiker toevoegt. Zo blijven de handen van Hans
schoon en hoeft hij niet steeds op te staan. Sonja
zit wat ongeïnteresseerd voor zich uit te kijken. ‘Ik
hoef niet hoor, ik heb helemaal geen honger’, zegt
ze. Tinie weet wel waar dat aan ligt. Sonja heeft
anorexia nervosa en wil helemaal niet eten. Gelukkig heeft Tinie wat drinkyoghurt in de koelkast
staan. ‘Hier, neem dit maar, dat is niet zo veel,
maar dan krijg je toch wat binnen’, zegt Tinie.
Behandelingen
Het Trimbos-instituut heeft een nieuwe richtlijn ontwikkeld voor de behandeling van anorexia.
Anorexia nervosa kan volgens de Multidisciplinaire richtlijn Eetstoornissen op vier manieren worden behandeld:
• met behandeling gericht op eetpatroon en gewicht;
• met psychotherapie;
• met medicijnen (farmacotherapie);
• met specifieke interventies.
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:20 PM
Persoonlijke zorg
Behandeling gericht op eetpatroon en gewicht
Behandeldoelen bij zorgvragers met anorexia zijn o.a. het
herstellen van een gezond gewicht en het normaliseren
van het eetpatroon.
Psychotherapie
Behandeling met psychotherapie betreft ambulante
psychotherapie, klinische therapie, en ambulante psychotherapie na klinische behandeling.
Behandeling met medicijnen
Behandeling met medicijnen is bij anorexia van beperkte
waarde. Het moet zeker niet als eerste therapie worden
ingezet.
Specifieke interventies
Er zijn specifieke interventies gericht op het behandelen
van zowel anorexia nervosa als boulimia nervosa. In de
richtlijn Eetstoornissen komen aan de orde: psychoeducatie, verhogen motivatie, lichaamsbeleving en
zelfhulp.
Zie voor meer informatie: www.trimbos.nl.
De behandelingen worden zowel bij opname, in dagbehandeling als in een ambulante setting gegeven en duren
meestal vrij lang. In geval van opname duurt het ongeveer
zes maanden met na afloop een poliklinische behandeling
van minstens een jaar.
Tijdens een opname in gespecialiseerde eetstoornisklinieken wordt de psychologische behandeling vrijwel altijd in
groepsverband aangeboden.
Zelfhulpgroepen spelen voor veel zorgvragers een belangrijke rol, met name na afloop van de behandeling.
Boulimia nervosa
Deze ziekte komt net als anorexia nervosa voornamelijk
voor bij jonge vrouwen. Bij deze aandoening is er altijd
sprake van vreetbuien. Dit gaat gepaard met een overdreven bezorgdheid om het eigen uiterlijk en gewicht. Maar
er is bij deze vrouwen geen sprake van een opvallende
vermagering.
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 41
Eetproblemen kunnen al op jonge leeftijd beginnen.
Kenmerken van pubers en adolescenten met
boulimia nervosa
• Ze hebben herhaalde vreetbuien die gekenmerkt
worden door in een korte tijd (bijvoorbeeld twee
uur) ontzettend veel eten.
• Controleverlies: ze hebben het gevoel niet meer
te kunnen stoppen met eten of geen vat meer te
hebben op wat of hoeveel ze eten.
• Ze compenseren de vreetbuien om gewichtstoename te voorkomen door: braken op te wekken,
laxeermiddelen of diuretica in te nemen, door te
vasten of een strikt dieet te volgen, lichamelijk
inspanningen zoals sporten.
• De zelfbeoordeling (hoe ze over zichzelf denken
en oordelen) wordt sterk beïnvloed door hun
lichaamsomvang en gewicht.
• Ze hebben minimaal twee keer per week een
vreetbui.
41
19/06/14 5:20 PM
Hoofdstuk 2
2.3
De zorg bij uitscheiding
De meestvoorkomende verstoringen in dit gezondheidspatroon bij psychiatrische zorgvragers zijn
obstipatie en diarree. De problemen worden meestal veroorzaakt door een gebrek aan activiteit
of stress en het gebruik van medicijnen. De zorg richt zich vaak op het aanbieden van aangepaste
voeding en het stimuleren van de zorgvrager om in actie te komen, bijvoorbeeld door een wandeling
te maken. Problemen in het uitscheidingspatroon die door spanning worden veroorzaakt, kunnen
verminderen als je de zorgvrager gelegenheid geeft om zijn spanningen af te reageren. Dit kan in een
gesprek of door bijvoorbeeld een partijtje tafeltennis.
