Examenbrochure Derde Bachelor Rechten 2007-2008 2de semester HANDELS- EN INSOLVENTIERECHT Contactinformatie Vakgroep economisch recht Prof. : Michel Tison Assistenten : Fran Ravelingien Peter Coussement ([email protected]) ([email protected]) ([email protected]) Benodigdheden Syllabus, de slides die op Minerva te raadplegen zijn en wetboek . De leerstof is zoals bij zoveel vakken hetgeen in de les verteld werd. De rechtspraakbundel op Minerva is strikt gezien geen leerstof, maar dient eerder als nadere toelichting (niet zoals in zakenrecht dus). De volgende wetteksten en koninklijke besluiten zijn noodzakelijk voor het vak Handels- en Insolventierecht : Wetboek van Koophandel. K.B. nr. 22 van oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen Wet van 25 oktober 1919 betreffende het in pand geven van een handelszaak, het endossement van de factuur, alsmede de aanvaarding en keuring van de rechtstreeks voor het verbruik gedane leveringen. Wet van 27 juli 1961 betreffende de eenzijdige beëindiging van de voor onbepaalde tijd verleende concessies van alleenverkoop Wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst. Wet van 13 april 1995 op de handelsagentuurovereenkomst. Wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord. Faillissementswet van 8 augustus 1997 Wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties Wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen. Wet van 15 december 2004 betreffende de financiële zekerheden Wet 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsakkoorden. Al deze wetten zijn opgenomen in de BaMa-codex privaatrecht. Opmerking: Assistent Coussement was nog zo vriendelijk om mede te delen dat het verbintenissenrecht geacht wordt gekend te zijn, in concreto alles over de uitvoering van de overeenkomst (wanprestatie, schorsing, ontbinding, compensatie). Negatief gevolg is dat sommigen er misschien goed aan doen deze delen snel op te frissen. Positief is evenwel dat je met verbintenissenrecht al een heel eind komt. Ondervragingsvorm Permanente evaluatie (de PO’s) op 2 punten. Schriftelijk examen op 18 punten, praktisch gericht en op te lossen met wetboek. Een ongewettigde afwezigheid op de praktische oefeningen zal van rechtswege leiden tot de uitsluiting van het examen Handels- en Insolventierecht in eerste zittijd. Studiepunten: 8 Voorbeeldvragen 2002 – 2003 Eerste licentie: * Een handelagent die een gerechtelijk akkoord aanvroeg, waarna de rechter de voorlopige opschorting uitsprak. - vraag 1 : Kan de opdrachtgever de handelsagentuurovereenkomst opzeggen? - vraag 2 : De handelsagent heeft voor vonnis nog meubilair aangekocht; verkoper vraagt betaling na het vonnis op de afgesproken datum + interest van 10%. Bespreek. - vraag 3 : Rechtbank beslist toch over te gaan tot faillissement. Curator schrijft brief naar opdrachtgever en stelt dat de overeenkomst van rechtswege ontbonden is en vraagt hem het achterstallig commissieloon en de uitwinningsvergoeding te betalen; en stelt dat hij voor zijn schuldvordering met betrekking tot de prijs van de koopwaar door de handelsagent verkocht, hij aangifte moet doen. De opdrachtgever vraagt je te reageren op die brief. Voorbeelden van combinaties die in de casus kunnen voorkomen: * de bewijswaarde van een factuur tussen een particulier en een handelaar * een uitwinningsbeding tvv een handelsagent. * de 'verdachte