D e t i j d va n p ru i k e n e n r e volu t i e s 27 Napoleon Bonaparte 17 69 -1821 D e Fr anse tijd Thomas von der Dunk I oude gunstelingensysteem dat het stadhouderlijk stelsel had gekenmerkt. De stichters van de nieuwe republiek trachtten als kinderen van de Verlichting in navolging van de Franse Revolutie de nieuwe staatkundige ordening niet op historische tradities, maar op abstracte beginselen te funderen. Daarin onderscheidden de Bataven zich wezenlijk van hun directe voorlopers, de patriotten. Ging het de laatsten nog sterk om het herstel van een – later door machtsmisbruik van de Oranjes en de regenten gecorrumpeerde – vermeende ‘oertoestand’ van de Republiek waarbij de Unie van Utrecht de maatstaf vormde, de Bataven wilden op basis van de ratio iets heel nieuws creëren. Logica, niet het verleden, vormde het uitgangspunt. Alle delen van het Nederlandse grondgebied werden nu gelijk: aan de pariastatus van de Generaliteitslanden – die onder direct bestuur van de StatenGeneraal vielen – kwam een einde: Noord-Brabant werd, net als Drenthe, een zelfstandige provincie en de voormalige Staatse gebieden in de huidige n ja nua r i 1795 veranderde in politiek opzicht alles. Met de Bataafse Omwenteling werd, na een inval van het Franse leger onder leiding van Charles Pichegru, het stadhouderlijk regime weggevaagd. Daarmee kwam Nederland in plaats van in de Engelse en Pruisische in de Franse invloedssfeer terecht. Willem V vertrok met zijn familie naar Engeland, om in 1806 in ballingschap te overlijden. Zijn zoon zou pas bijna negentien jaar later, als koning Willem I, weer voet op Nederlandse bodem zetten. De oude federale Republiek der Zeven Verenigde Provinciën maakte in rap tempo plaats voor een centralistische eenheidsstaat, die in de kern nog steeds bestaat. De nieuwe Bataafse Republiek was in vrijwel alles het tegendeel van haar voorganger; de grondslagen voor het hedendaagse overheidsbestel werden in de eerste jaren na 1795 gelegd. Op nationaal niveau werden ministeries ingericht, met duidelijk afgebakende taken en een vaste verantwoordelijke politicus aan het hoofd, in plaats van het 117 provincie Limburg werden door de Fransen geannexeerd. In de meest radicale fase van de Bataafse Republiek volgde zelfs, naar Frans voorbeeld, in 1798 tijdelijk een nieuwe herindeling in departementen, waarbij met historisch gegroeide structuren totaal geen rekening werd gehouden. Beslissend voor het trekken van de grenzen vormde het abstracte uitgangspunt dat elk departement ongeveer 200.000 inwoners moest tellen. Dat betekende bijvoorbeeld dat Amsterdam met een paar omliggende dorpen in zijn eentje het departement van de Amstel ging vormen, en Groningen met de noordhelft van Friesland tot het departement van de Eems werd samengevoegd. Ook alle gemeentes werden formeel aan elkaar gelijkgesteld: het juridische onderscheid tussen stad en dorp verdween. Er kwam, in 1798, voor het eerst een grondwet tot stand, die in zekere zin veel democratischer was dan de grondwet van 1848, die tot op heden de basis vormt van ons parlementaire stelsel. Zo werd het algemeen mannenkiesrecht ingevoerd, dat er pas in 1917 opnieuw zou komen. De StatenGeneraal, na 1795 eerst Nationale Vergadering geheten, veranderde in samenhang met de genoemde metamorfose van federatie in eenheidsstaat ook wezenlijk van karakter, namelijk van permanent gezantencongres in volksvertegenwoordiging. De leden werden nu niet meer door de stadsbesturen aangewezen om in Den Haag lokale belangen te verdedigen, maar door de bevolking gekozen om gezamenlijk als wetgevende macht te opereren. Elk lokaal onderscheid in de wetgeving verdween daarmee. Steden functioneerden niet langer als kleine semi-soevereine republiekjes, maar als een aan het rijk