1. `Dark Age` en Archaïsch Griekenland

advertisement
1. ‘Dark Age’ en Archaïsch Griekenland
Twee bronstijdculturen gaan vooraf de Griekse geschiedenis
1.1. Minoïsche beschaving op Kreta (2000 -­‐ 1100 aCn)
-­‐ genoemd naar mythische koning Minos
-­‐ geen Griekse cultuur
-­‐ syllabeschrift lineair A op kleitabletten, niet ontcijferd (geen Grieks!)
-­‐ 2000 -­‐ 1479 aCn: opkomst paleizen (Knossos, Malia, Phaestos)
-­‐ paleizen controleerden en herverdeelden agrarisch surplus
-­‐-­‐> zij waren de centra van de administratie, ambachten, kunsten, religie
-­‐-­‐> paleiseconomieën
-­‐ geen verdedigingsmuren -­‐-­‐> thalassocratie?
-­‐ vanaf ca. 1470 aCn: sporen van de destructie van de paleizen
-­‐-­‐> herbouw Knossos
-­‐-­‐> overname door Myceners (< vasteland) ?
1.2. Myceense cultuur
-­‐ vroege Griekse cultuur, genoemd naar de burcht Mycene
-­‐ syllabeschrift lineair B op kleitabletten, ontcijferd (vroege vorm van Grieks)
-­‐ typerend zijn de tholos graven (“bijenkorfachtige” graven)
-­‐ sterk Minoïsche culturele invloed <-­‐-­‐ Myceense overname van Knossos na 1450 aCn ?
-­‐ paleiseconomieën
-­‐ gebruik van de strijdwagen -­‐-­‐> link met Homerische epen ?
-­‐ vanaf ca. 1250: troebelen
-­‐ rond 1200 Myceense paleizen verwoest door brand
1.3. ‘Dark Age’ Griekenland (ca. 1200 -­‐ 800 aCn)
-­‐ breuk met Myceense verleden
-­‐ paleiseconomieën verdwijnen
-­‐ kennis lineair B gaat verloren
-­‐ materiële cultuur valt terug (primitieve aardewerkproducten)
-­‐ bevolking valt terug
-­‐ schaarse, kleinschalige sites
-­‐ ‘Dark’
-­‐ geen geschreven bronnen
-­‐ magere archeologische resten
-­‐ culturele terugval
-­‐ 11e -­‐ 10e eeuw aCn: IJzertijd in Griekenland
-­‐ eerst op Cyprus
-­‐ verspreiding over vasteland
-­‐ sterke regionalisering aardewerkstijlen
-­‐ kleine geïsoleerde gemeenschappen (geleid door basileus)
-­‐ ‘a slate rubbed clean’
-­‐ vanaf 9e eeuw aCn
-­‐ bevolkingsgroei
-­‐ herstel oosterse handelscontacten
-­‐ meer georganiseerde gemeenschappen
-­‐ complexer aardewerk
1 / 37
-­‐ 8e eeuw aCn: aanvang Archaïsche periode
-­‐ ‘age of experiment’
-­‐ invoer alfabetisch schrift (< Fenicië)
-­‐ opkomst polis
1.4. De Archaïsche periode (800 -­‐ 500 aCn)
-­‐ cruciale periode Griekse cultuur
-­‐ wording polis
-­‐ kolonisatie
-­‐ grote sociaal-­‐politieke omwentelingen
-­‐ tirannen
-­‐ wetgevers
-­‐ revoluties
-­‐ eerste opkomst democratie
-­‐ ...
-­‐ begin Griekse literatuur
-­‐ Homeros’ Ilias & Odyssee
-­‐ Hesiodos
-­‐ lyrische poëzie
1.5. Ontstaan en ontwikkeling van de polis
-­‐ polis
-­‐ gemeenschap van (volwassen, mannelijke) burgers
-­‐ ‘stad-­‐staat’ (Romeinse variant: civitas)
-­‐ poleis in Archaïsche periode nog sterk aristocratisch / oligarchisch
-­‐ voornaamste politieke organen van een ontwikkelde polis
-­‐ raad
-­‐ volksvergadering
-­‐ magistraten
-­‐ volksrechtbanken
-­‐ polis bestond uit stedelijke kern (asty) en agrarisch hinterland (chora)
-­‐ niet elke polis had een duidelijke stedelijke kern
-­‐ zeker niet in de Archaïsche tijd
-­‐ soms verzameling dorpen (cf. Sparta)
-­‐ polis in de eerste plaats een burgerstaat, burgergemeenschap
-­‐ meeste polis waren vrij klein (1000 -­‐ 5000 inwoners)
-­‐ Athene en Sparta in Klassieke Tijd uitzonderlijk groot
-­‐ naast volwassen mannelijke burgers
-­‐ vrouwen en kinderen
-­‐ inwonende vreemdelingen (Athene: metoiken)
-­‐ slaven
-­‐ groepen met (semi-­‐)serviele status (Sparta: heloten)
-­‐ andere groepen zonder burgerrecht (Sparta: perioiken)
-­‐ oorsprong van de Griekse polis: 900 -­‐ 700 aCn
-­‐ polis < ‘ptolis’ (Myceens)
-­‐ de paleizen waren geen poleis
-­‐ oudste betekenis: ‘versterkte vesting’
-­‐-­‐> akropolis, maar met settlement
-­‐ polis-­‐in-­‐wording in Homerische epen
-­‐ gemeenschappen met basileis (primus inter pares)
-­‐ ook volksvergadering: edelen voeren het woord
2 / 37
-­‐ langzamerhand meer inspraak gewone burgers: waarom?
-­‐ kleine gemeenschappen
-­‐ elites relatief zwak
-­‐ gewone bevolking: boeren, maar ook de soldaten van de polis
-­‐ opkomst hoplieten tactiek: -­‐ kleine boeren (burgers) = zwaarbewapende infanterie
-­‐ elite = cavalerie
-­‐ elite kon zich niet eindeloos verzetten tegen gewone burgers
-­‐-­‐> politieke inspraak
1.6. Archaïsche ‘kolonisatie’
-­‐ stichting nieuwe Griekse poleis (ca. 750 -­‐ 550 aCn)
-­‐ Italië
-­‐ Sicilië
-­‐ Zuid-­‐Frankrijk
-­‐ Iberisch schiereiland
-­‐ Noord-­‐Afrika
-­‐ kusten van de zwarte zee
-­‐ ‘kolonisatie’: misleidende term
-­‐ nieuwe poleis
-­‐ politiek autonoom
-­‐ geen wingewesten voor moederstad
-­‐ achtergronden kolonisatie
-­‐ bevolkingsgroei -­‐-­‐> landschaarste
-­‐ zoektocht naar vruchtbare, graanrijke gebieden
-­‐ Sicilië
-­‐ Zuid-­‐Italië
-­‐ Noord-­‐Afrika
-­‐ sociaal-­‐politieke conflicten in de poleis:
-­‐ dissidente aristocraten en hun familie, aanhang en vrijwilligers
-­‐-­‐> weggestuurd om nieuwe polis te stichten
-­‐ effect: sterke bevordering van de handel in het MZ gebied
1.7. Wetgevers, tirannen, revoluties
-­‐ Archaïsche poleis: sociale conflicten
-­‐ elite vs. niet-­‐elite
-­‐ tussen leden elite onderling
(1) conflicten tussen elite en niet-­‐elite -­‐ armere polisburgers eisen -­‐ herverdeling grond
-­‐ kwijtschelding schulden
-­‐ politieke rechten en inspraak
-­‐ kleine boeren snel in schulden
-­‐ slechte oogst
-­‐-­‐> zaaigoed of consumptiegraan lenen bij rijke buur
-­‐ in Archaïsch Griekenland: vormen van schuldslavernij
-­‐ Archaïsch Athene (late 7e, vroege 6e eeuw aCn)
-­‐ schuldslavernij: -­‐ gedwongen arbeid voor grootgrondbezitter
-­‐ Atheense burgers verkocht als slaaf om schuld af te betalen
-­‐ symptoom van diepe crisis
-­‐ economisch: bevolkingsgroei, druk op de gronden
-­‐ sociaal-­‐politiek: gebrek aan inspraak
-­‐ aristocratie kan eisen van de burgers niet negeren
-­‐ polis kwetsbaar door interne conflicten
-­‐ deel van de boeren vormt het hoplietenleger
-­‐-­‐> benoeming bemiddelaars als hervormende wetgevers
3 / 37
-­‐ 620 aCn: opschriftstelling strafrecht door Drakon
-­‐ rechtszekerheid
-­‐ interpretatiemonopolie van de aristocratie doorbroken
-­‐ draconisch streng
-­‐ 590 aCn: Solon benoemd tot archont (hoogste magistraat)
-­‐ speciale bemiddelingsbevoegdheid
-­‐ absolute volmacht voor staatshervorming
-­‐ hervormingen Solon
-­‐ economisch
-­‐ afschaffing schuldslavernij
-­‐ verbod op export van graan
-­‐ stimulering van de ambachten
-­‐ politiek
-­‐ raad van 400 naast Areopagus (= aristocratische raad)
-­‐ indeling burgerij in vermogensklassen
-­‐ Solons vermogensklassen
-­‐ Pentakosiomedimnoi (‘vijlonderdschepelmannen’): jaarlijkse opbrengst van 500 medimnoi graan
-­‐ Hippeis (ridders): 300 medimnoi
-­‐ Zeugitai (‘juk-­‐mannen’: bezitters van een span ossen): 200 medimnoi -­‐-­‐> hoplietenklasse
-­‐ Thetes: < 200 medimnoi
-­‐ hoogste politieke ambten (archontaat): alleen pentakosiomedimnoi en hippeis
-­‐ lagere ambten: ook zeugitai
-­‐-­‐> politieke monopolie van de geboorteadel doorbroken
-­‐-­‐> Athene van aristocratie naar timocratie
-­‐ na Solons aftreden nog steeds problemen
-­‐ druk op de gronden bleef bestaan
-­‐ afschaffing schuldslavernij -­‐-­‐> minder kredietopties voor arme boeren
(2) conflicten tussen leden van de elite onderling
-­‐ verscherpte in de 6e eeuw aCn
-­‐ conflicten tussen facties binnen elite
-­‐-­‐> coups door individuele aristocraten: tirannie (typisch fenomeen in de Archaïsche Tijd)
-­‐ tussen 650 -­‐ 500 aCn: in vele poleis tirannieën
-­‐ tiran vaak steun van demos
-­‐-­‐> ontstaan politiek bewustzijn onder burgerij
-­‐ coup van Peisistratos in Athene (ca. 550 aCn) met hulp van huurlingen
-­‐ actieve steun aan de gewone bevolking
-­‐ herverdeling grond onder arme boeren
-­‐ schuldhulpverlening
-­‐ stimuleerde nijverheid (keramiekproductie)
-­‐ stimuleerde handel (olijfolie)
-­‐ groot bouwprogramma (tempels voor Zeus, Athene, Dionysos)
-­‐-­‐> werkgelegenheid
-­‐ steun voor festival-­‐ en theatercultuur
-­‐ tirannen vergrootten economische zelfstandigheid & politiek en cultureel bewustzijn van de gewone burgers
-­‐-­‐> daar lag hun politieke machtsbasis tov. mede-­‐aristocraten
-­‐-­‐> ondermijnend daardoor op lange termijn hun eigen positie
-­‐ in Athene: brutale heerschappij van Hippias (zoon van Peisistratos)
-­‐-­‐> wordt in 511 aCn als balling verdreven door Atheense aristocraten (Alkmeoniden-­‐familie) met hulp van de Spartanen
-­‐ opnieuw intra-­‐elite conflicten in Athene:
-­‐ revolutionaire stap van de Alkmeonide Kleisthenes in 508/7 aCn
-­‐-­‐> zocht actieve steun van de demos
-­‐ niet om tiran te worden
-­‐ in ruil voor verregaande politieke concessies
4 / 37
2. De Perzische Oorlogen en de opkomst van Athene
2.1. De Perzische Oorlogen
-­‐ vanaf ca. 1000 -­‐ 900 aCn: Griekse poleis op de westkust van Klein-­‐Azië en eilanden (Lesbos, Samos, Kos, Rhodos, ...)
