1. ‘Dark Age’ en Archaïsch Griekenland Twee bronstijdculturen gaan vooraf de Griekse geschiedenis 1.1. Minoïsche beschaving op Kreta (2000 -­‐ 1100 aCn) -­‐ genoemd naar mythische koning Minos -­‐ geen Griekse cultuur -­‐ syllabeschrift lineair A op kleitabletten, niet ontcijferd (geen Grieks!) -­‐ 2000 -­‐ 1479 aCn: opkomst paleizen (Knossos, Malia, Phaestos) -­‐ paleizen controleerden en herverdeelden agrarisch surplus -­‐-­‐> zij waren de centra van de administratie, ambachten, kunsten, religie -­‐-­‐> paleiseconomieën -­‐ geen verdedigingsmuren -­‐-­‐> thalassocratie? -­‐ vanaf ca. 1470 aCn: sporen van de destructie van de paleizen -­‐-­‐> herbouw Knossos -­‐-­‐> overname door Myceners (< vasteland) ? 1.2. Myceense cultuur -­‐ vroege Griekse cultuur, genoemd naar de burcht Mycene -­‐ syllabeschrift lineair B op kleitabletten, ontcijferd (vroege vorm van Grieks) -­‐ typerend zijn de tholos graven (“bijenkorfachtige” graven) -­‐ sterk Minoïsche culturele invloed <-­‐-­‐ Myceense overname van Knossos na 1450 aCn ? -­‐ paleiseconomieën -­‐ gebruik van de strijdwagen -­‐-­‐> link met Homerische epen ? -­‐ vanaf ca. 1250: troebelen -­‐ rond 1200 Myceense paleizen verwoest door brand 1.3. ‘Dark Age’ Griekenland (ca. 1200 -­‐ 800 aCn) -­‐ breuk met Myceense verleden -­‐ paleiseconomieën verdwijnen -­‐ kennis lineair B gaat verloren -­‐ materiële cultuur valt terug (primitieve aardewerkproducten) -­‐ bevolking valt terug -­‐ schaarse, kleinschalige sites -­‐ ‘Dark’ -­‐ geen geschreven bronnen -­‐ magere archeologische resten -­‐ culturele terugval -­‐ 11e -­‐ 10e eeuw aCn: IJzertijd in Griekenland -­‐ eerst op Cyprus -­‐ verspreiding over vasteland -­‐ sterke regionalisering aardewerkstijlen -­‐ kleine geïsoleerde gemeenschappen (geleid door basileus) -­‐ ‘a slate rubbed clean’ -­‐ vanaf 9e eeuw aCn -­‐ bevolkingsgroei -­‐ herstel oosterse handelscontacten -­‐ meer georganiseerde gemeenschappen -­‐ complexer aardewerk 1 / 37 -­‐ 8e eeuw aCn: aanvang Archaïsche periode -­‐ ‘age of experiment’ -­‐ invoer alfabetisch schrift (< Fenicië) -­‐ opkomst polis 1.4. De Archaïsche periode (800 -­‐ 500 aCn) -­‐ cruciale periode Griekse cultuur -­‐ wording polis -­‐ kolonisatie -­‐ grote sociaal-­‐politieke omwentelingen -­‐ tirannen -­‐ wetgevers -­‐ revoluties -­‐ eerste opkomst democratie -­‐ ... -­‐ begin Griekse literatuur -­‐ Homeros’ Ilias & Odyssee -­‐ Hesiodos -­‐ lyrische poëzie 1.5. Ontstaan en ontwikkeling van de polis -­‐ polis -­‐ gemeenschap van (volwassen, mannelijke) burgers -­‐ ‘stad-­‐staat’ (Romeinse variant: civitas) -­‐ poleis in Archaïsche periode nog sterk aristocratisch / oligarchisch -­‐ voornaamste politieke organen van een ontwikkelde polis -­‐ raad -­‐ volksvergadering -­‐ magistraten -­‐ volksrechtbanken -­‐ polis bestond uit stedelijke kern (asty) en agrarisch hinterland (chora) -­‐ niet elke polis had een duidelijke stedelijke kern -­‐ zeker niet in de Archaïsche tijd -­‐ soms verzameling dorpen (cf. Sparta) -­‐ polis in de eerste plaats een burgerstaat, burgergemeenschap -­‐ meeste polis waren vrij klein (1000 -­‐ 5000 inwoners) -­‐ Athene en Sparta in Klassieke Tijd uitzonderlijk groot -­‐ naast volwassen mannelijke burgers -­‐ vrouwen en kinderen -­‐ inwonende vreemdelingen (Athene: metoiken) -­‐ slaven -­‐ groepen met (semi-­‐)serviele status (Sparta: heloten) -­‐ andere groepen zonder burgerrecht (Sparta: perioiken) -­‐ oorsprong van de Griekse polis: 900 -­‐ 700 aCn -­‐ polis < ‘ptolis’ (Myceens) -­‐ de paleizen waren geen poleis -­‐ oudste betekenis: ‘versterkte vesting’ -­‐-­‐> akropolis, maar met settlement -­‐ polis-­‐in-­‐wording in Homerische epen -­‐ gemeenschappen met basileis (primus inter pares) -­‐ ook volksvergadering: edelen voeren het woord 2 / 37 -­‐ langzamerhand meer inspraak gewone burgers: waarom? -­‐ kleine gemeenschappen -­‐ elites relatief zwak -­‐ gewone bevolking: boeren, maar ook de soldaten van de polis -­‐ opkomst hoplieten tactiek: -­‐ kleine boeren (burgers) = zwaarbewapende infanterie -­‐ elite = cavalerie -­‐ elite kon zich niet eindeloos verzetten tegen gewone burgers -­‐-­‐> politieke inspraak 1.6. Archaïsche ‘kolonisatie’ -­‐ stichting nieuwe Griekse poleis (ca. 750 -­‐ 550 aCn) -­‐ Italië -­‐ Sicilië -­‐ Zuid-­‐Frankrijk -­‐ Iberisch schiereiland -­‐ Noord-­‐Afrika -­‐ kusten van de zwarte zee -­‐ ‘kolonisatie’: misleidende term -­‐ nieuwe poleis -­‐ politiek autonoom -­‐ geen wingewesten voor moederstad -­‐ achtergronden kolonisatie -­‐ bevolkingsgroei -­‐-­‐> landschaarste -­‐ zoektocht naar vruchtbare, graanrijke gebieden -­‐ Sicilië -­‐ Zuid-­‐Italië -­‐ Noord-­‐Afrika -­‐ sociaal-­‐politieke conflicten in de poleis: -­‐ dissidente aristocraten en hun familie, aanhang en vrijwilligers -­‐-­‐> weggestuurd om nieuwe polis te stichten -­‐ effect: sterke bevordering van de handel in het MZ gebied 1.7. Wetgevers, tirannen, revoluties -­‐ Archaïsche poleis: sociale conflicten -­‐ elite vs. niet-­‐elite -­‐ tussen leden elite onderling (1) conflicten tussen elite en niet-­‐elite -­‐ armere polisburgers eisen -­‐ herverdeling grond -­‐ kwijtschelding schulden -­‐ politieke rechten en inspraak -­‐ kleine boeren snel in schulden -­‐ slechte oogst -­‐-­‐> zaaigoed of consumptiegraan lenen bij rijke buur -­‐ in Archaïsch Griekenland: vormen van schuldslavernij -­‐ Archaïsch Athene (late 7e, vroege 6e eeuw aCn) -­‐ schuldslavernij: -­‐ gedwongen arbeid voor grootgrondbezitter -­‐ Atheense burgers verkocht als slaaf om schuld af te betalen -­‐ symptoom van diepe crisis -­‐ economisch: bevolkingsgroei, druk op de gronden -­‐ sociaal-­‐politiek: gebrek aan inspraak -­‐ aristocratie kan eisen van de burgers niet negeren -­‐ polis kwetsbaar door interne conflicten -­‐ deel van de boeren vormt het hoplietenleger -­‐-­‐> benoeming bemiddelaars als hervormende wetgevers 3 / 37 -­‐ 620 aCn: opschriftstelling strafrecht door Drakon -­‐ rechtszekerheid -­‐ interpretatiemonopolie van de aristocratie doorbroken -­‐ draconisch streng -­‐ 590 aCn: Solon benoemd tot archont (hoogste magistraat) -­‐ speciale bemiddelingsbevoegdheid -­‐ absolute volmacht voor staatshervorming -­‐ hervormingen Solon -­‐ economisch -­‐ afschaffing schuldslavernij -­‐ verbod op export van graan -­‐ stimulering van de ambachten -­‐ politiek -­‐ raad van 400 naast Areopagus (= aristocratische raad) -­‐ indeling burgerij in vermogensklassen -­‐ Solons vermogensklassen -­‐ Pentakosiomedimnoi (‘vijlonderdschepelmannen’): jaarlijkse opbrengst van 500 medimnoi graan -­‐ Hippeis (ridders): 300 medimnoi -­‐ Zeugitai (‘juk-­‐mannen’: bezitters van een span ossen): 200 medimnoi -­‐-­‐> hoplietenklasse -­‐ Thetes: < 200 medimnoi -­‐ hoogste politieke ambten (archontaat): alleen pentakosiomedimnoi en hippeis -­‐ lagere ambten: ook zeugitai -­‐-­‐> politieke monopolie van de geboorteadel doorbroken -­‐-­‐> Athene van aristocratie naar timocratie -­‐ na Solons aftreden nog steeds problemen -­‐ druk op de gronden bleef bestaan -­‐ afschaffing schuldslavernij -­‐-­‐> minder kredietopties voor arme boeren (2) conflicten tussen leden van de elite onderling -­‐ verscherpte in de 6e eeuw aCn -­‐ conflicten tussen facties binnen elite -­‐-­‐> coups door individuele aristocraten: tirannie (typisch fenomeen in de Archaïsche Tijd) -­‐ tussen 650 -­‐ 500 aCn: in vele poleis tirannieën -­‐ tiran vaak steun van demos -­‐-­‐> ontstaan politiek bewustzijn onder burgerij -­‐ coup van Peisistratos in Athene (ca. 550 aCn) met hulp van huurlingen -­‐ actieve steun aan de gewone bevolking -­‐ herverdeling grond onder arme boeren -­‐ schuldhulpverlening -­‐ stimuleerde nijverheid (keramiekproductie) -­‐ stimuleerde handel (olijfolie) -­‐ groot bouwprogramma (tempels voor Zeus, Athene, Dionysos) -­‐-­‐> werkgelegenheid -­‐ steun voor festival-­‐ en theatercultuur -­‐ tirannen vergrootten economische zelfstandigheid & politiek en cultureel bewustzijn van de gewone burgers -­‐-­‐> daar lag hun politieke machtsbasis tov. mede-­‐aristocraten -­‐-­‐> ondermijnend daardoor op lange termijn hun eigen positie -­‐ in Athene: brutale heerschappij van Hippias (zoon van Peisistratos) -­‐-­‐> wordt in 511 aCn als balling verdreven door Atheense aristocraten (Alkmeoniden-­‐familie) met hulp van de Spartanen -­‐ opnieuw intra-­‐elite conflicten in Athene: -­‐ revolutionaire stap van de Alkmeonide Kleisthenes in 508/7 aCn -­‐-­‐> zocht actieve steun van de demos -­‐ niet om tiran te worden -­‐ in ruil voor verregaande politieke concessies 4 / 37 2. De Perzische Oorlogen en de opkomst van Athene 2.1. De Perzische Oorlogen -­‐ vanaf ca. 1000 -­‐ 900 aCn: Griekse poleis op de westkust van Klein-­‐Azië en eilanden (Lesbos, Samos, Kos, Rhodos, ...) -­‐ belangrijkste steden in Ionië (Ephese, Milete, Smyrna) -­‐ grote culturele bloei in late 7e en 6e eeuw aCn (cf. Ionische natuurfilosofen) -­‐ vanaf 7e eeuw: Ionische steden onder de heerschappij van het koninkrijk Lydië -­‐ belangrijkste vorst: Croesos (ca. 560 -­‐ 546 aCn) -­‐ milde heerschappij -­‐ rond 550 aCn: opkomst Perzische Rijk onder Cyrus de Grote -­‐-­‐> Perzen veroveren Lydië en krijgen controle over Ionische poleis -­‐ Perzische heerschappij was drukkend op Ionische poleis -­‐ tribuutbetalingen -­‐ installatie van / steun aan oligarchieën en Perzisch gezinde tirannen -­‐ 525 aCn: Perzen veroveren Egypte -­‐ 514 aCn: eerste oversteek naar Europa -­‐ in westelijk MZ gebied: opkomst Carthago -­‐-­‐> Griekse wereld ingeklemd -­‐ opstand Ionische poleis tegen Perzië (500 -­‐ 494 aCn) met steun van Athene -­‐-­‐> Perzische reactie -­‐ koning Darius I valt Griekenland binnen: eerste Perzische