ondergeschikt laagste bestuursniveau. Uitvoerende, wetgevende en rechtsprekende macht werden conform de beginselen van de trias politica gescheiden. Alle burgers waren voortaan gelijk voor de wet; adellijke privileges en kerkelijke voorrechten werden afgeschaft. De beginselen van de Franse Revolutie – vrijheid, gelijkheid en broederschap – alsmede de rechten van de mens, in navolging van Frankrijk ook in Nederland afgekondigd, vormden daarvoor de ideologische grondslag. Zo kwam eveneens een einde aan de speciale positie van de (toen nog Gereformeerd geheten) Nederlandse Hervormde Kerk als een soort semi-staatskerk. Niet alleen was er vanaf 1795 vrijheid van godsdienst zodat het voortaan ook aan de roomskatholieken was toegestaan om openlijk als zodanig herkenbare kerken te bouwen, en zij niet meer in schuilkerken hoefden samen te komen. Ook werden alle godsdiensten nu voor de wet aan elkaar gelijkgesteld, wat betekende dat alle kerkgenootschappen in beginsel op gelijke financiële ondersteuning van de staat aanspraak zouden kunnen maken. Ook werd getracht om de middeleeuwse kerkgebouwen, die de hervormden tot nu toe als enigen hadden mogen gebruiken, naar evenredigheid onder alle kerkgenootschappen te verdelen. Vooral in Noord-Brabant werden zo tal van oude kerken aan de katholieken gerestitueerd. De grote en in de loop der jaren nog verder toenemende afhankelijkheid van de Bataafse Republiek van haar grote Franse ‘zusterrepubliek’ zorgde er intussen voor dat men zich in Den Haag bij het uitzetten van de politieke koers ook binnenlands steeds sterker aan Parijs moest spiegelen. In Frankrijk volgden staatsgrepen elkaar in een hoog tempo op, en het land werd, zeker na de omwenteling van 1799 die generaal Napoleon Bonaparte tot consul maakte, sterk autoritair. In het kielzog daarvan ging ook in Nederland de prille democratie, die reeds in 1798 ernstig te lijden had gehad onder twee staats- 118 grepen, snel weer teloor. Na een derde staatsgreep in 1801, die resulteerde in het zogeheten Staatsbewind, was de Bataafse revolutie in feite voorbij. In Europa liepen de Franse revolutieoorlogen ten einde, omdat de tegenstanders van de Franse Revolutie – Engeland, Pruisen, Oostenrijk, Rusland – de nieuw geschapen verhoudingen in de vorm van een aantal vredesverdragen voorlopig accepteerden. Daarmee was in Nederland ook op nationaal niveau verzoening tussen voor- en tegenstanders van de Bataafse Omwenteling mogelijk geworden. De oude orangisten, in 1795 politiek monddood gemaakt, kregen het recht om politiek weer te gaan participeren, en ex-stadhouder Willem V ontsloeg hen van de morele plicht om nog langer zijn terugkeer te beijveren. De Oranjes kregen bij een van die sterk vanuit Parijs georkestreerde Europese vredesverdragen compensatie voor het verlies van hun Nederlandse ambten en bezittingen in de vorm van het geseculariseerde Duitse bisdom Fulda en een handvol kleinere territoria. Willem V weigerde dit gestolen goed te aanvaarden, zijn oudste zoon nam het daarentegen des te gretiger aan, en belandde daardoor, als vorst van Fulda, voor vier jaar volledig in het kamp van Napoleon die spoedig het zenit van zijn Europese macht bereikte. Napoleon had zich in 1804 eigenmachtig tot keizer der Fransen ge­kroond en daarmee het Franse republikeinse staatsbestel terzijde geschoven. Dat betekende dat ook in de diverse Franse vazalstaten, waartoe Nederland behoorde, ingrijpende staatkundige veranderingen op termijn onvermijdelijk waren. Een eerste stap naar een autoritairder staatsbestel volgde al in 1805. Op instigatie van Parijs werd het collectieve bestuur van de Bataafse Republiek door een eenhoofdig vervangen, met de benoeming van Rutger-Jan Schimmelpenninck tot raadpensi- Spotprent op koning Lodewijk Napoleon, 1806 onaris – een oude naam voor een nieuwe functie, die dankzij de vrij dictatoriale bevoegdheden met het oude ambt van voor 1795 weinig gemeen had. Schimmelpenninck werd daarmee in feite het eerste staatshoofd van Nederland, een functie die de Oranje-stadhouders – officieel erfelijke ambtenaren in dienst van de echte soeverein, de Staten-Generaal – nooit hadden bekleed. 