-­‐ belangrijkste steden in Ionië (Ephese, Milete, Smyrna)
-­‐ grote culturele bloei in late 7e en 6e eeuw aCn (cf. Ionische natuurfilosofen)
-­‐ vanaf 7e eeuw: Ionische steden onder de heerschappij van het koninkrijk Lydië
-­‐ belangrijkste vorst: Croesos (ca. 560 -­‐ 546 aCn)
-­‐ milde heerschappij
-­‐ rond 550 aCn: opkomst Perzische Rijk onder Cyrus de Grote
-­‐-­‐> Perzen veroveren Lydië en krijgen controle over Ionische poleis
-­‐ Perzische heerschappij was drukkend op Ionische poleis
-­‐ tribuutbetalingen
-­‐ installatie van / steun aan oligarchieën en Perzisch gezinde tirannen
-­‐ 525 aCn: Perzen veroveren Egypte
-­‐ 514 aCn: eerste oversteek naar Europa
-­‐ in westelijk MZ gebied: opkomst Carthago
-­‐-­‐> Griekse wereld ingeklemd
-­‐ opstand Ionische poleis tegen Perzië (500 -­‐ 494 aCn) met steun van Athene
-­‐-­‐> Perzische reactie
-­‐ koning Darius I valt Griekenland binnen: eerste Perzische Oorlog (491/490 aCn)
-­‐ landing op Attische kust
-­‐ Atheense hoplieten verslaan Perzen in de slag bij Marathon (september 490)
-­‐ Xerxes: tweede invasie na jaren voorbereiding
-­‐ tweede Perzische Oorlog (480/479 aCn)
-­‐ ondertussen in 481: oprichting Helleense bond
-­‐ verloop
-­‐ 480: slag bij Thermopylai, Perzen winnen
-­‐ zeeslag bij Artemision, onbeslist
-­‐ Perzen veroveren Athene
-­‐ zeeslag bij Salamis, Perzische vloot verslagen
-­‐ 479: nogmaals Perzisch offensief -­‐-­‐> Athene opnieuw verlaten en verwoest
-­‐ Sparta rukt op
-­‐ slag bij Plataiai, Perzische nederlaag
-­‐ Perzen opnieuw verslagen in Klein-­‐Azië
-­‐ 480: slag bij Himera (Sicilië), Siciliaanse Grieken verslaan Carthago
-­‐-­‐> westerse dreiging weggenomen
2.2. Atheens Imperium
-­‐ Delisch-­‐Attische Zeebond
-­‐ 478/477 aCn: oprichting
-­‐ defensief initiatief tegen Perzië
-­‐ bondskas op Delos
-­‐ Athene voornaamste polis binnen de Bond
-­‐ ontwikkelt zich tot Atheens hegemoniaal imperium
-­‐ verplaatsing bondskas naar Athene (450)
-­‐ Bond blijft bestaan na Vrede van Kallias met Perzen (449)
-­‐ onderhorige poleis betalen tribuut
-­‐ tribuutgelden gebruikt voor
-­‐ financiering Atheense vloot & bouwprogramma’s
-­‐ financiering democratie (presentiegelden en salarissen van de magistraten)
-­‐ veel werk voor thetes
-­‐ roeien van de vloot
-­‐ bouw
-­‐ stichting klerouchiai op het grondgebied van ‘lastige’ poleis
-­‐-­‐> grond toegewezen aan Atheense burgers
5 / 37
-­‐ Atheense vloot patrouilleert Egeïsch gebied
-­‐ asuigen van handelsstromen naar Piraeus
-­‐ veiligstellen van graanimporten uit Zwarte Zee gebied
-­‐ processen waarin Atheens belangen op het spel stonden
-­‐-­‐> verplicht naar Atheense volksrechtbanken
-­‐ opstandige poleis: doden of verjagen van de bevolking
-­‐ doel van Athene
-­‐ niet vestiging van territoriaal rijk of export democratie
-­‐ maar hegemonie, materiaal gewin, status & aanzien
-­‐ uiteindelijk leidt Athene’s almacht tot botsing met Sparta en haar bondgenoten
-­‐-­‐> Peloponnesische Oorlog (431 -­‐ 404 aCn)
2.3 Atheense democratie: ontwikkeling
-­‐ 508/507 aCn: hervormingen Kleisthenes
-­‐ burgerij ingedeeld in
-­‐ 139 demen, later 180
-­‐-­‐> toelating jongvolwassen burgers
-­‐-­‐> selectie kandidaten voor lidmaatschap boule en (later) archontaat
-­‐ aantal demen samen = trittus (district)
-­‐ Attica verdeeld in 30 trittues
-­‐ 10 stad
-­‐ 10 binnenland
-­‐ 10 kust
-­‐ oprichting 10 fulai
-­‐ elke fule
-­‐ 1 trittus stad
-­‐ 1 trittus binneland
-­‐ 1 trittus kust
-­‐ fulai basis van nieuwe boule: -­‐ 50 leden per fule, via loting uit preselectie demen
-­‐ elke delegatie in de boule bij toerbeurt dagelijks bestuur (50 prutaneis)
-­‐-­‐> voor een ‘maand’ (10 maanden in de Helleense kalender)
-­‐ volksvergadering (ekklesia)
-­‐ voor alle burgers (ook thetes)
-­‐ hoogste orgaan -­‐-­‐> hier alle eindbeslissingen
-­‐ Areopagus blijft bestaan
-­‐ college ex-­‐archonten
-­‐ juridische functies (moordzaken)
-­‐ tot 462 aCn bewaker van de constitutie
-­‐ ostracisme: volksvergadering kon te machtige politici wegstemmen
-­‐ 487/486 aCn: hervorming archontaat -­‐-­‐> via loting uit 500 kandidaten (preselectie uit demen)
-­‐ 480 -­‐ 462 aCn: Areopagus wint aan gezag, mede door leidersrol tijdens Perzische Oorlogen
-­‐ 462 aCn: Efialtes ontneemt Areopagus de supervisie over boule en ekklesia
-­‐-­‐> invloed elite en aristocraten verder teruggedrongen
(Areopagus = ex-­‐archonten = pentakosiomedimnoi & hippeis)
-­‐ 461 aCn: moord op Efialtes
-­‐ Perikles leider van de democraten
-­‐-­‐> regelmatig strategos (15x achtereen)
-­‐-­‐> hervormingen
-­‐ 460: invoering misthos (misthoforie)
= financiële vergoeding voor raadsleden en juryleden in volksrechtbanken (= heliaiai)
-­‐ 457/456: openstelling archontaat voor zeugitai
(later in 4e eeuw de facto ook voor thetes)
-­‐ 451/450: verscherping burgerschapscriteria
-­‐-­‐> alleen Atheens burger als
-­‐ vader = burger
-­‐ moeder = dochter van een burger
6 / 37
-­‐ 411 aCn: tijdens laatste jaren Peloponnesische Oorlog
-­‐ oligarchische coup
-­‐ misthos afgeschaft
-­‐ 5000 welvarende burgers blijven politiek verkiesbaar
-­‐ in werkelijkheid 400 oligarchen de baas
-­‐-­‐> wankel: democratie snel hersteld
-­‐ 404: Athene verliest oorlog
-­‐ Sparta installeert oligarchie van 30
-­‐ terreur, burgeroorlog
-­‐-­‐> herstel democratie
-­‐ begin 4e eeuw: hervormingen
-­‐ 399: invoering presentiegeld voor aanwezigheid tijdens volksvergadering
-­‐ tezelfdertijd: wetsherziening
-­‐ 500 gekozen (of gelote?) wetgevers (nomothetai) herzien wetboek
-­‐-­‐> nomoi (wetten van de wetgevers) ≠ pfesismata (besluiten volksvergadering)
-­‐ ekklesia kan nomoi niet zomaar aan de kant schuiven
-­‐-­‐> jaarlijks 1x de mogelijkheid om nomoi te herzien of aan te vullen
-­‐ Grafe paranomon: indien ekklesia besluit (psefisma) nam dat inging tegen nomoi
-­‐-­‐> voorsteller kon aangeklaagd worden voor Atheense volksrechtbank (heliaiai)
2.4. Atheense democratie: werking
-­‐ ekklesia: belangrijkste orgaan, soeverein
-­‐ alle volwassen mannelijke (20+) burgers
-­‐ samenkomst op heuvel Pnyx (plaats voor 6000)
-­‐ aantal vergaderingen per jaar
-­‐ 5e eeuw: 10
-­‐ 4e eeuw: eerst 30, dan 40
-­‐ iedereen recht van spreken
-­‐ in praktijk vaak rhetores (redenaars-­‐politici) met retorische scholing
-­‐ bevoegdheden
-­‐ eindbeslissing over alles
-­‐ aanstelling magistraten
-­‐ boule
-­‐ leden ouder dan 30 jaar, dienen 1 jaar, niet meer dan 2x in hun leven
-­‐ belangrijkste taken
-­‐ opmaken agenda volksvergadering
-­‐ geven van pre-­‐adviezen (probouleumata)
-­‐ ekklesia kon probouleumata amenderen of alternatieven voorstellen
-­‐-­‐> niet gedomineerd door boule
-­‐ overige taken
-­‐ toezicht op financiën
-­‐ screening magistraten
-­‐ vooraf (dokimasia)
-­‐ tussentijds
-­‐ toezicht op -­‐ vloot
-­‐ scheepsbouw
-­‐ openbare aanbestedingen
-­‐ organisatie religieuze plechtigheden
-­‐ heliaiai / dikasteria
-­‐ juryrechtbanken met volksjury
-­‐ jaarlijks pool van 6000 burgers
-­‐ 5e eeuw: ouder dan 30 jaar
-­‐ 4e eeuw: iedere volwassen burger
-­‐ uit deze pool per zaak juryleden (dikastai) geloot (201 -­‐ 2501)
-­‐ leden jurylid en rechter tegelijk
-­‐ geen openbare aanklagers of advocaten
-­‐ aanklager altijd privé-­‐persoon
(kon wel speech laten schrijven door ervaren spreker)
-­‐ moordzaken voorbehouden aan Areopagus
7 / 37
-­‐ magistraten en beambten
-­‐ jaarlijks geloot uit alle burgers (30+)
-­‐ de iure geen thetes als magistraten, in praktijk gebeurde dit wel
-­‐ alleen strategoi en tamiai (schatmeesters) verkozen
-­‐ ambt altijd met meerdere personen gedeeld (principe collegialiteit)
-­‐ screening vooraf (dokimasia) en tussentijds (door boule)
-­‐ achteraf verantwoording afleggen aan ekklesia (euthune)
-­‐ zeer veel magistraten, 700 in 4e eeuw, in 5e eeuw nog veel meer (imperium)
-­‐ in 5e eeuw: 10 strategoi belangrijker dan archonten
-­‐ in 4e eeuw: strategoi vooral beroepsmilitairen, belang neemt af
-­‐ conflict tussen politieke gelijkheid (isonomia) en sociale ongelijkheid
-­‐-­‐> oplossing: systeem van leitourgiai
-­‐ rijke burgers financieren publieke voorzieningen
-­‐ belangrijkste leitourgiai:
-­‐ triërarchie: uitrusting en in de vaart houden van oorlogsschepen)
-­‐ gymnasiarchie: onderhoud gymnasium
-­‐ choregie: opvoering drama
-­‐ politieke participatie
-­‐ zeer groot onder volwassen mannelijke burgers
-­‐ grote delen van de Atheense bevolking echter buitengesloten
-­‐ minderjarigen
-­‐ vrouwen (wel publieke rol tijdens religieuze festivals)
-­‐ slaven
-­‐ metoiken
-­‐ inwonende vreemdelingen
-­‐ betaalden speciale belasting (metoikion)
8 / 37
3. Sparta en de Peloponnesische Oorlog
3.1. Sparta: geografie
-­‐ kern van Laconië
-­‐ vallei van de Eurotas
-­‐ bergketens langs oost-­‐ en westgrenzen
-­‐ zeer vruchtbaar
-­‐ Sparta vooral landmacht, uit op territoriaal gewin
-­‐ rijke agrarische basis
-­‐ late 8e eeuw aCn: verovering Messenië
-­‐ Sparta: synoikismos van vier dorpen
3.2. Sparta: geschiedenis
-­‐ Homerische epen: belangrijke vesting in Myceense tijd
-­‐-­‐> maar: geen Myceense resten gevonden
-­‐ wellicht Dorische invasie ca. 1100 aCn (archeologisch onduidelijk)
-­‐ ca. 8e eeuw aCn: Sparta geleid door expansieve krijgerselite
-­‐ ca. 750 aCn: verovering en integratie in Spartaanse polis van het dorp Amyklae
-­‐ nauwelijks Archaïsche kolonisatie (enkel Taras in Zuid-­‐Italië, 706)
-­‐ gericht op verovering nieuw gebied
-­‐ 753 -­‐ 716 aCn: Eerste Messeense Oorlog
-­‐-­‐> verovering en ‘helotisering’ van een groot deel van Messenië
-­‐ 685 -­‐ 668 aCn: Tweede Messeense Oorlog
-­‐-­‐> verovering van heel Messenië
-­‐ begin 7e eeuw aCn: wellicht hervorming van Sparta
-­‐ Grote Rhetra: ‘wet’ -­‐-­‐> orakelspreuk aan legendarische wetgever Lykurgus
(later gezien als stichter van de Spartaanse eunomia, ‘goede orde’
-­‐ eind 6e eeuw aCn: formering Peloponnesische Bond olv. Sparta
-­‐ rol van Sparta in de verdrijving van de Atheense tiran Hippias
-­‐ later steun aan Isagoras, tegenstander van Kleisthenes
-­‐ grote rol van de Spartanen tijdens de Tweede Perzische Oorlog (Thermopylai)
3.3. Sparta: maatschappelijke structuur
-­‐ vanaf 6e eeuw aCn: sterk gemilitariseerd
-­‐ Spartaanse burgers (homoioi, ‘gelijken’, ook wel Spartiaten)
-­‐-­‐> volwassen mannen ouder dan 30 jaar
-­‐ lid van sussition, ‘eetgenootschap’ (ca. 15 man)
-­‐ maandelijkse bijdragen op basis van landbezit (kleroi)
-­‐ wie de bijdrage niet kon opbrengen, verloor burgerschap
-­‐ collectieve opvoeding (agoge)
-­‐ vanaf 7 jaar
-­‐ nadruk op militaire training, gehardheid, uithoudingsvermogen en discipline
-­‐ vanaf 18 jaar onder toezicht van een volwassen Spartiaat
-­‐ hebontes (20 -­‐ 20 jaar) trainen 18-­‐20 jarigen
-­‐ perioikoi (‘omwonenden’)
-­‐ vrije inwoners van Sparta
-­‐ geen politieke rechten
-­‐ eigen gemeenschappen binnen Spartaanse territorium
-­‐ landbouw, maar vooral handel, nijverheid
-­‐-­‐> Spartiaten mochten zich hier niet mee bezighouden
-­‐ betalen tribuut
-­‐ leveren soldaten
-­‐ heloten (‘staatsslaven’ van Sparta)
-­‐ overwonnen bevolkingsgroepen in Laconië, maar vooral Messenië
-­‐ bewerkten landerijen (kleroi) van Spartiaten
-­‐ numeriek in de meerderheid
-­‐-­‐> Spartiaten voortdurend waakzaam
-­‐-­‐> verklaring voor Spartaans militarisme?