Oorlog (491/490 aCn) -­‐ landing op Attische kust -­‐ Atheense hoplieten verslaan Perzen in de slag bij Marathon (september 490) -­‐ Xerxes: tweede invasie na jaren voorbereiding -­‐ tweede Perzische Oorlog (480/479 aCn) -­‐ ondertussen in 481: oprichting Helleense bond -­‐ verloop -­‐ 480: slag bij Thermopylai, Perzen winnen -­‐ zeeslag bij Artemision, onbeslist -­‐ Perzen veroveren Athene -­‐ zeeslag bij Salamis, Perzische vloot verslagen -­‐ 479: nogmaals Perzisch offensief -­‐-­‐> Athene opnieuw verlaten en verwoest -­‐ Sparta rukt op -­‐ slag bij Plataiai, Perzische nederlaag -­‐ Perzen opnieuw verslagen in Klein-­‐Azië -­‐ 480: slag bij Himera (Sicilië), Siciliaanse Grieken verslaan Carthago -­‐-­‐> westerse dreiging weggenomen 2.2. Atheens Imperium -­‐ Delisch-­‐Attische Zeebond -­‐ 478/477 aCn: oprichting -­‐ defensief initiatief tegen Perzië -­‐ bondskas op Delos -­‐ Athene voornaamste polis binnen de Bond -­‐ ontwikkelt zich tot Atheens hegemoniaal imperium -­‐ verplaatsing bondskas naar Athene (450) -­‐ Bond blijft bestaan na Vrede van Kallias met Perzen (449) -­‐ onderhorige poleis betalen tribuut -­‐ tribuutgelden gebruikt voor -­‐ financiering Atheense vloot & bouwprogramma’s -­‐ financiering democratie (presentiegelden en salarissen van de magistraten) -­‐ veel werk voor thetes -­‐ roeien van de vloot -­‐ bouw -­‐ stichting klerouchiai op het grondgebied van ‘lastige’ poleis -­‐-­‐> grond toegewezen aan Atheense burgers 5 / 37 -­‐ Atheense vloot patrouilleert Egeïsch gebied -­‐ asuigen van handelsstromen naar Piraeus -­‐ veiligstellen van graanimporten uit Zwarte Zee gebied -­‐ processen waarin Atheens belangen op het spel stonden -­‐-­‐> verplicht naar Atheense volksrechtbanken -­‐ opstandige poleis: doden of verjagen van de bevolking -­‐ doel van Athene -­‐ niet vestiging van territoriaal rijk of export democratie -­‐ maar hegemonie, materiaal gewin, status & aanzien -­‐ uiteindelijk leidt Athene’s almacht tot botsing met Sparta en haar bondgenoten -­‐-­‐> Peloponnesische Oorlog (431 -­‐ 404 aCn) 2.3 Atheense democratie: ontwikkeling -­‐ 508/507 aCn: hervormingen Kleisthenes -­‐ burgerij ingedeeld in -­‐ 139 demen, later 180 -­‐-­‐> toelating jongvolwassen burgers -­‐-­‐> selectie kandidaten voor lidmaatschap boule en (later) archontaat -­‐ aantal demen samen = trittus (district) -­‐ Attica verdeeld in 30 trittues -­‐ 10 stad -­‐ 10 binnenland -­‐ 10 kust -­‐ oprichting 10 fulai -­‐ elke fule -­‐ 1 trittus stad -­‐ 1 trittus binneland -­‐ 1 trittus kust -­‐ fulai basis van nieuwe boule: -­‐ 50 leden per fule, via loting uit preselectie demen -­‐ elke delegatie in de boule bij toerbeurt dagelijks bestuur (50 prutaneis) -­‐-­‐> voor een ‘maand’ (10 maanden in de Helleense kalender) -­‐ volksvergadering (ekklesia) -­‐ voor alle burgers (ook thetes) -­‐ hoogste orgaan -­‐-­‐> hier alle eindbeslissingen -­‐ Areopagus blijft bestaan -­‐ college ex-­‐archonten -­‐ juridische functies (moordzaken) -­‐ tot 462 aCn bewaker van de constitutie -­‐ ostracisme: volksvergadering kon te machtige politici wegstemmen -­‐ 487/486 aCn: hervorming archontaat -­‐-­‐> via loting uit 500 kandidaten (preselectie uit demen) -­‐ 480 -­‐ 462 aCn: Areopagus wint aan gezag, mede door leidersrol tijdens Perzische Oorlogen -­‐ 462 aCn: Efialtes ontneemt Areopagus de supervisie over boule en ekklesia -­‐-­‐> invloed elite en aristocraten verder teruggedrongen (Areopagus = ex-­‐archonten = pentakosiomedimnoi & hippeis) -­‐ 461 aCn: moord op Efialtes -­‐ Perikles leider van de democraten -­‐-­‐> regelmatig strategos (15x achtereen) -­‐-­‐> hervormingen -­‐ 460: invoering misthos (misthoforie) = financiële vergoeding voor raadsleden en juryleden in volksrechtbanken (= heliaiai) -­‐ 457/456: openstelling archontaat voor zeugitai (later in 4e eeuw de facto ook voor thetes) -­‐ 451/450: verscherping burgerschapscriteria -­‐-­‐> alleen Atheens burger als -­‐ vader = burger -­‐ moeder = dochter van een burger 6 / 37 -­‐ 411 aCn: tijdens laatste jaren Peloponnesische Oorlog -­‐ oligarchische coup -­‐ misthos afgeschaft -­‐ 5000 welvarende burgers blijven politiek verkiesbaar -­‐ in werkelijkheid 400 oligarchen de baas -­‐-­‐> wankel: democratie snel hersteld -­‐ 404: Athene verliest oorlog -­‐ Sparta installeert oligarchie van 30 -­‐ terreur, burgeroorlog -­‐-­‐> herstel democratie -­‐ begin 4e eeuw: hervormingen -­‐ 399: invoering presentiegeld voor aanwezigheid tijdens volksvergadering -­‐ tezelfdertijd: wetsherziening -­‐ 500 gekozen (of gelote?) wetgevers (nomothetai) herzien wetboek -­‐-­‐> nomoi (wetten van de wetgevers) ≠ pfesismata (besluiten volksvergadering) -­‐ ekklesia kan nomoi niet zomaar aan de kant schuiven -­‐-­‐> jaarlijks 1x de mogelijkheid om nomoi te herzien of aan te vullen -­‐ Grafe paranomon: indien ekklesia besluit (psefisma) nam dat inging tegen nomoi -­‐-­‐> voorsteller kon aangeklaagd worden voor Atheense volksrechtbank (heliaiai) 2.4. Atheense democratie: werking -­‐ ekklesia: belangrijkste orgaan, soeverein -­‐ alle volwassen mannelijke (20+) burgers -­‐ samenkomst op heuvel Pnyx (plaats voor 6000) -­‐ aantal vergaderingen per jaar -­‐ 5e eeuw: 10 -­‐ 4e eeuw: eerst 30, dan 40 -­‐ iedereen recht van spreken -­‐ in praktijk vaak rhetores (redenaars-­‐politici) met retorische scholing -­‐ bevoegdheden -­‐ eindbeslissing over alles -­‐ aanstelling magistraten -­‐ boule -­‐ leden ouder dan 30 jaar, dienen 1 jaar, niet meer dan 2x in hun leven -­‐ belangrijkste taken -­‐ opmaken agenda volksvergadering -­‐ geven van pre-­‐adviezen (probouleumata) -­‐ ekklesia kon probouleumata amenderen of alternatieven voorstellen -­‐-­‐> niet gedomineerd door boule -­‐ overige taken -­‐ toezicht op financiën -­‐ screening magistraten -­‐ vooraf (dokimasia) -­‐ tussentijds -­‐ toezicht op -­‐ vloot -­‐ scheepsbouw -­‐ openbare aanbestedingen -­‐ organisatie religieuze plechtigheden -­‐ heliaiai / dikasteria -­‐ juryrechtbanken met volksjury -­‐ jaarlijks pool van 6000 burgers -­‐ 5e eeuw: ouder dan 30 jaar -­‐ 4e eeuw: iedere volwassen burger -­‐ uit deze pool per zaak juryleden (dikastai) geloot (201 -­‐ 2501) -­‐ leden jurylid en rechter tegelijk -­‐ geen openbare aanklagers of advocaten -­‐ aanklager altijd privé-­‐persoon (kon wel speech laten schrijven door ervaren spreker) -­‐ moordzaken voorbehouden aan Areopagus 7 / 37 -­‐ magistraten en beambten -­‐ jaarlijks geloot uit alle burgers (30+) -­‐ de iure geen thetes als magistraten, in praktijk gebeurde dit wel -­‐ alleen strategoi en tamiai (schatmeesters) verkozen -­‐ ambt altijd met meerdere personen gedeeld (principe collegialiteit) -­‐ screening vooraf (dokimasia) en tussentijds (door boule) -­‐ achteraf verantwoording afleggen aan ekklesia (euthune) -­‐ zeer veel magistraten, 700 in 4e eeuw, in 5e eeuw nog veel meer (imperium) -­‐ in 5e eeuw: 10 strategoi belangrijker dan archonten -­‐ in 4e eeuw: strategoi vooral beroepsmilitairen, belang neemt af -­‐ conflict tussen politieke gelijkheid (isonomia) en sociale ongelijkheid -­‐-­‐> oplossing: systeem van leitourgiai -­‐ rijke burgers financieren publieke voorzieningen -­‐ belangrijkste leitourgiai: -­‐ triërarchie: uitrusting en in de vaart houden van oorlogsschepen) -­‐ gymnasiarchie: onderhoud gymnasium -­‐ choregie: opvoering drama -­‐ politieke participatie -­‐ zeer groot onder volwassen mannelijke burgers -­‐ grote delen van de Atheense bevolking echter buitengesloten -­‐ minderjarigen -­‐ vrouwen (wel publieke rol tijdens religieuze festivals) -­‐ slaven -­‐ metoiken -­‐ inwonende vreemdelingen -­‐ betaalden speciale belasting (metoikion) 8 / 37 3. Sparta en de Peloponnesische Oorlog 3.1. Sparta: geografie -­‐ kern van Laconië -­‐ vallei van de Eurotas -­‐ bergketens langs oost-­‐ en westgrenzen -­‐ zeer vruchtbaar -­‐ Sparta vooral landmacht, uit op territoriaal gewin -­‐ rijke agrarische basis -­‐ late 8e eeuw aCn: verovering Messenië -­‐ Sparta: synoikismos van vier dorpen 3.2. Sparta: geschiedenis -­‐ Homerische epen: belangrijke vesting in Myceense tijd -­‐-­‐> maar: geen Myceense resten gevonden -­‐ wellicht Dorische invasie ca. 1100 aCn (archeologisch onduidelijk) -­‐ ca. 8e eeuw aCn: Sparta geleid door expansieve krijgerselite -­‐ ca. 750 aCn: verovering en integratie in Spartaanse polis van het dorp Amyklae -­‐ nauwelijks Archaïsche kolonisatie (enkel Taras in Zuid-­‐Italië, 706) -­‐ gericht op verovering nieuw gebied -­‐ 753 -­‐ 716 aCn: Eerste Messeense Oorlog -­‐-­‐> verovering en ‘helotisering’ van een groot deel van Messenië -­‐ 685 -­‐ 668 aCn: Tweede Messeense Oorlog -­‐-­‐> verovering van heel Messenië -­‐ begin 7e eeuw aCn: wellicht hervorming van Sparta -­‐ Grote Rhetra: ‘wet’ -­‐-­‐> orakelspreuk aan legendarische wetgever Lykurgus (later gezien als stichter van de Spartaanse eunomia, ‘goede orde’ -­‐ eind 6e eeuw aCn: formering Peloponnesische Bond olv. Sparta -­‐ rol van Sparta in de verdrijving van de Atheense tiran Hippias -­‐ later steun aan Isagoras, tegenstander van Kleisthenes -­‐ grote rol van de Spartanen tijdens de Tweede Perzische Oorlog (Thermopylai) 3.3. Sparta: maatschappelijke structuur -­‐ vanaf 6e eeuw aCn: sterk gemilitariseerd -­‐ Spartaanse burgers (homoioi, ‘gelijken’, ook wel Spartiaten) -­‐-­‐> volwassen mannen ouder dan 30 jaar -­‐ lid van sussition, ‘eetgenootschap’ (ca. 15 man) -­‐ maandelijkse bijdragen op basis van landbezit (kleroi) -­‐ wie de bijdrage niet kon opbrengen, verloor burgerschap -­‐ collectieve opvoeding (agoge) -­‐ vanaf 7 jaar -­‐ nadruk op militaire training, gehardheid, uithoudingsvermogen en discipline -­‐ vanaf 18 jaar onder toezicht van een volwassen Spartiaat -­‐ hebontes (20 -­‐ 20 jaar) trainen 18-­‐20 jarigen -­‐ perioikoi (‘omwonenden’) -­‐ vrije inwoners van Sparta -­‐ geen politieke rechten -­‐ eigen gemeenschappen binnen Spartaanse territorium -­‐ landbouw, maar vooral handel, nijverheid -­‐-­‐> Spartiaten mochten zich hier niet mee bezighouden -­‐ betalen tribuut -­‐ leveren soldaten -­‐ heloten (‘staatsslaven’ van Sparta) -­‐ overwonnen bevolkingsgroepen in Laconië, maar vooral Messenië -­‐ bewerkten landerijen (kleroi) van Spartiaten -­‐ numeriek in de meerderheid -­‐-­‐> Spartiaten voortdurend waakzaam -­‐-­‐> verklaring voor Spartaans militarisme? 