119 Slechts een jaar lang bleef Schimmelpenninck raadpensionaris; toen volgde de volgende, vrij logische stap: de Bataafse Republiek werd veranderd in een koninkrijk Holland, waarvoor Napoleon een van zijn jongere broers, Lodewijk, tot het eerste gekroonde staatshoofd promoveerde, ervan uitgaand dat zijn Franse broer beter de Franse belangen zou dienen dan een Nederlander. Die metamorfose van republiek in koninkrijk moet gezien worden binnen het kader van de grote monarchale revolutie die op het conto van Napoleon staat. Door zichzelf, naast de eeuwenoude keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie, ook tot keizer te promoveren, had hij een einde gemaakt aan duizend jaar Europese geschiedenis. Vanaf Karel de Grote had men maar één keizer gekend, die in het middeleeuwse wereldbeeld samen met de paus aan het hoofd van het christelijke Europa had gestaan. Nu waren er plotseling twee keizers, en daarmee was de goddelijke orde van destijds voor altijd verstoord. Napoleons zelfpromotie zou in de negentiende eeuw vervolgens tot een soort titelinflatie leiden, toen ook andere vorsten zich keizer gingen noemen. Daarop vooruitlopend vond dankzij Napoleon een tweede vorm van titelinflatie plaats: die van het koningschap. Van oudsher had de Rooms-keizer over het exclusieve recht beschikt om nieuwe koninkrijken te creëren. Van dat recht heeft die keizer sinds de middeleeuwen echter maar één keer gebruik gemaakt: in 1701, in het geval van Pruisen. Koningskronen waren daardoor tijdens het ancien régime een schaars goed geweest. Heel anders handelde Napoleon: nadat de legers van de Franse Revolutie aan diverse eeuwenoude dynastieën een einde gemaakt en uit het niets nieuwe republieken gecreëerd hadden, bewandelde de nieuwbakken keizer der Fransen nu de omge- keerde weg. Uit het niets en deels voor eigen familieleden werden in en na 1806 nieuwe koninkrijken gecreëerd – naast Holland bijvoorbeeld Westfalen, Beieren en Etrurië. Anders dan vóór 1789 speelde historische en juridische legitimatie daarbij geen enkele rol. Als Napoleon besliste dat ergens een koning moest komen, dan kwam er een koning. En als Napoleon oordeelde dat die koning voor Frankrijk toch niet bracht wat hij ervan had verwacht, dan werd die een paar jaar later moeiteloos weer terzijde geschoven. Dat overkwam in 1810 ook Nederland, omdat Lodewijk Napoleon te weinig dienstbaar bleek. Wat volgde was een inlijving bij het Franse keizerrijk, die duurde totdat Napoleon in oktober 1813 in de Volkerenslag bij Leipzig vernietigend verslagen werd. Daarna werd het in 1810 opgeheven koninkrijk in een iets andere vorm weer opgericht, waarbij alleen de eerste Nederlandse dynastie der Bonapartes voor de tweede der Oranjes plaats zou maken. In de drie jaar van de inlijving was Nederland intussen verder gemoderniseerd. Aan Napoleon danken wij de uitbouw van een goed georganiseerd overheidsapparaat, de burgerlijke stand, de dienstplicht, het kadaster, het burgerlijk wetboek, de advocatuur, het metrieke stelsel en nog een hele hoop andere zaken die voor het hedendaagse Nederland vanzelfsprekend zijn of dat lang waren. Zijn opvolger, koning Willem I, heeft dat terecht ook op waarde weten te schatten: hij nam het bonapartistische staatsbestel vrijwel onverkort over en legde zich onbekommerd, zoals zijn tijdgenoten het formuleerden, ‘te rusten in het bed van Napoleon’. 120