Procesbeschrijving beboeten bij overtreding Wet inburgering

advertisement
Procesbeschrijving beboeten bij overtreding Wet inburgering
Algemeen
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) kent de mogelijkheid om bepaalde
overtredingen te bestraffen met een bestuurlijke boete. Een bestuurlijke boete is
het opleggen van een onvoorwaardelijke verplichting tot het betalen van een
geldsom aan het bestuursorgaan. Het opleggen van een bestuurlijke boete is een
zogenoemde bestraffende sanctie.
Om de inburgeringsplicht te handhaven is in hoofdstuk 6, paragraaf 2, van de Wet
inburgering (Wi) uitgewerkt voor welke overtredingen de gemeente bestuurlijke
boetes oplegt, wat het maximum bedrag is dat kan worden opgelegd en dat de
maximale hoogte van die boetes bij gemeentelijke verordening moet worden
vastgesteld. De procedure die gevolgd moet worden bij het opleggen van boetes
is beschreven in de Awb. In de Wi (Hoofdstuk 6, paragraaf 2 – Bestuurlijke boete)
is uitgebreid beschreven welke feiten moeten leiden tot beboeting.
Gelden de boetebepalingen ook voor vrijwillige inburgeraars?
Vrijwillige inburgeraars kunnen niet bestuursrechtelijk worden beboet. Er is
immers geen beschikking opgelegd die hen ertoe dwingt om aan de
inburgeringsplicht te voldoen. Wel is er een (civielrechtelijke) overeenkomst
aangegaan tussen gemeente en de vrijwillige inburgeraar. Deze overeenkomst
moet onder andere een omschrijving bevatten ten aanzien van de rechten en
verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar ten aanzien van de gevolgen van
niet-nakoming van de overeenkomst. De juridische grondslag voor het
sanctioneren van de vrijwillige inburgeraar is dus deze overeenkomst waarin alle
rechten en verplichtingen van beide partijen bij die overeenkomst moeten zijn
opgenomen en waarmee beide partijen hebben ingestemd.
Het hieronder beschreven proces over beboeten bij overtredingen van de Wi geldt
daarmee niet voor vrijwillige inburgeraars.
In welke gevallen kan de gemeente een boete opleggen?
In vier gevallen kan de gemeente een bestuurlijke boete opleggen. Het betreft de
gevallen waarin de (in het eerste geval potentiële) inburgeringsplichtige:
niet verschijnt op de oproep voor het inburgeringsonderzoek en niet
meewerkt aan het onderzoek. De gemeente legt een boete op van
maximaal € 250;
niet of onvoldoende medewerking verleent aan de verstrekte
inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Hierbij moet gedacht
worden aan het verwijtbaar niet of onvoldoende deelnemen aan de
inburgeringscursus. De boete voor het niet meewerken aan de cursus of
het zich niet houden aan de regels bedraagt maximaal € 500;
niet binnen de wettelijk gestelde termijn slaagt voor het examen. De
gemeente kan een boete opleggen van maximaal € 500, tenzij de
gemeente de inburgeringstermijn verlengt of de inburgeringsplichtige
ontheffing verleent van de inburgeringsplicht;
evenmin binnen de verlengde termijn slaagt voor het examen. De
gemeente legt een boete op van maximaal € 1000.
Lichte en zware overtredingen
Voor de te volgen procedure is het belangrijk om onderscheid te maken tussen
„lichte‟ en „zware‟ overtredingen. Of een overtreding als “licht” of als “zwaar”moet
worden gekenmerkt, is afhankelijk van de hoogte van de boete (Awb art. 5:53).
De grens tussen lichte en zware overtredingen ligt bij € 340.
Uit het bovenstaande blijkt al dat zware overtredingen kunnen zijn:
het niet meewerken aan de cursus of zich niet houden aan de gestelde
regels;
niet binnen de inburgeringstermijn slagen voor het examen;
niet binnen de verlengde termijn slagen voor het examen.
