Hoofdstuk 4 Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs Kris Van den Branden Machteld Verhelst i. Inleiding De leerlingenpopulatie van het Vlaamse leerplichtonderwijs wordt steeds meertaliger. Vooral in de grote steden van het Vlaams Gewest en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest neemt het aantal leerlingen dat thuis in een andere taal dan het Nederlands wordt opgevoed gevoelig toe. Zo daalde in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het aantal leerlingen uit volledig Nederlandstalige thuismilieus tussen 1980 en 2006 van bijna 80% tot minder dan 20%, terwijl het aandeel van de leerlingen met een homogeen anderstalige taalachtergrond steeg van minder dan 5% tot meer dan 60%) In de binnenstad van Antwerpen wordt momenteel reeds meer dan de helft van de leerlingen opgevoed in een andere taal dan het Nederlands, 2 in de rand rond Brussel is dat een op drie. 3 Daarbij is het aantal verschillende thuistalen zeer groot: als men het in Vlaanderen over 'anderstalige leerlingen' heeft, gaat het al lang niet meer alleen om de talen van de relatief grote migrantengemeenschappen (bijvoorbeeld Turks, Italiaans, Marokkaans-Arabisch) of om het Frans, maar om een veelheid van talen die door oudkomers, gezinsherenigers, nieuwkomers en hun kinderen uit alle uithoeken van de wereld worden meegebracht. 1. Zie http://www.bop.vgc.be/onderwijs/tellingen. 2. 'In Antwerpse scholen spreken twee op drie thuis andere taal', P. Lesaffer in De Standaard/ Het Nieuwsblad, 13 februari 2007. 3. 'Een op de drie anderstalig in basisscholen Rand', R. De Saedeleer in De Standaard/Het Nieuwsblad, 30 september 2006. Onderwijs Naar een volwaardig talenbelE Het begrip `taal' dient hier bovendien omzichtig behandeld te worden. Leerlingen die in wetenschappelijk onderzoek of in vragenlijsten gecategoriseerd worden als sprekers van eenzelfde taal blijken vaak niet allemaal en altijd dezelfde varieteit van die taal te spreken. Ook voor de Nederlandstaligen geldt dat: onder de noemer 'Nederlands' gaan allerhande dialecten, tussentalen, regiolecten en allerhande combinaties daarvan schuil. Daarbij is het de normaalste zaak van de wereld dat individuen vele varieteiten van eenzelfde taal tegelijk meester zijn en, naar gelang van de situatie waarin ze zich bevinden, de ene dan wel de andere varièteit uit hun linguistisch repertoire opdiepen. Niet alleen de situatie maar ook de gesprekspartner is een factor die tot spontane taalvariatie leidt: zo spreken sommige kinderen de ene taal (of taalvarieteit) met broers en zussen, terwijl ze met de ouders of grootouders een andere taal(variëteit) hanteren. Vele kinderen komen bovendien al heel snel met een andere taal dan hun thuistaal in contact, nog voor ze aan hun eigenlijke schoolcarriêre beginnen. Op 1 september 2006 bloklettert kloof dichten' met daaronder de tf weer voor de kloof die onze same is een collectieve opdracht, maar deze gecentreerde tekst toont de N ten concretiseren of illustreren, w laaggeschoold' en pal daaronder: lands'. In de opeenstapeling van dergelijke druk wekt dat het spreken van een an een probleem vormt. `Thuistaal' wort wijssucces, als een steen die in het 11] tred van dienst schools ontwikkelings Het resultaat van dit alles is dat Vlaanderen (nog steeds) een kruispunt van bijzonder veel talen en taalvarieteiten is. Zijn geografische ligging, zijn politieke en economische positie, zijn sociale geschiedenis hebben ertoe geleid dat er dagelijks een ongeziene rijkdom aan talenkennis de schoolpoorten binnenstroomt. De centrale vraag die we in dit hoofdstuk willen behandelen luidt: wat gebeurt er met die talenrijkdom in het onderwijs? 2. Andere taal probleem? iff In Vlaams wetenschappelijk onderzoek naar onderwijseffectiviteit en in de mediaberichtgeving daarover, in beleidsteksten rond onderwijs en in een aantal beleidsbepalingen (bijvoorbeeld het Gelijke Onderwijskansenbeleid) van de Vlaamse regering duikt `thuistaal' steevast op als een cruciaal achtergrondkenmerk van de leerling. In veel gevallen wordt dit achtergrondkenmerk geassocieerd met onderwijsachterstand, met name wanneer de thuistaal van de leerling een andere is dan 'het Nederlands': Uit recente cijfers van de OESO blijkt dat de prestatiekloof tussen leerlingen die thuis Nederlands spreken en leerlingen die dat niet doen nergens zo groot is als in Vlaanderen. Onze scholen tellen heel wat leerlingen die thuis een andere of een sterk afwijkende taal spreken. Steeds meer scholen worden met die problematiek geconfronteerd. Ook scholen die vroeger een homogeen Nederlandstalige leerlingenpopulatie hadden, krijgen vaker te maken met een toenemende taaldiversiteit en taalachterstand bij hun leerlingen' .4 4. Talenbeleidsnota Minister Vandenbroucke (2007), De lat hoog voor talen, 11. Maar klopt deze voorstelling van zak( riaal waaruit ondubbelzinnig blijkt da Nederlands voor een substantiele grog verminderde kansen op succes in het is een lastige opdracht. De factor `thui andere achtergrondkenmerken die ee] wijskansen van leerlingen. Dat is dar die met `sociaaleconomische status' tg onderzoek naar onderwijseffectiviteit `socio-economische status' een zeer ten. Socio-economische status wordt i opleidingsniveau van de ouders (voor mindere mate) factoren als inkomen e lingen die thuis een andere taal dan in de bovenvermelde studies zijn ook tus. Het vereist geavanceerde statisti: om de relatieve impact van de afzoni `thuistaal' met enige betrouwbaarhei socio-economische status meer gewic Zo besluiten Van der Slik, Driessen & ses van longitudinaal onderzoek in N etniciteit maar vooral een aantal sod inkomen van de vader) onderwijsresul hoge concentraties van anderstalige `... when the heterogeneity of schc ed for, the initial effect of ethnic ci (grade 4), or mitigated (grade 6). the myth that high concentratio Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs :ig behandeld te worden. Leerlingen mlijsten gecategoriseerd worden als emaal en altijd dezelfde varieteit van en geldt dat: onder de noemer 'Nederegiolecten en allerhande combinaties ak van de wereld dat individuen vele zijn en, naar gelang van de situatie !dere varieteit uit hun finguistisch reook de gesprekspartner is een factor mmige kinderen de ene taal (of taalde ouders of grootouders een andere rovendien al heel snel met een andere aan hun eigenlijke schoolcarriere be- ig steeds) een kruispunt van bijzonder the ligging, zijn politieke en economiertoe geleid dat er dagelijks een ongebinnenstroomt. De centrale vraag die vat gebeurt er met die talenrijkdom in onderwijseffectiviteit en in de media1 onderwijs en in een aantal beleidsbecansenbeleid) van de Vlaamse regering L chtergrondkenmerk van de leerling. In ;eassocieerd met onderwijsachterstand, ig een andere is dan 'het Nederlands': le prestatiekloof tussen leerlingen die thuis let doen nergens zo groot is als in Vlaandeen die thuis een andere of een sterk afwijDrden met die problematiek geconfronteerd. !derlandstalige leerlingenpopulatie hadden, de taaldiversiteit en taalachterstand bij hun 07), De lat hoog voor talen, 11. Op 1 september 2006 bloklettert de krant De Standaard op de voorpagina: 'School moet kloof dichten' met daaronder de tekst: 'Vanaf vandaag staan leraars en schooldirecties weer voor de kloof die onze samenleving in twee dreigt te splijten. Die kloof dichten is een collectieve opdracht, maar de school is daar de hefboom bij uitstek voor'. Naast deze gecentreerde tekst toont de voorpagina een aantal percentages die de kloof moeten concretiseren of illustreren, waaronder: '42% van de allochtone schoolverlaters