periode' in kader van het faillisement. * een borg in het kader van een faillisement (moet de borg de schuldvordering betalen?, wat als de gefailleerde verschoonbaar is?) * casus met vragen over bewijs via factuur, geldigheid interestverhoging, aangifte SV bij faillissement, tegenstelbaarheid van hypotheek en eigendomsvoorbehoud. examentips Een van de moeilijkere examens. Professor Tison wil van elk examen een ‘uitdaging’ maken. Leer met het wetboek in de hand; een correct antwoord enkel op basis van je geheugen is maar de helft van de punten waard. Formuleer je antwoorden to the point (vb. in puntjes), doch volledig en juridisch onderbouwd (deductie, logisch verwijzen naar de Wet en tonen dat je haar draagwijdte goed begrijpt). Het zwaartepunt van het examen ligt in de CASUS die ongeveer alle materies van de cursus combineert (ongeveer 7 tot 9 onderwerpen bvb. gerechtelijk akkoord, faillissement, handelaarstatuut, bewijsproblemen..), schiften in de cursus heeft dus geen zin. De syllabus helpt je om zelf argumentaties op te bouwen op het examen. Analyseer de casus rustig en onderscheid relevante van irrelevante gegevens. Vragen zullen niet in juridische termen gesteld worden, het is aan de student om juridisch te interpreteren. Het examen bevat bijgevolg geen enkele echte ‘theorievraag’, behalve eventueel kleine bijvraagjes (Juist/Fout + waarom). Interessant om te weten is ook dat in tegenstelling tot vorige jaren de wisselbrief dit jaar niet te kennen is. Kortom, de nadruk ligt op INZICHT. Overtuig Tison dat je het begrijpt! STRAFVORDERING Contactinformatie Vakgroep strafrecht en criminologie. Prof.: Philip Traest ([email protected]) Assistenten: [email protected] [email protected] Benodigdheden -Handboek: VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en Strafprocesrecht in hoofdlijnen, II, Antwerpen, Maklu, recentste uitgave (zesde herwerkte editie, 2006) -Wetboek van strafvordering. Ondervragingsvorm Permanente evaluatie (PO) op 2 punten over rechtsmiddelen, vooral termijnen. Schriftelijk examen op 18 punten. (deelname aan PO’s is een verplichte voorwaarde) Studiepunten: 4 Voorbeeldvragen Regeling der rechtspleging. Verschil tussen gewone en buitengewone verzetstermijn. Wat is ongedaan verzet? Le criminel tient le civil en état. Het aanhoudingsbevel (gevolg, voorwaarden, bevestiging). Recht op inzage in het strafdossier. (+wat er in ’98 nog bijgekomen is) Telefoontap. Wat na handhaving voorlopige hechtenis? Minnelijke schikking + Verschil met sepot. Onmiddellijke aanhouding. Hoe kunnen partijen verschijnen op een proces? Wat is een huiszoeking? Wat is samenvattende ondervraging? Wat is stuiting van verjaring? DNA-onderzoek. Het O.M. kan ‘ten allen einde’ beroep instellen. Leg uit. Wat is de alarmbelprocedure bij voorlopige hechtenis? Verstek. Verjaring!! Rechtsmiddelen. examentips De studentencursus kan je vinden op de website van het jaarbestuur: www.freewebs.com/problagio . Op het examen kan je vragen verwachten waarvan het antwoord letterlijk in de cursus staat maar ook moeilijkere casusvragen bvb. Fouten uit een tekst over het verloop van een strafzaak halen (let op de details!). Internationaal strafrecht behoort niet tot de te kennen stof. (p1163-...) RECHTSVERGELIJKING Contactinformatie Vakgroep burgerlijk recht. Prof. Walter De Bondt Assistente: [email protected] ([email protected]) Benodigdheden -Reeks documenten op Minerva. -Handboek: GORLE, F., BOURGEOIS, G., BOCKEN, H., REYNTJENS, F., DE BONDT, W. en LEMMENS, K., Rechtsvergelijking, Kluwer, 2007 Examenstof rechtsvergelijking 2007-2008(Minerva) Hieronder vindt u de cursusrandnummers die de examenstof vormen (m.i.v. de stof gezien door de gastsprekers). 