Bestand downloaden

advertisement
DIALOVO
VAN
DIERCKX DE CASTERLE B., HOOGLERAAR, KATHOLIEKE UNIVERSITEIT
LEUVEN
REFERENTIE GUNTER M. (2011). EMPATHIC ANGER IN JUNIOR NURSING STUDENTS,
JOURNAL OF NURSING EDUCATION, 50(5), 242-47.
DATUM
20/07/2017
Inleiding
Klinische ervaring zou de ontwikkeling van psychomotorische, cognitieve
en affectieve vaardigheden moeten bevorderen en tegelijkertijd de
studenten moeten toelaten om zich geleidelijk aan te passen aan de
professionele normen. Er wordt verwacht dat studenten verpleegkunde op
stage voorbeelden krijgen van waarden die centraal staan in onze
professie. Voor vele studenten vormt de stage het hoogtepunt van hun
opleiding, een verwezenlijking van hun visie op wat het betekent om een
professionele verpleegkundige te zijn. Het is welbekend dat vooral de
eerste stages gepaard gaan met heel wat opwinding maar tevens ook
angst en stress. De studie waarover in dit artikel gerapporteerd wordt,
onderzoekt één aspect van deze stress ervaren door studenten tijdens
hun eerste stages, m.n. ‘empatische stress’ (cfr verder).
Methode
De studie werd uitgevoerd in een school voor Verpleegkunde in de VS en
dit gedurende 4 jaren. Alle eerstejaars studenten werden in het tweede
semester aangesproken om aan het onderzoek deel te nemen. Er werd
hen gevraagd (in het kader van een les in verband met boosheid/woede
en emotioneel management) om op 1 of 2 pagina’s een incident te
beschrijven (op school of op stage) dat hen erg boos gemaakt had. Enkel
die
incidenten
die
betrekking
hebben
op
hun
stage
en
waarin
verpleegkundigen betrokken zijn, kwamen in aanmerking voor deze
studie. Dit heeft geleid tot 36 cases, ervaren in de eerste 4 maanden van
hun stages.
Deze cases werden geanalyseerd in functie van 3 onderzoeksvragen:
1. Wat was de oorzaak van de woede van studenten?
2. Hoe en aan wie werd de woede van de student uitgedrukt?
3. Wat was het resultaat van het incident?
Resultaten & discussie
De woede van de studenten uit deze studie had vooral te maken met de
ervaring
van
verwaarlozing
en
het
gebrek
aan
respect
van
de
verpleegkundigen ten aanzien van de patiënt. De studenten ervaarden de
verpleegkundigen
in
deze
situaties
als
niet
professioneel,
nalatig,
incompetent en niet zorgzaam. Wanneer deze ervaring te maken had met
de meest kwetsbare patiënten, nam de woede van studenten nog toe. Uit
hun rapporten kwam een grote droefheid tot uiting. Deze mix aan
droefheid en woede in naam van de patiënt vormt, wat genoemd wordt,
‘empathisch stress’ (empathic distress (Hoffman, 2000)). Empathische
stress wordt omschreven als het resultaat van een proces waarin men zich
in de plaats stelt van een ander, waarin de observator (in dit geval de
student) in staat is om zich in te beelden hoe het slachtoffer (in dit geval
de patiënt) zich voelt. De observator reageert met droefheid wanneer het
slachtoffer ongemak of pijn ervaart; als dit ongemak veroorzaakt wordt
door een ander, voelt de observator zich boos ten aanzien van deze
laatste. Uit de studie bleek dat de woede van de studenten intenser werd
wanneer het kwaad met opzet werd verricht.
Deze woede werd meestal gecommuniceerd naar medestudenten, soms
ook naar stagebeleiders. In het laatste geval werd soms samen met de
stagebeleider gezocht naar een constructieve oplossing, maar heel vaak
ontbrak deze constructieve follow up. In vele gevallen probeerden de
studenten een directe confrontatie met de verpleegkundigen te vermijden,
dit vooral uit zelfbescherming. Empathische stress zet het individu
normaal aan tot helpend gedrag. Maar als de betrokken persoon schrik
heeft voor de consequenties van zijn/haar interventies, dan zal de
2
persoon eerder geneigd zijn de focus op zichzelf te leggen dan op de
ander. Dit falen kan de stress nog doen toenemen en verergeren met
schuldgevoelens.