is laaggeschoold' en pal daaronder: '54% van de allochtonen spreekt thuis geen Nederlands'. In de opeenstapeling van dergelijke passages ontstaat een discours dat sterk de indruk wekt dat het spreken van een andere thuistaal dan het Nederlands per definitie een probleem vormt. `Thuistaal' wordt voorgesteld als een struikelblok voor onderwijssucces, als een steen die in het rugzakje van de leerling zwaar doorweegt en de tred van dienst schools ontwikkelingsproces vertraagt en verlamt. Maar klopt deze voorstelling van zaken wel? Is er voldoende empirisch bewijsmateriaal waaruit ondubbelzinnig blijkt dat het spreken van een andere thuistaal dan het Nederlands voor een substantiele groep van leerlingen rechtstreeks samenhangt met verminderde kansen op succes in het Vlaamse onderwijs? Deze vraag beantwoorden is een lastige opdracht. De factor `thuistaal' is in Vlaanderen immers verstrengeld met andere achtergrondkenmerken die een sterke impact blijken te hebben op de onderwijskansen van leerlingen. Dat is dan vooral het geval voor achtergrondkenmerken die met `sociaaleconomische status' te maken hebben. In nationaal en internationaal onderzoek naar onderwijseffectiviteit (waaronder PISA en PIRLS) blijkt de variabele `socio-economische status' een zeer hardnekkige impact te hebben op leerlingresultaten. Socio-economische status wordt in de meeste studies geoperationaliseerd als het opleidingsniveau van de ouders (vooral de moeder), het beroep van de ouders, en (in mindere mate) factoren als inkomen en cultureel kapitaal. Het merendeel van de leerlingen die thuis een andere taal dan het Nederlands spreken en ondermaats presteren in de bovenvermelde studies zijn ook leerlingen met een lage socio-economische status. Het vereist geavanceerde statistische technieken, en grote aantallen leerlingen, om de relatieve impact van de afzonderlijke factoren `socio-economische status' en `thuistaal' met enige betrouwbaarheid uit te filteren, maar waar het gebeurt blijkt socio-economische status meer gewicht in de schaal te leggen dan thuistaal an sich. Zo besluiten Van der Slik, Driessen de Bot (2006), naar aanleiding van hun analyses van longitudinaal onderzoek in Nederland, dat niet zozeer de factor thuistaal of etniciteit maar vooral een aantal socio-economische factoren (zoals bijvoorbeeld het inkomen van de vader) onderwijsresultaten sterk beinvloeden. Klassen of scholen met hoge concentraties van anderstalige leerlingen doen het niet per definitie slechter: when the heterogeneity of school classes in terms of parental income was accounted for, the initial effect of ethnic concentration was either reduced to non-significance (grade 4), or mitigated (grade 6). These are important findings, because it explodes the myth that high concentrations of ethnic minorities in schools will worsen the 107 Onderwijs results of all pupils. In fact, the problem is socioeconomic in nature rather than socioethnic'. Naar een volwaardig taler I • • Onderzoekers van het Vlaamse Steunpunt Schoolloopbanen komen in een recent Iongitudinaal onderzoek tot een gelijkaardige conclusie (Van de Gaer et al., 2006, 82): `De verschillen tussen GOK en niet-GOK leerlingen bleken groter te zijn dan de verschillen tussen Nederlandstalige en anderstalige leerlingen. Dit wil zeggen dat het al dan niet spreken van Nederlands met de ouders een minder belangrijke factor is dan het socio-economisch thuismilieu in het voorspellen van de prestaties voor technisch lezen aan het eind van het eerste leerjaar'. In dit verband is het belangwekkend om vast te stellen dat ook in het 'Nederlands' opgevoede leerlingen het vaak lastig hebben om een succesvolle schoolcarriere uit te bouwen. Ook bier gaat het vooral om leerlingen met een lage socio-economische status. In vergelijking met leerlingen met een hogere socio-economische status, scoren deze leerlingen vaak significant slechter op taaltoetsen Nederlands, of het nu om begrijpend-lezentoetsen aan het einde van het lager onderwijs of op 15-jarige leeftijd gaat of om schoolse taalvaardigheidstoetsen aan het begin van het lager onderwijs. Ook voor deze, thuis in het Nederlands opgevoede leerlingen, blijkt de Nederlandse taal een struikelblok voor schoolsucces te zijn (zie ook Kroon & Vallen, hoofdstuk 6). De vraag is: hebben we het bier over hetzelfde Nederlands? 3. Schooltaal — thuistaal Het Nederlands dat op school wordt gebruikt door leerkrachten, en dat in handboeken en examens is terug te vinden, verschilt wezenlijk van het Nederlands dat door zogenaamde Nederlandstalige gezinnen thuis wordt gebruikt. Taalkundigen hebben uitvoerig beschreven waarin de verschillen gelegen zijn (voor een samenvatting, zie Colpin et al., 2006). Schooltaal Nederlands is een specifiek taalregister dat voor andere functies wordt gebruikt dan thuistaal Nederlands. Schooltaal Nederlands wordt gebruikt om leerlingen in te wijden in diverse wetenschappelijke disciplines (zoals economie, wiskunde, taalkunde, natuurkunde). Of het nu om machtsverheffing of om de structuur van het atoom gaat: kinderen leren achter de schermen van de wereld te kijken en zij leren allerhande mentale, sociale en fysieke processen ontleden, categoriseren, manipuleren en creéren. Het uitgelezen instrument waarmee dat alles op school wordt gedaan is taal. Zoals uit de onderstaande voorbeelden van schooltaal blijkt (geplukt uit veelgebruikte handboeken), is daarvoor een taal nodig die toelaat om processen, bewerkingen en analyses nauwkeurig te beschrijven. Een gespecialiseerde woordenschat en moeilijke grammaticale constructies zijn typische oppervlaktekenmerken van dit register: • • De afstand van een punt tot ee punt van de loodlijn uit dit pur Als eerste voorboden voor eel rostatus. Het verschil tussen twee natuu teld, het eerste als som oplever Volgens de Keynesiaanse voors door de samenhang tussen en door de monetaire overheid bei van het publiek in verband met wel met de term `liquiditeitsvo De bovenstaande zinnen verwijzet gedecontextualiseerd en abstract. voeren (bijvoorbeeld de betekenis terpreteren, linken leggen met con krijgen. De complexe uitdaging staan is dat zij een nieuwe vorm tenschappelijk denken) moeten or taal. Vanuit deze vaststelling valt Nederlands' spreken, het toch zee. produceren van schooltaal Nederla te komen. Volgens Baker (2006, 179 vreemde taal een niveau van alleda met het niveau van een kind dat it een gelijk niveau van schoolse, ged ren echter 5 tot 8 jaar nodig: `It takes approximately two ye level of proficiency as a monoli It takes approximately five to the same level of proficiency a proficiency'. Jongeren die in staat zijn om die te ontwikkelen en toe te passen hoogopgeleiden. Zij zullen die taa ontwikkelen, niet alleen in hun a nen van hun leven (inclusief hun v hun omgang met de media, enzov kloof tussen schooltaal en thuista socio-economische kloof en, in hei reproductie van de sociale ongeliji Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs s socioeconomic in nature rather than so- oolloopbanen komen in een recent lonaclusie (Van de Gaer et al., 2006, 82): rlingen bleken groter te zijn dan de verschil;e leerlingen. Dit wil zeggen dat het al dan rs een minder belangrijke factor is dan het )ellen van de prestaties voor technisch lezen te stellen dat ook in het Nederlands' i om een succesvolle schoolcarriere uit lingen met een lage socio-economische a hogere socio-economische status, sco)p taaltoetsen Nederlands, of het nu om q lager onderwijs of op 15-jarige leeftijd aan het begin van het lager onderwijs. !voede leerlingen, blijkt de Nederlandse n (zie ook