NB: De gemeente heeft de mogelijkheid in de verordening een lagere maximale
boete vast te stellen dan de Wi mogelijk maakt. Het kan dus zijn dat een
gemeente op grond van de Wi een bepaalde overtreding mag aanmerken als
zwaar, maar toch volstaat met een boete lager dan € 340, waardoor deze als
lichte overtreding behandeld moet worden.
De meeste bepalingen van het boeteproces gelden bij het opleggen van een
bestuurlijke boete voor zowel lichte als zware overtredingen.
Tussen de zware en lichte overtredingen zijn drie verschillen voor de gemeente
van belang.
1) bij zware overtredingen is de gemeente verplicht om een rapport of
proces-verbaal van de overtreding op te maken;
2) tevens is de gemeente verplicht om de inburgeringsplichtige te horen of
in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te brengen omtrent
de overtreding, nadat tot het voornemen van een boete is besloten en
voordat de boetebeschikking wordt geslagen.
3) Bij een zware overtreding moet er een functiescheiding zijn tussen degene
die de overtreding heeft geconstateerd en degene die de beslissing over
de sanctie neemt. Vertaald naar de gemeentepraktijk: de klantmanager
die een overtreding constateert, mag niet ook de beslisambtenaar in
dezelfde casus zijn (Awb art. 10:3)
In het geval van een lichte overtreding kan de gemeente besluiten om een rapport
of proces-verbaal op te maken, maar is daartoe niet verplicht. Ook kan de
inburgeringsplichtige in de gelegenheid worden gesteld om zijn zienswijze te
geven op de overtreding. Als de inburgeringsplichtige in de gelegenheid wordt
gesteld zijn zienswijze te geven, zijn de algemene bepalingen omtrent de
zienswijze van afdeling 4.1.2 van de Awb van toepassing.
De hoogte van de boete in het concrete geval bepaalt of er sprake is van een
lichte of zware overtreding.
Feitenonderzoek
Het feitenonderzoek volgt direct op de constatering of het vermoeden van een
overtreding.
Zwijgrecht en cautieplicht
Is er in het kader van het opleggen van een bestuurlijke boete sprake van een
verhoor, dan is de inburgeringsplichtige niet verplicht om een verklaring af te
leggen. Dit zwijgrecht vloeit voort uit het beginsel dat niemand verplicht is om
tegen zichzelf te getuigen of een bekentenis af te leggen. Dit wordt vooraf aan het
verhoor aan de betrokkene meegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
Het betreft hier de uit het Wetboek van Strafvordering bekende cautieplicht. Het
bovenstaande geldt voor verhoren die plaatsvinden in het kader van zowel lichte
als zware overtredingen.
Processchema’s
In de processchema‟s worden de stappen beschreven die nodig zijn tussen het
moment van constatering van een overtreding en het opleggen van een
bestuurlijke boete. De in de verordening vastgelegde maximale boete voor de
geconstateerde overtreding bepaalt of de procedure voor een “licht” of een
“zwaar” feit worden gevolgd. Het is mogelijk dat de procedure voor een “zwaar”
feit is gevolgd, maar dat het voorgenomen besluit een boete lager dan €340
bevat, of dat op grond van de door de overtreder gegeven zienswijze tot een
lagere boete wordt besloten. In dat geval is er geen sprake meer van een “zware”
overtreding, maar van een lichte. Voor het vervolg van het proces is dit geen
bezwaar.
Met betrekking tot het verhoor, of dit nu voor een lichte overtreding (facultatief)
of voor een zware overtreding (verplicht) wordt afgenomen, moet worden
opgemerkt dat niet wettelijk is vastgelegd op welk moment dit verhoor moet
plaats vinden. In de hier gepresenteerde processchema‟s is dit na het
voorgenomen besluit gepositioneerd, daar de zienswijze van de overtreder wordt
gegeven op het voorgenomen besluit om de bestuurlijke boete op te leggen.
Bezwaar en beroep
Indien de inburgeringsplichtige het niet eens is met de oplegging van een
bestuurlijke boete of de hoogte daarvan, kan hij binnen zes weken na de dag
waarop het besluit bekend is gemaakt bezwaar indienen bij de gemeente. Als het
bezwaar ongegrond wordt verklaard bestaat de mogelijkheid om in beroep te gaan
bij de rechtbank.