9 / 37 -­‐ Spartaanse vrouwen -­‐ vrijer dan elders -­‐ trainden mee met de jongens, ook gevechtstraining -­‐ bezaten en beheerden onroerend goed -­‐ verdedigden polis wanneer mannen op campagne waren -­‐ huwelijk en gezin -­‐ man en vrouw zagen elkaar niet vaak -­‐ mannen in training, of na hun dertigste vaak in sussition -­‐ kinderen (jongens) vanaf 7 jaar collectief opgevoed -­‐ staat belangrijker dan gezin 3.4. Sparta: werking politiek -­‐ twee koningen -­‐ erfopvolging uit twee koningshuizen (Agiaden en Eurypontiden) -­‐ legeraanvoerders -­‐ religieuze functies -­‐ deel van de rechtspraak -­‐ magistraten: 5 eforen (‘opzichters’) -­‐ jaarlijks gekozen door volksvergadering -­‐ elke burger -­‐ gedurende 1 jaar -­‐ geen herverkiezing toegestaan -­‐ allerlei taken -­‐ konden koningen juridisch ter verantwoording roepen -­‐ gerousia: raad (van ouderen) -­‐ 28 Spartiaten die ouder waren dan 60 jaar + de twee koningen -­‐ voor het leven gekozen via acclamatie in de volksvergadering -­‐ probouleutische en juridische functies -­‐ apella: volksvergadering -­‐ alle volwassen Spartiaten ouder dan 30 jaar -­‐ geen debatten, wel stemmen -­‐ magistraten en geronten kiezen 3.5. Sparta: interne conflicten en neergang -­‐ 5e eeuw -­‐ begin 4e eeuw: steeds meer interne problemen -­‐ politieke gelijkheid onder Spartiaten -­‐ economische ongelijkheid -­‐ rijken trouwen binnen eigen kring -­‐ teveel nakomelingen -­‐-­‐> fragmentatie kleros -­‐-­‐> zoons kunnen bijdrage aan sussition niet meer opbrengen -­‐-­‐> verlies burgerschap -­‐ steeds minder Spartiaten -­‐-­‐> vrijgelaten heloten (neodamodeis), perioiken en huurlingen in het leger -­‐ slag bij Leuctra (371 aCn): Sparta definitief verslagen door Thebe 3.6. De Peloponnesische Oorlog -­‐ oorzaak: wantrouwen Sparta en haar bondgenoten en andere poleis tegenover Atheens imperium -­‐ aanleidingen -­‐ 433 aCn: conflict Korinthe (bondgenoot Sparta) vs. Korkyra -­‐-­‐> Athene steunt Korkyra -­‐ kwestie Potidaea -­‐ kolonie van Korinthe -­‐ deel van Atheens imperium -­‐ Potidaea komt in opstand -­‐-­‐> Athene slaat deze neer (pas in 430 aCn) -­‐-­‐> Sparta had Potidaea hulp beloofd -­‐ organiseert eerst congres Peloponnesische Bond -­‐-­‐> Korinthe en Megara (<-­‐-­‐ Atheense handelsboycot) dringen aan op oorlog 10 / 37 -­‐ eerste fase (Archidamische oorlog, 431 -­‐ 421 aCn) -­‐ Spartanen vallen Attica binnen -­‐ Atheners trekken zich terug in de stad, tussen de Lange Muren -­‐ epidemie 430/429: Perikles sterft -­‐ 10 jaar lang Spartaanse strooptochten in Attica -­‐ 425: Atheense vloot verovert Pylos, Messenië -­‐ 424: Slag bij Delium: Athene verslagen -­‐ Spartaan Brasidas dringt door tot Thracië -­‐ Brasidas en Atheense strateeg Kleon sterven in de strijd -­‐ 421: Vrede van Nicias -­‐ tweede fase (421 -­‐ 413 aCn) -­‐ 418: Slag bij Mantinea -­‐ Sparta vs. bondgenootschap (inclusief Athene) olv. Argos -­‐ Sparta wint -­‐ 415 -­‐ 413: Atheense expeditie naar Sicilië -­‐ poging machtsuitbreiding in Westen -­‐ vs. Syracuse (kolonie van Korinthe) -­‐ op advies van Alkibiades -­‐-­‐> valt in ongenade in Athene door heiligschennis -­‐-­‐> vlucht naar Sparta -­‐-­‐> op zijn advies Spartaanse hulp aan Syracuse -­‐ Athene vernietigend verslagen -­‐ Spartanen bezetten deme Dekelea -­‐-­‐> zilvermijnen Laureion dicht -­‐-­‐> slaven lopen over -­‐-­‐> voedselaanvoer over land naar Athene afgesneden -­‐ derde fase (413 -­‐ 404 aCn) -­‐ samenwerking Sparta met Perzen -­‐ Perzen leveren schepen, Sparta huurlingen -­‐ Perzië hoopt op uitputtingsoorlog Athene-­‐Sparta -­‐ Alkibiades, inmiddels in Sardis -­‐ adviseert Perzische satraap -­‐ adviseert in het geheim ook Athene -­‐-­‐> biedt hen Perzische hulp in ruil voor -­‐ afschaffing democratie -­‐ rehabilitatie -­‐ 411: oligarchische coup in Athene -­‐-­‐> gaat ten onder door gebrek aan steun van de vloot (thetes) -­‐-­‐> halen Alkibiades terug -­‐ Perzen en Spartanen krijgen toegang tot de Zwarte Zee in handen -­‐-­‐> Atheense graantoevoer afgesneden -­‐ 404: Athene geeft zich over -­‐ Atheens imperium (Delisch-­‐Attische Bond) opgeheven -­‐ vloot uitgeleverd -­‐ Lange Muren geslecht -­‐ installatie tyrannie van de dertig 11 / 37 4. Atheense maatschappij, Griekenland in de 4e eeuw aCn, Alexander de Grote 4.1. Maatschappij Klassiek Athene -­‐ diverse, overlappende structuren -­‐ vrijen & slaven -­‐ burgers & niet-­‐burgers -­‐ rijk & arm -­‐ vrijen & slaven -­‐ sinds Solon (594 aCn): geen schuldslavernij van burgers meer in Athene -­‐ antiek Griekenland en Rome waren slavenmaatschappijen -­‐ meestal personen van buiten eigen gemeenschap -­‐ oorlogsvoering -­‐-­‐> krijgsgevangenen -­‐ mensenroof -­‐ kinderverkoop (arme families) -­‐ juridische straffen -­‐ vondelingen -­‐ natuurlijke aanwas -­‐ tewerkstelling -­‐ mijnen (zilvermijnen van Laureion in Athene) -­‐ landbouw -­‐ handel & nijverheid -­‐ huishoudens -­‐ vrijlating en vrijkoping mogelijk -­‐ minder bij Grieken dan bij Romeinen -­‐ Athene: vrijgelaten slaaf wordt metoik -­‐ verschillen in levenslot en welstand (cf. mijn vs. huishouden) -­‐ status: -­‐ slaaf is juridisch gesproken een voorwerp -­‐ meester heeft maximale beschikking -­‐ burgers & niet-­‐burgers -­‐ Atheense politai (volburgers): -­‐ volwassen mannen -­‐ vader met Atheens burgerrecht -­‐ moeder die zelf de dochter van een burger was -­‐ vrouwen en minderjarige kinderen: ‘verwanten van burgers’ -­‐ vrije niet-­‐burgers -­‐ vreemdelingen op doorreis (xenoi) -­‐ inwonende vreemdelingen (metoikoi) -­‐-­‐> veel in Piraeus -­‐ onderlinge verschillen in welstand binnen de diverse groepen (burgers, metoikoi, slaven) -­‐ politieke gelijkheid -­‐ nooit sociaal-­‐economische gelijkheid -­‐ burgers -­‐ grootgrondbezitters vs. -­‐ kleine boeren, landlozen, dagloners -­‐ metoikoi: -­‐ armen vs. -­‐ (zeer) rijken (verwierven soms burgerschap) 4.2. Griekse wereld in de 4e eeuw aCn -­‐ Sparta na overwinning op Athene -­‐ installatie oligarchische regimes in overwonnen poleis -­‐ meestal dekarchie (bewind van 10) -­‐ gesteund door een militaire eenheid olv. een harmost -­‐ legden schattingen op -­‐ laten bondgenoten niet delen in de voordelen van de overwinning -­‐-­‐> zeer impopulair in de Griekse wereld 12 / 37 -­‐ nieuwe Spartaanse koning Agesilaos (399 -­‐ 360 aCn) streeft naar herstel van Sparta’s populariteit -­‐ Sparta -­‐ verbreekt banden met bondgenoot Perzië -­‐ wil Ionische poleis bevrijden -­‐ 396: oorlog met Perzen -­‐ Perzen -­‐ organiseren anti-­‐Spartaanse coalitie (Korinthe, Thebe, Athene, ...) -­‐ geven geld -­‐-­‐> herstel Atheense vloot -­‐ Korinthische Oorlog (395 -­‐ 386) tussen Sparta en coalitie olv. Perzië -­‐ Koningsvrede (386) -­‐ koine eirene: algemene vrede -­‐ poleis autonoom (geen nieuwe machtsblokken) -­‐ Sparta door Perzië aangesteld als waakhond -­‐ toch weer Spartaanse agressie -­‐-­‐> culmineert in de bezetting van Thebe -­‐-­‐> met Atheense steun ongedaan gemaakt -­‐ oorlog Sparta-­‐Thebe (378 -­‐ 371) -­‐-­‐> Sparta verslagen in Slag bij Leuctra (371) -­‐ Athene: vrees voor Sparta -­‐-­‐> oprichting Tweede Attische Zeebond (379) -­‐ niet imperialistisch -­‐ Athene onderworpen aan stemming van de bondsraad -­‐ geen klerouchiai -­‐ geen tribuut -­‐ na Slag bij Leuctra -­‐ Athene toch weer imperialistische neigingen -­‐-­‐> Bondgenotenoorlog (357 -­‐ 355) -­‐-­‐> einde Zeebond 4.3. Opkomst van Macedonië -­‐ structuur Macedonische staat -­‐ monarchie, geen poleis -­‐ formeel koning gekozen door legervergadering -­‐ in praktijk erfelijk -­‐ aristocratie staat koning bij als hetairoi (‘metgezellen’) -­‐-­‐> ruiterij in leger -­‐-­‐> koning: primus inter pares -­‐ hetairoi -­‐-­‐> leiding stammen en familiegroepen gebaseerd op -­‐ bloedverwantschap -­‐ loyaliteit -­‐ patronage -­‐ in binnenland: onderhorige vorsten -­‐-­‐> gezag van de koning hing af van militair kunnen en charisma -­‐ 5e eeuw: -­‐ verplaatsing politiek/militair zwaartepunt naar oostelijke kustvlakte -­‐ nadruk op onalankelijke boerenstand -­‐-­‐> kern hoplietenleger: pezhetairoi (‘hetairoi-­‐te-­‐voet’) -­‐-­‐> naast adellijke ruiterij (hetairoi) -­‐ Filippos II (359-­‐336 aCn) -­‐ onderwerpt stammen/vorsten in binnenland -­‐ verslaat Thraciërs en Illyriërs -­‐ verovert poleis aan de kust, oa. -­‐ Amphipolis -­‐ mijngebied van het Pangaeus gebergte -­‐-­‐> financiering van de legerhervorming -­‐ staand leger -­‐ nadruk op infanterie -­‐ ruiterij op de flanken -­‐ peltasten (lichtbewapende infanterie, boogschutters) -­‐ introductie van sarissa (5+ meter lange lans) 13 / 37 -­‐ ambitie Filippos: verovering Griekenland -­‐-­‐> maakt handig gebruik van onderlinge verdeeldheid van de poleis -­‐-­‐> Slag bij Chaeronea (338): bondgenootschap Athene-­‐Thebe vs. Filippos -­‐-­‐> Filippos wint -­‐ 337: congres van de poleis olv. Filippos in Korinthe -­‐-­‐> oprichting Korinthische bond: doelen: -­‐ orde bewaren in Griekenland -­‐ instrument voor expeditie tegen Perzische Rijk -­‐ 336: Filippos vermoord -­‐-­‐> zijn zoon Alexander volgt hem op 4.4. Alexander -­‐ Alexander onderdrukt snel opstanden -­‐ Balkanvolken (Thraciërs, Illyriërs) -­‐ poleis (verwoesting Thebe) -­‐ 336/335: Alexander erkend als leider van de Korinthische Bond -­‐ zet de reeds geplande expeditie tegen Perzië door -­‐ 334: begin veldtocht tegen Perzië -­‐ “bevrijding Ionische Grieken” -­‐ “straffen Perzische Rijk voor eerdere invasies” -­‐ Slag bij de Granikos -­‐ bevrijding poleis -­‐ herfst 333: Slag bij Issos -­‐ Alexander wint -­‐ Darius III vlucht -­‐ verovering Fenicië (verwoesting Tyrus) -­‐ verovering Syrië -­‐ verovering Egypte (tot dan onder Perzische heerschappij) -­‐-­‐> Alexander binnengehaald als nieuwe farao -­‐-­‐> Orakel Zeus-­‐Amon: ‘zoon van Zeus’ -­‐ 1 oktober 331: Slag bij Gaugamela -­‐ opnieuw overwinning -­‐ Darius III vlucht nogmaals -­‐ Alexander trekt zuidwaarts langs de Tigris -­‐ intocht in Babylon -­‐ trekt Iran binnen -­‐ Susa -­‐ Persepolis (verwoest paleis van de Achaemeniden, de Perzische dynastie) -­‐ voorjaar 330: naar Medië -­‐ Darius alweer verder gevlucht -­‐ formeel einde van de expeditie van de Korinthise Bond olv. Alexander -­‐ bondgenotentroepen naar huis gestuurd -­‐ Alexander gaat verder met eigen leger -­‐ het lijk van Darius wordt gevonden -­‐ vermoord door satrapen van Bactrië en Sogdiana -­‐ plechtige begraving in Persepolis -­‐ Alexander beschouwt zich als nieuwe Perzische koning -­‐ hij wil de moordenaars straffen -­‐ introductie van Perzische hofgebruiken (proskynesis: zich in het stof werpen voor de koning) -­‐ voorjaar 329: Hindoe Koesj en rivier de Oxus over naar Bactrië -­‐-­‐> moordenaar van Darius uitgeleverd en geëxecuteerd 14 / 37 -­‐ in Sogdiana: grens van het Perzische Rijk bereikt (Syr Darja) -­‐-­‐> Alexander keert om -­‐-­‐> gaat opstand van Iraanse adel bestrijden (329 -­‐ 327) -­‐ 327: opnieuw Hindoe Koesj over, naar India -­‐ voorjaar 326: door dal van Kaboel naar de Indus -­‐ tropische regio, vreemde wereld voor Macedoniërs -­‐ successen tegen vorsten van de Punjab -­‐ leger weigert verder te gaan -­‐ dramatische terugtocht door Gedrosische woestijn -­‐ 325: terug in Persis -­‐ in Susa: massabruiloft Macedonische adel met Perzische edelvrouwen -­‐-­‐> creatie nieuwe Macedonisch-­‐Perzische elite -­‐ toevoeging Iraanse regimenten -­‐-­‐> muiterij onder Macedonische troepen -­‐-­‐> verzoening -­‐ plannen voor nieuwe veldtocht -­‐-­‐> Alexander sterft plotseling, op 32-­‐jarige leeftijd, in Babylon (323) -­‐ enorm rijk (4000 km oost-­‐west) -­‐-­‐> valt snel uiteen na Alexanders dood -­‐ strijd onder voornaamste generaals (diadochen, ‘opvolgers’) -­‐ Alexanders familie al snel vermoord -­‐ uiteindelijk, na anderhalve generatie strijd, drie grote koninkrijken -­‐ Antigonidenrijk (Macedonië) -­‐ Seleucidenrijk (Asia Minor en voormalig Perzische Rijk) -­‐ Ptolemaeënrijk (Egypte) 4.5. Historische betekenis van Alexander -­‐ enorme geografische verspreiding van Griekse cultuur -­‐ hellenisering van het oosten / oriëntalisering van de Grieken -­‐ verspreiding Grieks als algemene bestuurstaal -­‐ ontstaan nieuwe vorm van Grieks koningschap -­‐ deels oosters geïnspireerd -­‐ heerserscultus -­‐ economische impulsen -­‐ stichting steden (vele Alexandria’s) -­‐ aanleggen wegen, havens -­‐ Perzische schatten omgesmolten tot muntgeld -­‐ wetenschappelijke verrijking -­‐ Alexander nam geleerden mee op zijn expedities -­‐ veel nieuwe kennis -­‐ niet het einde van de polis -­‐ veel nieuwe poleis gesticht (intern autonoom) -­‐ buitenlandse politiek voortaan (meestal) overgelaten aan de koningen) 15 / 37 5. De Hellenistische wereld 5.1. De Diadochen -­‐ na de dood van Alexander -­‐ diadochen verdelen het rijk onder elkaar -­‐-­‐> regenten -­‐ Alexanders halsroer: nominaal monarch -­‐ men wacht op de geboorte van de zoon van Alexander en Roxane -­‐ onderlinge strijd -­‐ rond 315: Alexanders bloedverwanten vermoord -­‐ rond 300 blijven Antigonos en zoon Demetrios, Ptolemaios en Seleukos over -­‐ Antigonos meeste succes -­‐-­‐> Slag bij Ipsos (301): verslagen door coalitie van Ptolemaios en Seleukos (met hulp van Macedonië en Thraciërs) -­‐ Ptolemaios koning van Egypte -­‐ Seleukos koning van Voor-­‐Azië -­‐ 277: Antigonos Gonatas (zoon van Demetrios) koning van Macedonië -­‐ kleinere machtsblokken -­‐ koninkrijk Pergamon (Klein-­‐Azië) -­‐ Aetolische Bond (NW Griekenland) -­‐ Achaeïsche Bond (Peloponnesos) 5.2. Koninkrijken en steden -­‐ structuur Hellenistische monarchieën -­‐ basileus -­‐ adviescollege van philoi, ‘vrienden’ -­‐-­‐> door individuele vorst geselecteerd uit -­‐ hoogste administrateurs -­‐ legeraanvoerders -­‐ provinciebestuurders -­‐ stedelijke elites -­‐ professionele legers van huurlingen -­‐ Griekse, Macedonische -­‐ soms ook inheemse -­‐ bovenlaag -­‐ Grieken en Macedoniërs -­‐ migratie (vooral naar Seleucidenrijk en Ptolemaeïsch Egytpe) -­‐ urbanisatiepolitiek van de koningen (behalve in Egypte) -­‐ burgerrechten in nieuwe steden niet voor inheemse bevolking -­‐ heerserscultus (behalve in Macedonië) -­‐ relatie steden -­‐ koningen -­‐ proces van ‘uitwisseling’ tussen koningen en poleis -­‐ koning: goddelijke weldoener -­‐ bood giften en bescherming -­‐ garandeerde ‘vrijheid’ en ‘autonomie’ -­‐ steden -­‐ bewezen de koning (goddelijke) eer -­‐ betaalden tribuut (phoros) -­‐ leden van de stedelijke elites behoorden soms tot de philoi van de koning 5.3. Hellenistische poleis -­‐ meeste poleis nu onder het gezag van koningen -­‐ verlies autonomie -­‐ maar: niet elke polis was autonoom in de Klassieke Tijd -­‐ vrijwel alle poleis formeel tot democratieën gemaakt door Alexander & koningen -­‐ probouleutische raad -­‐ volksvergadering -­‐ verkozen magistraten -­‐ sluipende oligarchisering -­‐ magistraten < bovenklasse <-­‐-­‐ geen vergoeding voor ambtsvervulling -­‐ raadsleden (bouletai) ontwikkelen zich tot ambtselite -­‐ actief als weldoeners (euergetai) 16 / 37 -­‐ polis bloeit in Hellenistische periode: meer poleis dan ooit tevoren -­‐ ook ontwikkelingen ‘boven’ of ‘buiten’ polis-­‐kader -­‐ politiek van de koninkrijken -­‐ ontwikkeling van het koine Grieks -­‐ holoudingen als centra van cultuur en wetenschap -­‐ godsdienstig individualisme -­‐ veranderingen in architectuur -­‐ dambordpatroon -­‐ luxueuze privé-­‐woningen van de rijken -­‐ meer monumentale publieke gebouwen 5.4. Antigonidenrijk -­‐ Dynastie van de Antigoniden -­‐ < Antigonos Gonatas -­‐ opvolgers van de dynastie van de Argeaden (Filippos II, Alexander) -­‐ geen heerserscultus -­‐ geen absolutistisch koningschap -­‐ voortzetting Macedonische traditie -­‐ koning verkozen -­‐ primus inter pares -­‐ beroepsleger uit onalankelijke boerenstand (aangevuld met huurlingen) -­‐ taak van de koning -­‐ rijk verdedigen tegen Illyriërs en Kelten/Galaten (N en W) en andere koninkrijken <-­‐-­‐ passieve controle van Griekenland, bewaking van de grens met Thracië -­‐ voordelen van Macedonië -­‐ homogene bevolking -­‐ dynastie van lokale oorsprong -­‐ bestaande infrastructuur (wegen, forten) -­‐ probleem -­‐ bevolking krimpt door emigratie van Macedoniërs -­‐ minder middelen dan andere rijken -­‐ voortzetting van de bouw van versterkte forten langs de grenzen -­‐ Griekenland gecontroleerd dmv. garnizoenen op strategische punten -­‐ Demetrias (vloot) -­‐ Chalkis -­‐ Korinthe 5.5. Seleucidenrijk -­‐ Seleukos I Nikator erft leeuwendeel van Alexanders rijk -­‐ Klein-­‐Azië en Syrië -­‐ Iran en Mesopotamië -­‐ ... -­‐ enorme economische reserves (zijderoute, specerijenhandel) -­‐ bevolking -­‐ 50-­‐60 miljoen -­‐ etnisch zeer divers -­‐ potentiële zwakte -­‐ immigratie van Grieken en Macedoniërs -­‐ politiek van stedenstichting -­‐ Grieks-­‐Macedonische bovenlaag -­‐ ‘infiltratie’ van gehelleniseerde inheemse elite 17 / 37 -­‐ heerserscultus -­‐ koning als stedenstichter -­‐-­‐> werden traditioneel vereerd in de Griekse wereld -­‐ koningen waren symbool van eenheid -­‐ problemen -­‐ grote etnische diversiteit -­‐ enorme omvang van het rijk -­‐-­‐> afsplitsingen -­‐ satrapieën Indus vallei (305) -­‐ Pergamon (medio 3e eeuw) -­‐ Bactrië (230) -­‐ 164 -­‐ 150 Makkabeeën-­‐opstand -­‐-­‐> Judea onalankelijk -­‐ feitelijke macht van de Seleuciden beperkt tot Syrië en Irak -­‐ vele dynastieke twisten 5.6. Ptolemaeënrijk -­‐ Ptolemaios I Soter kiest Egypte bij aanvankelijke verdeling onder diadochen -­‐ agrarisch zeer rijk (Nijl-­‐bevloeiing) -­‐ goed verdedigbaar -­‐ Ptolemaeën erven een strak georganiseerde faraonische planeconomie -­‐-­‐> bouwen deze verder uit -­‐ weinig urbanisatie -­‐ geen vermenging Grieken-­‐Macedoniërs en Egyptenaren -­‐ G’en en M’s vestigen zich in Alexandria, Ptolemais en Fayoum -­‐ koningen nemen de rol van de farao over -­‐-­‐> heerserscultus -­‐ Alexandria -­‐ hoofdstad / residentie van de dynastie -­‐ grote handels-­‐ en havenstad -­‐ wereldwijde connecties -­‐ burgerij van Grieken -­‐ Joden en Egyptenaren -­‐ agrarische exploitatie -­‐ 40+ nomen (districten) -­‐ districtshoofd (nomearches) -­‐ militaire gouverneur (strategos) -­‐ financiële ambtenaar (epimeletes) -­‐ jurist (epistates) -­‐ bestuur geregeld vanuit Alexandrië -­‐ hoofdbestuurder: dioiketes, bijgestaan door oikonomoi -­‐ boeren -­‐ zaaigoed van de overheid -­‐ staan alles surplus af behalve directe levensbehoefte -­‐ weidegrond en vee in handen van de koning -­‐ veel staatsmonopolies (bv. papyrus, zout, olijfolie, textiel, ...) -­‐ verzet boeren -­‐ vlucht van het land (anachoresis) -­‐ vorming roversbenden -­‐ vanaf 200 aCn: dynastie zwak (incestueuze huwelijken) 5.7. Rome in de Hellenistische wereld -­‐ 215: pact tussen -­‐ Carthaagse