Kroon Vallen, hoofdstuk 6). ie Nederlands? ct door leerkrachten, en dat in handboet wezenlijk van het Nederlands dat door its wordt gebruikt. Taalkundigen hebben gelegen zijn (voor een samenvatting, zie is een specifiek taalregister dat voor anlederlands. Schooltaal Nederlands wordt a rse wetenschappelijke disciplines (zoals le). Of het nu om machtsverheffing of om leren achter de schermen van de wereld ciale en fysieke processen ontleden, cate;elezen instrument waarmee dat alles op Inderstaande voorbeelden van schooltaal n), is daarvoor een taal nodig die toelaat iuwkeurig te beschrijven. Een gespecialiicale constructies zijn typische oppervlak- • De afstand van een punt tot een rechte is de afstand tussen het punt en het voetpunt van de loodlijn uit dit punt op de rechte. • Als eerste voorboden voor een warmtefront gelden cirrus, cirrocumulus en cirrostatus. • Het verschil tussen twee natuurlijke getallen is het getal dat bij het tweede opgeteld, het eerste als som oplevert. • Volgens de Keynesiaanse voorstelling wordt de stand van de interestvoet bepaald door de samenhang tussen enerzijds de omvang van de geldhoeveelheid, welke door de monetaire overheid beln yloed kan worden, en anderzijds de gedragingen van het publiek in verband met het aanhouden van liquide geldmiddelen, die ook wel met de term `liquiditeitsvoorkeur' wordt aangeduid. De bovenstaande zinnen verwijzen nog nauwelijks naar concrete ervaringen. Ze zijn gedecontextualiseerd en abstract. De leerling moet heel wat mentale operaties uitvoeren (bijvoorbeeld de betekenis van woorden ontrafelen, impliciete verbanden interpreteren, linken leggen met concrete ervaringen) om toegang tot de schooltaal te krijgen. De complexe uitdaging waarvoor alle leerlingen in ons onderwijssysteem staan is dat zij een nieuwe vorm van denken (namelijk gedecontextualiseerd, wetenschappelijk denken) moeten ontwikkelen, in een nieuwe taal, en via die nieuwe taal. Vanuit deze vaststelling valt het dan ook te begrijpen dat leerlingen die thuis `Nederlands' spreken, het toch zeer moeilijk kunnen hebben om via het begrijpen en produceren van schooltaal Nederlands tot volwaardige ontplooiing in het onderwijs te komen. Volgens Baker (2006, 179) hebben kinderen ongeveer 2 jaar nodig om in een vreemde taal een niveau van alledaagse taalvaardigheid op te bouwen dat gelijkstaat met het niveau van een kind dat in die taal werd opgevoed. Voor het opbouwen van een gelijk niveau van schoolse, gedecontextualiseerde taalvaardigheid hebben kinderen echter 5 tot 8 jaar nodig: 'It takes approximately two years for the second language learner to reach the same level of proficiency as a monolingual in context embedded language proficiency. It takes approximately five to eight years for the second language learner to reach the same level of proficiency as a monolingual in context reduced embedded language proficiency'. Jongeren die in staat zijn om die schoolse taalvaardigheid tot op een hoog niveau te ontwikkelen en toe te passen schoppen het in ons onderwijssysteem veelal tot hoogopgeleiden. Zij zullen die taal- en denkvaardigheid blijven gebruiken en verder ontwikkelen, niet alleen in hun arbeidssituatie maar ook in tal van andere domeinen van hun Leven (inclusief hun vrijetijdsbesteding, de opvoeding van hun kinderen, hun omgang met de media, enzovoort). Indien het onderwijs niet vakkundig met de kloof tussen schooltaal en thuistaal omgaat, dreigt deze kloof uit te groeien tot een socio-economische kloof en, in het slechtste geval, tot een factor die bijdraagt tot de reproductie van de sociale ongelijkheid in onze samenleving. De talenbeleidsnota van Onderwijs Minister Vandenbroucke is op dit vlak dan ook terecht ambitieus. Ze legt 'de lat hoog voor talen'. Dat geldt niet alleen voor de leerlingen maar ook voor de schoolteams: leerkrachten en directies moeten, via het uitbouwen van een structureel en planmatig taalbeleid, ervoor zorgen dat alle leerlingen de schoolse taalvaardigheid Nederlands kunnen opbouwen die nodig is om op school de door de eindtermen vereiste kennis, vaardigheden en attitudes te ontwikkelen en tot maximale zelfontplooiing te komen. Schoolteams dragen de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat alle leerlingen de functionele geletterdheid kunnen ontwikkelen die hen in staat stelt om in het onderwijs, op de arbeidsmarkt en in andere segmenten van de 21ste-eeuwse informatiemaatschappij eerlijke kansen op succes te hebben. De talenbeleidsnota is in Vlaanderen geen dode letter gebleven. Binnen het huidige beleid werden tal van maatregelen genomen die scholen ondersteunen bij het opnemen van deze centrale verantwoordelijkheid. Zo wordt onder andere geinvesteerd in: • de verhoging van de kleuterparticipatie, met het oog op het verminderen van het aantal kinderen dat met een taalachterstand in het Nederlands aan het lager onderwijs begint; • de implementatie van taalgericht vakonderwijs, om ervoor te zorgen dat elke leerkracht (van om het even welk vak) bewust met schooltaal Nederlands omgaat en binnen de les kansen creeert voor leerlingen om hun schoolse taalvaardigheid Nederlands uit te breiden; • een taalbeleid op elke school, inclusief de lerarenopleidingen, om ervoor te zorgen dat alle leerkrachten hun verantwoordelijkheid opnemen; • prioritaire navormingsprogramma's rond taalbeleid en taalvaardigheidsonderwijs waarvan lagere en secundaire scholen gratis gebruik kunnen maken; • het decretaal verankeren in de lerarenopleiding van een aantal basiscompetenties voor nieuwe, jonge leerkrachten op het vlak van taal. Maatregelen als de bovenstaande verhogen de kans dat schoolteams hun verantwoordelijkheid kunnen opnemen als het gaat om het onderwijzen van de schooltaal Nederlands die ze van hun leerlingen vereisen. 4. 110 Opvattingen van leerkrachten over thuistaal De voorgestelde maatregelen in de talenbeleidsnota zijn zeer sterk gericht op het verhogen van de taalvaardigheid Nederlands van alle leerlingen. Aangezien het Nederlands in het Vlaamse onderwijs de instructietaal (en de enige instructietaal) is en aangezien Nederlands in de samenleving, op de arbeidsmarkt en in de media de voertaal is, kan de relevantie en noodzaak van de bovenstaande maatregelen moeilijk betwist worden. Maar daarmee is de vraag over hoe in het Vlaamse onderwijssysteem met de thuistaal van de leerlingen kan, of moet, worden omgegaan nog niet beantwoord. De Naar een volwaardig talenbek groei die kinderen moeten doormakei het verwerven van een gedecontextua voor, zoals boven vermeld, alle leerlinl behoort dan ook tot de plicht van wet damentele vraag te stellen hoe die gro wat daarbij de rol van de thuistaal in het zo dat, om leerlingen het schools maximaal naar het schools Nederland met de thuistaal van de leerlingen het staat? En hoe denken leerkrachten hi( 4.1 Onderzoek Berben en Van Ga In 2003 voerden Berben en Van Gorp hoe leerkrachten in de praktijk denk en hoe zij met deze thuistalen in de gevoerd in scholen waar meer dan ' het Nederlands waren opgevoed. De 1 heid in het onderwijs geinterviewd Bij sommige klasobservaties werd as lesactiviteiten waarin de thuistaal vai onderwerp werd geIntroduceerd en/r eigen thuistaal moesten uitvoeren (bi dionieuwsbulletin) (zie Berben, Van d De leerkrachten in dit onderzoek blek hun leerlingen in de klaspraktijk toe de leerlingen mochten in de klas hur tijdens een groepswerk met elkaar In( thuistaal op de speelplaats bleek bij drie leerkrachten aan wie de onder; radionieuwsbulletin uit te werken pa eigen thuistaal en gaven de leerling( het Nederlands uit te werken. In de diepte-interviews