9 / 37
-­‐ Spartaanse vrouwen
-­‐ vrijer dan elders
-­‐ trainden mee met de jongens, ook gevechtstraining
-­‐ bezaten en beheerden onroerend goed
-­‐ verdedigden polis wanneer mannen op campagne waren
-­‐ huwelijk en gezin
-­‐ man en vrouw zagen elkaar niet vaak
-­‐ mannen in training, of na hun dertigste vaak in sussition
-­‐ kinderen (jongens) vanaf 7 jaar collectief opgevoed
-­‐ staat belangrijker dan gezin
3.4. Sparta: werking politiek
-­‐ twee koningen
-­‐ erfopvolging uit twee koningshuizen (Agiaden en Eurypontiden)
-­‐ legeraanvoerders
-­‐ religieuze functies
-­‐ deel van de rechtspraak
-­‐ magistraten: 5 eforen (‘opzichters’)
-­‐ jaarlijks gekozen door volksvergadering
-­‐ elke burger
-­‐ gedurende 1 jaar
-­‐ geen herverkiezing toegestaan
-­‐ allerlei taken
-­‐ konden koningen juridisch ter verantwoording roepen
-­‐ gerousia: raad (van ouderen)
-­‐ 28 Spartiaten die ouder waren dan 60 jaar + de twee koningen
-­‐ voor het leven gekozen via acclamatie in de volksvergadering
-­‐ probouleutische en juridische functies
-­‐ apella: volksvergadering
-­‐ alle volwassen Spartiaten ouder dan 30 jaar
-­‐ geen debatten, wel stemmen
-­‐ magistraten en geronten kiezen
3.5. Sparta: interne conflicten en neergang
-­‐ 5e eeuw -­‐ begin 4e eeuw: steeds meer interne problemen
-­‐ politieke gelijkheid onder Spartiaten
-­‐ economische ongelijkheid
-­‐ rijken trouwen binnen eigen kring
-­‐ teveel nakomelingen -­‐-­‐> fragmentatie kleros
-­‐-­‐> zoons kunnen bijdrage aan sussition niet meer opbrengen
-­‐-­‐> verlies burgerschap
-­‐ steeds minder Spartiaten
-­‐-­‐> vrijgelaten heloten (neodamodeis), perioiken en huurlingen in het leger
-­‐ slag bij Leuctra (371 aCn): Sparta definitief verslagen door Thebe
3.6. De Peloponnesische Oorlog
-­‐ oorzaak: wantrouwen Sparta en haar bondgenoten en andere poleis tegenover Atheens imperium
-­‐ aanleidingen
-­‐ 433 aCn: conflict Korinthe (bondgenoot Sparta) vs. Korkyra
-­‐-­‐> Athene steunt Korkyra
-­‐ kwestie Potidaea
-­‐ kolonie van Korinthe
-­‐ deel van Atheens imperium
-­‐ Potidaea komt in opstand
-­‐-­‐> Athene slaat deze neer (pas in 430 aCn)
-­‐-­‐> Sparta had Potidaea hulp beloofd
-­‐ organiseert eerst congres Peloponnesische Bond
-­‐-­‐> Korinthe en Megara (<-­‐-­‐ Atheense handelsboycot) dringen aan op oorlog
10 / 37
-­‐ eerste fase (Archidamische oorlog, 431 -­‐ 421 aCn)
-­‐ Spartanen vallen Attica binnen
-­‐ Atheners trekken zich terug in de stad, tussen de Lange Muren
-­‐ epidemie 430/429: Perikles sterft
-­‐ 10 jaar lang Spartaanse strooptochten in Attica
-­‐ 425: Atheense vloot verovert Pylos, Messenië
-­‐ 424: Slag bij Delium: Athene verslagen
-­‐ Spartaan Brasidas dringt door tot Thracië
-­‐ Brasidas en Atheense strateeg Kleon sterven in de strijd
-­‐ 421: Vrede van Nicias
-­‐ tweede fase (421 -­‐ 413 aCn)
-­‐ 418: Slag bij Mantinea
-­‐ Sparta vs. bondgenootschap (inclusief Athene) olv. Argos
-­‐ Sparta wint
-­‐ 415 -­‐ 413: Atheense expeditie naar Sicilië
-­‐ poging machtsuitbreiding in Westen
-­‐ vs. Syracuse (kolonie van Korinthe)
-­‐ op advies van Alkibiades
-­‐-­‐> valt in ongenade in Athene door heiligschennis
-­‐-­‐> vlucht naar Sparta
-­‐-­‐> op zijn advies Spartaanse hulp aan Syracuse
-­‐ Athene vernietigend verslagen
-­‐ Spartanen bezetten deme Dekelea
-­‐-­‐> zilvermijnen Laureion dicht
-­‐-­‐> slaven lopen over
-­‐-­‐> voedselaanvoer over land naar Athene afgesneden
-­‐ derde fase (413 -­‐ 404 aCn)
-­‐ samenwerking Sparta met Perzen
-­‐ Perzen leveren schepen, Sparta huurlingen
-­‐ Perzië hoopt op uitputtingsoorlog Athene-­‐Sparta
-­‐ Alkibiades, inmiddels in Sardis
-­‐ adviseert Perzische satraap
-­‐ adviseert in het geheim ook Athene
-­‐-­‐> biedt hen Perzische hulp in ruil voor -­‐ afschaffing democratie
-­‐ rehabilitatie
-­‐ 411: oligarchische coup in Athene
-­‐-­‐> gaat ten onder door gebrek aan steun van de vloot (thetes)
-­‐-­‐> halen Alkibiades terug
-­‐ Perzen en Spartanen krijgen toegang tot de Zwarte Zee in handen
-­‐-­‐> Atheense graantoevoer afgesneden
-­‐ 404: Athene geeft zich over -­‐ Atheens imperium (Delisch-­‐Attische Bond) opgeheven
-­‐ vloot uitgeleverd
-­‐ Lange Muren geslecht
-­‐ installatie tyrannie van de dertig
11 / 37
4. Atheense maatschappij, Griekenland in de 4e eeuw aCn, Alexander de Grote
4.1. Maatschappij Klassiek Athene
-­‐ diverse, overlappende structuren
-­‐ vrijen & slaven
-­‐ burgers & niet-­‐burgers
-­‐ rijk & arm
-­‐ vrijen & slaven
-­‐ sinds Solon (594 aCn): geen schuldslavernij van burgers meer in Athene
-­‐ antiek Griekenland en Rome waren slavenmaatschappijen
-­‐ meestal personen van buiten eigen gemeenschap
-­‐ oorlogsvoering -­‐-­‐> krijgsgevangenen
-­‐ mensenroof
-­‐ kinderverkoop (arme families)
-­‐ juridische straffen
-­‐ vondelingen
-­‐ natuurlijke aanwas
-­‐ tewerkstelling
-­‐ mijnen (zilvermijnen van Laureion in Athene)
-­‐ landbouw
-­‐ handel & nijverheid
-­‐ huishoudens
-­‐ vrijlating en vrijkoping mogelijk
-­‐ minder bij Grieken dan bij Romeinen
-­‐ Athene: vrijgelaten slaaf wordt metoik
-­‐ verschillen in levenslot en welstand (cf. mijn vs. huishouden)
-­‐ status: -­‐ slaaf is juridisch gesproken een voorwerp
-­‐ meester heeft maximale beschikking
-­‐ burgers & niet-­‐burgers
-­‐ Atheense politai (volburgers):
-­‐ volwassen mannen
-­‐ vader met Atheens burgerrecht
-­‐ moeder die zelf de dochter van een burger was
-­‐ vrouwen en minderjarige kinderen: ‘verwanten van burgers’
-­‐ vrije niet-­‐burgers
-­‐ vreemdelingen op doorreis (xenoi)
-­‐ inwonende vreemdelingen (metoikoi)
-­‐-­‐> veel in Piraeus
-­‐ onderlinge verschillen in welstand binnen de diverse groepen (burgers, metoikoi, slaven)
-­‐ politieke gelijkheid
-­‐ nooit sociaal-­‐economische gelijkheid
-­‐ burgers
-­‐ grootgrondbezitters vs. -­‐ kleine boeren, landlozen, dagloners
-­‐ metoikoi: -­‐ armen vs. -­‐ (zeer) rijken (verwierven soms burgerschap)
4.2. Griekse wereld in de 4e eeuw aCn
-­‐ Sparta na overwinning op Athene
-­‐ installatie oligarchische regimes in overwonnen poleis
-­‐ meestal dekarchie (bewind van 10)
-­‐ gesteund door een militaire eenheid olv. een harmost
-­‐ legden schattingen op
-­‐ laten bondgenoten niet delen in de voordelen van de overwinning
-­‐-­‐> zeer impopulair in de Griekse wereld
12 / 37
-­‐ nieuwe Spartaanse koning Agesilaos (399 -­‐ 360 aCn) streeft naar herstel van Sparta’s populariteit
-­‐ Sparta -­‐ verbreekt banden met bondgenoot Perzië
-­‐ wil Ionische poleis bevrijden
-­‐ 396: oorlog met Perzen
-­‐ Perzen -­‐ organiseren anti-­‐Spartaanse coalitie (Korinthe, Thebe, Athene, ...)