generaal Hannibal (tweede Punische Oorlog) -­‐ Filippos V van Macedonië -­‐-­‐> Rome verklaart oorlog: Eerste Macedonische Oorlog (215 -­‐ 205 aCn) -­‐ 200 -­‐ 196: Tweede Macedonische Oorlog -­‐ Rhodos en Pergamon roepen Romeinse hulp -­‐-­‐> tegen Macedonisch-­‐Seleudische coalitie -­‐ Slag bij Cynoscephalae (197) -­‐-­‐> Griekenland ‘vrij’ verklaard door Quinctius Flaminius (196) 18 / 37 -­‐ 192: Antiochos III (Seleuciden) valt Griekenland binnen -­‐-­‐> verslaan door Rome bij Thermopulai (191) en Magnesia (Klein-­‐Azië, 190/189) -­‐ Vrede van 188: -­‐ Seleuciden ontruimen Klein-­‐Azië -­‐ raken vloot kwijt -­‐ moeten zware ‘herstelbetalingen’ betalen aan Rome -­‐ herstel van de Macedonische economie -­‐ nieuwe vorst Perseus (179 -­‐ 168) -­‐ Derde Macedonische Oorlog (171 -­‐ 167) -­‐-­‐> Slag by Pydna (168) -­‐-­‐> Consul Aemilius Paullus verdeelt Macedonië in vier districten -­‐ onrust blijft -­‐-­‐> Vierde Macedonische Oorlog (149/148) -­‐-­‐> Macedonië, Thessalië en Epirus worden provincia Macedonia -­‐ 146: opstand van de Grieken olv. Korinthe -­‐-­‐> verslagen -­‐ stedenbonden opgeheven -­‐ Korinthe verwoest -­‐ Griekenland onder curatele van het Romeinse gezag in Macedonië -­‐ 133: laatste koning van Pergamon laat zijn koninkrijk na aan Rome -­‐-­‐> slaan opstand van Aristonicus neer -­‐-­‐> provincia Asia (130) -­‐ oorlogen tegen Mithridates van Pontos -­‐-­‐> Romeinse controle over grote delen van Klein-­‐Azië, olv. Pompeius (jaren ’60 van 1e eeuw aCn) -­‐ 96 aCn: Ptolemaios Apion laat Cyrene (deel van Ptolelemaeïsch Egypte) na aan Rome <-­‐-­‐ dynastieke twisten -­‐ Egypte definitief in Romeinse handen na zeeslag bij Actium (31 aCn) 19 / 37 6. De opkomst van Rome 6.1. Pre-­‐Romeins Italië -­‐ Italische volkeren (sinds late tweede millennium aCn) -­‐ Latijnen (waartoe Romeinen behoorden) -­‐ Umbriërs, Samnieten, ... -­‐ Etrusken (Etrurië, d.i. Toscane): niet-­‐Indo-­‐Europees volk -­‐ Griekse poleis in het zuiden en op Sicilië 6.2. Etrusken -­‐ niet-­‐Indo-­‐Europees, taal niet ontcijferd, wellicht < Klein-­‐Azië -­‐ stadscultuur -­‐ aristocratische bovenlaag -­‐ onderlaag van inheemse horige boeren -­‐ eerst koningen, later oligarchieën -­‐ overname Grieks alfabet -­‐-­‐> doorgeven aan Romeinen -­‐ grote invloed op Rome: politieke en religieuze gebruiken (leverschouwing, ambtsinsignia, ...) 6.3. Rome in de Koningstijd -­‐ gunstige ligging -­‐ aan de Tiber -­‐ kruispunt wegen -­‐ goede weidegronden -­‐ 10e eeuw: eerste nederzettingen op heuvels rond moerassig dal (latere Forum) -­‐ geregeerd door koningen -­‐ vroegste sociale organisatie (zeer onzeker!) -­‐ rex -­‐ patres -­‐ gentes -­‐ belangrijkse patres in Senatus (adviesraad koning) -­‐ comitia curiata -­‐ bevolking in drie tribus van elk 10 curiae -­‐ elke curia leverde 100 soldaten -­‐-­‐> 3000 infanterie -­‐-­‐> 300 equites -­‐ belang patronage: alle patres waren patronus van hun clientes (arme alankelijken) -­‐ 1e kwart 6e eeuw: droogleggen en plaveien van het dal -­‐-­‐> Forum Romanum -­‐ onder invloed van de Etrusken -­‐ stadsontwikkeling -­‐ sociale en militaire hervormingen -­‐ introductie hoplieten-­‐tactiek -­‐ classis: burgers die wapenuitrusting kunnen betalen -­‐ infra classem: de rest -­‐ onder koning Servius Tullius (ca. 525 aCn) -­‐ verdubbeling legio: 3000 -­‐-­‐> 6000 -­‐ nieuwe volksvergadering: comitia centuriata -­‐ indeling burgerij in vermogensklassen -­‐ Serviaanse indeling -­‐ vermogensklasse I -­‐ 18 centuriën ruiterij -­‐ 80 centuriën infanterie -­‐ 40 seniores -­‐ 40 iuniores -­‐ vermogensklasse II: 20 centuriën infanterie -­‐ 10 seniores -­‐ 10 iuniores -­‐ vermogensklasse III: 20 centuriën infanterie -­‐ 10 seniores -­‐ 10 iuniores 20 / 37 -­‐ vermogensklasse IV: 20 centuriën infanterie (lichtgewapenden) -­‐ 10 seniores -­‐ 10 iuniores -­‐ vermogensklasse V: 30 centuriën infanterie (lichtgewapenden) -­‐ 15 seniores -­‐ 15 iuniores -­‐ plus: 4 à 5 centuriën non-­‐combatanten, en 1 centuria proletarii -­‐ totaal: 193 centuriën -­‐ hoogste klassen hadden de meeste centuriën -­‐ er werd per centuria gestemd tot de meerderheid bereikt werd -­‐ ouderen stemmen vóór jongeren -­‐-­‐> dominantie rijkere en oudere burgers -­‐ administratieve hervorming: nieuwe tribus indeling -­‐ 4 stad -­‐ 6 platteland (uiteindelijk 31) -­‐ 510/509: aristocratische coup tegen tirannieke koning Tarquinius Superbus -­‐-­‐> Rome voortaan Republiek, geleid door twee jaarlijks verkozen consuls 6.4. De Standenstrijd -­‐ begin Republiek tot vroege 3e eeuw aCn -­‐-­‐> Romeinse politiek gedomineerd door conflict patriciërs vs. plebejers -­‐ geboorteadel van patriciërs is dominant -­‐ economisch -­‐ sociaal-­‐politiek -­‐ juridisch -­‐ rest bevolking: plebejers -­‐ gedifferentieerde groep -­‐ rijke plebejers -­‐-­‐> willen toegang tot ambten -­‐ arme plebejers -­‐-­‐> willen schuldenverlichting en landherverdeling -­‐ eerste fase (494 -­‐ 449) -­‐ 494: secessio plebis -­‐ massale werk-­‐ en legerdienstweigering van het plebs -­‐ oprichting eigen politieke instituties -­‐ concilium plebis -­‐-­‐> plebiscieten -­‐ 10 tribuni plebis -­‐-­‐> sacrosanct, plebs staat garant -­‐-­‐> taken: -­‐ helpen plebejers via auxilium en intercessio -­‐ veto over besluiten -­‐ 449: patriciërs erkennen onschendbaarheid van de volkstribunen -­‐ medio 5e eeuw: Twaalf Tafelen -­‐-­‐> codificatie van de wetten -­‐-­‐> doorbreekt juridisch monopolie van de patriciërs -­‐-­‐> creëert rechtszekerheid, want nu geschreven wetten -­‐ 445: lex Canuleia: verbod op huwelijken tussen patriciërs en plebejers opgeheven -­‐ tweede fase (449 -­‐ 367/366) -­‐ compromis -­‐ hoogste gezag bij college van tribuni militum consulari potestate (krijgstribunen met consulaire bevoegdheden) -­‐-­‐> zowel patriciërs als plebejers -­‐ 420: openstelling ambt van quaestor voor plebejers -­‐ 367/366: volkstribunen Licinius en Sextius -­‐ voortaan mag één van beide consuls plebejer zijn (vanaf 323 deze mogelijkheid voor beide consuls, andere functies volgen) -­‐ schuldenverlichting arme plebejers -­‐ 363: nieuw magistratuur -­‐-­‐> praetor, belast met rechtspraak 21 / 37 -­‐ derde fase (367/366 -­‐ 287) -­‐ problemen van de landlozen opgelost door gebiedsuitbreiding van Rome -­‐ 325: formele afschaffing schuldslavernij (nexum) -­‐ 300: lex Valeria -­‐-­‐> door magistraten ter dood veroordeelden kunnen beroep doen op populus (provocatio ad populum) -­‐ 287: lex Hortensia -­‐-­‐> plebescieten krijgen kracht van wet voor hele populus (niet slechts plebejers) -­‐-­‐> concilium plebis -­‐-­‐> comitia tributa -­‐-­‐> formering patricisch-­‐plebejische elite: nobilitas 6.5. De verovering van Italië -­‐ 493: slag bij het meer van Regillus tegen de Latijnse steden -­‐-­‐> coalitieverdrag (foedus Cassianum) -­‐ 396: verovering Veii -­‐ ca. 390: Rome tijdelijk ingenomen door een Keltische stam -­‐ 343 -­‐ 341: Eerste Samnitische Oorlog -­‐ Rome / Latijnse Bond / Capua vs. -­‐ Samnieten -­‐ ongenoegen onder Latijnse steden -­‐-­‐> 341 -­‐ 338: Latijnse Oorlog -­‐ Rome wint -­‐ Latijnse Bond ontbonden -­‐ meeste Latijnse steden bij Rome ingelijfd -­‐ andere krijgen een afgezwakt burgerrecht (sine suffragio) -­‐ andere worden socii -­‐ Tweede Samnitische Oorlog (326 -­‐ 321, 316 -­‐ 304) -­‐ 312: Aanleg Via Appia -­‐ Derde Samnitische Oorlog (298 -­‐ 290) -­‐ monsterverbond Samnieten, Etrusken, Umbriërs, Kelten -­‐ Rome wint in Slag bij Sentinum (295) -­‐ Vrede van 290: -­‐-­‐> Rome hegemonie Italië ten zuiden van de Po -­‐ Tarente roept hulp in van koning Purrhos van Epirus -­‐ 280: invasie Italië door Purrhos -­‐-­‐> ‘wint’ (met zware verliezen) twee veldslagen -­‐-­‐> trekt zich terug (275) -­‐-­‐> Tarente onderworpen (270) 6.6. De Punische Oorlogen -­‐ 5e -­‐ 4e eeuw aCn: opkomst Carthago als Mediterrane grootmacht -­‐ 264: Rome komt Messina te hulp tegen Carthago -­‐ Eerste Punische Oorlog (264 -­‐ 241) -­‐ Romeinse overwinning in zeeslag (241) -­‐ vrede -­‐ Carthago doet herstelbetalingen -­‐ Carthago staat Sicilia en (iets later) Sardinia en Corsica af -­‐-­‐> eerste twee Romeinse provincies -­‐ Carthaagse machtsuitbreiding op Iberisch schiereiland -­‐-­‐> Romeinse wantrouwen -­‐ Ebro verdrag: Ebro = noordgrens van Carthaagse invloedssfeer -­‐-­‐> door Rome geschonden: hulp aan Spaanse stad 22 / 37 -­‐ Tweede Punische Oorlog (218 -­‐ 201) -­‐ Hannibal trekt over de Alpen -­‐-­‐> verslaat Rome in Slag bij Cannae (216) -­‐ Italiaanse bondgenoten blijven Rome trouw -­‐ Rome begint tweede front in Spanje -­‐-­‐> 204: Carthaags Spanje in Romeinse handen -­‐-­‐> Rome steekt over naar Noord-­‐Afrika -­‐-­‐> Hannibal teruggeroepen en definitief verslagen -­‐ provincialisering Spanje 6.7. Staatsinstellingen van de Romeinse Republiek -­‐ volksvergaderingen -­‐ algemeen -­‐ directe vergadering -­‐ stemmen/kiezen per stemgroep (curia/centuria/tribus) -­‐ geen debatten -­‐ comitia curiata -­‐ in Republiek louter nog ceremonieel/religieus -­‐ stemt per curia (oude districtsindeling uit Koningstijd) -­‐ comitia centuriata -­‐ hele populus -­‐ voorgezeten door consul/praetor -­‐ stemmen per centuria (193 centuriae) -­‐ kiest consuls, praetors, censors -­‐ na 218: geen wetgeving behalve oorlogsverklaring -­‐ hof van beroep in moordzaken -­‐ comitia tributa -­‐ stemmen per tribus -­‐ 4 stad -­‐ 31 platteland -­‐ tributa populi -­‐ hele populus -­‐ voorgezeten door consul/praetor -­‐ kiest aediles curules, quaestors -­‐ alle wetgeving (leges) -­‐ aanvankelijk rechtbank voor ernstige delicten -­‐ tributa/concilium plebis -­‐ alle plebejers -­‐ voorgezeten door volkstribuun of plebejische aediel -­‐ kiest tribuni