verwoordden taligheid in het onderwijs. Enerzijd: en systematisch aan de taalvaardigt gezien het belang van die taal voor Anderzijds gaven zij aan dat zij om laten van de eigen thuistaal van de leerkrachten als volgt verwoord: Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs terecht ambitieus. Ze legt 'de lat hoog • ingen maar ook voor de schoolteams: )uwen van een structureel en planmatig le schoolse taalvaardigheid Nederlands de door de eindtermen vereiste kennis, tot maximale zelfontplooiing te komen. bm ervoor te zorgen dat alle leerlingen kelen die hen in staat stelt om in het gmenten van de 21ste-eeuwse informaiebben. de letter gebleven. Binnen het huidige die scholen ondersteunen bij het opneZo wordt onder andere geinvesteerd in: met het oog op het verminderen van rstand in het Nederlands aan het lager rwijs, om ervoor te zorgen dat elke leer: met schooltaal Nederlands omgaat en igen om hun schoolse taalvaardigheid ?.rarenopleidingen, om ervoor te zorgen cheid opnemen; aalbeleid en taalvaardigheidsonderwijs Lis gebruik kunnen maken; iding van een aantal basiscompetenties ak van taal. groei die kinderen moeten doormaken van een alledaagse thuistaalvaardigheid naar het verwerven van een gedecontextualiseerd, schools Nederlands is een opgave waarvoor, zoals boven vermeld, alle leerlingen in ons Vlaams onderwijssysteem staan. Het behoort dan ook tot de plicht van wetenschappers en beleidsmakers om zich de fundamentele vraag te stellen hoe die groei het meest optimaal kan worden bevorderd en wat daarbij de rol van de thuistaal in het schools gebeuren kan, of zou moeten, zijn. Is het zo dat, om leerlingen het schools Nederlands bij te brengen, alle aandacht en tijd maximaal naar het schools Nederlands moet gaan? Is het zo dat een positief omgaan met de thuistaal van de leerlingen het werken aan gelijke onderwijskansen in de weg staat? En hoe denken leerkrachten hierover? 4.1 Onderzoek Berben en Van Gorp In 2003 voerden Berben en Van Gorp een kleinschalig, exploratief onderzoek uit naar hoe leerkrachten in de praktijk denken over de thuistaal van allochtone leerlingen en hoe zij met deze thuistalen in de klaspraktijk omgaan. Het onderzoek werd uitgevoerd in scholen waar meer dan 75% van de leerlingen in een andere taal dan het Nederlands waren opgevoed. De leerkrachten werden uitgebreid over meertaligheid in het onderwijs geinterviewd en zij werden geobserveerd in de klaspraktijk. Bij sommige klasobservaties werd aan de leerkrachten gevraagd om te werken met lesactiviteiten waarin de thuistaal van de allochtone leerlingen expliciet als gespreksonderwerp werd geintroduceerd en/of waarbij de leerlingen bepaalde taken in hun eigen thuistaal moesten uitvoeren (bijvoorbeeld het uitwerken van een meertalig radionieuwsbulletin) (zie Berben, Van den Branden & Van Gorp, 2007). r thuistaal De leerkrachten in dit onderzoek bleken slechts in zeer geringe mate de thuistaal van hun leerlingen in de klaspraktijk toe te laten. Veelal werkten zij de thuistaal tegen: de leerlingen mochten in de klas hun thuistaal niet gebruiken, ook niet wanneer zij tijdens een groepswerk met elkaar moesten overleggen. Ook het gebruik van de eigen thuistaal op de speelplaats bleek bij de schoolteams gevoelig te liggen. Twee van de drie leerkrachten aan wie de onderzoekers vroegen om de les rond een meertalig radionieuwsbulletin uit te werken pasten de les aan: zij schrapten het gebruik van de eigen thuistaal en gaven de leerlingen de opdracht om het radionieuws volledig in het Nederlands uit te werken. snota zijn zeer sterk gericht op het veri alle leerlingen. Aangezien het Neder:al (en de enige instructietaal) is en aanrbeidsmarkt en in de media de voertaal nstaande maatregelen moeilijk betwist het Vlaamse onderwijssysteem met de en omgegaan nog niet beantwoord. De In de diepte-interviews verwoordden de leerkrachten hun visie op de plaats van meertaligheid in het onderwijs. Enerzijds verwezen zij naar de noodzaak om gedreven en systematisch aan de taalvaardigheid Nederlands van hun leerlingen te schaven, gezien het belang van die taal voor de verdere onderwijskansen van hun leerlingen. Anderzijds gaven zij aan dat zij om diverse redenen problemen hadden met het toelaten van de eigen thuistaal van de kinderen in de klas. Dit wordt door een van de leerkrachten als volgt verwoord: kans dat schoolteams hun verantwoor van de schooltaal Neder- t 111 Naar een volwaardig talenb€ Onderwijs 'Ik heb er dan ook veel te weinig controle nog op wat zijn ze nu eigenlijk allemaal aan het zeggen, wat zijn ze nu aan het doen. En ik denk dat ze dan echt zouden afwijken van het euh de taak. Omdat ze dan over andere dingen zouden bezig zijn en heel veel beginnen lachen denk ik. Ik denk dat dat niet serieus zou geweest zijn. Enfin, ja ik vond dat ze er dan zelf niet veel aan hadden dan'. feet te creeren (bijvoorbeeld wat mi maar zagen er daarbij op vrij strenp op het vlak van meertaligheid ontzel 4.2 Onderzoek in de lerarenopli Het citaat verwoordt op kernachtige wijze een aantal argumenten tegen het toelaten van de thuistaal van de leerlingen in de klas, die ook in andere studies (en in de andere interviews in dit onderzoek) naar boven kwamen. Het toelaten van andere thuistalen dan het Nederlands: • vermindert het gevoel van controle dat de leerkracht over het onderwijsgebeuren en het leerproces dat de leerkracht kan uitoefenen; • creeert bij de leerkracht het gevoel dat de onderwijseffectiviteit vermindert (onder andere omdat de leerlingen niet meer met de echte onderwijstaken zouden bezig zijn en omdat ze hun taalvaardigheid Nederlands niet aan het ontwikkelen zijn); • kan leiden tot ongewenste verschillen in de klas, bijvoorbeeld als gevolg van het ontstaan van kliekjes op basis van taal. 112 De vastberadenheid waarmee de leerkrachten vasthielden aan de stelregel `alleen Nederlands in de klas' stond in dit onderzoek in contrast met de pedagogische vernieuwingsdrang en flexibiliteit die dezelfde leerkrachten vertoonden in de rest van hun onderwijspraktijk. De leerkrachten waren vrij unaniem over het feit dat in scholen met veel niet-Nederlandstalige, kansarme leerlingen de traditionele onderwijsmethoden (onder andere klassikaal, frontaal lesgeven) niet werken: de leerlingen moeten via allerlei innoverende werkvormen actief aan het werk gezet worden, de leerkracht moet evolueren van een leider naar een begeleider en moet vooral heel veel oog hebben voor het socio-emotioneel welbevinden en de sociale ontwikkeling van de leerlingen. De geinterviewde leerkrachten benadrukten hoe belangrijk het is dat hun leerlingen positief worden bejegend, dat ze zelfrespect en vertrouwen moeten kunnen ontwikkelen en dat het onderwijs moet aansluiten bij wat de leerlingen bezighoudt. Deze houding werd echter niet volgehouden wanneer het ging om het toelaten of stimuleren van de thuistaal van de kinderen in de klas. Opvallend was ook dat, als aan de leerkrachten werd gevraagd of het toelaten of stimuleren van de thuistaal in de klas een positieve invloed op de ontwikkeling en de prestaties van de leerlingen zou kunnen hebben, zij moesten toegeven dat ze daarop geen antwoord konden geven. Ook opvallend was dat, hoewel de leerkrachten in de interviews steevast benadrukten hoe belangrijk het was dat de leerlingen de schoolse variant van het Standaardnederlands verwierven, zijzelf in de klas niet systematisch Standaardnederlands praatten. Vaak maakten zij zelf gebruik van tussentaal en zelfs dialect, naar gelang van de situatie waarin ze zich bevonden of van de leerlingen(groep) tot wie ze zich richtten. Zij putten met andere woorden uit hun eigen rijke linguistische repertoire om via het subtiele gebruik van bepaalde taalvarieteiten een gewenst ef- Deze houding rond het omgaan met schaal teruggevonden in een bevra (Van Gorp & Van den Branden, 200: jaarsstudenten bevraagd over een 1 digheidsonderwijs, waaronder het o studenten moesten aangeven in WE aantal stellingen. Een van de stellinl de als volgt: `allochtone leerlingen taal overleggen'. Zoals blijkt uit one meerderheid van de studenten het h Figuur 1. Reacties van studenten lerarer De studenten vonden echter wel moest worden in het thuismilieu v 2, hieronder). Voor beide stellingel de opvattingen van eerstejaarsstu, lijst werd door de onderzoekers vo, krachten die in de praktijk stonden als die van de studenten. Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs iog op wat zijn ze nu eigenlijk allemaal aan in ik denk dat ze dan echt zouden afwijken idere dingen zouden bezig zijn en heel veel et serieus zou geweest zijn. Enfin, ja ik vond fect te creéren (bijvoorbeeld wat minder formeel spreken om een kind te troosten) maar zagen er daarbij op vrij strenge wijze op toe dat de leerlingen dezelfde vrijheid op het vlak van meertaligheid ontzegd werd. 4.2 Onderzoek in de lerarenopleiding aantal argumenten tegen het toelaten ook in andere studies (en in de andere nen. Het toelaten van andere thuistalen leerkracht over het onderwijsgebeuren toefenen; e onderwijseffectiviteit vermindert (on!I met de echte onderwijstaken zouden id Nederlands niet aan het ontwikkelen de idas, bijvoorbeeld als gevolg van het :en vasthielden aan de stelregel `alleen !lc in contrast met de pedagogische verleerkrachten vertoonden in de rest van ?n vrij unaniem over het feit dat in schone leerlingen de traditionele onderwijsal lesgeven) niet werken: de leerlingen n actief aan het werk gezet worden, de iaar een begeleider en moet vooral heel welbevinden en de sociale ontwikkeling .chten benadrukten hoe belangrijk het is dat ze zelfrespect en vertrouwen moeijs moet aansluiten bij wat de leerlingen : volgehouden wanneer het ging om het de kinderen in de klas. Opvallend was lagd of het toelaten of stimuleren van de de ontwikkeling en de prestaties van de toegeven dat ze daarop geen antwoord vel de leerkrachten in de interviews steeLat de leerlingen de schoolse variant van f in de klas niet systematisch Standaard:' gebruik van tussentaal en zelfs dialect, bevonden of van de leerlingen(groep) tot woorden uit hun eigen rijke lingulstische bepaalde taalvariéteiten een gewenst ef- Deze houding rond het omgaan met meertaligheid in het onderwijs werd op grotere schaal teruggevonden in een bevraging van 360 studenten van de lerarenopleiding (Van Gorp & Van den Branden, 2003). Daarbij werden zowel eerstejaars- als derdejaarsstudenten bevraagd over een heel aantal aspecten van taalbeleid en taalvaardigheidsonderwijs, waaronder het omgaan met andere talen dan het Nederlands. De studenten moesten aangeven in welke mate ze het eens of oneens waren met een aantal stellingen. Een van de stellingen waarop de studenten moesten reageren luidde als volgt: `allochtone leerlingen mogen tijdens groepswerk in hun eigen moedertaal overleggen'. Zoals blijkt uit onderstaande figuur 1 (`stelling 6a'), bleek de grote meerderheid van de studenten het hiermee oneens te zijn. n Geheel oneens q Gedeeltelijk mee eens q Geheel mee eens n Missing Figuur 1. Reacties van studenten lerarenopleiding op stetting 6a. De studenten vonden echter wel dat het gebruik van het Nederlands gestimuleerd moest worden in het thuismilieu van allochtone leerlingen (`stelling 11a', zie figuur 2, hieronder). Voor beide stellingen bleek er geen significant verschil te zijn tussen de opvattingen van eerstejaarsstudenten en derdejaarsstudenten. Dezelfde vragenlijst werd door de onderzoekers voorgelegd aan 60 pedagogische begeleiders en leerkrachten die in de praktijk stonden: hun antwoorden vertoonden dezelfde tendensen als die van de studenten. 113 Naar een volwaardig taler Onderwijs Turkse kleuters vlugger Turks hun Nederlands opnieuw zal a n Geheel oneens q Gedeeltelijk mee eens q Geheel mee eens n Missing 5. Eentalig onderwijs? De bovenstaande studies illustrere directies en studenten van de lerar onderwijspraktijk zeer sterk is inge gesproken worden. De meest terui den gegeven, zijn: • Figuur 2. Reacties van studenten lerarenopleiding op stelling lla. • 4.3 Onderzoek Verhelst en Verheyden Gelijkaardige opvattingen bij kleuterleidsters registreerden Verhelst & Verheyden (2004) binnen een evaluatieonderzoek van een didactisch programma in Vlaamse en Nederlandse kleuterscholen. Dat programma, 'Circus Kiekeboe', werd gesubsidieerd door de Nederlandse Taalunie en had als uitgangspunt het bevorderen van een positieve attitude rond meertaligheid via de inzet van een meertalig tv-programma, meertalige prentenboeken en (klas)activiteiten waarbij de thuistaal van de leerlingen functioneel werd ingezet (bijvoorbeeld in de poppenhoek wordt voor een zieke Marokkaanse pop een Berbersprekende arts geconsulteerd). Uit een bevraging van de 26 betrokken leerkrachten bij de aanvang van het project bleek dat twee derde van de deelnemers zeer negatief stond tegenover het toelaten van de thuistaal binnen de klasmuren (een vijfde van de leerkrachten vond zelfs het feit dat hun kinderen thuis hun moedertaal spraken problematisch). Het project bleek erg succesvol en creeerde een hoge betrokkenheid bij de leerlingen, waardoor heel wat leerkrachten hun negatieve visie op meertaligheid gingen nuanceren: bijna 30% had op het einde van het project een positievere houding tegenover de eigen taal van de kinderen ontwikkeld. Toch blijft de idee dat de moedertaal de ontwikkeling van het Nederlands bedreigt aanwezig, zoals het volgende citaat illustreert: `Ik probeer de kleuters altijd aan te raden om zoveel mogelijk Nederlands te spreken, maar nu hadden ze de mogelijkheden om hun eigen taal eens aan te halen voor alle kleuters. Omdat dit moment afgelijnd was, heeft dit verder niet voor problemen gezorgd. 1k heb ervaren dat kleuters dit aankunnen en ik heb de kleuters zien genieten als wij Belgen Turkse woorden probeerden te leren kennen. Toch ben ik bang dat de ff `het tijdsargument': er is zeer v ren (vooral `taalzwakke, kansar gen. Elke seconde telt; `het integratie-argument': NedE onderwijs, op de Vlaamse arbe samenleving. Investeren in NedE naar een betere integratie en ge Enkel voor het onderwijs van well klaspraktijk doorbroken: het gaat d. lang hebben en die in andere lander Frans, Duits...). Zij worden gedurenc Vele factoren dragen bij tot deze m waarmee deze wordt uitgesproken e deel van het land, de accenten in he beleid (of de wijze waarop de accen aal, politiek en communautair klim talen op de Vlaamse arbeidsmarkt v van schoolteams om het onderwijs Het is voor iedereen duidelijk dat h emotionele factoren meespelen en c te verhullen. Een duidelijk gevolg van dit alles is achtergrondkenmerk is geworden dere thuistaal dan het Nederlands gen in hun rugzakje meebrengen e beInvloeden; het is tegelijkertijd e( achtergrond wordt weggedrukt. He doodgezwegen wordt. Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs Turkse kleuters vlugger Turks zullen gaan praten, zeker onderling in de klas, en alzo hun Nederlands opnieuw zal afnemen' (Verhelst Verheyden, 2004, 61). n Geheel oneens Eentalig onderwijs? q Gedeeltelijk mee eens q Geheel mee eens 5. n Missing De bovenstaande studies illustreren dat in het denken en doen van de leerkrachten, directies en studenten van de lerarenopleiding de focus op een eentalig Nederlandse onderwijspraktijk zeer sterk is ingeslepen. In de klas moet, en mag, enkel Nederlands gesproken worden. De meest terugkerende rationele argumenten die daarvoor wor- op stelling 11a. ,ters registreerden Verhelst & Verheyden een didactisch programma in Vlaamse en na, 'Circus Kiekeboe', werd gesubsidieerd iitgangspunt het bevorderen van een po, inzet van een meertalig tv-programma, ten waarbij de thuistaal van de leerlingen le poppenhoek wordt voor een zieke Ma'consulteerd). Uit een bevraging van de 26 het project bleek dat twee derde van de het toelaten van de thuistaal binnen de vond zelfs het feit dat hun kinderen thuis et project bleek erg succesvol en creèerde iaardoor heel wat leerkrachten hun negaren: bijna 30% had op het einde van het le eigen taal van de kinderen ontwikkeld. atwikkeling van het Nederlands bedreigt ert: !la om zoveel mogelijk Nederlands te spreken, m hun eigen taal eens aan te halen voor alle /as, heeft dit verder niet voor problemen geLnkunnen en ik heb de kleuters zien genieten len te leren kennen. Toch ben ik bang dat de den gegeven, zijn: • 'het tijdsargument': er is zeer veel onderwijstijd en -inspanning nodig om kinderen (vooral `taalzwakke, kansarme' kinderen) het schools Nederlands bij te brengen. Elke seconde telt; `het integratie-argument': Nederlands is de taal van de kansen in het Vlaamse onderwijs, op de Vlaamse arbeidsmarkt en in het sociale leven in een Vlaamse samenleving. Investeren in Nederlandse taalvaardigheid is dan ook de directe weg naar een betere integratie en gelijke onderwijskansen. Enkel voor het onderwijs van welbepaalde vreemde talen wordt de monolinguale klaspraktijk doorbroken: het gaat daarbij om talen die internationaal prestige en belang hebben en die in andere landen de status van meerderheidstaal bezitten (Engels, Frans, Duits...). Zij worden gedurende een aantal uren per week als yak onderwezen. Vele factoren dragen bij tot deze monolinguale focus en tot de vanzelfsprekendheid waarmee deze wordt uitgesproken en beargumenteerd. De onderwijswetgeving in dit deel van het land, de accenten in het huidige onderwijs-, integratie- en inburgeringsbeleid (of de wijze waarop de accenten worden geinterpreteerd), het algemeen sociaal, politiek en communautair klimaat in Belgi6, de mate waarin (bepaalde) andere talen op de Vlaamse arbeidsmarkt worden ingezet, tot en met de welgemeende zorg van schoolteams om het onderwijs aan te passen aan de behoeften van de leerlingen. Het is voor iedereen duidelijk dat hierin niet alleen rationele argumenten maar ook emotionele factoren meespelen en dat de eerste soms worden gebruikt om de laatste te verhullen. Eên duidelijk gevolg van dit alles is dat de thuistaal van anderstalige leerlingen een achtergrondkenmerk is geworden in meerdere betekenissen van het woord: een andere thuistaal dan het Nederlands is niet alleen een achtergrondkenmerk dat leerlingen in hun rugzakje meebrengen en dat hun onderwijssucces in negatieve zin kan beinvloeden; het is tegelijkertijd een kenmerk dat binnen de schoolmuren naar de achtergrond wordt weggedrukt. Het is een kenmerk dat vaak letterlijk en figuurlijk doodgezwegen wordt. Onderwijs Naar een volwaardig talenbe Type Voor wie? Onderwijstaal Voorbeelden Eentalig onderwijs met met vreemde talen als vak Alle lln. (= submersie voor niet-moedertaalsprekers van de onderwijstaal) Meerderheidstaal + andere talen als yak Onderwijs in Vlaanderen met Frans, Engels etc. als yak Eentalig onderwijs met vreemde talen als yak + CLILvariant Alle lln. (= submersie voor niet-moedertaalsprekers van de onderwijstaal) Meerderheidstaal + andere talen als yak + beperkt aantal vakken in een van de vreemde talen CLIL in Vlaanderen, Duitsland, Nederland, Finland etc. Onderwijs in de minderheidstaal Sprekers van minderheidstaal Minderheidstaal (met meerderheidstaal enkel als yak) Poolse scholen in Litouwen , Baskische scholen in Frankrijk Immersie-onderwijs Sprekers van de dominante meerderheidstaal Andere meerderheidstaal, officiele taal of hoge statustaal Immersie-onderwijs Nederlands in Wallonie, immersie-onderwijs Frans in Canada Transitiemodel Sprekers van een minderheidstaal Geleidelijke afname van aantal uren in T1 (minderheidstaal), geleidelijke toename van aantal uren in T2 (meerderheidstaal) Bicultureel onderwijs in Brussel (`Foyer'), onderwijs Fries in Nederland Tweetalig onderwijs: 'Maintenance/ heritage language model' Sprekers van een minderheidstaal Tweetalig onderwijs in meerderheidstaal en minderheidstaal Sami-Zweeds onderwijs in Zweden (voor Sami-sprekers), Hongaars-Slovaaks onderwijs in Slovakije (voor Hongaarse minderheid) Tweetalig onderwijs: 'two way/dual language' model Tweetalig onderwijs Figuur 3. Sprekers van een minderheidstaal + sprekers van meerderheidstaal Tweetalig onderwijs in meerderheidstaal en minderheidstaal Sprekers van een meerderheidstaal Tweetalig onderwijs in 2 meerderheidstalen Engels-Spaans tweetalig onderwijs in USA (voor gemengde groepen) Talenprogramma van International Schools en European schools Op de internationale scene is tijdens ke beweging op gang getrokken om taalkundigen maar ook door beleid: werden tal van initiatieven ontplooi respectvol omgaan met meertalighe stimuleren. Toonaangevend in dit ver enerzijds en van de Europese instell de bescherming van Minderheidstall vention van de Raad van Europa' w nemen die erop gericht zijn dat kinde verwerven. Ook tal van initiatieven v bevelingen opgenomen in het recen regelen tot behoud van de talige dig vaak als een cruciale hefboom gezie heid door deze internationale instelli de talige rijkdom an sich to behoude dienen, waaronder conflictpreventie onderwijs- en arbeidskansen. In navolging van deze aanbevelinge pese Unie tijdens de voorbije decer positieve manier met thuistalen in nenten werden op dit vlak veel initi veel diverse wijzen, en met zeer dive in het onderwijs kan worden omgeg heden op een rij en tasten we of wa over de haalbaarheid, effectiviteit en denkoefening brengen we in figuur meertalig onderwijs samen (gebasee Hieronder bespreken we een aantal i voor ze typisch worden ingezet en p zijn voor het Vlaamse onderwijs. 6. Thuistaal als steiger voor In punt 2 werd ingegaan op het fe andere wordt bepaald door de inz 5. Zie www.coe.int. 6. Zie http://ec.europa.eu/education/i Modellen van meertalig onderwijs. -- — - I Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs derwijstaal Voorbeelden leerderheidstaal + ndere talen als yak Onderwijs in Vlaanderen met Frans, Engels etc. als vak leerderheidstaal + ndere talen als vak - beperkt aantal akken in een van e vreemde talen CLIL in Vlaanderen, Duitsland, Nederland, Finland etc. linderheidstaal net meerdereidstaal enkel als ak) Poolse scholen in Litouwen , Baskische scholen in Frankrijk ndere meerdereidstaal, officile taal of hoge tatustaal Immersie-onderwijs Nederlands in Wallonié, immersie-onderwijs Frans in Canada eleidelijke afname an aantal uren 1 Tl (mindereidstaal), geleidejke toename van antal uren in T2 neerderheidstaal) Bicultureel onderwijs in Brussel (`Foyer'), onderwijs Fries in Nederland weetalig onderwijs 1 meerderheidstaal n minderheidstaal Sami-Zweeds onderwijs in Zweden (voor Sami-sprekers), Hongaars-Slovaaks onderwijs in Slovakije (voor Hongaarse minderheid) weetalig onderwijs i meerderheidstaal n minderheidstaal weetalig onderrijs in 2 meerdereidstalen Engels-Spaans tweetalig onderwijs in USA (voor gemengde groepen) Talenprogramma van International Schools en European schools Op de Internationale scene is tijdens de afgelopen decennia een sterke sociaal-politieke beweging op gang