-­‐ geven geld -­‐-­‐> herstel Atheense vloot
-­‐ Korinthische Oorlog (395 -­‐ 386) tussen Sparta en coalitie olv. Perzië
-­‐ Koningsvrede (386)
-­‐ koine eirene: algemene vrede
-­‐ poleis autonoom (geen nieuwe machtsblokken)
-­‐ Sparta door Perzië aangesteld als waakhond
-­‐ toch weer Spartaanse agressie
-­‐-­‐> culmineert in de bezetting van Thebe
-­‐-­‐> met Atheense steun ongedaan gemaakt
-­‐ oorlog Sparta-­‐Thebe (378 -­‐ 371)
-­‐-­‐> Sparta verslagen in Slag bij Leuctra (371)
-­‐ Athene: vrees voor Sparta
-­‐-­‐> oprichting Tweede Attische Zeebond (379)
-­‐ niet imperialistisch
-­‐ Athene onderworpen aan stemming van de bondsraad
-­‐ geen klerouchiai
-­‐ geen tribuut
-­‐ na Slag bij Leuctra
-­‐ Athene toch weer imperialistische neigingen
-­‐-­‐> Bondgenotenoorlog (357 -­‐ 355)
-­‐-­‐> einde Zeebond
4.3. Opkomst van Macedonië
-­‐ structuur Macedonische staat
-­‐ monarchie, geen poleis
-­‐ formeel koning gekozen door legervergadering
-­‐ in praktijk erfelijk
-­‐ aristocratie staat koning bij als hetairoi (‘metgezellen’)
-­‐-­‐> ruiterij in leger
-­‐-­‐> koning: primus inter pares
-­‐ hetairoi
-­‐-­‐> leiding stammen en familiegroepen gebaseerd op
-­‐ bloedverwantschap
-­‐ loyaliteit
-­‐ patronage
-­‐ in binnenland: onderhorige vorsten
-­‐-­‐> gezag van de koning hing af van militair kunnen en charisma
-­‐ 5e eeuw:
-­‐ verplaatsing politiek/militair zwaartepunt naar oostelijke kustvlakte
-­‐ nadruk op onalankelijke boerenstand
-­‐-­‐> kern hoplietenleger: pezhetairoi (‘hetairoi-­‐te-­‐voet’)
-­‐-­‐> naast adellijke ruiterij (hetairoi)
-­‐ Filippos II (359-­‐336 aCn)
-­‐ onderwerpt stammen/vorsten in binnenland
-­‐ verslaat Thraciërs en Illyriërs
-­‐ verovert poleis aan de kust, oa. -­‐ Amphipolis
-­‐ mijngebied van het Pangaeus gebergte
-­‐-­‐> financiering van de legerhervorming
-­‐ staand leger
-­‐ nadruk op infanterie
-­‐ ruiterij op de flanken
-­‐ peltasten (lichtbewapende infanterie, boogschutters)
-­‐ introductie van sarissa (5+ meter lange lans)
13 / 37
-­‐ ambitie Filippos: verovering Griekenland
-­‐-­‐> maakt handig gebruik van onderlinge verdeeldheid van de poleis
-­‐-­‐> Slag bij Chaeronea (338): bondgenootschap Athene-­‐Thebe vs. Filippos
-­‐-­‐> Filippos wint
-­‐ 337: congres van de poleis olv. Filippos in Korinthe
-­‐-­‐> oprichting Korinthische bond: doelen:
-­‐ orde bewaren in Griekenland
-­‐ instrument voor expeditie tegen Perzische Rijk
-­‐ 336: Filippos vermoord -­‐-­‐> zijn zoon Alexander volgt hem op
4.4. Alexander
-­‐ Alexander onderdrukt snel opstanden
-­‐ Balkanvolken (Thraciërs, Illyriërs)
-­‐ poleis (verwoesting Thebe)
-­‐ 336/335: Alexander erkend als leider van de Korinthische Bond
-­‐ zet de reeds geplande expeditie tegen Perzië door
-­‐ 334: begin veldtocht tegen Perzië
-­‐ “bevrijding Ionische Grieken”
-­‐ “straffen Perzische Rijk voor eerdere invasies”
-­‐ Slag bij de Granikos
-­‐ bevrijding poleis
-­‐ herfst 333: Slag bij Issos
-­‐ Alexander wint
-­‐ Darius III vlucht
-­‐ verovering Fenicië (verwoesting Tyrus)
-­‐ verovering Syrië
-­‐ verovering Egypte (tot dan onder Perzische heerschappij)
-­‐-­‐> Alexander binnengehaald als nieuwe farao
-­‐-­‐> Orakel Zeus-­‐Amon: ‘zoon van Zeus’
-­‐ 1 oktober 331: Slag bij Gaugamela
-­‐ opnieuw overwinning
-­‐ Darius III vlucht nogmaals
-­‐ Alexander trekt zuidwaarts langs de Tigris
-­‐ intocht in Babylon
-­‐ trekt Iran binnen
-­‐ Susa
-­‐ Persepolis (verwoest paleis van de Achaemeniden, de Perzische dynastie)
-­‐ voorjaar 330: naar Medië
-­‐ Darius alweer verder gevlucht
-­‐ formeel einde van de expeditie van de Korinthise Bond olv. Alexander
-­‐ bondgenotentroepen naar huis gestuurd
-­‐ Alexander gaat verder met eigen leger
-­‐ het lijk van Darius wordt gevonden
-­‐ vermoord door satrapen van Bactrië en Sogdiana
-­‐ plechtige begraving in Persepolis
-­‐ Alexander beschouwt zich als nieuwe Perzische koning
-­‐ hij wil de moordenaars straffen
-­‐ introductie van Perzische hofgebruiken (proskynesis: zich in het stof werpen voor de koning)
-­‐ voorjaar 329: Hindoe Koesj en rivier de Oxus over naar Bactrië
-­‐-­‐> moordenaar van Darius uitgeleverd en geëxecuteerd
14 / 37
-­‐ in Sogdiana: grens van het Perzische Rijk bereikt (Syr Darja)
-­‐-­‐> Alexander keert om
-­‐-­‐> gaat opstand van Iraanse adel bestrijden (329 -­‐ 327)
-­‐ 327: opnieuw Hindoe Koesj over, naar India
-­‐ voorjaar 326: door dal van Kaboel naar de Indus
-­‐ tropische regio, vreemde wereld voor Macedoniërs
-­‐ successen tegen vorsten van de Punjab
-­‐ leger weigert verder te gaan
-­‐ dramatische terugtocht door Gedrosische woestijn
-­‐ 325: terug in Persis
-­‐ in Susa: massabruiloft Macedonische adel met Perzische edelvrouwen
-­‐-­‐> creatie nieuwe Macedonisch-­‐Perzische elite
-­‐ toevoeging Iraanse regimenten -­‐-­‐> muiterij onder Macedonische troepen
-­‐-­‐> verzoening
-­‐ plannen voor nieuwe veldtocht
-­‐-­‐> Alexander sterft plotseling, op 32-­‐jarige leeftijd, in Babylon (323)
-­‐ enorm rijk (4000 km oost-­‐west)
-­‐-­‐> valt snel uiteen na Alexanders dood
-­‐ strijd onder voornaamste generaals (diadochen, ‘opvolgers’)
-­‐ Alexanders familie al snel vermoord
-­‐ uiteindelijk, na anderhalve generatie strijd, drie grote koninkrijken
-­‐ Antigonidenrijk (Macedonië)
-­‐ Seleucidenrijk (Asia Minor en voormalig Perzische Rijk)
-­‐ Ptolemaeënrijk (Egypte)
4.5. Historische betekenis van Alexander
-­‐ enorme geografische verspreiding van Griekse cultuur
-­‐ hellenisering van het oosten / oriëntalisering van de Grieken
-­‐ verspreiding Grieks als algemene bestuurstaal
-­‐ ontstaan nieuwe vorm van Grieks koningschap
-­‐ deels oosters geïnspireerd
-­‐ heerserscultus
-­‐ economische impulsen
-­‐ stichting steden (vele Alexandria’s)
-­‐ aanleggen wegen, havens
-­‐ Perzische schatten omgesmolten tot muntgeld
-­‐ wetenschappelijke verrijking
-­‐ Alexander nam geleerden mee op zijn expedities
-­‐ veel nieuwe kennis
-­‐ niet het einde van de polis
-­‐ veel nieuwe poleis gesticht (intern autonoom)
-­‐ buitenlandse politiek voortaan (meestal) overgelaten aan de koningen)
15 / 37
5. De Hellenistische wereld
5.1. De Diadochen
-­‐ na de dood van Alexander
-­‐ diadochen verdelen het rijk onder elkaar -­‐-­‐> regenten
-­‐ Alexanders halsroer: nominaal monarch
-­‐ men wacht op de geboorte van de zoon van Alexander en Roxane
-­‐ onderlinge strijd
-­‐ rond 315: Alexanders bloedverwanten vermoord
-­‐ rond 300 blijven Antigonos en zoon Demetrios, Ptolemaios en Seleukos over
-­‐ Antigonos meeste succes
-­‐-­‐> Slag bij Ipsos (301): verslagen door coalitie van Ptolemaios en Seleukos (met hulp van Macedonië en Thraciërs)
-­‐ Ptolemaios koning van Egypte
-­‐ Seleukos koning van Voor-­‐Azië
-­‐ 277: Antigonos Gonatas (zoon van Demetrios) koning van Macedonië
-­‐ kleinere machtsblokken
-­‐ koninkrijk Pergamon (Klein-­‐Azië)
-­‐ Aetolische Bond (NW Griekenland)
-­‐ Achaeïsche Bond (Peloponnesos)
5.2. Koninkrijken en steden
-­‐ structuur Hellenistische monarchieën
-­‐ basileus
-­‐ adviescollege van philoi, ‘vrienden’
-­‐-­‐> door individuele vorst geselecteerd uit
-­‐ hoogste administrateurs
-­‐ legeraanvoerders
-­‐ provinciebestuurders
-­‐ stedelijke elites
-­‐ professionele legers van huurlingen
-­‐ Griekse, Macedonische
-­‐ soms ook inheemse
-­‐ bovenlaag
-­‐ Grieken en Macedoniërs
-­‐ migratie (vooral naar Seleucidenrijk en Ptolemaeïsch Egytpe)
-­‐ urbanisatiepolitiek van de koningen (behalve in Egypte)
-­‐ burgerrechten in nieuwe steden niet voor inheemse bevolking
-­‐ heerserscultus (behalve in Macedonië)
-­‐ relatie steden -­‐ koningen
-­‐ proces van ‘uitwisseling’ tussen koningen en poleis
-­‐ koning: goddelijke weldoener
-­‐ bood giften en bescherming
-­‐ garandeerde ‘vrijheid’ en ‘autonomie’
-­‐ steden
-­‐ bewezen de koning (goddelijke) eer
-­‐ betaalden tribuut (phoros)
-­‐ leden van de stedelijke elites behoorden soms tot de philoi van de koning
5.3. Hellenistische poleis
-­‐ meeste poleis nu onder het gezag van koningen
-­‐ verlies autonomie
-­‐ maar: niet elke polis was autonoom in de Klassieke Tijd
-­‐ vrijwel alle poleis formeel tot democratieën gemaakt door Alexander & koningen
-­‐ probouleutische raad
-­‐ volksvergadering
-­‐ verkozen magistraten
-­‐ sluipende oligarchisering
-­‐ magistraten < bovenklasse <-­‐-­‐ geen vergoeding voor ambtsvervulling
-­‐ raadsleden (bouletai) ontwikkelen zich tot ambtselite
-­‐ actief als weldoeners (euergetai)
16 / 37
-­‐ polis bloeit in Hellenistische periode: meer poleis dan ooit tevoren
-­‐ ook ontwikkelingen ‘boven’ of ‘buiten’ polis-­‐kader
-­‐ politiek van de koninkrijken
-­‐ ontwikkeling van het koine Grieks
-­‐ holoudingen als centra van cultuur en wetenschap
-­‐ godsdienstig individualisme
-­‐ veranderingen in architectuur
-­‐ dambordpatroon
-­‐ luxueuze privé-­‐woningen van de rijken
-­‐ meer monumentale publieke gebouwen
5.4. Antigonidenrijk
-­‐ Dynastie van de Antigoniden
-­‐ < Antigonos Gonatas
-­‐ opvolgers van de dynastie van de Argeaden (Filippos II, Alexander)
-­‐ geen heerserscultus
-­‐ geen absolutistisch koningschap
-­‐ voortzetting Macedonische traditie
-­‐ koning verkozen
-­‐ primus inter pares
-­‐ beroepsleger uit onalankelijke boerenstand (aangevuld met huurlingen)
-­‐ taak van de koning
-­‐ rijk verdedigen tegen Illyriërs en Kelten/Galaten (N en W) en andere koninkrijken
<-­‐-­‐ passieve controle van Griekenland, bewaking van de grens met Thracië
-­‐ voordelen van Macedonië
-­‐ homogene bevolking
-­‐ dynastie van lokale oorsprong
-­‐ bestaande infrastructuur (wegen, forten)
-­‐ probleem
-­‐ bevolking krimpt door emigratie van Macedoniërs
-­‐ minder middelen dan andere rijken
-­‐ voortzetting van de bouw van versterkte forten langs de grenzen
-­‐ Griekenland gecontroleerd dmv. garnizoenen op strategische punten
-­‐ Demetrias (vloot)
-­‐ Chalkis
-­‐ Korinthe
5.5. Seleucidenrijk
-­‐ Seleukos I Nikator erft leeuwendeel van Alexanders rijk
-­‐ Klein-­‐Azië en Syrië
-­‐ Iran en Mesopotamië
-­‐ ...
-­‐ enorme economische reserves (zijderoute, specerijenhandel)
-­‐ bevolking
-­‐ 50-­‐60 miljoen
-­‐ etnisch zeer divers
-­‐ potentiële zwakte
-­‐ immigratie van Grieken en Macedoniërs
-­‐ politiek van stedenstichting
-­‐ Grieks-­‐Macedonische bovenlaag
-­‐ ‘infiltratie’ van gehelleniseerde inheemse elite
17 / 37
-­‐ heerserscultus
-­‐ koning als stedenstichter
-­‐-­‐> werden traditioneel vereerd in de Griekse wereld
-­‐ koningen waren symbool van eenheid
-­‐ problemen
-­‐ grote etnische diversiteit
-­‐ enorme omvang van het rijk
-­‐-­‐> afsplitsingen
-­‐ satrapieën Indus vallei (305)
-­‐ Pergamon (medio 3e eeuw)
-­‐ Bactrië (230)
-­‐ 164 -­‐ 150 Makkabeeën-­‐opstand -­‐-­‐> Judea onalankelijk
-­‐ feitelijke macht van de Seleuciden beperkt tot Syrië en Irak
-­‐ vele dynastieke twisten
5.6. Ptolemaeënrijk
-­‐ Ptolemaios I Soter kiest Egypte bij aanvankelijke verdeling onder diadochen
-­‐ agrarisch zeer rijk (Nijl-­‐bevloeiing)
-­‐ goed verdedigbaar
-­‐ Ptolemaeën erven een strak georganiseerde faraonische planeconomie
-­‐-­‐> bouwen deze verder uit
-­‐ weinig urbanisatie
-­‐ geen vermenging Grieken-­‐Macedoniërs en Egyptenaren
-­‐ G’en en M’s vestigen zich in Alexandria, Ptolemais en Fayoum
-­‐ koningen nemen de rol van de farao over -­‐-­‐> heerserscultus
-­‐ Alexandria
-­‐ hoofdstad / residentie van de dynastie
-­‐ grote handels-­‐ en havenstad
-­‐ wereldwijde connecties
-­‐ burgerij van Grieken
-­‐ Joden en Egyptenaren
-­‐ agrarische exploitatie
-­‐ 40+ nomen (districten)
-­‐ districtshoofd (nomearches)
-­‐ militaire gouverneur (strategos)
-­‐ financiële ambtenaar (epimeletes)
-­‐ jurist (epistates)
-­‐ bestuur geregeld vanuit Alexandrië
-­‐ hoofdbestuurder: dioiketes, bijgestaan door oikonomoi
-­‐ boeren
-­‐ zaaigoed van de overheid
-­‐ staan alles surplus af behalve directe levensbehoefte
-­‐ weidegrond en vee in handen van de koning
-­‐ veel staatsmonopolies (bv. papyrus, zout, olijfolie, textiel, ...)