Over het algemeen bleken uit dit onderzoek weinig van deze incidenten te
zijn opgelost. Velen onder hen bleven met stress en schuldgevoelens
zitten. Het cummulerend effect van frequente momenten van empatische
stress kan aanleiding geven tot een zelfbeschermende onverschilligheid in
de zorg voor de ander. M.a.w., de (toekomstige) verpleegkundigen
kunnen emotioneel onverschillig worden (‘turn off emotionally’ (Hoffman,
2000)). Andere onderzoekers hebben reeds gewezen op het gevaar dat
verpleegkundigen
gewoon
kunnen
geraken
aan
weinig
zorgzame
praktijken, waarbij ze zich geleidelijk aan conformeren aan de normen en
verwachtingen van de afdeling.
De relatieve onzichtbaarheid en zelfs afwezigheid van stagebegeleiders is
een ander verontrustende bevinding uit deze studie. Stagebegeleiders
kunnen in deze stageperiode immers een cruciale rol spelen als rolmodel
en als pleitbezorger van de student.
Reflectie
Dat de eerste stages gepaard gaan met heel wat stress is zeker geen
nieuw gegeven. Dat deze stress niet in eerste instantie te maken heeft
met hoe ze als student behandeld worden en wat er van hen verwacht
wordt, maar vooral met de kwaliteit van de zorg, is een bevinding die om
reflectie vraagt. Het ervaren van gebrek aan zorgzaamheid en respect
voor de patiënt blijkt niet alleen aanleiding te geven tot stress, maar ook
tot veel boosheid en zelfs schuldgevoelens bij de studenten. Het gebrek
aan een constructieve aanpak van deze negatieve gevoelens kan
aanleiding geven tot morele distress, een fenomeen dat meer en meer
opduikt in de dagelijkse verpleegkundige zorgpraktijk en negatieve
implicaties heeft voor zowel de verpleegkundige als de patiënt. Moral
distress verwijst naar de stress of spanning die optreedt wanneer
verpleegkundigen de zorg die zij als ideaal zien niet kunnen geven.
Niettegenstaande de bevindingen van deze studie betrekking hebben op
Amerikaanse studenten uit één school en zeker niet zomaar kunnen
3
veralgemeend worden naar de Vlaamse context, zijn er m.i. toch redenen
om ook in Vlaanderen alert te zijn voor deze problematiek. Het gebrek
aan
zorgzaamheid
is
ongetwijfeld
ook
in
Vlaamse
zorginstellingen
aanwezig, aldus verpleegkundigen (Siebens et al, 2006). De schaarste
aan verpleegkundigen komt deze situatie zeker niet ten goede. De
geleidelijke verschuiving van de begeleiding van studenten naar mentoren
en verpleegkundigen maakt dat ook in onze verpleegkundige opleiding de
stagebeleiders minder aanwezig zijn in de stageoorden. Nochtans bieden
de supervisiemomenten een gelegenheid om deze stress te herkennen en
te kanaliseren en samen met de student te zoeken naar handvaten om
hiermee te kunnen omgaan. Voorts kan deze problematiek ook binnen de
schoolmuren aangepakt worden. Het organiseren van debriefings waarin
deze stress en woede kan uitgedrukt worden is hiervan zeker een
voorbeeld. Ventileren is één zaak, er iets mee doen is een andere zaak.
Hoe studenten bewapend moeten worden om constructief te kunnen
omgaan met empathische stress zou onderwerp van discussie moeten zijn
in elke hogeschool en in de samenwerking hogeschool-stageverlenende
instelling. Ook al zijn eerstejaars studenten vermoedelijk het meest
gevoelig voor deze stress, het leren omgaan met moral distress zou een
aandachtspunt moeten zijn doorheen de hele opleiding. Als lector, moeten
we ons bewust zijn dat dergelijke stress en vooral het niet verwerken
ervan, desastreuse gevolgen kan hebben voor de student, maar ook voor
zijn/haar zorg als toekomstige verpleegkundige.
Referenties
Corley, M. (2002). Nurse moral distress: a proposed theory and research
agenda. Nursing Ethics, 9(6), 635-650.
Hoffman, M.L. (2000). Empathy and moral development: implications for
caring and justice. Cambridge, UK: Cambridge University Press.
Siebens, K., Dierckx de Casterlé, B., Abraham, I., Dierckx, K., Braes, T.,
Darras, E., Dubois, Y., Milisen, K. (2006). The professional self-image of
nurses in Belgian hospitals: a cross-sectional questionnaire survey.
4
International Journal of Nursing Studies, 43(1), 71-82 (IF last year :
1.91).
5
Download