getrokken om deze tendensen tegen te gaan. Niet alleen door taalkundigen maar ook door beleidsmakers en internationale verdragsorganisaties werden tal van initiatieven ontplooid om het behoud van minderheidstalen en het respectvol omgaan met meertaligheid in diverse domeinen van de samenleving te stimuleren. Toonaangevend in dit verband zijn de initiatieven van de Raad van Europa enerzijds en van de Europese instellingen anderzijds. In het befaamde Charter voor de bescherming van Minderheidstalen of Regionale Talen en in de Framework Convention van de Raad van Europa' worden lidstaten opgeroepen om maatregelen te nemen die erop gericht zijn dat kinderen hun moedertaal kunnen gebruiken en verder verwerven. Ook tal van initiatieven van de Europese Unie,' waaronder een aantal aanbevelingen opgenomen in het recente Language Action Plan, dringen aan op maatregelen tot behoud van de talige diversiteit in Europa. Het onderwijs wordt daarbij vaak als een cruciale hefboom gezien. Opvallend is dat het investeren in meertaligheid door deze internationale instellingen niet alleen wordt gezien als een middel om de talige rijkdom an sich te behouden maar ook om andere hoger gelegen doelen te dienen, waaronder conflictpreventie, integratie van minderheden en verhoging van onderwijs- en arbeidskansen. In navolging van deze aanbevelingen hebben een heel aantal lidstaten van de Europese Unie tijdens de voorbije decennia concrete maatregelen genomen om op een positieve manier met thuistalen in het onderwijs om te gaan. Ook in andere continenten werden op dit vlak veel initiatieven genomen. Daarbij valt op dat er op zeer veel diverse wijzen, en met zeer diverse doelstellingen voor ogen, met meertaligheid in het onderwijs kan worden omgegaan. In wat volgt zetten we een aantal mogelijkheden op een rij en tasten we of wat wetenschappelijk onderzoek te vertellen heeft over de haalbaarheid, effectiviteit en efficientie van deze opties. Ter inleiding op deze denkoefening brengen we in figuur 3 hiernaast de meest voorkomende modellen van meertalig onderwijs samen (gebaseerd op Baker, 2006). Hieronder bespreken we een aantal van deze modellen vanuit de doelstellingen waarvoor ze typisch worden ingezet en proberen we in te schatten wat hun relevantie kan zijn voor het Vlaamse onderwijs. 6. Thuistaal als steiger voor leren In punt 2 werd ingegaan op het feit dat het onderwijssucces van leerlingen onder andere wordt bepaald door de mate waarin zij erin slagen om schoolse denk- en 5. Zie www.coe.int. 6. Zie http://ec.europa.eu/education/policies. Naar een volwaardig talenbeleid. I Onderwijs taalvaardigheden te ontwikkelen. Voortbouwend op de concrete, gecontextualiseerde taal- en denkvaardigheden die zij thuis ontwikkelden (en die zij tijdens hun schoolloopbaan buiten de school verder ontwikkelen) moeten leerlingen kunnen doorgroeien naar individuen die in het schools Nederlands en via het toepassen van hoogwetenschappelijke en gedecontextualiseerde denkwijzen tot leren kunnen komen. Taal- en onderwijskundigen hebben erop gewezen dat er theoretisch gesproken verschillende routes zijn om bij leerlingen die groei tot stand te brengen. Een rode draad die doorheen die verschillende routes loopt is dat leren een constructief en cumulatief proces is: wie leert bouwt altijd verder op wat hij al weet en kan. Wanneer de kloof tussen de huidige vaardigheden van wie leert en de gewenste vaardigheden te groot wordt, dreigt het leren stil te vallen of tot frustratie te leiden. Naar gelang van de route die men kiest, wordt gebruikgemaakt van bepaalde steigers die leerlingen kunnen gebruiken bij het opbouwen van de doelvaardigheden. Zo wordt, zowel in het taal-, wiskunde- en wetenschappenonderwijs (bijvoorbeeld ook in de filosofie van het taalgericht vakonderwijs), gewezen op het belang van concrete leerervaringen als steiger naar de opbouw van abstracte kennis en cognitief veeleisende vaardigheden. Ook wordt systematisch verwezen naar de cruciale rol van interactiepartners: de leerkracht bij uitstek, maar ook de aanwezigheid van `sterkere' leerlingen in heterogene klassen, kunnen leerlingen die een risico op onderwijsachterstand lopen een krachtige ondersteuning bieden bij het opbouwen van schoolse competenties. Ook het inzetten van de eigen thuistaal van anderstalige leerlingen wordt in de internationale onderwijsliteratuur als een mogelijke steiger gezien. De basisfilosofie bestaat erin dat leerlingen bepaalde (moeilijke) vaardigheden en kennis eerst opbouwen in de taal die ze het best kennen. Op die manier ervaren ze de minste moeilijkheden om toegang te krijgen tot abstracte en cognitief veeleisende inhouden. Nadien maken de leerlingen dan de overgang naar het verwerven en verwoorden van diezelfde inhouden in de onderwijstaal. Eerder dan als een rem op leren, wordt in deze visie de thuistaal van het kind als een troef gezien, als een rijke ader die aangeboord kan worden om tot sterke ontwikkelingsresultaten te komen. Het leren in de eigen taal kan leerlingen niet alleen toegang verlenen tot (abstracte) vakinhouden maar kan bovendien het leren van een tweede taal faciliteren. Deze gedachte werd het sterkst uitgewerkt in de 'Common Underlying Proficiency'-hypothese van Cummins (2000). Volgens Cummins zullen kinderen die de kans krijgen hun moedertaal tot op academisch niveau te verwerven tal van talige vaardigheden, taalattitudes en kennis over taal inzetten bij het verwerven van een volgende taal. Wie bijvoorbeeld in de moedertaal tot op hoog niveau begrijpend lezen leert, zal heel wat leesstrategieen, inzichten in de opbouw van teksten en kennis van tekstgenres kunnen inzetten als hij/zij met schoolse teksten in een tweede of derde taal wordt geconfronteerd. Evenzeer kan wie een taal leert vanuit zijn/haar moedertaal allerlei inzichten in grammatica en woordbouw, spellinginzichten, taalleerstrategieen, gespreksconventies, tot en met strategieen om taaltoetsen en -examens op te lossen, overdragen. Ze hoeven al de bovenstaanc opnieuw te verwerven als ze met een niet het verder ontwikkelen van de moedert( deze hypothese het leren van een tweede Een van de meest verregaande onderwij: deren wordt ingezet als steiger voor lerer gedurende de volledige schoolcarriere de in de thuistaal verder uit te bouwen. In de moedertaalvaardigheid overigens niet maar is het een volwaardig doel op zich. I bij het `transitiemoder, waarin de leerlinl hoorlijk percentage van het curriculum les de overgang (`transitie) maakt naar het ve In dit model leren leerlingen bijvoorbeeld gen moedertaal, om pas nadien de oversta kenen in de meerderheidstaal. Transitiemo overgang naar de meerderheidstaal (early toepassingen van dit model wordt ernaar het basisonderwijs quasi compleet is. De 1 niet alleen de eigen moedertaal tot op h( maar ook de meerderheidstaal. In het Bru: del in beperkte mate toegepast binnen he: waarvan de vzw 'Foyer' de promotor is. D derwijs in Eigen Taal en Cultuur (OETC, cf. talige kinderen in het basisonderwijs gedet (weliswaar beperkt tot 4 a 5 uur), en waarb naar het einde van het basisonderwijs wo: in het Nederlands verhoogt. Dit project loo) lige scholen; in het schooljaar 2007-2008 IA 6.1 Effectiviteit van het steigermodel Er bestaat bijzonder veel onderzoeksliterai len. Met name in de Verenigde Staten we samengebracht in meta-analyses (zie onde & Collier, 2000). Daaruit blijkt dat dit moth heel wat studies blijken leerlingen die meet of minstens even goed te doen in vergelijkin in de meerderheidstaal zijn ondergedompe] vaardigheid opgebouwd in de eigen moeth derheidstaal die vergelijkbaar is