-­‐ verzet boeren
-­‐ vlucht van het land (anachoresis)
-­‐ vorming roversbenden
-­‐ vanaf 200 aCn: dynastie zwak (incestueuze huwelijken)
5.7. Rome in de Hellenistische wereld
-­‐ 215: pact tussen
-­‐ Carthaagse generaal Hannibal (tweede Punische Oorlog)
-­‐ Filippos V van Macedonië
-­‐-­‐> Rome verklaart oorlog: Eerste Macedonische Oorlog (215 -­‐ 205 aCn)
-­‐ 200 -­‐ 196: Tweede Macedonische Oorlog
-­‐ Rhodos en Pergamon roepen Romeinse hulp
-­‐-­‐> tegen Macedonisch-­‐Seleudische coalitie
-­‐ Slag bij Cynoscephalae (197)
-­‐-­‐> Griekenland ‘vrij’ verklaard door Quinctius Flaminius (196)
18 / 37
-­‐ 192: Antiochos III (Seleuciden) valt Griekenland binnen
-­‐-­‐> verslaan door Rome bij Thermopulai (191) en Magnesia (Klein-­‐Azië, 190/189)
-­‐ Vrede van 188: -­‐ Seleuciden ontruimen Klein-­‐Azië
-­‐ raken vloot kwijt
-­‐ moeten zware ‘herstelbetalingen’ betalen aan Rome
-­‐ herstel van de Macedonische economie
-­‐ nieuwe vorst Perseus (179 -­‐ 168)
-­‐ Derde Macedonische Oorlog (171 -­‐ 167)
-­‐-­‐> Slag by Pydna (168)
-­‐-­‐> Consul Aemilius Paullus verdeelt Macedonië in vier districten
-­‐ onrust blijft -­‐-­‐> Vierde Macedonische Oorlog (149/148)
-­‐-­‐> Macedonië, Thessalië en Epirus worden provincia Macedonia
-­‐ 146: opstand van de Grieken olv. Korinthe
-­‐-­‐> verslagen
-­‐ stedenbonden opgeheven
-­‐ Korinthe verwoest
-­‐ Griekenland onder curatele van het Romeinse gezag in Macedonië
-­‐ 133: laatste koning van Pergamon laat zijn koninkrijk na aan Rome
-­‐-­‐> slaan opstand van Aristonicus neer
-­‐-­‐> provincia Asia (130)
-­‐ oorlogen tegen Mithridates van Pontos
-­‐-­‐> Romeinse controle over grote delen van Klein-­‐Azië, olv. Pompeius (jaren ’60 van 1e eeuw aCn)
-­‐ 96 aCn: Ptolemaios Apion laat Cyrene (deel van Ptolelemaeïsch Egypte) na aan Rome
<-­‐-­‐ dynastieke twisten
-­‐ Egypte definitief in Romeinse handen na zeeslag bij Actium (31 aCn)
19 / 37
6. De opkomst van Rome
6.1. Pre-­‐Romeins Italië
-­‐ Italische volkeren (sinds late tweede millennium aCn)
-­‐ Latijnen (waartoe Romeinen behoorden)
-­‐ Umbriërs, Samnieten, ...
-­‐ Etrusken (Etrurië, d.i. Toscane): niet-­‐Indo-­‐Europees volk
-­‐ Griekse poleis in het zuiden en op Sicilië
6.2. Etrusken
-­‐ niet-­‐Indo-­‐Europees, taal niet ontcijferd, wellicht < Klein-­‐Azië
-­‐ stadscultuur
-­‐ aristocratische bovenlaag
-­‐ onderlaag van inheemse horige boeren
-­‐ eerst koningen, later oligarchieën
-­‐ overname Grieks alfabet -­‐-­‐> doorgeven aan Romeinen
-­‐ grote invloed op Rome: politieke en religieuze gebruiken (leverschouwing, ambtsinsignia, ...)
6.3. Rome in de Koningstijd
-­‐ gunstige ligging
-­‐ aan de Tiber
-­‐ kruispunt wegen
-­‐ goede weidegronden
-­‐ 10e eeuw: eerste nederzettingen op heuvels rond moerassig dal (latere Forum)
-­‐ geregeerd door koningen
-­‐ vroegste sociale organisatie (zeer onzeker!)
-­‐ rex
-­‐ patres
-­‐ gentes
-­‐ belangrijkse patres in Senatus (adviesraad koning)
-­‐ comitia curiata
-­‐ bevolking in drie tribus van elk 10 curiae
-­‐ elke curia leverde 100 soldaten
-­‐-­‐> 3000 infanterie
-­‐-­‐> 300 equites
-­‐ belang patronage: alle patres waren patronus van hun clientes (arme alankelijken)
-­‐ 1e kwart 6e eeuw: droogleggen en plaveien van het dal -­‐-­‐> Forum Romanum
-­‐ onder invloed van de Etrusken
-­‐ stadsontwikkeling
-­‐ sociale en militaire hervormingen
-­‐ introductie hoplieten-­‐tactiek
-­‐ classis: burgers die wapenuitrusting kunnen betalen
-­‐ infra classem: de rest
-­‐ onder koning Servius Tullius (ca. 525 aCn)
-­‐ verdubbeling legio: 3000 -­‐-­‐> 6000
-­‐ nieuwe volksvergadering: comitia centuriata
-­‐ indeling burgerij in vermogensklassen
-­‐ Serviaanse indeling
-­‐ vermogensklasse I
-­‐ 18 centuriën ruiterij
-­‐ 80 centuriën infanterie
-­‐ 40 seniores
-­‐ 40 iuniores
-­‐ vermogensklasse II: 20 centuriën infanterie
-­‐ 10 seniores
-­‐ 10 iuniores -­‐ vermogensklasse III: 20 centuriën infanterie
-­‐ 10 seniores
-­‐ 10 iuniores
20 / 37
-­‐ vermogensklasse IV: 20 centuriën infanterie (lichtgewapenden)
-­‐ 10 seniores
-­‐ 10 iuniores
-­‐ vermogensklasse V: 30 centuriën infanterie (lichtgewapenden)
-­‐ 15 seniores
-­‐ 15 iuniores
-­‐ plus: 4 à 5 centuriën non-­‐combatanten, en 1 centuria proletarii
-­‐ totaal: 193 centuriën
-­‐ hoogste klassen hadden de meeste centuriën
-­‐ er werd per centuria gestemd tot de meerderheid bereikt werd
-­‐ ouderen stemmen vóór jongeren
-­‐-­‐> dominantie rijkere en oudere burgers
-­‐ administratieve hervorming: nieuwe tribus indeling
-­‐ 4 stad
-­‐ 6 platteland (uiteindelijk 31)
-­‐ 510/509: aristocratische coup tegen tirannieke koning Tarquinius Superbus
-­‐-­‐> Rome voortaan Republiek, geleid door twee jaarlijks verkozen consuls
6.4. De Standenstrijd
-­‐ begin Republiek tot vroege 3e eeuw aCn
-­‐-­‐> Romeinse politiek gedomineerd door conflict patriciërs vs. plebejers
-­‐ geboorteadel van patriciërs is dominant
-­‐ economisch
-­‐ sociaal-­‐politiek
-­‐ juridisch
-­‐ rest bevolking: plebejers
-­‐ gedifferentieerde groep
-­‐ rijke plebejers -­‐-­‐> willen toegang tot ambten
-­‐ arme plebejers -­‐-­‐> willen schuldenverlichting en landherverdeling
-­‐ eerste fase (494 -­‐ 449)
-­‐ 494: secessio plebis
-­‐ massale werk-­‐ en legerdienstweigering van het plebs
-­‐ oprichting eigen politieke instituties
-­‐ concilium plebis -­‐-­‐> plebiscieten
-­‐ 10 tribuni plebis -­‐-­‐> sacrosanct, plebs staat garant
-­‐-­‐> taken: -­‐ helpen plebejers via auxilium en intercessio
-­‐ veto over besluiten
-­‐ 449: patriciërs erkennen onschendbaarheid van de volkstribunen
-­‐ medio 5e eeuw: Twaalf Tafelen -­‐-­‐> codificatie van de wetten
-­‐-­‐> doorbreekt juridisch monopolie van de patriciërs
-­‐-­‐> creëert rechtszekerheid, want nu geschreven wetten
-­‐ 445: lex Canuleia: verbod op huwelijken tussen patriciërs en plebejers opgeheven
-­‐ tweede fase (449 -­‐ 367/366)
-­‐ compromis
-­‐ hoogste gezag bij college van tribuni militum consulari potestate
(krijgstribunen met consulaire bevoegdheden)
-­‐-­‐> zowel patriciërs als plebejers
-­‐ 420: openstelling ambt van quaestor voor plebejers
-­‐ 367/366: volkstribunen Licinius en Sextius
-­‐ voortaan mag één van beide consuls plebejer zijn (vanaf 323 deze mogelijkheid voor beide consuls, andere functies volgen)
-­‐ schuldenverlichting arme plebejers
-­‐ 363: nieuw magistratuur
-­‐-­‐> praetor, belast met rechtspraak
21 / 37
-­‐ derde fase (367/366 -­‐ 287)
-­‐ problemen van de landlozen opgelost door gebiedsuitbreiding van Rome
-­‐ 325: formele afschaffing schuldslavernij (nexum)
-­‐ 300: lex Valeria
-­‐-­‐> door magistraten ter dood veroordeelden kunnen beroep doen op populus (provocatio ad populum)
-­‐ 287: lex Hortensia
-­‐-­‐> plebescieten krijgen kracht van wet voor hele populus (niet slechts plebejers)
-­‐-­‐> concilium plebis -­‐-­‐> comitia tributa
-­‐-­‐> formering patricisch-­‐plebejische elite: nobilitas
6.5. De verovering van Italië
-­‐ 493: slag bij het meer van Regillus tegen de Latijnse steden
-­‐-­‐> coalitieverdrag (foedus Cassianum)
-­‐ 396: verovering Veii
-­‐ ca. 390: Rome tijdelijk ingenomen door een Keltische stam
-­‐ 343 -­‐ 341: Eerste Samnitische Oorlog
-­‐ Rome / Latijnse Bond / Capua
vs.