Er zijn verschillende factoren die van invloed zijn op het
uitscheidingspatroon:
• voedingsgewoonten: het is belangrijk om goed te drinken en veel vezels te eten;
• spiertonus: als de buik- en bekkenbodemspieren slap
zijn, is het moeilijk om te persen, wat noodzakelijk is
om te defeceren. Een te grote spierspanning kan het
urineren tegenhouden.
• algemene lichamelijke conditie: inactiviteit kan obstipatie veroorzaken;
• psychische factoren: een depressieve persoon doet
alles trager, dus ook zijn peristaltiek zal langzamer verlopen; bij een hyperactieve persoon is dit omgekeerd;
• medicatie: dit kan een directe en indirecte invloed hebben op de uitscheiding.
Mevrouw Eleveld klaagt over buikpijn en een opgeblazen gevoel. ‘Zo raar zuster, ik ben al vijf dagen niet naar
het toilet geweest. Vorige week moest ik om de haverklap voor een grote boodschap’. Mevrouw Eleveld is een
nerveus type. Ze wacht al een week op een telefoontje van haar dochter, die maar niet belt. De hele dag zit ze
naast de telefoon en komt alleen uit haar stoel als het eten op tafel staat. ‘Gaat u mee even wandelen?’ vraag je
haar. ‘Ja, zult u net zien zuster, dat ze belt als we weg zijn’, zegt mevrouw Eleveld als ze haar jas aantrekt.
1 Aandoeningen
Er zijn verschillende aandoeningen aan de urinewegen of de darmen die problemen kunnen opleveren. In het schema
wordt er een aantal genoemd.
g
42
253733.indb 42
Wat
Kenmerken
Risicofactoren
Interventies
Obstipatie
Vertraagde passage
van de darminhoud.
Verminderde frequentie.
Moeilijke en pijnlijke
ontlasting.
Opgezette buik.
Stress en emotionele
stoornissen.
Neurologische stoornis.
Te weinig opname van
vocht en voedingsvezels.
Hemorroïden. Verandering
van dagelijkse routine.
Preventie:
• Celluloserijke voeding.
• Voldoende drinken.
Behandeling:
• Manueel verwijderen van
stoelgang.
• Toedienen van lavementen.
Diarree
Uitscheiding van
dunne of vloeibare
ontlasting.
Waterige ontlasting.
Krampen, buikpijn. Veranderde kleur en geur van
stoelgang.
Ten gevolge van interne
ziekten. Voedselvergiftiging. Metabole stoornissen.
Voorlichting over de laxeermiddelen die de zorgvrager
gebruikt. Goede observatie.
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:20 PM
Persoonlijke zorg
Wat
Kenmerken
Risicofactoren
Interventies
Urine-incontinentie
Sterke drang om te plassen
en samentrekking van de
blaas met verlies van urine.
Veranderde omgeving.
Verminderde mobiliteit,
zelfzorgtekort.
Verplaats obstakels die in de
weg liggen om het toilet te
bereiken. Pas momenten van
vochtopname aan.
Stressincontinentie
Onwillekeurig verlies
van urine door
toegenomen druk
in de buikholte bij
inspanning.
Drang tot urineren. Frequente urinelozingen.
Verzwakking of degeneratie van de bekkenbodemspieren en steunweefsel.
Hoge druk in buikholte.
Training van de bekkenbodemspieren. Verhoog de
lichaamsbeweging.
Zorgvragers kunnen allerlei problemen ervaren als gevolg van de incontinentie. Ze kunnen in een sociaal isolement
raken, zich ongemakkelijk voelen en de uitscheidingsproblemen als een emotionele last ervaren.
2.4
De zorg bij slapen en waken
Een verstoring in het slaap-waakpatroon kan veel ongemak voor de zorgvrager veroorzaken. Zowel
een tekort als een teveel aan slaap kan negatieve gevolgen hebben voor het gevoel van welbevinden.
Bij zorgvragers met een psychiatrische ziekte kom je vaak problemen tegen in het slaappatroon.