plebis en aediles plebis -­‐ wetgeving: plebiscita, op voorstel van de volkstribunen -­‐ rechtszaken waarbij tribunen betrokken zijn -­‐ magistraten -­‐ consul: -­‐ jaarlijks 2 -­‐ imperium -­‐ hoogste autoriteit civiel en militair -­‐ praetor: -­‐ jaarlijks 4 -­‐ imperium -­‐ juridische taken / legercommandant -­‐ aedile: -­‐ jaarlijks 4 -­‐ 2 curules -­‐ 2 plebis -­‐ markten, wegen, voedselvoorziening, spelen, archieven -­‐ quaestor: -­‐ jaarlijks 10 (sinds 197, later veel meer) -­‐ financiën -­‐ tribuni plebis -­‐ jaarlijks 10 -­‐ introductie wetgeving in concilium plebis -­‐ auxilio, intercession: vetorecht over beslissingen van andere magistraten 23 / 37 -­‐ buitengewoon -­‐ dictator -­‐ alleenheerser -­‐ noodgevallen -­‐ benoemd door consul op verzoek van de Senaat -­‐ max. 6 maanden -­‐ censor -­‐ twee mannen, eens om de 5 jaar -­‐ 18 maanden -­‐ inspectie van de lijst van de Senaat -­‐ census -­‐ controle van het ‘moreel gehalte’ van de samenleving -­‐ senaat -­‐ raad van ex-­‐magistraten ouder dan 30 jaar -­‐ 300, later 600 leden -­‐ adviseert magistraten: senatus consulta -­‐ zeer invloedrijk -­‐ ontvangt en stuurt ambassadeurs -­‐ financiële beslissingen tijdens campagnes -­‐ rechtbanken -­‐ vanaf 149 permanent voor strafzaken -­‐ civiele zaken: praetor -­‐ questiones perpetuae -­‐ juries: equites, later ook senatoren 24 / 37 7. De Romeinse Republiek: imperialisme in ondergang 7.1. Gevolgen van imperialisme: intern -­‐ succesvolle veroveringsoorlogen -­‐-­‐> toevloed rijkdommen en krijgsgevangenen -­‐-­‐> (senatoriale) elite investeert nieuwe rijkdom in grootgrondbezit -­‐-­‐> laat die bewerken door krijgsgevangenen als slaven -­‐-­‐> kleine boeren worden verjaagd en hebben geen toegang tot ager publicus -­‐-­‐> landloze boeren trekken naar steden, vooral Rome (proletariaat) -­‐ probleem: -­‐ kleine boerenstand (assidui) = ruggengraat Romeinse leger -­‐-­‐> bezitscriterium: uitrusting zelf betalen -­‐-­‐> steeds minder assidui, juist in periode van imperiale expansie -­‐ twee mogelijke oplossingen: -­‐ landverdeling of -­‐ verlaging / afschaffing van het bezitscriterium voor legerdienst -­‐ 133 aCn -­‐ volkstribuun Tiberius Gracchus ijvert voor verdeling van ager publicus -­‐-­‐> uit handen van elite nemen en aan arme boeren en proletarii geven -­‐ wet wordt aangenomen door volksvergadering (comitia tributa (plebis)) -­‐-­‐> buiten senaat om -­‐-­‐> in resulterende conflicten wordt Tiberius vermoord door senatoriale knokploeg -­‐ gevolgen van Gracchus’ optreden -­‐ (senatoriale) elite wordt verdeeld in twee kampen -­‐ populares (werken via comitia tributa) vs. -­‐ optimates (werken via senaat) -­‐ landverdelingscommissie van Gracchus bleef actief -­‐-­‐> echter onder controle van de senaat -­‐-­‐> socii geen toegang -­‐ 123: Gaius Gracchus wordt volkstribuun -­‐ hernieuwing van Tiberius’ akkerwet in oorspronkelijke vorm -­‐ uitbreiding burgerrecht onder socii -­‐ graan tegen lage prijs voor proletarii -­‐ ook vermoord -­‐ 107: Romeinse generaal Gaius Marius -­‐ schaft bezitscriterium voor legerdienst af -­‐ rekruteert onder proletarii -­‐ stelt zijn soldaten land in het vooruitzicht na diensttijd -­‐-­‐> patroon-­‐cliënt relatie tussen veldheer en soldaten -­‐-­‐> eerste loyaliteit ligt bij commandant, niet bij Republiek 7.2. Gevolgen van imperialisme: extern -­‐ structuur rijk -­‐ in Italië -­‐ Latini (oude steden in Latium + Latijnse kolonies) -­‐-­‐> ‘Latijns’ burgerrecht -­‐-­‐> omgezet naar Romeins burgerrecht bij verhuizing naar Rome -­‐ Socii: jaarlijkse troepenlevering aan Rome -­‐ in provincies -­‐ rechteloos -­‐ onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan Rome -­‐ tribuutbetaling 25 / 37 -­‐ ‘provincia’ = ‘taakomschrijving magistraat’ (aanvankelijk) -­‐-­‐> in veroverde gebieden was een magistraat met imperium nodig -­‐-­‐> ‘provincia’ -­‐-­‐> ‘bezettingszone’ (territoriale bijbetekenis) -­‐ aanvankelijk: uitbreiding van het aantal praetoren tot 6 voor het bestuur van de provincies -­‐ vanaf 197: nieuwe provincies bestuurd door ex-­‐magistraten: propraetores (later ook proconsules) -­‐ provincies -­‐ beschouwd als wingewesten (pas in keizertijd kwam de notie van verantwoordelijkheid van Rome voor de provincialen) -­‐ gouverneurs verrijken zich -­‐ belastingen geïnd door private maatschappijen (societates) van publicani (geleid door equites) -­‐-­‐> betaalden Rome een vast bedrag -­‐-­‐> inden dat bedrag met winst terug in de provincies -­‐-­‐> veel exploitatie -­‐ veel Romeinen en Italiërs als zakenlui actief in provincies (vooral Asia Minor): negotiatores 7.3. De Burgeroorlogen -­‐ onvrede onder socii leidt tot Bondgenotenoorlog (91 -­‐ 88 aCn) -­‐ Etrusken + Umbriërs + Samnieten vormen aparte staat: Italia -­‐ lastige oorlog, uiteindelijk doet Rome concessie -­‐-­‐> burgerrecht voor alle Italiërs -­‐ Samnieten vechten nog door -­‐-­‐> verslagen door Cornelius Sulla (88) -­‐ 88: koning Mithridates van Pontos valt Asia binnen -­‐-­‐> senaat geeft commando aan Sulla -­‐-­‐> volksvergadering geeft commando aan Marius -­‐-­‐> Sulla onderneemt mars op Rome met zijn troepen -­‐-­‐> bloedblad -­‐-­‐> Sulla vertrekt naar het oosten -­‐ 82: Sulla maakt zich na terugkeer meester van Rome -­‐ systematische terreur -­‐ proscripties: vele populares vermoord -­‐ Sulla wordt benoemd tot dictator voor onbepaalde tijd -­‐-­‐> hervormingen -­‐ volksvergadering en tribunen monddood gemaakt -­‐ consulaat losgekoppeld van militair commando -­‐ versterking van de positie van de senaat -­‐ Sulla treedt af in 79 -­‐ Sulla’s hervormingen na 79 grotendeels teruggedraaid -­‐ ambitieuze populares nobiles bleven via volksvergadering en tribunaat actief -­‐-­‐> de door optimates gedomineerde senaat werd in het nauw gedreven -­‐ ondertussen slavenopstanden olv. Spartacus (73 -­‐ 71 aCn) -­‐-­‐> neergeslagen door Crassus en Pompeius -­‐ probleem van endemische piraterij in MZ -­‐ 67: voorstel van tribunen/volksvergadering (steun van Cicero) -­‐-­‐> buitengewoon mandaat voor Pompeius om piraten te bestrijden -­‐-­‐> klus geklaard in 3 maanden -­‐ 66: voorstel van tribunen/volksvergadering (steun van Cicero) -­‐-­‐> buitengewoon mandaat voor Pompeius om definitief met Mithridates af te rekenen -­‐ 61: Pompeius keert in triomf terug uit het oosten -­‐-­‐> ontslaat troepen maar belooft hen land -­‐-­‐> senaat weigert land toe te kennen -­‐ Pompeius geen invloed meer zonder troepen -­‐-­‐> vorming Eerste Triumviraat (60 aCn) -­‐ Pompeius, Caesar, Crassus -­‐-­‐> Caesar consul maken in 59 -­‐-­‐> Pompeius’ veteren zouden hun land krijgen 26 / 37 -­‐ Caesar -­‐ wordt consul -­‐ houdt zijn belofte tegenover Pompeius -­‐ krijgt in 58 van volksvergadering commando over Gallië -­‐-­‐> 58 -­‐ 50: verovering van heel Gallië -­‐ Pompeius -­‐ poogt te bemiddelen tussen senaat en radicaliserende volksvergadering -­‐-­‐> trekt naar optimates toe -­‐ 56: hernieuwing Triumviraat -­‐ Crassus naar Syrië -­‐-­‐> sneuvelt tegen de Parthen -­‐ Caesars commando verlengd met 5 jaar -­‐ Pompeius krijgt Spanje, maar blijft in Rome (bestuur via legati) -­‐ senaat vreest Caesar -­‐-­‐> weigert zijn commando te verlengen -­‐ Pompeius sluit zich bij de senaat aan -­‐-­‐> in 49 trekt Caesar met zijn troepen de Rubicon over -­‐ Caesar heeft al snel heel Italië in handen -­‐ 48: Slag bij Farsalos (Thessalië) -­‐ Caesar wint -­‐ Pompeius wijkt uit naar Egypte (wordt daar vermoord) -­‐ Caesar mengt zich in troonstrijd en helpt Kleopatra op de troon -­‐ Caesar verkozen tot dictator (eerst voor 10 jaar, dan voor het leven) -­‐ voert vele hervormingen door -­‐ gerucht dat Caesar rex wil worden -­‐-­‐> moordaanslag in 44 aCn -­‐ Brutus & Cassius initiëren nieuwe periode van burgeroorlogen -­‐ Tweede Triumviraat -­‐ Caesars erfgenaam en adoptiefzoon Octavius -­‐ twee generaals van Caesar: Marcus Antonius en Lepidus -­‐-­‐> staat hervormen en moordenaars Caesar straffen -­‐ Brutus & Cassius verslagen bij Filippi (42) -­‐ Lepidus aan de kant gezet -­‐ Octavianus krijgt westelijke deel van het Rijk (en al snel Italië) -­‐ Marcus Antonius krijgt het oosten -­‐ Marcus Antonius huwt Kleopatra -­‐ monarchale ambities: Ptolemaeïsch-­‐Romeins Rijk -­‐-­‐> Octavianus ageert tegen Marcus Antonius -­‐-­‐> verbreking bondgenootschap in 32 -­‐-­‐> 31 aCn: zeeslag bij Actium -­‐ Octavianus wint -­‐ zelfmoord Marcus Antonius en Kleopatra -­‐-­‐> Octavianus alleenheerser 27 / 37 8. Het Romeinse Rijk: keizers en bestuurlijke organisatie, 1e en 2e eeuw pCn 8.1. Augustus -­‐ na Actium, twee problemen -­‐ demobilisatie legers -­‐-­‐> landtoewijzing veteranen en ontheemde Italiërs -­‐ legalisering en verduurzaming van Octavianus’ machtspositie -­‐ oplossing probleem demobilisatie -­‐ rijkdom overwinningen (nl. inname Egypte) -­‐-­‐> land en financiële uitkeringen voor veteranen en landloze Italiërs -­‐ kolonisatie (vestiging veteranen en landloze burgers) -­‐ Zuid-­‐Frankrijk -­‐ Spanje -­‐ Noord-­‐Afrika -­‐ Italië -­‐ oplossing probleem machtslegalisering -­‐ geleidelijk & lastig proces <-­‐-­‐ in Republikeinse constitutie geen plaats voor permanente alleenheerschappij -­‐ 31 -­‐ 23 aCn: Octavianus -­‐ onafgebroken consul -­‐ enkele speciale bevoegdheden, oa. van censor -­‐-­‐> ‘zuivering’ senaat -­‐ 27 aCn: Octavianus -­‐ geeft zijn speciale bevoegdheden terug aan de senaat -­‐ blijft consul -­‐-­‐> uit dankbaarheid verleent de senaat hem de titel ‘Augustus’ (‘Verhevene’) -­‐-­‐> in 2 aCn ook nog Pater Patriae -­‐ Augustus voor 10 jaar belast met het bestuur van provincies met legers -­‐-­‐> bestuurd door legati Augusti pro praetore (‘gezanten van