-­‐ Samnieten
-­‐ ongenoegen onder Latijnse steden
-­‐-­‐> 341 -­‐ 338: Latijnse Oorlog
-­‐ Rome wint
-­‐ Latijnse Bond ontbonden
-­‐ meeste Latijnse steden bij Rome ingelijfd
-­‐ andere krijgen een afgezwakt burgerrecht (sine suffragio)
-­‐ andere worden socii
-­‐ Tweede Samnitische Oorlog (326 -­‐ 321, 316 -­‐ 304)
-­‐ 312: Aanleg Via Appia
-­‐ Derde Samnitische Oorlog (298 -­‐ 290)
-­‐ monsterverbond Samnieten, Etrusken, Umbriërs, Kelten
-­‐ Rome wint in Slag bij Sentinum (295)
-­‐ Vrede van 290:
-­‐-­‐> Rome hegemonie Italië ten zuiden van de Po
-­‐ Tarente roept hulp in van koning Purrhos van Epirus
-­‐ 280: invasie Italië door Purrhos
-­‐-­‐> ‘wint’ (met zware verliezen) twee veldslagen
-­‐-­‐> trekt zich terug (275)
-­‐-­‐> Tarente onderworpen (270)
6.6. De Punische Oorlogen
-­‐ 5e -­‐ 4e eeuw aCn: opkomst Carthago als Mediterrane grootmacht
-­‐ 264: Rome komt Messina te hulp tegen Carthago
-­‐ Eerste Punische Oorlog (264 -­‐ 241)
-­‐ Romeinse overwinning in zeeslag (241)
-­‐ vrede
-­‐ Carthago doet herstelbetalingen
-­‐ Carthago staat Sicilia en (iets later) Sardinia en Corsica af
-­‐-­‐> eerste twee Romeinse provincies
-­‐ Carthaagse machtsuitbreiding op Iberisch schiereiland
-­‐-­‐> Romeinse wantrouwen
-­‐ Ebro verdrag: Ebro = noordgrens van Carthaagse invloedssfeer
-­‐-­‐> door Rome geschonden: hulp aan Spaanse stad
22 / 37
-­‐ Tweede Punische Oorlog (218 -­‐ 201)
-­‐ Hannibal trekt over de Alpen
-­‐-­‐> verslaat Rome in Slag bij Cannae (216)
-­‐ Italiaanse bondgenoten blijven Rome trouw
-­‐ Rome begint tweede front in Spanje
-­‐-­‐> 204: Carthaags Spanje in Romeinse handen
-­‐-­‐> Rome steekt over naar Noord-­‐Afrika
-­‐-­‐> Hannibal teruggeroepen en definitief verslagen
-­‐ provincialisering Spanje
6.7. Staatsinstellingen van de Romeinse Republiek
-­‐ volksvergaderingen
-­‐ algemeen
-­‐ directe vergadering
-­‐ stemmen/kiezen per stemgroep (curia/centuria/tribus)
-­‐ geen debatten
-­‐ comitia curiata
-­‐ in Republiek louter nog ceremonieel/religieus
-­‐ stemt per curia (oude districtsindeling uit Koningstijd)
-­‐ comitia centuriata
-­‐ hele populus
-­‐ voorgezeten door consul/praetor
-­‐ stemmen per centuria (193 centuriae)
-­‐ kiest consuls, praetors, censors
-­‐ na 218: geen wetgeving behalve oorlogsverklaring
-­‐ hof van beroep in moordzaken
-­‐ comitia tributa
-­‐ stemmen per tribus
-­‐ 4 stad
-­‐ 31 platteland
-­‐ tributa populi
-­‐ hele populus
-­‐ voorgezeten door consul/praetor
-­‐ kiest aediles curules, quaestors
-­‐ alle wetgeving (leges)
-­‐ aanvankelijk rechtbank voor ernstige delicten
-­‐ tributa/concilium plebis
-­‐ alle plebejers
-­‐ voorgezeten door volkstribuun of plebejische aediel
-­‐ kiest tribuni plebis en aediles plebis
-­‐ wetgeving: plebiscita, op voorstel van de volkstribunen
-­‐ rechtszaken waarbij tribunen betrokken zijn
-­‐ magistraten
-­‐ consul: -­‐ jaarlijks 2
-­‐ imperium
-­‐ hoogste autoriteit civiel en militair
-­‐ praetor:
-­‐ jaarlijks 4
-­‐ imperium
-­‐ juridische taken / legercommandant
-­‐ aedile: -­‐ jaarlijks 4
-­‐ 2 curules
-­‐ 2 plebis
-­‐ markten, wegen, voedselvoorziening, spelen, archieven
-­‐ quaestor:
-­‐ jaarlijks 10 (sinds 197, later veel meer)
-­‐ financiën
-­‐ tribuni plebis
-­‐ jaarlijks 10
-­‐ introductie wetgeving in concilium plebis
-­‐ auxilio, intercession: vetorecht over beslissingen van andere magistraten
23 / 37
-­‐ buitengewoon
-­‐ dictator
-­‐ alleenheerser
-­‐ noodgevallen
-­‐ benoemd door consul op verzoek van de Senaat
-­‐ max. 6 maanden
-­‐ censor
-­‐ twee mannen, eens om de 5 jaar
-­‐ 18 maanden
-­‐ inspectie van de lijst van de Senaat
-­‐ census
-­‐ controle van het ‘moreel gehalte’ van de samenleving
-­‐ senaat
-­‐ raad van ex-­‐magistraten ouder dan 30 jaar
-­‐ 300, later 600 leden
-­‐ adviseert magistraten: senatus consulta
-­‐ zeer invloedrijk
-­‐ ontvangt en stuurt ambassadeurs
-­‐ financiële beslissingen tijdens campagnes
-­‐ rechtbanken
-­‐ vanaf 149 permanent voor strafzaken
-­‐ civiele zaken: praetor
-­‐ questiones perpetuae
-­‐ juries: equites, later ook senatoren
24 / 37
7. De Romeinse Republiek: imperialisme in ondergang
7.1. Gevolgen van imperialisme: intern
-­‐ succesvolle veroveringsoorlogen
-­‐-­‐> toevloed rijkdommen en krijgsgevangenen
-­‐-­‐> (senatoriale) elite investeert nieuwe rijkdom in grootgrondbezit
-­‐-­‐> laat die bewerken door krijgsgevangenen als slaven
-­‐-­‐> kleine boeren worden verjaagd en hebben geen toegang tot ager publicus
-­‐-­‐> landloze boeren trekken naar steden, vooral Rome (proletariaat)
-­‐ probleem: -­‐ kleine boerenstand (assidui) = ruggengraat Romeinse leger
-­‐-­‐> bezitscriterium: uitrusting zelf betalen
-­‐-­‐> steeds minder assidui, juist in periode van imperiale expansie
-­‐ twee mogelijke oplossingen:
-­‐ landverdeling
of
-­‐ verlaging / afschaffing van het bezitscriterium voor legerdienst
-­‐ 133 aCn
-­‐ volkstribuun Tiberius Gracchus ijvert voor verdeling van ager publicus
-­‐-­‐> uit handen van elite nemen en aan arme boeren en proletarii geven
-­‐ wet wordt aangenomen door volksvergadering (comitia tributa (plebis))
-­‐-­‐> buiten senaat om
-­‐-­‐> in resulterende conflicten wordt Tiberius vermoord door senatoriale knokploeg
-­‐ gevolgen van Gracchus’ optreden
-­‐ (senatoriale) elite wordt verdeeld in twee kampen
-­‐ populares (werken via comitia tributa)
vs.
-­‐ optimates (werken via senaat)
-­‐ landverdelingscommissie van Gracchus bleef actief
-­‐-­‐> echter onder controle van de senaat
-­‐-­‐> socii geen toegang
-­‐ 123: Gaius Gracchus wordt volkstribuun
-­‐ hernieuwing van Tiberius’ akkerwet in oorspronkelijke vorm
-­‐ uitbreiding burgerrecht onder socii
-­‐ graan tegen lage prijs voor proletarii
-­‐ ook vermoord
-­‐ 107: Romeinse generaal Gaius Marius -­‐ schaft bezitscriterium voor legerdienst af
-­‐ rekruteert onder proletarii
-­‐ stelt zijn soldaten land in het vooruitzicht na diensttijd
-­‐-­‐> patroon-­‐cliënt relatie tussen veldheer en soldaten
-­‐-­‐> eerste loyaliteit ligt bij commandant, niet bij Republiek
7.2. Gevolgen van imperialisme: extern
-­‐ structuur rijk
-­‐ in Italië
-­‐ Latini (oude steden in Latium + Latijnse kolonies)
-­‐-­‐> ‘Latijns’ burgerrecht
-­‐-­‐> omgezet naar Romeins burgerrecht bij verhuizing naar Rome
-­‐ Socii: jaarlijkse troepenlevering aan Rome
-­‐ in provincies
-­‐ rechteloos
-­‐ onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan Rome
-­‐ tribuutbetaling
25 / 37
-­‐ ‘provincia’ = ‘taakomschrijving magistraat’ (aanvankelijk)
-­‐-­‐> in veroverde gebieden was een magistraat met imperium nodig
-­‐-­‐> ‘provincia’ -­‐-­‐> ‘bezettingszone’ (territoriale bijbetekenis)
-­‐ aanvankelijk: uitbreiding van het aantal praetoren tot 6 voor het bestuur van de provincies
-­‐ vanaf 197: nieuwe provincies bestuurd door ex-­‐magistraten: propraetores (later ook proconsules)
-­‐ provincies -­‐ beschouwd als wingewesten
(pas in keizertijd kwam de notie van verantwoordelijkheid van Rome voor de provincialen)
-­‐ gouverneurs verrijken zich
-­‐ belastingen geïnd door private maatschappijen (societates) van publicani (geleid door equites)
-­‐-­‐> betaalden Rome een vast bedrag
-­‐-­‐> inden dat bedrag met winst terug in de provincies
-­‐-­‐> veel exploitatie
-­‐ veel Romeinen en Italiërs als zakenlui actief in provincies (vooral Asia Minor): negotiatores
7.3. De Burgeroorlogen
-­‐ onvrede onder socii leidt tot Bondgenotenoorlog (91 -­‐ 88 aCn)
-­‐ Etrusken + Umbriërs + Samnieten vormen aparte staat: Italia
-­‐ lastige oorlog, uiteindelijk doet Rome concessie
-­‐-­‐> burgerrecht voor alle Italiërs
-­‐ Samnieten vechten nog door
-­‐-­‐> verslagen door Cornelius Sulla (88)
-­‐ 88: koning Mithridates van Pontos valt Asia binnen
-­‐-­‐> senaat geeft commando aan Sulla
-­‐-­‐> volksvergadering geeft commando aan Marius
-­‐-­‐> Sulla onderneemt mars op Rome met zijn troepen
-­‐-­‐> bloedblad
-­‐-­‐> Sulla vertrekt naar het oosten
-­‐ 82: Sulla maakt zich na terugkeer meester van Rome
-­‐ systematische terreur
-­‐ proscripties: vele populares vermoord
-­‐ Sulla wordt benoemd tot dictator voor onbepaalde tijd
-­‐-­‐> hervormingen
-­‐ volksvergadering en tribunen monddood gemaakt
-­‐ consulaat losgekoppeld van militair commando
-­‐ versterking van de positie van de senaat
-­‐ Sulla treedt af in 79
-­‐ Sulla’s hervormingen na 79 grotendeels teruggedraaid
-­‐ ambitieuze populares nobiles bleven via volksvergadering en tribunaat actief
-­‐-­‐> de door optimates gedomineerde senaat werd in het nauw gedreven
-­‐ ondertussen slavenopstanden olv. Spartacus (73 -­‐ 71 aCn)
-­‐-­‐> neergeslagen door Crassus en Pompeius
-­‐ probleem van endemische piraterij in MZ
-­‐ 67: voorstel van tribunen/volksvergadering (steun van Cicero)
-­‐-­‐> buitengewoon mandaat voor Pompeius om piraten te bestrijden
-­‐-­‐> klus geklaard in 3 maanden
-­‐ 66: voorstel van tribunen/volksvergadering (steun van Cicero)
-­‐-­‐> buitengewoon mandaat voor Pompeius om definitief met Mithridates af te rekenen
-­‐ 61: Pompeius keert in triomf terug uit het oosten
-­‐-­‐> ontslaat troepen maar belooft hen land
-­‐-­‐> senaat weigert land toe te kennen
-­‐ Pompeius geen invloed meer zonder troepen
-­‐-­‐> vorming Eerste Triumviraat (60 aCn)
-­‐ Pompeius, Caesar, Crassus -­‐-­‐> Caesar consul maken in 59
-­‐-­‐> Pompeius’ veteren zouden hun land krijgen
26 / 37
-­‐ Caesar -­‐ wordt consul
-­‐ houdt zijn belofte tegenover Pompeius
-­‐ krijgt in 58 van volksvergadering commando over Gallië
-­‐-­‐> 58 -­‐ 50: verovering van heel Gallië
-­‐ Pompeius
-­‐ poogt te bemiddelen tussen senaat en radicaliserende volksvergadering
-­‐-­‐> trekt naar optimates toe
-­‐ 56: hernieuwing Triumviraat
-­‐ Crassus naar Syrië -­‐-­‐> sneuvelt tegen de Parthen
-­‐ Caesars commando verlengd met 5 jaar
-­‐ Pompeius krijgt Spanje, maar blijft in Rome (bestuur via legati)
-­‐ senaat vreest Caesar
-­‐-­‐> weigert zijn commando te verlengen
-­‐ Pompeius sluit zich bij de senaat aan
-­‐-­‐> in 49 trekt Caesar met zijn troepen de Rubicon over
-­‐ Caesar heeft al snel heel Italië in handen
-­‐ 48: Slag bij Farsalos (Thessalië)
-­‐ Caesar wint
-­‐ Pompeius wijkt uit naar Egypte (wordt daar vermoord)
-­‐ Caesar mengt zich in troonstrijd en helpt Kleopatra op de troon