Hoeveel iemand moet slapen, ligt een beetje aan de
persoon. Sommige mensen hebben aan zes uur slaap per
nacht voldoende, terwijl anderen na een nacht van negen
uur slaap overdag nog moe zijn. Er zijn verschillende factoren die van invloed zijn op de slaap zoals:
• een onregelmatig leefpatroon;
• activerende en stimulerende middelen (koffie, thee,
alcohol, cocaïne);
• piekeren;
• depressiviteit;
• een slechte slaapomgeving.
Een verstoord slaappatroon komt vaak voor.
Je hebt nachtdienst, het is twee uur. In de keuken kom je mevrouw Buurman tegen. Ze is bezig om koffie te
zetten. ‘Ik kan de slaap maar niet vatten, ik lig al uren voor me uit te staren’, zegt ze. ‘U kunt beter een beker
warme melk nemen. Van koffie wordt u alleen maar wakker in plaats van slaperig’, zeg je tegen mevrouw
Buurman.
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 43
43
19/06/14 5:20 PM
Hoofdstuk 2
1 Normale slaap
Slapen is nodig om tot rust te komen, lichamelijk en
geestelijk te herstellen en weer energie te krijgen. Gemiddeld slapen we een derde deel van ons leven. Pasgeboren
kinderen slapen gemiddeld 16 uur per dag, volwassenen
zo’n 7 à 8 uur. Ouderen slapen vaak nog minder. Vrouwen
slapen gemiddeld wat meer dan mannen.
Ieder mens heeft zijn eigen dag- en nachtritme. Zo zijn
er ochtendmensen en avondmensen. De kwaliteit van de
slaap en een uitgerust gevoel zijn daarom belangrijker om
te bepalen of iemand goed slaapt dan het tijdstip of de
duur van de slaap.
2 Slaapstoornis
Het slaappatroon kan op verschillende manieren worden
verstoord.
Iemand die regelmatig slecht slaapt, hier minstens
een maand last van heeft en daardoor overdag
minder goed functioneert, heeft last van een
slaapstoornis.
Kenmerken van een slaapstoornis zijn concentratieproblemen, prikkelbaarheid en gebrek aan energie.
Verschillende slaapstoornissen
Slaapstoornissen zijn aan de hand van de klachten te
onderscheiden. De klachten kunnen te maken hebben
met de duur, de kwaliteit en het tijdstip van de slaap,
maar ook met abnormale verschijnselen of gedragingen.
Voorbeelden zijn:
• Insomnie of slapeloosheid: mensen kunnen moeilijk
inslapen en worden ’s nachts vaak wakker of ontwaken
te vroeg in de ochtend;
• Hypersomnie: mensen kunnen overdag moeilijk wakker blijven. Ze slapen ’s nachts en vaak ook overdag erg
veel, maar blijven toch slaperig;
44
253733.indb 44
• Verstoringen van het slaap-waakritme. Mensen die in
ploegendienst werken of medicijnen of drugs gebruiken, kunnen hier last van hebben. De inwendige
biologische klok raakt ontregeld, wat leidt tot problemen met het in- en doorslapen en vermoeidheid;
• Narcolepsie: mensen met narcolepsie hebben overdag plotselinge, onweerstaanbare slaapaanvallen. Ze
voelen zich voortdurend slaperig en kunnen ook last
hebben van abrupte spierverslapping. Ze zakken dan
plotseling in elkaar, meestal bij onverwachte emoties,
zoals schrik of woede;
• Nachtmerries: herhaaldelijk wakker worden in de
belangrijkste slaapperiode of tijdens dutjes met gedetailleerde herinneringen aan lange en angstaanjagende
dromen over bedreiging van het leven, de veiligheid of
de eigenwaarde;
• Slaapwandelen: terugkerende episodes van uit bed
komen tijdens de slaap en rondlopen, meestal tijdens
het eerste derde deel van de belangrijkste slaapperiode. Tijdens het slaapwandelen heeft de zorgvrager
een uitdrukkingsloze, starende gelaatsuitdrukking,
reageert nauwelijks op pogingen van anderen om contact te krijgen en kan slechts met grote moeite gewekt
worden.
Sommige slaapstoornissen hangen samen met een psychiatrisch probleem, zoals een depressie, manie, angststoornis of psychose. De meestvoorkomende klachten
zijn slaapgebrek door slecht inslapen, vroeg wakker
worden of ’s nachts vaak wakker worden. Soms slapen
mensen met psychiatrische problemen juist langer dan
normaal.