Augustus met de bevoegdheid van praetor’) -­‐ na 27 aCn: -­‐ Augustus formeel niet meer dan eerste onder leidende Romeinen -­‐-­‐> princeps -­‐ macht van de princeps berustte op zijn auctoritas (gezag, aanzien) -­‐-­‐> Augustus benadrukte dit aspect van zijn positie -­‐ 31 aCn -­‐ 284 pCn: Principiaat -­‐ vanaf 284: dominaat (Diocletianus) -­‐ 23 aCn: crisis -­‐ senaatselite protesteert vanwege onafgebroken consulschap van Augustus -­‐-­‐> herziening van het Principaat -­‐ Augustus -­‐ legt consulschap neer -­‐ krijgt tribunicia potestas en imperium proconsulare maius -­‐-­‐> = peilers van de staatsrechtelijke bevoegdheid van de keizers -­‐ krijgt consulair imperium voor de rest van zijn leven (na hem kregen de keizers dit niet) -­‐ had al ‘imperator’ en ‘Caesar’ aan zijn naam toegevoegd -­‐-­‐> opvolgers namen deze titulatuur over -­‐-­‐> elke keizer was ‘Imperator Caesar Augustus’ -­‐ Tribunicia potestas -­‐ bevoegdheden volkstribuun, niet het ambt zelf -­‐ gaf mogelijk tot -­‐ initiëren wetgeving -­‐ vetorecht tegenover andere magistraten en senaat -­‐ sacrosanctitas -­‐-­‐> voorrang boven alle andere magistraten -­‐-­‐> kon senaat bijeenroepen 28 / 37 -­‐ Imperium proconsulare maius -­‐ na afleggen consulschap automatisch proconsul over ‘zijn’ provincies (die met de legers) -­‐ ‘maius’ -­‐-­‐> autoriteit in senatoriale provincies <-­‐-­‐ zijn proconsulair imperium was groter dan dat van de proconsuls daar -­‐ expansie -­‐ onderwerping Iberisch schiereiland -­‐ opschuiving noordgrens tot aan de Donau -­‐ consolidatie van de oostgrens (Eufraat) door overeenkomst met Parthische Rijk -­‐ nederlaag tegen Germanen in 9 pCn -­‐ Rijn wordt versterkte grens -­‐ hervormingen te Rome -­‐ herbouw, reorganisatie en verfraaiing van de stad -­‐ oprichting brandweercorps (vigiles olv. praefectus vigilum) -­‐ organisatie voedselvoorziening (annona, olv. praefectus annonae) -­‐ politiemacht olv. praefectus urbi -­‐ lijfwacht keizer: pretoriaanse garde / cohortes praetoriae olv. praefectus praetorio 8.2. Keizers en dynastieën -­‐ Julisch-­‐Claudische dynastie -­‐ Tiberius: 14 -­‐ 37 -­‐ Caligula: 37 -­‐ 41 -­‐ Claudius: 41 -­‐ 54 -­‐ Nero: 54 -­‐ 68 -­‐ vierkeizerjaar 68 -­‐ 69: Galba, Otho, Vitellius, Vespasianus -­‐ Flavische dynastie -­‐ Vespasianus: 69 -­‐ 79 -­‐ Titus: 79 -­‐ 81 -­‐ Domitianus: 81 -­‐ 96 -­‐ adoptie}eizers -­‐ Nerva: 96 -­‐ 98 -­‐ Trajanus: 98 -­‐ 117 -­‐ Hadrianus: 117 -­‐ 138 -­‐ Antoninus Pius 138 -­‐ 161 -­‐ Marcus Aurelius: 161 -­‐ 180 -­‐ Commodus: 180 -­‐ 192 8.3. Bestuurlijke organisatie van het Principaat -­‐ senaat en keizer -­‐ ideologie principaat: -­‐ herstel Republiek -­‐ samenwerking keizer -­‐ senaat -­‐ goede keizers consulteerden en respecteerden de senaat -­‐ wetgeving: per keizerlijk edict of senaatsbesluit -­‐ rechtspraak: senatoren en ridders berecht door de senaat -­‐ magistraten (van praetor tot consul) gekozen door de Senaat -­‐ elke ex-­‐magistraat werd senator -­‐ tussenkomst keizer: -­‐ commendatie: aanbeveling -­‐ nominatio: nominatie -­‐ adlectio: opname ‘nieuwe mannen’ (meestal equites) -­‐ formeel verleende senaat nieuwe keizers -­‐ tribunicia potestas -­‐ imperium proconsulare maius -­‐ vaak wantrouwen tussen senaat en keizer -­‐ angst voor complotten/geldgebrek -­‐-­‐> keizers stimuleerden aanklagers/provocateurs -­‐-­‐> executie of verbanning senatoren -­‐-­‐> confiscatie bezit (via laesa maiestas processen) -­‐ na dood van de keizer besliste de senaat over -­‐ apotheosis of -­‐ damnatio memoriae 29 / 37 -­‐ machtsbasis van de keizer = leger -­‐ Romeinse leger definitief geprofessionaliseerd -­‐ rekrutering op basis van vrijwilligheid -­‐ patroon-­‐cliënt relatie tussen keizer en soldaten -­‐ keizer monopoliseert generositeit (euergetisme) in Rome -­‐ uitbouw bestuursapparaat -­‐ senatoren -­‐ ridders (vb. prefecten) -­‐ keizerlijke slaven en vrijgelatenen: familia caesaris -­‐ oude Republikeinse apparaat (sinds Tiberius zonder de volksvergaderingen) -­‐-­‐> bleef gewoon bestaan -­‐-­‐> soms waren keizer een jaar consul, meestal niet -­‐ ordines -­‐ ordo senatorius -­‐ censuscriterium: 1 miljoen sestertiën -­‐ ‘Republikeinse’ ambten -­‐ proconsulschappen -­‐ administratieve functies -­‐ ordo equester -­‐ censuscriterium: 400 000 sestertiën -­‐ administratieve functies -­‐ ordo decurionum -­‐ censuscriterium: 100 000 sestertiën -­‐ lokale stedelijke elites -­‐ leden van de stadsraad in provinciale steden -­‐ locale ambten -­‐ belastingheffing -­‐ locale jurisdictie -­‐ Romeinse Rijk zeer gedecentraliseerd -­‐-­‐> veel taken overgelaten aan provinciale stedelijke elites 30 / 37 9. De Late Oudheid 9.1. De Severi -­‐ onder Marcus Aurelius en Commodus: -­‐ Antonijnse Plaag (ca. 166 -­‐ na 180) -­‐ toenemende druk op de grenzen -­‐ Germanen aan Donau -­‐ Parthen in oosten -­‐ nieuwe dynastie met -­‐ Septimius Severus (193 -­‐ 211) -­‐ Caracalla (211 -­‐ 217) -­‐ Macrinus (217 -­‐ 218) -­‐ Elagabalus (218 -­‐ 222) -­‐ Alexander Severus (222 -­‐ 235) -­‐ Severische ‘herstelpolitiek’ (m.n. Septimius Severus en Caracalla) na problemen late 2e eeuw -­‐ versterking en uitbreiding grenslegers -­‐ creatie mobiel veldleger -­‐ verhoging soldij, kosten levensonderhoud niet langer hiervan afgetrokken -­‐ nieuwe belastingen: -­‐ annona -­‐ Constitutio Antoniniana (meer burgers -­‐-­‐> meer successiebelasting) 9.2. Crisis van de derde eeuw (235 -­‐ 284) -­‐ ondanks Severisch herstel -­‐ nuanceren -­‐ beginpunt omstreden -­‐ sinds Marcus Aurelius? -­‐-­‐> druk op grenzen -­‐-­‐> Antonijnse Plaag -­‐ sinds regering Severi? -­‐-­‐> grote rol van de legers bij de troonopvolging -­‐ regionale verschillen -­‐-­‐> niet overal alle crisisverschijnselen hevig of zelfs aanwezig -­‐ interactie van de verschillende ontwikkelingen -­‐-­‐> lastig om oorzaak en gevolg aan te geven -­‐ burgeroorlogen (de ‘Soldatenkeizers’) -­‐ vanaf 235: -­‐ voortdurende burgeroorlogen -­‐ legers schuiven ene na andere troonpretendent naar voren -­‐ 25 keizers in nog geen 50 jaar -­‐ militaire hervormingen Severi nog maar weinig impact -­‐ snel verslechterende situatie aan de grenzen -­‐ driedeling Rijk -­‐ Gallisch Rijk in westen -­‐ Palmyreense Rijk in oosten -­‐ centrale rompstaat van Italië, Noord-­‐Afrika en Donau-­‐gebied -­‐ begin van herstel onder Gallienus (260 -­‐ 268) en Illyrische keizers -­‐ in 273-­‐274 Palmyra en Gallisch Rijk weer toegevoegd 31 / 37 -­‐ economische problemen -­‐ steeds grotere belastingdruk -­‐ oorlogen aan grenzen -­‐ verhoging soldij -­‐ versterking grenstroepen -­‐ burgeroorlogen -­‐ voortdurende conflicten en invallen -­‐-­‐> algemene verarming en terugval van de handel -­‐ nog versterkt door rampzalige monetaire politiek van de keizers -­‐-­‐> depreciatie van zilveren en gouden munten -­‐-­‐> inflatie -­‐ meer bureaucratie en zware druk op decurionen om lokale belastingen en munera te garanderen -­‐-­‐> verergeren situatie -­‐ overal in het Rijk proberen landbezitters, pachters, kleine boeren, ambachtslui te ontsnappen aan de belastingdruk -­‐ sociale gevolgen -­‐ algemene verarming -­‐-­‐> toename van banditisme -­‐ deels als reactie: sterke toename van de militarisering van de samenleving -­‐ sterke toename van corruptie en fraude -­‐ cultureel-­‐religieus: -­‐ toename van de populariteit van mysterieculten -­‐-­‐> nadruk op persoonlijk heil 9.3. De hervormingen van Diocletianus -­‐ Diocletianus (284 -­‐ 305) -­‐ hervormingen -­‐ politiek en bestuurlijk -­‐ militair -­‐ economisch -­‐ ideologisch en religieus -­‐-­‐> ‘Republikeinse’ façade en instellingen grotendeels verdwenen -­‐-­‐> dominaat vervangt principaat -­‐ politiek en bestuurlijk -­‐ machtsdeling -­‐ eerst dyarchie in 286 -­‐ medekeizer Maximianus -­‐ twee Augusti -­‐ één voor het oosten -­‐ één voor het westen -­‐ dan tetrarchie in 293 -­‐ twee Caesaren aangetrokken (Galerius en Constantius Chlorus) -­‐-­‐> assistenten en toekomstige opvolgers -­‐-­‐> militaire taakverdeling, geen splitsing van Rijk in 4 delen ! -­‐ provinciale herindeling -­‐ meer dan 100 kleinere provincies verdeeld in 12 diocesen olv. vicarii -­‐ diocesen weer ingedeeld in 2 prefecturen olv. een praetoriaanse prefect -­‐ aparte groep militaire commandanten (duces) -­‐-­‐> functioneerde onalankelijke van administratieve systeem -­‐ militair -­‐ Diocletianus -­‐ zet uitbouw van mobiele veldlegers voort -­‐-­‐-­‐> elke tetrarch beschikt over een comitatus -­‐ verder fortificatie van de limes, uitbreiding grenstroepen -­‐ opname ‘barbaren’ in de legers -­‐ levering van rekruten als belasting voor grootgrondbezitters -­‐-­‐> a}oopbaar dmv. aurum tironicum (‘rekrutengoud’) -­‐ uitgifte van land aan veteranen nu met verplichting dat zij hun zoons aan het leger leverden 32 / 37 -­‐ economisch -­‐ uitbreiding leger & bureaucratie en bouwprogramma’s -­‐-­‐> erg kostbaar -­‐-­‐> annona-­‐belasting uitgebreid tot systeem gebaseerd op grondoppervlak en inwonertal -­‐-­‐> decurionen (= curiales) collectief verantwoordelijk gesteld -­‐-­‐> zware last -­‐-­‐> lidmaatschap ordo decurionum erfelijk gemaakt -­‐ staat reageerde met dwang op economische crisis -­‐ boeren aan grond gebonden -­‐ zonen verplicht het beroep van hun vader over te nemen -­‐-­‐> laatantieke dwangstaat -­‐ tegen inflatie: -­‐ hervorming geldstelsel -­‐ edict van maximumprijzen (ineffectief) -­‐-­‐> contraproductief: dreef goederen en diensten van de markt -­‐-­‐> krimp (geld)economie -­‐ ideologisch / religieus -­‐ ideologische ondersteuning voor de uitbouw van een semi-­‐totalitair rijkssysteem -­‐ keizer nu dominus (‘heer’) ipv. princeps (‘eerste burger’) -­‐ tetrarchen voorgesteld