-­‐ Caesar verkozen tot dictator (eerst voor 10 jaar, dan voor het leven)
-­‐ voert vele hervormingen door
-­‐ gerucht dat Caesar rex wil worden
-­‐-­‐> moordaanslag in 44 aCn
-­‐ Brutus & Cassius initiëren nieuwe periode van burgeroorlogen
-­‐ Tweede Triumviraat
-­‐ Caesars erfgenaam en adoptiefzoon Octavius
-­‐ twee generaals van Caesar: Marcus Antonius en Lepidus
-­‐-­‐> staat hervormen en moordenaars Caesar straffen
-­‐ Brutus & Cassius verslagen bij Filippi (42)
-­‐ Lepidus aan de kant gezet
-­‐ Octavianus krijgt westelijke deel van het Rijk (en al snel Italië)
-­‐ Marcus Antonius krijgt het oosten
-­‐ Marcus Antonius huwt Kleopatra
-­‐ monarchale ambities: Ptolemaeïsch-­‐Romeins Rijk
-­‐-­‐> Octavianus ageert tegen Marcus Antonius
-­‐-­‐> verbreking bondgenootschap in 32
-­‐-­‐> 31 aCn: zeeslag bij Actium
-­‐ Octavianus wint
-­‐ zelfmoord Marcus Antonius en Kleopatra
-­‐-­‐> Octavianus alleenheerser
27 / 37
8. Het Romeinse Rijk: keizers en bestuurlijke organisatie, 1e en 2e eeuw pCn
8.1. Augustus
-­‐ na Actium, twee problemen
-­‐ demobilisatie legers
-­‐-­‐> landtoewijzing veteranen en ontheemde Italiërs
-­‐ legalisering en verduurzaming van Octavianus’ machtspositie
-­‐ oplossing probleem demobilisatie
-­‐ rijkdom overwinningen (nl. inname Egypte)
-­‐-­‐> land en financiële uitkeringen voor veteranen en landloze Italiërs
-­‐ kolonisatie (vestiging veteranen en landloze burgers)
-­‐ Zuid-­‐Frankrijk
-­‐ Spanje
-­‐ Noord-­‐Afrika
-­‐ Italië
-­‐ oplossing probleem machtslegalisering
-­‐ geleidelijk & lastig proces
<-­‐-­‐ in Republikeinse constitutie geen plaats voor permanente alleenheerschappij
-­‐ 31 -­‐ 23 aCn: Octavianus
-­‐ onafgebroken consul
-­‐ enkele speciale bevoegdheden, oa. van censor -­‐-­‐> ‘zuivering’ senaat
-­‐ 27 aCn: Octavianus -­‐ geeft zijn speciale bevoegdheden terug aan de senaat
-­‐ blijft consul
-­‐-­‐> uit dankbaarheid verleent de senaat hem de titel ‘Augustus’ (‘Verhevene’)
-­‐-­‐> in 2 aCn ook nog Pater Patriae
-­‐ Augustus voor 10 jaar belast met het bestuur van provincies met legers
-­‐-­‐> bestuurd door legati Augusti pro praetore (‘gezanten van Augustus met de bevoegdheid van praetor’)
-­‐ na 27 aCn:
-­‐ Augustus formeel niet meer dan eerste onder leidende Romeinen
-­‐-­‐> princeps
-­‐ macht van de princeps berustte op zijn auctoritas (gezag, aanzien)
-­‐-­‐> Augustus benadrukte dit aspect van zijn positie
-­‐ 31 aCn -­‐ 284 pCn: Principiaat
-­‐ vanaf 284: dominaat (Diocletianus)
-­‐ 23 aCn: crisis
-­‐ senaatselite protesteert vanwege onafgebroken consulschap van Augustus
-­‐-­‐> herziening van het Principaat
-­‐ Augustus -­‐ legt consulschap neer
-­‐ krijgt tribunicia potestas en imperium proconsulare maius
-­‐-­‐> = peilers van de staatsrechtelijke bevoegdheid van de keizers
-­‐ krijgt consulair imperium voor de rest van zijn leven (na hem kregen de keizers dit niet)
-­‐ had al ‘imperator’ en ‘Caesar’ aan zijn naam toegevoegd
-­‐-­‐> opvolgers namen deze titulatuur over
-­‐-­‐> elke keizer was ‘Imperator Caesar Augustus’
-­‐ Tribunicia potestas
-­‐ bevoegdheden volkstribuun, niet het ambt zelf
-­‐ gaf mogelijk tot
-­‐ initiëren wetgeving
-­‐ vetorecht tegenover andere magistraten en senaat
-­‐ sacrosanctitas
-­‐-­‐> voorrang boven alle andere magistraten
-­‐-­‐> kon senaat bijeenroepen
28 / 37
-­‐ Imperium proconsulare maius
-­‐ na afleggen consulschap automatisch proconsul over ‘zijn’ provincies (die met de legers)
-­‐ ‘maius’ -­‐-­‐> autoriteit in senatoriale provincies
<-­‐-­‐ zijn proconsulair imperium was groter dan dat van de proconsuls daar
-­‐ expansie
-­‐ onderwerping Iberisch schiereiland
-­‐ opschuiving noordgrens tot aan de Donau
-­‐ consolidatie van de oostgrens (Eufraat) door overeenkomst met Parthische Rijk
-­‐ nederlaag tegen Germanen in 9 pCn
-­‐ Rijn wordt versterkte grens
-­‐ hervormingen te Rome
-­‐ herbouw, reorganisatie en verfraaiing van de stad
-­‐ oprichting brandweercorps (vigiles olv. praefectus vigilum)
-­‐ organisatie voedselvoorziening (annona, olv. praefectus annonae)
-­‐ politiemacht olv. praefectus urbi
-­‐ lijfwacht keizer: pretoriaanse garde / cohortes praetoriae olv. praefectus praetorio
8.2. Keizers en dynastieën
-­‐ Julisch-­‐Claudische dynastie
-­‐ Tiberius: 14 -­‐ 37
-­‐ Caligula: 37 -­‐ 41
-­‐ Claudius: 41 -­‐ 54
-­‐ Nero: 54 -­‐ 68
-­‐ vierkeizerjaar 68 -­‐ 69: Galba, Otho, Vitellius, Vespasianus
-­‐ Flavische dynastie
-­‐ Vespasianus: 69 -­‐ 79
-­‐ Titus: 79 -­‐ 81
-­‐ Domitianus: 81 -­‐ 96
-­‐ adoptie}eizers
-­‐ Nerva: 96 -­‐ 98
-­‐ Trajanus: 98 -­‐ 117
-­‐ Hadrianus: 117 -­‐ 138
-­‐ Antoninus Pius 138 -­‐ 161
-­‐ Marcus Aurelius: 161 -­‐ 180
-­‐ Commodus: 180 -­‐ 192
8.3. Bestuurlijke organisatie van het Principaat
-­‐ senaat en keizer
-­‐ ideologie principaat: -­‐ herstel Republiek
-­‐ samenwerking keizer -­‐ senaat
-­‐ goede keizers consulteerden en respecteerden de senaat
-­‐ wetgeving: per keizerlijk edict of senaatsbesluit
-­‐ rechtspraak: senatoren en ridders berecht door de senaat
-­‐ magistraten (van praetor tot consul) gekozen door de Senaat
-­‐ elke ex-­‐magistraat werd senator
-­‐ tussenkomst keizer:
-­‐ commendatie: aanbeveling
-­‐ nominatio: nominatie
-­‐ adlectio: opname ‘nieuwe mannen’ (meestal equites)
-­‐ formeel verleende senaat nieuwe keizers
-­‐ tribunicia potestas
-­‐ imperium proconsulare maius
-­‐ vaak wantrouwen tussen senaat en keizer
-­‐ angst voor complotten/geldgebrek
-­‐-­‐> keizers stimuleerden aanklagers/provocateurs
-­‐-­‐> executie of verbanning senatoren
-­‐-­‐> confiscatie bezit
(via laesa maiestas processen)
-­‐ na dood van de keizer besliste de senaat over -­‐ apotheosis
of
-­‐ damnatio memoriae
29 / 37
-­‐ machtsbasis van de keizer = leger
-­‐ Romeinse leger definitief geprofessionaliseerd
-­‐ rekrutering op basis van vrijwilligheid
-­‐ patroon-­‐cliënt relatie tussen keizer en soldaten
-­‐ keizer monopoliseert generositeit (euergetisme) in Rome
-­‐ uitbouw bestuursapparaat
-­‐ senatoren
-­‐ ridders (vb. prefecten)
-­‐ keizerlijke slaven en vrijgelatenen: familia caesaris
-­‐ oude Republikeinse apparaat (sinds Tiberius zonder de volksvergaderingen)
-­‐-­‐> bleef gewoon bestaan
-­‐-­‐> soms waren keizer een jaar consul, meestal niet
-­‐ ordines
-­‐ ordo senatorius
-­‐ censuscriterium: 1 miljoen sestertiën
-­‐ ‘Republikeinse’ ambten
-­‐ proconsulschappen
-­‐ administratieve functies
-­‐ ordo equester
-­‐ censuscriterium: 400 000 sestertiën
-­‐ administratieve functies
-­‐ ordo decurionum
-­‐ censuscriterium: 100 000 sestertiën
-­‐ lokale stedelijke elites
-­‐ leden van de stadsraad in provinciale steden
-­‐ locale ambten
-­‐ belastingheffing
-­‐ locale jurisdictie
-­‐ Romeinse Rijk zeer gedecentraliseerd
-­‐-­‐> veel taken overgelaten aan provinciale stedelijke elites
30 / 37
9. De Late Oudheid
9.1. De Severi
-­‐ onder Marcus Aurelius en Commodus: -­‐ Antonijnse Plaag (ca. 166 -­‐ na 180)
-­‐ toenemende druk op de grenzen
-­‐ Germanen aan Donau
-­‐ Parthen in oosten
-­‐ nieuwe dynastie met -­‐ Septimius Severus (193 -­‐ 211)
-­‐ Caracalla (211 -­‐ 217)
-­‐ Macrinus (217 -­‐ 218)
-­‐ Elagabalus (218 -­‐ 222)
-­‐ Alexander Severus (222 -­‐ 235)
-­‐ Severische ‘herstelpolitiek’ (m.n. Septimius Severus en Caracalla) na problemen late 2e eeuw
-­‐ versterking en uitbreiding grenslegers
-­‐ creatie mobiel veldleger
-­‐ verhoging soldij, kosten levensonderhoud niet langer hiervan afgetrokken
-­‐ nieuwe belastingen: -­‐ annona
-­‐ Constitutio Antoniniana (meer burgers -­‐-­‐> meer successiebelasting)
9.2. Crisis van de derde eeuw (235 -­‐ 284)
-­‐ ondanks Severisch herstel
-­‐ nuanceren
-­‐ beginpunt omstreden
-­‐ sinds Marcus Aurelius?
-­‐-­‐> druk op grenzen
-­‐-­‐> Antonijnse Plaag
-­‐ sinds regering Severi?
-­‐-­‐> grote rol van de legers bij de troonopvolging
-­‐ regionale verschillen
-­‐-­‐> niet overal alle crisisverschijnselen hevig of zelfs aanwezig
-­‐ interactie van de verschillende ontwikkelingen
-­‐-­‐> lastig om oorzaak en gevolg aan te geven
-­‐ burgeroorlogen (de ‘Soldatenkeizers’)
-­‐ vanaf 235: -­‐ voortdurende burgeroorlogen
-­‐ legers schuiven ene na andere troonpretendent naar voren
-­‐ 25 keizers in nog geen 50 jaar
-­‐ militaire hervormingen Severi nog maar weinig impact
-­‐ snel verslechterende situatie aan de grenzen
-­‐ driedeling Rijk
-­‐ Gallisch Rijk in westen
-­‐ Palmyreense Rijk in oosten
-­‐ centrale rompstaat van Italië, Noord-­‐Afrika en Donau-­‐gebied
-­‐ begin van herstel onder Gallienus (260 -­‐ 268) en Illyrische keizers
-­‐ in 273-­‐274 Palmyra en Gallisch Rijk weer toegevoegd
31 / 37
-­‐ economische problemen
-­‐ steeds grotere belastingdruk
-­‐ oorlogen aan grenzen
-­‐ verhoging soldij
-­‐ versterking grenstroepen
-­‐ burgeroorlogen
-­‐ voortdurende conflicten en invallen
-­‐-­‐> algemene verarming en terugval van de handel
-­‐ nog versterkt door rampzalige monetaire politiek van de keizers
-­‐-­‐> depreciatie van zilveren en gouden munten -­‐-­‐> inflatie
-­‐ meer bureaucratie en zware druk op decurionen om lokale belastingen en munera te garanderen
-­‐-­‐> verergeren situatie
-­‐ overal in het Rijk proberen landbezitters, pachters, kleine boeren, ambachtslui te ontsnappen aan de belastingdruk
-­‐ sociale gevolgen
-­‐ algemene verarming -­‐-­‐> toename van banditisme
-­‐ deels als reactie: sterke toename van de militarisering van de samenleving
-­‐ sterke toename van corruptie en fraude
-­‐ cultureel-­‐religieus: -­‐ toename van de populariteit van mysterieculten
-­‐-­‐> nadruk op persoonlijk heil
9.3. De hervormingen van Diocletianus
-­‐ Diocletianus (284 -­‐ 305)
-­‐ hervormingen
-­‐ politiek en bestuurlijk
-­‐ militair
-­‐ economisch
-­‐ ideologisch en religieus
-­‐-­‐> ‘Republikeinse’ façade en instellingen grotendeels verdwenen
-­‐-­‐> dominaat vervangt principaat
-­‐ politiek en bestuurlijk
-­‐ machtsdeling
-­‐ eerst dyarchie in 286
-­‐ medekeizer Maximianus
-­‐ twee Augusti
-­‐ één voor het oosten
-­‐ één voor het westen
-­‐ dan tetrarchie in 293
-­‐ twee Caesaren aangetrokken (Galerius en Constantius Chlorus)
-­‐-­‐> assistenten en toekomstige opvolgers
-­‐-­‐> militaire taakverdeling, geen splitsing van Rijk in 4 delen !