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:20 PM
Persoonlijke zorg
2.5
De zorg bij gebrek aan initiatief
Een zorgvrager met een gevoel van machteloosheid heeft het idee dat zijn eigen handelingen niet
van invloed zijn op de gang van zaken. Soms ervaart hij een gebrek aan controle op de situatie of
gebeurtenissen.
Factoren die hiermee samenhangen, zijn bijvoorbeeld een
passieve instelling en hospitalisatie.
Hospitalisatie is een initiatiefloze houding als
gevolg van een langdurig verblijf in een instelling.
Zorgvragers en zorgverleners denken niet meer
kritisch en raken afgestompt.
Ook kunnen gebrek aan positieve feedback en voortdurende negatieve feedback een rol spelen bij een gevoel
van machteloosheid van een zorgvrager.
Edwin is 42 jaar. Hij heeft het ontzettend druk.
Hoewel hij opgenomen is, zit hij al de hele ochtend
aan de telefoon met het bedrijf waar hij werkt.
‘Kopen die aandelen!’ hoor je hem schreeuwen.
‘Ja, ik zie u vanmiddag om drie uur in de stationsrestauratie, dan verzeker ik u dat ik die order ga
binnenslepen. Een goedemorgen verder!’ Edwin is
overactief. ‘Edwin’, begin je voorzichtig, ‘het lijkt
me geen goed idee dat je vanuit het ziekenhuis
zakendoet, je bent hier niet voor niets. Je hebt rust
nodig. Kun je dat gesprek niet aan een collega overlaten? Probeer je vanmiddag dan wat te ontspannen.’ ‘Dan moet ik nog wel even met de zaak bellen
om daar de juiste man voor te regelen’, zegt Edwin.
‘Maar ik zal je advies opvolgen. Ik heb in mijn carrière goede raad nog nooit in de wind geslagen!’
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 45
Gehospitaliseerd gedrag blijkt uit:
• onderdanigheid;
• gehoorzaamheid;
• slaafs en afhankelijk gedrag;
• het ontbreken van initiatief;
• vermindering van sociale contacten;
• minder interesse in de buitenwereld.
Kenmerkend voor een gevoel van machteloosheid is dat
de zorgvrager geen gebruikmaakt van kansen om aan
zorg of besluitvorming deel te nemen. Hij twijfelt aan
zijn eigen prestaties. Hij is terughoudend in het uitdrukken van werkelijke gevoelens uit angst voor afwijzing van
zorgverleners. Hij is apathisch (lusteloos) en passief. Zijn
afhankelijkheid van anderen kan leiden tot prikkelbaarheid, wrevel, boosheid en schuldgevoelens.
Als verzorgende kun je de zorgvrager helpen om zichzelf
beter te verzorgen door hem te motiveren om zelf initiatief en verantwoordelijkheid te nemen voor zijn verzorging. Het ‘normaliseren’ van het leven van de zorgvrager
zal hem stimuleren meer aandacht te hebben voor zijn
persoonlijke verzorging.
Als er sprake is van inactiviteit kun je de volgende acties
ondernemen:
• samen met de zorgvrager een dagprogramma opstellen;
• zorgvrager stimuleren om activiteiten te ondernemen;
• minimale activiteiten vaststellen;
• informatie geven over activiteitenaanbod;
• ondersteunen bij het vinden van passende activiteit;
• creëren van stimulerende omgeving die motiverend is
voor de zorgvrager.
45
19/06/14 5:20 PM
Hoofdstuk 2
2.6
De zorg bij mobiliteit
Activiteiten als hygiënische verzorging, koken, boodschappen doen, de zorg voor de huishouding,
maar ook ontspanning en recreatie behoren tot de algemene dagelijkse activiteiten.
Bij zorgvragers met een psychiatrische ziekte is het activiteitenpatroon vaak verstoord.
De behoefte aan activiteit wordt door de hersenen
gestuurd. Door een psychiatrische ziekte kan het activiteitenpatroon veranderd zijn. Psychiatrische zorgvragers kunnen heel passief zijn, waarbij het lijkt of ze geen
behoefte hebben aan contact met de omgeving. Andere
zorgvragers kunnen juist weer overactief zijn. Ze zitten
geen moment stil, er is geen evenwicht meer tussen bezig
zijn en rust nemen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een
manische periode.