3 -4 Begripsomschrijving 24 - 25 Methode of wetenschap 33 Determinerende elementen 42 - 43 De geografische keuze 46 - 113 De rechtsvergelijkende methode 121 - 122 141 - 171 173 - 174 184 - 191 197 ] ] Praktische toepassingen van de rechtsvergelijking Methodologie macro-vergelijking Inleiding Seagle Common law versus civil law 208 - 214 218 - 224 Zweigert en Kötz Nieuwe indelingen, in het bijzonder U.Mattei 237 - 238 243 - 247 248 De Europees Continentale rechtsstelsels Inleiding Kenmerken van de West- en Centraal Europese rechtsstelsels Uitstraling 252 - 276 277 283 288 - 289 294 - 296 N.B.W. B.G.B. (uitstraling) B.G.B. (algemeen deel) B.G.B. (Generalklauseln) Zwitserse C.C. en C.O. 313 Socialistisch eigendomsrecht 314 - 322 326 - 335 Kenmerken common law Uitstraling common law 363 376 381 - 393 398 - 399 402 ] ] Ratio decidendi Obiter dictum 426 - 464 484 490 - 493 ] ] ] 505 507 – 511 542 – 545 ] ] ] 562 - 567 De redactie van Engelse wetgeving Engelse gerechtelijke organisatie Inleiding tot het Amerikaanse recht Islamrecht (gastcollege dr. M. Piers) Afrikaanse rechtsstelsels (gastcollege Prof. Van Ghyseghem) Ondervragingsvorm Schriftelijk examen: 5 of 6 kennis-, inzichts-, toepassings- en synthesevragen. (Bv. Verbanden leggen) Deelname aan de P.O. is een ontvankelijkheidsvereiste om deel te nemen aan het examen. Studiepunten: 6 Voorbeeldvragen uit de les *Hoe komt het dat er in Zwitserland een aparte code des obligatiefonds bestaat?(p98) Op het examen zal er nooit een vraag bijzitten in de zin van ‘Beschrijf het Zwitserse recht van de benadeling’. *Structuur of functie van de Uniform Commercial Code (p291) + link eenmaking van het recht (p98) *Het rechtsvergelijkend schema.(p32+zie ook PO) *Rechterlijke organisatie in Engeland. (p225) *Toepassingen van rechtsvergelijking : IPR (p77) + Receptie van vreemd recht (p91) *Grote Rechtsstelsels: Hindoe, Islam, Afrikaans gewoonterecht, Socialistisch recht, EuropeesContinentaal recht en Common Law Recht van de VS (p256) Legal Darwinism en Sociological Jurisprudence (p261) Bevoegdheidsverdeling (p269): ‘In tegenstelling tot haar oorspronkelijk bedoelde, beperkte toegewezen bevoegdheden, kan de federale staat nu in principe alles regelen. Hoe is het zover gekomen?’ 4 redenen p271 e.v. (klein gedrukt maar belangrijk!) p 272: verwijzing arrest 1819 (interpretatie ‘necessary’) : link leggen met legal darwinism VENNOOTSCHAPSRECHT Contact Vakgroep economisch recht. Prof. : Hans De Wulf Assistent : [email protected] ([email protected]) Benodigdheden -Syllabus in twee delen, "vennootschappen en verenigingen- algemeen deel" en "kapitaalvennootschappen" -Wetboek van Vennootschappen, uitgave vrij te kiezen door de student. - Slides bij de hoorcolleges, ter beschikking gesteld via Minerva. Ondervragingsvorm Permanente evaluatie: 2 PO’s met elk een test op 1 punt. Schriftelijk en mondeling examen op 18 punten. Het schriftelijke examen bestaat uit casussen, met als bedoeling te testen of de student rechtsregels kan toepassen op concrete feitensituaties, en