-­‐ provinciale herindeling
-­‐ meer dan 100 kleinere provincies verdeeld in 12 diocesen olv. vicarii
-­‐ diocesen weer ingedeeld in 2 prefecturen olv. een praetoriaanse prefect
-­‐ aparte groep militaire commandanten (duces)
-­‐-­‐> functioneerde onalankelijke van administratieve systeem
-­‐ militair
-­‐ Diocletianus
-­‐ zet uitbouw van mobiele veldlegers voort
-­‐-­‐-­‐> elke tetrarch beschikt over een comitatus
-­‐ verder fortificatie van de limes, uitbreiding grenstroepen
-­‐ opname ‘barbaren’ in de legers
-­‐ levering van rekruten als belasting voor grootgrondbezitters
-­‐-­‐> a}oopbaar dmv. aurum tironicum (‘rekrutengoud’)
-­‐ uitgifte van land aan veteranen nu met verplichting dat zij hun zoons aan het leger leverden
32 / 37
-­‐ economisch
-­‐ uitbreiding leger & bureaucratie en bouwprogramma’s
-­‐-­‐> erg kostbaar
-­‐-­‐> annona-­‐belasting uitgebreid tot systeem gebaseerd op grondoppervlak en inwonertal
-­‐-­‐> decurionen (= curiales) collectief verantwoordelijk gesteld -­‐-­‐> zware last
-­‐-­‐> lidmaatschap ordo decurionum erfelijk gemaakt
-­‐ staat reageerde met dwang op economische crisis
-­‐ boeren aan grond gebonden
-­‐ zonen verplicht het beroep van hun vader over te nemen
-­‐-­‐> laatantieke dwangstaat
-­‐ tegen inflatie:
-­‐ hervorming geldstelsel
-­‐ edict van maximumprijzen (ineffectief)
-­‐-­‐> contraproductief: dreef goederen en diensten van de markt
-­‐-­‐> krimp (geld)economie
-­‐ ideologisch / religieus
-­‐ ideologische ondersteuning voor de uitbouw van een semi-­‐totalitair rijkssysteem
-­‐ keizer nu dominus (‘heer’) ipv. princeps (‘eerste burger’)
-­‐ tetrarchen voorgesteld als goddelijke familie
-­‐ uitgebreid hofceremonieel, deels Sassanidisch geïnspireerd
-­‐ alles wat des keizers was, was sacer
-­‐ grote afstand bevolking -­‐ keizer
-­‐ uitgebreide holiërarchie en bureaucratie
-­‐ heidens reveil onder Diocletianus, stimulans voor traditionele culten
-­‐ 303 -­‐ 305: grootscheepse christenvervolgingen (vooral in het oosten)
-­‐-­‐> uiteindelijk, onder Galerius in 311: tolerantie-­‐edict
<-­‐-­‐ simpelweg teveel christenen
9.4. Constantijn de Grote
-­‐ 305: aftreden van beide Augusti (Diocletianus en Maximianus)
-­‐-­‐> opgevolgd door beide Caesaren
-­‐ dynastieke krachten toch te sterk
-­‐-­‐> na korte strijd volgt Constantijn, zoon van Constantius Chloris, in 306 zijn vader op als Augustus
-­‐-­‐> wil keizer van het hele Rijk worden
-­‐ 312: Slag bij Milvische Brug (ten noorden van Rome)
-­‐-­‐> Constantijn overwint zijn rivaal in het westen, Maxentius, na goddelijke visioen/droom
-­‐-­‐> schrijft overwinning toe aan de steun van de christelijke god
-­‐ Constantijn wordt fervent keizerlijk pleitbezorger van het christendom
-­‐ 313: Edict van Milaan (samen met oostelijke medekeizer Licinius)
-­‐-­‐> godsdienstvrijheid in het hele Rijk
-­‐ uiteindelijk toch strijd Constantijn vs. Licinius
-­‐-­‐> Constantijn wint (324) bij Buzantion
-­‐-­‐> ombouw polis Buzantion tot tweede, christelijke hoofdstad van het Rijk: Constantinopolis
-­‐ Constantijn houdt zijn religieuze politiek bewust ambigu
<-­‐-­‐ wil pagane onderdanen niet bruuskeren
-­‐ steun aan de Kerk
-­‐ benoemingen
-­‐ schenkingen
-­‐ privileges
-­‐ kerkbouw
-­‐ maar:
-­‐ geen vervolging heidenen
-­‐ heidense religieuze gebruiken niet afgezworen maar deels geïncorporeerd
-­‐ Constantijn blijft pontifex maximus, zoals alle keizers voor hem
-­‐-­‐> Constantijn mengt zich tegelijk ook in christelijke theologische kwesties (Concilie van Nicaea, 325)
33 / 37
-­‐ bestuur
-­‐ nu Rijk verdeeld in 4 prefecturen (ongeveer oude tetrarchische indeling)
-­‐ vicarii aan het hoofd van 13 diocesen
-­‐ meer dan 100 provincies
-­‐ verdere versterking limitanei olv. duces
-­‐ ook comitatus olv. magistri
-­‐ nadruk op cavalerie
-­‐ daarnaast: foederati
-­‐-­‐> ‘barbaren’ (meest Germanen) die tegen betaling Rome’s grenzen verdedigden
-­‐ hof (sacram palatium) zeer ceremonieel en bureaucratisch
-­‐ secretarie
-­‐ departementen (officia)
-­‐ consistorium (raad van de keizer)
-­‐ voortzetting dwangeconomie
-­‐ pachters nu letterlijk aan grond gebonden
-­‐ verschillen nog weinig van slaven (kolonaat)
9.5. Van Constantijn tot Theodosius (337 -­‐ 395)
-­‐ Constantijn opgevolgd door zoon Constantius II (337 -­‐ 361)
-­‐ minder subtiele benadering van de heidenen
-­‐ opkomst caesaropapisme
-­‐ 361: Constantius opgevolgd door neef Julianus Apostata (‘de Afvallige’)
-­‐-­‐> poogt christendom terug te dringen door bevordering van heidense culten -­‐-­‐> tevergeefs
-­‐ Valentinianus (364 -­‐ 375) keizer in het westen
-­‐ Valens (364 -­‐ 378) keizer in het oosten
-­‐ Valentinianus opgevolgd door Gratianus (375)
-­‐ 378: Valens sneuvelt in Romeinse nederlaag tegen Visigoten (Hadrianopolis)
-­‐ Valens opgevolgd door Theodosius (de Grote) (379 -­‐ 395)
-­‐ Theodosius maakt Goten foederati
-­‐ 391 -­‐ 392: verbod op heidense culten
-­‐ christendom staatsgodsdienst
-­‐ na Theodosius splitsing WRR -­‐ ORR definitief
34 / 37
10. Economie en maatschappij in een wereldrijk
10.1. Omvang, bevolking, steden
-­‐ enige langdurige stabiele wereldrijk in Europese geschiedenis
-­‐ van Atlantische kust tot Eufraat
-­‐ van Muur van Hadrianus tot eerste Cataract van de Nijl
-­‐ 5 900 000 km² landoppervlak
-­‐ delen van drie continenten
-­‐ kwart van de toenmalige wereldbevolking
-­‐ interne zee
-­‐ op hoogtepunt (medio 2e eeuw pCn) ca. 60 miljoen inwoners of meer
-­‐ zeer grote bevolkingsdichtheid in centrale delen van het Rijk
-­‐ naar pre-­‐industriële maatstaven sterk verstedelijkt
-­‐ Italië meer dan 20 % van de bevolking in steden
-­‐ elders 10 % of meer
-­‐ Rome 1 miljoen inwoners
-­‐ Carthago + Alexandrië + Antiochië: samen nog eens 1 miljoen
10.2. Transport en communicatie
-­‐ ongeëvenaard stelsel van verharde wegen
-­‐ uiteindelijk 272 wegen
-­‐ meer dan 85 000 km
-­‐ doel van de wegen
-­‐ vooral militair: troepenverplaatsing, bevoorrading
-­‐ bijeffect: stimulans handel en mobiliteit
-­‐ oprichting cursus publicus door Augustus (postdienst, ‘overheidsinformatieservice’)
-­‐ netwerk van mansiones / mutationes (verblijf-­‐ en paardenwisselplaatsen)
-­‐-­‐> ook herbergen voor private reizigers
-­‐ toch: communicatie over land langzaam
-­‐ ossenkarren, paard-­‐en-­‐wagen, ruiters, voetgangers
-­‐ in termen van reistijd was het Rijk ‘een paar maanden breed’
-­‐ andere mogelijkheden
-­‐ rivier-­‐ en zeetransport
-­‐ kostenverhoudingen
-­‐ zee 1
-­‐ rivier 5
-­‐ land 34-­‐42
-­‐ zeetransport dus efficiënts
-­‐ interne zee: MZ (‘mare nostrum’)
-­‐-­‐> transport bulkgoederen (graan, wijn, olijfolie, garum (vissaus), bouwmaterialen)
-­‐-­‐> naar steden, vooral Rome
-­‐ echter: zeilseizoen beperkt tot late lente en eerste maanden van de zomer
10.3. Landbouw
-­‐ premoderne agrarische economie
-­‐-­‐> 80 % van de bevolking werkzaam in de landbouw
-­‐ arbeidsintensief, lage productiviteit
-­‐ basale tweedeling: grootgrondbezit vs. kleine boeren
-­‐ keizer, rijkselite (senatoren/ridders) en locale stedelijke elite
-­‐-­‐> top van grootgrondbezit
-­‐ exploitatie van grootgrondbezit, twee opties:
-­‐ slaven (plantagesysteem, latifundia)
-­‐ pachters (coloni, locatio-­‐conductio)
-­‐ slavenvilla’s huurden arbeid in gedurende oogst-­‐perioden
-­‐-­‐> vaak kleine boeren die wat bijverdienden
35 / 37
-­‐ kleine boerenstand blijft doorbestaan (ondanks crisis in Late Republiek)
-­‐-­‐> verbouwen voor eigen consumptie
-­‐-­‐> enig surplus voor de markt
-­‐ daarnaast veeteelt, grote kuddes op estates 10.4. Nijverheid en handel
-­‐ nijverheid blijft relatief kleinschalig
-­‐ workshops produceren voor locale en regionale consumptie
-­‐ uitzondering: -­‐ door overheid gestimuleerde productie voor het leger
-­‐ ceramiekproductie bij villa’s
-­‐ sterke beroepsspecialisatie binnen stedelijke economie
-­‐ handel vooral lokaal en regionaal
-­‐ bulkgoederen over lange afstand vaak door overheid gesteund
-­‐-­‐> voedselvoorziening Rome, legerkampen
-­‐ overheid en economie
-­‐ geen economische politiek (hele concept zelfs onbekend)
-­‐ überhaupt weinig ‘beleid’: keizer reageert vooral op verzoeken
-­‐ concentratie op handhaven van de orde, belastinginning, voeden van de hoofdstad
-­‐ muntslag (bronzen sestertii, zilveren denarii, gouden aurei)
-­‐ om troepen te betalen
-­‐ voor belastinginning
-­‐ voor propaganda
-­‐ effect: verspreiding geldeconomie
10.5. Ontwikkeling en groei?
-­‐ extensieve groei: -­‐ er is bevolkingsgroei
-­‐-­‐> expansie van economische transacties: productie en consumptie stijgt
-­‐ exploitatie van marginale gronden
-­‐ intensivering -­‐-­‐> inzet van meer mankracht
-­‐ intensieve groei (toenemende welvaart per hoofd van de bevolking?)
-­‐ een beetje in 1e en 2e eeuw pCn
-­‐-­‐> distributie van deze extra welvaar?
-­‐ rijken werden rijker
-­‐ effect op stedelijke middengroepen (plebs media)
10.6. Sociale structuren
-­‐ diverse perspectieven
-­‐ arm & rijk (klassenanalyse)
-­‐ slaaf of vrij / burger of niet-­‐burger (statusanalyse)
-­‐ hiërarchie van ordines (standenanalyse)
-­‐ elk op zich biedt geen totaalbeeld, lopen doorheen
-­‐ naast deze ‘verticale’ indelingen ook ‘horizontale’ verbanden
-­‐ clubs en (beroeps)verenigingen van gewone burgers (collegia)
10.7. Rijk en arm
-­‐ grote sociale ongelijkheid
-­‐ kleine elite van grootgrondbezitters, senatoren, equites en decurionen
vs.
-­‐ arme grote massa
-­‐-­‐> daarbinnen weer onderscheid:
-­‐ stedelijke ‘middengroepen’ van winkeliers, ambachtslui en handelaars (plebs media)
vs.
-­‐ echte armen
-­‐ geen armenzorg -­‐ annona in Rome & euergetisme was alleen voor burgers, ongeacht welstand
-­‐ armere burgers konden wel steun van de rijken verkrijgen via patronage
36 / 37
10.8. Slaven en vrijen, burgers en niet-­‐burgers
-­‐ servi, liberti, ingenui
-­‐ slechte lot van de slaven in landbouw en mijnen
vs.
-­‐ betere levensstandaard van de slaven in de huishoudens van de elite (familia Caesaris)
-­‐ grote kans op manumissio (vrijlating)
-­‐-­‐> meester werd patronus
-­‐ libertus werd burger, maar met beperkte rechten
-­‐ geen ambten vervullen
-­‐ wel priesterschap keizerscultus -­‐ seviri augustales
-­‐ cives vs. -­‐ pegrini
-­‐ massa rijksbewoners
-­‐ hadden wel burgerschap van hun eigen stad
-­‐ Romeins burgerschap verspreidt zich geleidelijk
-­‐ Constitutio Antoniniana, 212 pCn: alle vrije inwoners van het Rijk worden Romeins burger
10.9. Ordines
-­‐ ordo senatorius: -­‐ senatoren en hun familie
-­‐ vermogenscriterium 1 miljoen sestertii
-­‐ ordo equester:
-­‐ ridders en familie
-­‐ vermogenscriterium 400 000 sestertii
-­‐ ordo decurionum
-­‐ leden stadsraden en familie
-­‐ vermogenscriterium 100 000 sestertii
10.10. Cultuur en religie
-­‐ multicultureel imperium, hoofdlijnen:
-­‐ Latijnse westen
-­‐ Griekse oosten (poleis)
-­‐ Romeinse invloed, vermenging met locale culturen (romanisatie)
-­‐ voortbestaan locale talen en (religieuze) tradities
10.11. Romeinse culturele invloeden
-­‐ badcultuur
-­‐ inscriptiecultuur (epigraphic habit)
-­‐ architectonische vernieuwingen (oa. triomsoog, koepelbouw)
-­‐ waterleidingen, riolering
10.12. Religie
-­‐ ‘traditionele’ publieke stadsculten bestaan voort, met locale varianten
-­‐ keizer pontifex maximus
-­‐ keizerscultus
-­‐ mysterieculten (Mithras, Isis)
-­‐ Christendom
37 / 37
Download