Verstoringen in het activiteitenpatroon brengen gezondheidsrisico’s met zich mee.
Als verzorgende moet je de zorgvrager ondersteunen in
het herstellen van het evenwicht tussen actief zijn en rust
nemen. Dit kun je doen door de zorgvrager te stimuleren
of juist af te remmen. Je moet proberen om met de zorgvrager afspraken te maken over zijn hoeveelheid activiteit
en rust.
1 Langdurige inactiviteit
Sommige psychiatrische zorgvragers kunnen niet goed
worden gemotiveerd om te bewegen. Zij staan eigenlijk
niet op uit hun stoel of willen de hele dag in bed liggen.
Bij deze zorgvragers kom je dan ook dezelfde problemen
tegen als bij zorgvragers die zich om fysieke redenen niet
kunnen bewegen zoals:
• complicaties aan de huid;
• obstipatie;
• contracturen (gewrichten in dwangstand).
De periode van stilstand kan vreemd of bizar zijn. Iemand
kan zomaar heel lang in dezelfde houding blijven staan of
zitten.
Kenmerken van katatonie
• Motorische verschijnselen:
– onbeweeglijkheid: afgenomen reactie op de
omgeving tot soms een complete toestand
van geen besef (katatone stupor), het in een
houding blijven staan, zitten of liggen;
– het in een houding blijven staan, zitten of
liggen, weerstand bieden tegen bewegen
(katatone starheid).
• Terugtrekgedrag:
– actief verzet tegen instructies of pogingen hen
weer tot beweging te stimuleren (negativisme).
• Opwinding:
– impulsiviteit, ongerichte agressie.
• Bizar, zich herhalend gedrag:
– aannemen van ongepaste of bizarre houdingen
(katatone houdingen).
Katatonie was jarenlang een bekende bijwerking van met
name klassieke antipsychotische medicatie. Door sterk
verbeterde medicijnen komt dit verschijnsel meestal
alleen nog maar voor bij zorgvragers die niet goed op de
medicijnen reageren, of deze niet goed innemen. Katatonie is redelijk te onderdrukken met behulp van medicatie.
2 Katatonie
Bij sommige schizofrene zorgvragers, maar ook bij zorgvragers met autisme, kan er sprake zijn van katatonie.
Dat zijn afwisselende perioden van overmatige beweging
en stilstand.
Katatonie is het helemaal niet of doelloos overmatig bewegen.
Het ziet er soms vreemd uit als een zorgvrager katatoon is.
46
253733.indb 46
© Noordhoff Uitgevers bv
19/06/14 5:20 PM
Persoonlijke zorg
3 Mobiliteitsstoornissen en valpartijen
Een ander probleem met betrekking tot de mobiliteit dat
je kunt tegenkomen bij psychiatrische zorgvragers zijn
valpartijen. Vallen kan leiden tot een afname in mobiliteit
en tot valangst.
Om ongelukken en valpartijen te voorkomen, worden
regelmatig vrijheidsbeperkende handelingen toegepast.
Dit kan het plaatsen van bedhekken zijn, maar ook een
zorgvrager in een diepe stoel zetten zodat hij niet meer
kan lopen, of het toedienen van kalmerende medicijnen.
Uit onderzoek is bekend dat bij de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen het aantal valpartijen en
letsels toeneemt. Het mag dus nooit je eerste keuze zijn.
Er is een aantal kenmerken dat de kans op een val
vergroot:
• het gebruik van een hulpmiddel;
• balans- of loopproblemen;
• verminderde kracht in armen en benen;
• pijn of stijfheid in gewrichten;
• verminderde activiteit;
• duizeligheid;
• zintuiglijke stoornissen (slecht zien/horen);
• cognitieve stoornissen (sufheid en verwardheid);
• middelenmisbruik (alcohol en drugs).
Het is belangrijk om bij elke nieuwe zorgvrager goed in
kaart te brengen wat zijn valrisico is. Op deze manier kun
je de kans op een valpartij verkleinen.
© Noordhoff Uitgevers bv
253733.indb 47
47
19/06/14 5:20 PM
253733.indb 48
19/06/14 5:20 PM
Download