1. Overtreding “licht” feit
Stap 1 Start
Het proces start wanneer de gemeente een overtreding constateert of vermoedt
die beboet kan worden beboet met een boete lager dan €340.
Stap 2 Uitvoeren feitenonderzoek
Hierbij worden de feiten vastgesteld, en beoordeeld of deze feiten een overtreding
zijn in de zin van de Wi. Indien een rapport of proces-verbaal wordt opgemaakt,
worden start het verzamelen van relevante feiten en omstandigheden die in het
rapport worden opgenomen op dit moment in het proces. In dit rapport is in elk
geval opgenomen:
De naam van de overtreder;
Wat de overtreding inhoudt;
Het overtreden voorschrift.
Stap 3 Uitvoeren boeteonderzoek
In dit onderdeel van de procesgang moet worden bepaald of:
Betrokkene is overleden. In dat geval: geen boete.
De overtreding langer dan 3 jaar geleden is begaan. In dat geval: geen
boete.
De overtreding al eerder is beboet. In dat geval: geen boete.
De overtreding niet-verwijtbaar is. In dat geval: geen boete.
Er sprake is van samenloop met een sanctiemogelijkheid in geval van een
gecombineerde voorziening. Als voor dezelfde overtreding een maatregel
op basis van een sociale zekerheidswet wordt opgelegd, bijv. verlaging
van de bijstand, dan kan niet ook nog een boete worden opgelegd. In dat
geval: geen boete.
Stap 4 Bepalen hoogte boete
Als in stap 1 t/m 3 is vastgesteld dat er sprake is van een overtreding die kan
worden beboet, moet de hoogte van de boete worden vastgesteld. Daarvoor moet
worden bepaald:
De ernst van de overtreding.
De mate van verwijtbaarheid.
Het College van B&W bepaalt op basis van deze 2 factoren de hoogte van de
boete en houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de
overtreding is gepleegd. In totaal moet dus een antwoord worden gegeven op drie
vragen: ernst, verwijtbaarheid, bijzondere omstandigheden.
Stap 5 Opstellen ontwerp boetebeschikking
De ontwerp boetebeschikking is een voornemen tot besluit in de zin van de AWB.
De ontwerpbeschikking vermeldt:
De naam van de overtreder.
Het bedrag van de boete.
Het feit waarom de boete wordt opgelegd, met verwijzing naar het
wettelijk voorschrift.
De termijn waarbinnen de boete moet worden betaald.
FACULTATIEF
Stap 6 Vragen zienswijze aan overtreder
Het College van B&W kan in het geval van een overtreding van een licht feit
betrokkene in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen. Het
College draagt hierbij zo nodig zorg voor een tolk. Het is mogelijk dat het College
op basis van deze zienswijze besluit af te zien van boeteoplegging, of om de
hoogte van de boete te wijzigen. In beginsel wordt alleen geen boete opgelegd als
er geen sprake is van verwijtbaarheid.
Stap 7 Bekendmaking boetebeschikking
Indien naar aanleiding van de zienswijze van betrokkene de ontwerpboetebeschikking wordt aangepast dan wel ongewijzigd blijft, wordt deze als
definitieve boetebeschikking naar betrokkene verzonden.
Stap 8 Verlenen van inzage
De overtreder wordt, als hij daarom verzoekt, in de gelegenheid gesteld de
gegevens in te zien en kopieën te maken. Indien blijkt dat dit voor de verdediging
van de overtreding in bezwaar of beroep nodig is, zorgt het College van B&W voor
een tolk.
Stap 9 Bezwaar en beroep
De overtreder kan bezwaar maken of beroep instellen.Indien bezwaar wordt
gemaakt of beroep ingesteld, wordt de vervaltermijn van de bevoegdheid tot het
opleggen van een boete opgeschort tot onherroepelijk op het bezwaar [of beroep]
is beslist.
2. Overtreding “zwaar” feit
Stap 1 Start
Het proces start wanneer de gemeente een overtreding constateert of vermoedt,
die beboet kan worden met een boete hoger dan €340.