daarbij zijn wetboek (waarvan het gebruik toegelaten en noodzakelijk is) kan gebruiken. Bij het mondelinge examen mag in beginsel geen wetboek gebruikt worden. Op het mondeling wordt gepeild naar basiskennis van regels, naar inzicht in verbanden tussen regels en naar inzicht in de doelstellingen achter regels. Bij de beste studenten wordt ook getest of zij in staat zijn die regels kritisch te beoordelen. De hoofdvraag van het mondeling examen mag schriftelijk voorbereid worden (10 minuten), de bijvragen niet. Studiepunten: 6 Voorbeeldvragen Voorbeeldexamen Minerva A. SCHRIFTELIJKE VRAGEN= SCHRIFTELIJK EXAMEN, OF EERSTE, SCHRIFTELIJK VOOR TE BEREIDEN VRAAG OP HET MONDELING (de eerste hiernavolgende vraag is wel wat te uitgebreid als vraag voor een mondeling examen en zou dus alleen op het schriftelijk examen tweede lic. gebruikt worden). I. De N.V. Y wil expanderen en heeft daarvoor nieuwe financiële middelen nodig. Vandaar worden de hierna beschreven verrichtingen gepland: De raad van bestuur wil het kapitaal verhogen van 1 miljoen Euro tot 2, 6 miljoen Euro. De N.V. X., met wie de raad van bestuur van NV Y samenwerkingsplannen heeft, is bereid op de ganse kapitaalverhoging in te tekenen, door inbreng van geld. X had vroeger trouwens reeds 11% van het kapitaal van Y verworven, als voorbereiding op verdergaande samenwerking tussen beide vennootschappen. De raad van bestuur van Y zoekt dan ook naar een middel om de kapitaalverhoging aan X voor te behouden. De bij de kapitaalverhoging uitgegeven aandelen, met een nominale waarde van 100 Euro, worden volgestort ten belope van 20 Euro per aandeel. Om die volstorting te financieren gaat X een lening aan bij een bank, waarbij Y een borgtocht verleent aan de bank voor het geval X de lening niet kan terugbetalen. A. Uw taak als bedrijfsjurist is het de geplande verrichtingen te boordelen: kunnen ze doorgevoerd worden, zo ja onder welke voorwaarden en mits naleving van welke formaliteiten ? Zo neen, tegen welke regel druisen zij dan in? Indien de opgave procedures of verrichtingen vermeldt die onregelmatig of verboden zijn, geef dan aan hoe hetzelfde doel door de vennootschap eventueel via een andere toegelaten/regelmatige weg kan bereikt worden. B. Verandert er iets aan uw antwoord indien X in het kader van de kapitaalverhoging een octrooi in plaats van cash inbrengt ? C. Verandert er iets aan uw antwoord op vraag I.B.(hypothese: inbreng van octrooi, niet van baar geld) in de hypothese dat X geen 11%, maar slechts 4% van het kapitaal van Y aanhoudt ? II. De heer X is 100% aandeelhouder en zaakvoeder van de BVBA A, die 80% van de aandelen bezit in de N.V. V. Hij is tevens bestuurder bij de N.V. K.. N.V.V zal een machine verkopen aan de N.V. K. Als bedrijfsjurist van de N.V. K wordt u gevraagd de geplande transactie te beoordelen. Verandert uw analyse wanneer de BVBA A niet bestaat, maar de heer X wel bestuurder is bij de NV V. ? Geef telkens ook aan welke sancties eventueel kunnen intreden wanneer uw advies genegeerd wordt. III. De N.V. V. wil teneinde zijn prestige te vergroten, een professor in de raad van bestuur opnemen. De professor ziet dat wel zitten, onder twee voorwaarden: hij wil voltijds aan de universiteit verbonden blijven, en hij wil geen gezichtsverlies lijden door voortijdig ontslaan te worden als bestuurder, bv. na vier jaar al. De N.V. wil hem terwille