als goddelijke familie -­‐ uitgebreid hofceremonieel, deels Sassanidisch geïnspireerd -­‐ alles wat des keizers was, was sacer -­‐ grote afstand bevolking -­‐ keizer -­‐ uitgebreide holiërarchie en bureaucratie -­‐ heidens reveil onder Diocletianus, stimulans voor traditionele culten -­‐ 303 -­‐ 305: grootscheepse christenvervolgingen (vooral in het oosten) -­‐-­‐> uiteindelijk, onder Galerius in 311: tolerantie-­‐edict <-­‐-­‐ simpelweg teveel christenen 9.4. Constantijn de Grote -­‐ 305: aftreden van beide Augusti (Diocletianus en Maximianus) -­‐-­‐> opgevolgd door beide Caesaren -­‐ dynastieke krachten toch te sterk -­‐-­‐> na korte strijd volgt Constantijn, zoon van Constantius Chloris, in 306 zijn vader op als Augustus -­‐-­‐> wil keizer van het hele Rijk worden -­‐ 312: Slag bij Milvische Brug (ten noorden van Rome) -­‐-­‐> Constantijn overwint zijn rivaal in het westen, Maxentius, na goddelijke visioen/droom -­‐-­‐> schrijft overwinning toe aan de steun van de christelijke god -­‐ Constantijn wordt fervent keizerlijk pleitbezorger van het christendom -­‐ 313: Edict van Milaan (samen met oostelijke medekeizer Licinius) -­‐-­‐> godsdienstvrijheid in het hele Rijk -­‐ uiteindelijk toch strijd Constantijn vs. Licinius -­‐-­‐> Constantijn wint (324) bij Buzantion -­‐-­‐> ombouw polis Buzantion tot tweede, christelijke hoofdstad van het Rijk: Constantinopolis -­‐ Constantijn houdt zijn religieuze politiek bewust ambigu <-­‐-­‐ wil pagane onderdanen niet bruuskeren -­‐ steun aan de Kerk -­‐ benoemingen -­‐ schenkingen -­‐ privileges -­‐ kerkbouw -­‐ maar: -­‐ geen vervolging heidenen -­‐ heidense religieuze gebruiken niet afgezworen maar deels geïncorporeerd -­‐ Constantijn blijft pontifex maximus, zoals alle keizers voor hem -­‐-­‐> Constantijn mengt zich tegelijk ook in christelijke theologische kwesties (Concilie van Nicaea, 325) 33 / 37 -­‐ bestuur -­‐ nu Rijk verdeeld in 4 prefecturen (ongeveer oude tetrarchische indeling) -­‐ vicarii aan het hoofd van 13 diocesen -­‐ meer dan 100 provincies -­‐ verdere versterking limitanei olv. duces -­‐ ook comitatus olv. magistri -­‐ nadruk op cavalerie -­‐ daarnaast: foederati -­‐-­‐> ‘barbaren’ (meest Germanen) die tegen betaling Rome’s grenzen verdedigden -­‐ hof (sacram palatium) zeer ceremonieel en bureaucratisch -­‐ secretarie -­‐ departementen (officia) -­‐ consistorium (raad van de keizer) -­‐ voortzetting dwangeconomie -­‐ pachters nu letterlijk aan grond gebonden -­‐ verschillen nog weinig van slaven (kolonaat) 9.5. Van Constantijn tot Theodosius (337 -­‐ 395) -­‐ Constantijn opgevolgd door zoon Constantius II (337 -­‐ 361) -­‐ minder subtiele benadering van de heidenen -­‐ opkomst caesaropapisme -­‐ 361: Constantius opgevolgd door neef Julianus Apostata (‘de Afvallige’) -­‐-­‐> poogt christendom terug te dringen door bevordering van heidense culten -­‐-­‐> tevergeefs -­‐ Valentinianus (364 -­‐ 375) keizer in het westen -­‐ Valens (364 -­‐ 378) keizer in het oosten -­‐ Valentinianus opgevolgd door Gratianus (375) -­‐ 378: Valens sneuvelt in Romeinse nederlaag tegen Visigoten (Hadrianopolis) -­‐ Valens opgevolgd door Theodosius (de Grote) (379 -­‐ 395) -­‐ Theodosius maakt Goten foederati -­‐ 391 -­‐ 392: verbod op heidense culten -­‐ christendom staatsgodsdienst -­‐ na Theodosius splitsing WRR -­‐ ORR definitief 34 / 37 10. Economie en maatschappij in een wereldrijk 10.1. Omvang, bevolking, steden -­‐ enige langdurige stabiele wereldrijk in Europese geschiedenis -­‐ van Atlantische kust tot Eufraat -­‐ van Muur van Hadrianus tot eerste Cataract van de Nijl -­‐ 5 900 000 km² landoppervlak -­‐ delen van drie continenten -­‐ kwart van de toenmalige wereldbevolking -­‐ interne zee -­‐ op hoogtepunt (medio 2e eeuw pCn) ca. 60 miljoen inwoners of meer -­‐ zeer grote bevolkingsdichtheid in centrale delen van het Rijk -­‐ naar pre-­‐industriële maatstaven sterk verstedelijkt -­‐ Italië meer dan 20 % van de bevolking in steden -­‐ elders 10 % of meer -­‐ Rome 1 miljoen inwoners -­‐ Carthago + Alexandrië + Antiochië: samen nog eens 1 miljoen 10.2. Transport en communicatie -­‐ ongeëvenaard stelsel van verharde wegen -­‐ uiteindelijk 272 wegen -­‐ meer dan 85 000 km -­‐ doel van de wegen -­‐ vooral militair: troepenverplaatsing, bevoorrading -­‐ bijeffect: stimulans handel en mobiliteit -­‐ oprichting cursus publicus door Augustus (postdienst, ‘overheidsinformatieservice’) -­‐ netwerk van mansiones / mutationes (verblijf-­‐ en paardenwisselplaatsen) -­‐-­‐> ook herbergen voor private reizigers -­‐ toch: communicatie over land langzaam -­‐ ossenkarren, paard-­‐en-­‐wagen, ruiters, voetgangers -­‐ in termen van reistijd was het Rijk ‘een paar maanden breed’ -­‐ andere mogelijkheden -­‐ rivier-­‐ en zeetransport -­‐ kostenverhoudingen -­‐ zee 1 -­‐ rivier 5 -­‐ land 34-­‐42 -­‐ zeetransport dus efficiënts -­‐ interne zee: MZ (‘mare nostrum’) -­‐-­‐> transport bulkgoederen (graan, wijn, olijfolie, garum (vissaus), bouwmaterialen) -­‐-­‐> naar steden, vooral Rome -­‐ echter: zeilseizoen beperkt tot late lente en eerste maanden van de zomer 10.3. Landbouw -­‐ premoderne agrarische economie -­‐-­‐> 80 % van de bevolking werkzaam in de landbouw -­‐ arbeidsintensief, lage productiviteit -­‐ basale tweedeling: grootgrondbezit vs. kleine boeren -­‐ keizer, rijkselite (senatoren/ridders) en locale stedelijke elite -­‐-­‐> top van grootgrondbezit -­‐ exploitatie van grootgrondbezit, twee opties: -­‐ slaven (plantagesysteem, latifundia) -­‐ pachters (coloni, locatio-­‐conductio) -­‐ slavenvilla’s huurden arbeid in gedurende oogst-­‐perioden -­‐-­‐> vaak kleine boeren die wat bijverdienden 35 / 37 -­‐ kleine boerenstand blijft doorbestaan (ondanks crisis in Late Republiek) -­‐-­‐> verbouwen voor eigen consumptie -­‐-­‐> enig surplus voor de markt -­‐ daarnaast veeteelt, grote kuddes op estates 10.4. Nijverheid en handel -­‐ nijverheid blijft relatief kleinschalig -­‐ workshops produceren voor locale en regionale consumptie -­‐ uitzondering: -­‐ door overheid gestimuleerde productie voor het leger -­‐ ceramiekproductie bij villa’s -­‐ sterke beroepsspecialisatie binnen stedelijke economie -­‐ handel vooral lokaal en regionaal -­‐ bulkgoederen over lange afstand vaak door overheid gesteund -­‐-­‐> voedselvoorziening Rome, legerkampen -­‐ overheid en economie -­‐ geen economische politiek (hele concept zelfs onbekend) -­‐ überhaupt weinig ‘beleid’: keizer reageert vooral op verzoeken -­‐ concentratie op handhaven van de orde, belastinginning, voeden van de hoofdstad -­‐ muntslag (bronzen sestertii, zilveren denarii, gouden aurei) -­‐ om troepen te betalen -­‐ voor belastinginning -­‐ voor propaganda -­‐ effect: verspreiding geldeconomie 10.5. Ontwikkeling en groei? -­‐ extensieve groei: -­‐ er is bevolkingsgroei -­‐-­‐> expansie van economische transacties: productie en consumptie stijgt -­‐ exploitatie van marginale gronden -­‐ intensivering -­‐-­‐> inzet van meer mankracht -­‐ intensieve groei (toenemende welvaart per hoofd van de bevolking?) -­‐ een beetje in 1e en 2e eeuw pCn -­‐-­‐> distributie van deze extra welvaar? -­‐ rijken werden rijker -­‐ effect op stedelijke middengroepen (plebs media) 10.6. Sociale structuren -­‐ diverse perspectieven -­‐ arm & rijk (klassenanalyse) -­‐ slaaf of vrij / burger of niet-­‐burger (statusanalyse) -­‐ hiërarchie van ordines (standenanalyse) -­‐ elk op zich biedt geen totaalbeeld, lopen doorheen -­‐ naast deze ‘verticale’ indelingen ook ‘horizontale’ verbanden -­‐ clubs en (beroeps)verenigingen van gewone burgers (collegia) 10.7. Rijk en arm -­‐ grote sociale ongelijkheid -­‐ kleine elite van grootgrondbezitters, senatoren, equites en decurionen vs. -­‐ arme grote massa -­‐-­‐> daarbinnen weer onderscheid: -­‐ stedelijke ‘middengroepen’ van winkeliers, ambachtslui en handelaars (plebs media) vs. -­‐ echte armen -­‐ geen armenzorg -­‐ annona in Rome & euergetisme was alleen voor burgers, ongeacht welstand -­‐ armere burgers konden wel steun van de rijken verkrijgen via patronage 36 / 37 10.8. Slaven en vrijen, burgers en niet-­‐burgers -­‐ servi, liberti, ingenui -­‐ slechte lot van de slaven in landbouw en mijnen vs. -­‐ betere levensstandaard van de slaven in de huishoudens van de elite (familia Caesaris) -­‐ grote kans op manumissio (vrijlating) -­‐-­‐> meester werd patronus -­‐ libertus werd burger, maar met beperkte rechten -­‐ geen ambten vervullen -­‐ wel priesterschap keizerscultus -­‐ seviri augustales -­‐ cives vs. -­‐ pegrini -­‐ massa rijksbewoners -­‐ hadden wel burgerschap van hun eigen stad -­‐ Romeins burgerschap verspreidt zich geleidelijk -­‐ Constitutio Antoniniana, 212 pCn: alle vrije inwoners van het Rijk worden Romeins burger 10.9. Ordines -­‐ ordo senatorius: -­‐ senatoren en hun familie -­‐ vermogenscriterium 1 miljoen sestertii -­‐ ordo equester: -­‐ ridders en familie -­‐ vermogenscriterium 400 000 sestertii -­‐ ordo decurionum -­‐ leden stadsraden en familie -­‐ vermogenscriterium 100 000 sestertii 10.10. Cultuur en religie -­‐ multicultureel imperium, hoofdlijnen: -­‐ Latijnse westen -­‐ Griekse oosten (poleis) -­‐ Romeinse invloed, vermenging met locale culturen (romanisatie) -­‐ voortbestaan locale talen en (religieuze) tradities 10.11. Romeinse culturele invloeden -­‐ badcultuur -­‐ inscriptiecultuur (epigraphic habit) -­‐ architectonische vernieuwingen (oa. triomsoog, koepelbouw) -­‐ waterleidingen, riolering 10.12. Religie -­‐ ‘traditionele’ publieke stadsculten bestaan voort, met locale varianten -­‐ keizer pontifex maximus -­‐ keizerscultus -­‐ mysterieculten (Mithras, Isis) -­‐ Christendom 37 / 37