Stap 2 Uitvoeren feitenonderzoek
Hierbij worden de feiten vastgesteld, en beoordeeld of deze feiten een overtreding
zijn in de zin van de Wi. Er dient een rapport of proces-verbaal te worden
opgesteld.
De gemeente maakt een rapport of proces-verbaal op omtrent de overtreding. In
dit rapport is in elk geval opgenomen:
De naam van de overtreder;
Wat de overtreding inhoudt;
Het overtreden voorschrift.
Stap 3 Uitvoeren boeteonderzoek.
In dit onderdeel van de procesgang moet worden bepaald of:
Betrokkene is overleden. In dat geval: geen boete.
Of de overtreding langer dan 3 jaar geleden is begaan. In dat geval: geen
boete.
Of de overtreding al eerder is beboet. In dat geval: geen boete.
Of de overtreding niet-verwijtbaar is. In dat geval: geen boete.
Of de overtreding een geldige rechtvaardigheidsgrond heeft. In dat geval
geen boete.
Of er sprake is van samenloop met een sanctiemogelijkheid in geval van
een gecombineerde voorziening. Als voor dezelfde overtreding een
maatregel op basis van een sociale zekerheidswet wordt opgelegd, bijv.
verlaging van de bijstand, dan kan niet ook nog een boete worden
opgelegd. In dat geval: geen boete.
Stap 4 Bepalen hoogte boete
Als in stap 1 t/m 3 is vastgesteld dat er sprake is van een overtreding die kan
worden beboet, moet de hoogte van de boete worden vastgesteld. Daarvoor moet
worden bepaald:
De ernst van de overtreding.
De mate van verwijtbaarheid.
Het College van B&W bepaalt op basis van deze 2 factoren de hoogte van de
boete en houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de
overtreding is gepleegd. In totaal moet dus een antwoord worden gegeven op drie
vragen: ernst, verwijtbaarheid en bijzondere omstandigheden.
Stap 4a Informeren betrokkene
De inburgeringsplichtige ontvangt een kopie van het rapport. De gemeente beslist
binnen dertien weken of zij een boete oplegt. De opsteller van het rapport en
degene die beslist omtrent het opleggen van de boete mogen uit oogpunt van
functiescheiding niet dezelfde persoon zijn.
Stap 5 Opstellen ontwerp boetebeschikking
De ontwerpboetebeschikking is een voornemen tot besluit in de zin van de AWB.
De ontwerpbeschikking wordt aan betrokkene voorgelegd voor het geven van zijn
zienswijze en vermeldt:
De naam van de overtreder.
Het bedrag van de boete.
Het feit waarom de boete wordt opgelegd, met verwijzing naar het
wettelijk voorschrift.
De termijn waarbinnen de boete moet worden betaald.
Stap 6 Vragen zienswijze aan overtreder
Het College van B&W stelt in het geval van een overtreding van een zwaar feit
betrokkene altijd in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen. De
gemeente zorgt indien nodig voor een tolk. Het is mogelijk dat het College op
basis van deze zienswijze besluit af te zien van boeteoplegging, of om de hoogte
van de boete te wijzigen. In beginsel wordt alleen geen boete opgelegd als er
geen sprake is van verwijtbaarheid.
Stap 7 Bekendmaking boetebeschikking
Indien naar aanleiding van de zienswijze van betrokkene de ontwerpboetebeschikking wordt aangepast dan wel ongewijzigd wordt vastgesteld, wordt
de definitieve boetebeschikking naar betrokkene verzonden.
Stap 8 Verlenen van inzage
De overtreder wordt, als hij daarom verzoekt, in de gelegenheid gesteld de
gegevens in te zien en kopieën te maken. Indien blijkt dat dit voor de verdediging
van de overtreding in bezwaar of beroep nodig is, zorgt het College van B&W voor
een tolk.
Stap 9 Bezwaar en beroep
De overtreder kan bezwaar maken of beroep instellen.
Indien bezwaar wordt gemaakt of beroep ingesteld, wordt de vervaltermijn van de
bevoegdheid tot het opleggen van een boete opgeschort tot onherroepelijk op het
bezwaar of beroep is beslist.
Download