zijn en stelt de professor voor dat hij zijn bestuurdersmandaat in het kader van een bediendencontract zou kunnen uitoefenen, met een contractueel overeengekomen zeer lange opzeggingstermijn dan wel, als alternatief, zeer hoge gouden handdruk in geval van voortijdig ontslag. Opnieuw wordt aan u als bedrijfsjurist gevraagd te beoordelen of dit kan. B. MONDELINGE VRAGEN (= MONDELING EXAMEN DERDE BACHELOR, OF ALS THEORETISCHE BIJVRAAG OP HET SCHRIFTELIJK TWEEDE LICENTIE) 1. Vergelijk het statuut van zaakvoerders bij een VOF met dat van bestuurders bij een NV. 2. Waarom heeft de wetgever de regeling inzake quasi-inbreng ingevoerd, welke door hem ontwaarde gevaren wil hij daarmee bestrijden ? 3. Vertel mij wat u weet over uitsluiting van voorkeurrecht. Waarom heeft de wetgever die mogelijkheid van uitsluiting voorzien ? (= basisvraag; gemakkelijk; als u dit niet weet zult u moeten vechten om een 10 te halen) 4. U en uw echtgenote zijn de enige aandeelhouders in een N.V. U wilt uw aandelen op naam bij leven schenken aan uw drie kinderen. Welke formaliteiten moeten gerespecteerd worden om de aandelen rechtsgeldig en tegenwerpelijk te schenken ? Hoe kunt u verzekeren dat u toch nog invloed hebt op de strategische beslissingen binnen de vennootschap van de vennootschap na die schenking ? (= moeilijker, althans tweede vraag; op het mondeling voor de student die al bewezen heeft de basis te kennen, op het schriftelijk geen ramp als u de mist ingaat) 5. A is aandeelhouder van een commerciële VOF. Hij heeft 5000 EUR geleend aan de VOF, die de VOF hem eigenlijk reeds vorige maand had moeten terugbetalen, maar dat is niet gebeurd. Vandaag ontvangt A een dagvaarding waarbij een schuldeiser van de VOF de veroordeling van A tot het betalen van 10.000 EUR vraagt, precies omdat de VOF nog 10.000 EUR aan die schuldeiser moet. Kan A zich verweren tegen deze vordering door schuldvergelijking in te roepen ? Of met andere argumenten ? U mag hypotheses ontwikkelen. (Deze vraag zou evengoed op het schriftelijk kunnen gesteld worden, of als schriftelijk voor te bereiden vraag op het mondeling. Als mondelinge vraag vooral bedoeld om te testen of ik u daadwerkelijk meer dan 15/20 moet geven zoals ik op dat moment van plan ben te doen op basis van uw vorige vragen). Examentips Uitgangspunt van de prof is dat enkel gekend moet zijn wat in de les besproken werd. Dit is doorgaans een stuk beknopter dan in de syllabus, nota’s komen voor dit vak dus goed van pas. De slides geven ook goed weer wat de prof het belangrijkste vindt, dus gebruik vooral deze en gebruik de cursus om op terug te vallen voor delen die je niet begrijpt. Leer vooral de stukken waar nadruk werd opgelegd en negeer voetnoten voor zover zij niet verwijzen naar wetsartikelen. Passages in de syllabus met interlinie 1 afgedrukt, zijn minder belangrijk en zeker niet bedoeld om te ‘blokken’. Zorg dat je niet enkel de NV aanduidt in je wetboek, maar ook de BVBA. Klassieke stukken zijn de oprichtersaansprakelijkheid en het bestuur. Dit examen behoort zeker niet tot de makkelijkere, maar is doenbaar mits een goede voorbereiding. Veel succes gewenst met de komende examens! Het was een eer om uw jaarbestuur te mogen zijn. Claudia, Andres, Sofie, Olivier, Christophe, Eveline, Gael en Katherine. www.freewebs.com/problagio PRO BLAGIO : Eén en al ernst ! Voor meer info : 0475/94 18 36