met leerlii Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs 'end op de concrete, gecontextualiseerde uilckelden (en die zij tijdens hun school') moeten leerlingen kunnen doorgroeien is en via het toepassen van hoogwetenwijzen tot leren kunnen komen. Taal- en t er theoretisch gesproken verschillende nd te brengen. Een rode draad die doorm een constructief en cumulatief proces 1 weet en kan. Wanneer de kloof tussen gewenste vaardigheden te groot wordt, te leiden. )rdt gebruikgemaakt van bepaalde steiopbouwen van de doelvaardigheden. wetenschappenonderwijs (bijvoorbeeld Inderwijs), gewezen op het belang van pbouw van abstracte kennis en cognitief .atisch verwezen naar de cruciale rol van naar ook de aanwezigheid van `sterkere' erlingen die een risico op onderwijsach; bieden bij het opbouwen van schoolse n thuistaal van anderstalige leerlingen iur als een mogelijke steiger gezien. De aalde (moeilijke) vaardigheden en kennis nen. Op die manier ervaren ze de minste :racte en cognitief veeleisende inhouden. naar het verwerven en verwoorden van ter dan als een rem op leren, wordt in roef gezien, als een rijke ader die aange.gsresultaten te komen. alleen toegang verlenen tot (abstracte) van een tweede taal faciliteren. Deze `Common Underlying Proficiency'-hypoin zullen kinderen die de kans krijgen verwerven tal van talige vaardigheden, j het verwerven van een volgende taal. niveau begrijpend lezen leert, zal heel r van teksten en kennis van tekstgenres .sten in een tweede of derde taal wordt eert vanuit zijnihaar moedertaal allerlei taalleerstrategieen, getaaltoetsen en -examens op te lossen, overdragen. Ze hoeven al de bovenstaande inzichten en vaardigheden niet helemaal opnieuw te verwerven als ze met een nieuwe taal worden geconfronteerd, meer zelfs, het verder ontwikkelen van de moedertaal vergemakkelijkt (en bevordert) volgens deze hypothese het leren van een tweede taal. Een van de meest verregaande onderwijsmodellen waarbij de moedertaal van kinderen wordt ingezet als steiger voor leren is tweetalig onderwijs waarbij de leerling gedurende de volledige schoolcarriere de kans krijgt om de schoolse taalvaardigheid in de thuistaal verder uit te bouwen. In dit model dient het verder uitbouwen van de moedertaalvaardigheid overigens niet alleen het leren in, en van, een tweede taal maar is het een volwaardig doel op zich. In een afgezwakte versie komen we terecht bij het `transitiemodel', waarin de leerling gedurende een groot aantal jaren een behoorlijk percentage van het curriculum les krijgt in de eigen moedertaal en geleidelijk de overgang (`transitie') maakt naar het verwerven van de schoolse meerderheidstaal. In dit model leren leerlingen bijvoorbeeld eerst lezen, schrijven en rekenen in de eigen moedertaal, om pas nadien de overstap te maken naar het lezen, schrijven en rekenen in de meerderheidstaal. Transitiemodellen kennen toepassingen met een snelle overgang naar de meerderheidstaal (early exit) en tragere overgang (late exit). In veel toepassingen van dit model wordt ernaar gestreefd dat de transitie aan het einde van het basisonderwijs quasi compleet is. De bedoeling is dat leerlingen op dat moment niet alleen de eigen moedertaal tot op hoogacademisch niveau hebben verworven maar ook de meerderheidstaal. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt dit model in beperkte mate toegepast binnen het project 'bicultureel meertalig onderwijs', waarvan de vzw 'Foyer' de promotor is. Dit project is een uitgebreide vorm van Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur (OETC, cf. infra), waarbij Spaans-, Italiaans- en Turkstalige kinderen in het basisonderwijs gedeeltelijk les krijgen in hun eigen moedertaal (weliswaar beperkt tot 4 a 5 uur), en waarbij dat aantal uren les in de minderheidstaal naar het einde van het basisonderwijs wordt afgebouwd, terwijl het aantal uren les in het Nederlands verhoogt. Dit project loopt momenteel in 6 Brusselse Nederlandstalige scholen; in het schooljaar 2007-2008 waren er 500 leerlingen bij betrokken. 6.1 Effectiviteit van het steigermodel Er bestaat bijzonder veel onderzoeksliteratuur naar de effectiviteit van deze modellen. Met name in de Verenigde Staten werden de resultaten van zeer veel studies samengebracht in meta-analyses (zie onder meer Baker, 2006; Garcia, 2002; Thomas & Collier, 2000). Daaruit blijkt dat dit model wel degelijk vruchten kan afwerpen: in heel wat studies blijken leerlingen die meertalig onderwijs hebben genoten het beter of minstens even goed te doen in vergelijking met leerlingen die in eentalig onderwijs in de meerderheidstaal zijn ondergedompeld. Zij hebben een hoge academische taalvaardigheid opgebouwd in de eigen moedertaal en een taalvaardigheid in de meerderheidstaal die vergelijkbaar is met leerlingen die in een eentalig onderwijsmodel 119 Onderwijs hebben gezeten, en zij lopen niet achter qua prestaties voor andere vakken (zoals wiskunde en natuurwetenschappen): `When students are given the opportunity to develop academically and cognitively through both their primary language and a second language, this accelerates their learning. But when students are denied use of their primary language in school, they lose several years of cognitive and academic growth while focussing on acquiring the second language, and we find that very few can make up the lost time (so drop out of school or graduate at the 10th percentile)' (Thomas & Collier, 2000, 32). Merk op dat in het citaat hierboven met precies hetzelfde tijdsargument wordt uitgepakt als het tijdsargument dat wordt gebruikt om eentalig onderwijs te verdedigen. Volgens deze onderzoekers gaat er kostbare tijd verloren als anderstalige leerlingen in een eentalig onderwijs worden ondergedompeld (= submersie), precies omdat ze vaak te weinig begrijpen van de taal van hun leerkracht(en) of handboeken en daardoor niet tot volwaardig leren komen. Naar een volwaardig talenbeli dat onderzoeksresultaten die in de en context waarbij met een combinatie menteerd) blind worden getransferee een context waarbij met een combir heidstaal wordt gewerkt). Tijdens de deze val getrapt: zowel voor- als teg in opiniestukken en discussies vaak contexten of vanuit onderwijsmodell context. Tegelijk geeft de bovenstaar experimenten rond meertalig onder vorm van meertalig onderwijs wordt aan bovenstaande implementatievoc het potentieel succes van het experi: te worden. 6.2 Toch is niet alle onderzoek naar de effectiviteit van tweetalig onderwijs of het transitiemodel (waarin een minderheidstaal en een meerderheidstaal zijn betrokken) onverdeeld positief. In sommige gevallen werden tegenvallende resultaten geboekt. Daarbij blijkt het effect van het model sterk afhankelijk te zijn van de wijze waarop het werd geimplementeerd. Positieve effecten komen veel vaker voor indien een aantal basisvoorwaarden worden vervuld: • competente leerkrachten voor beide talen moeten de deskundigheid bezitten om • krachtige leeromgevingen voor leren en taalleren aan te bieden; voor het onderwijsprogramma in beide talen moeten heldere doelstellingen en een uitgewerkt curriculum voorhanden zijn; • de leerkrachten moeten kunnen gebruikmaken van kwaliteitsvolle lesmethoden en materialen; • de curricula en de onderwijspraktijk van beide talen moeten goed op elkaar afgestemd zijn; • er moet een systematische samenwerking en constructief overleg tussen alle teamleden worden opgezet, dus ook tussen de leerkrachten van de diverse talen; de school moet over voldoende beleidsvoerend vermogen beschikken om dit model te implementeren, op te volgen en bij te sturen waar nodig; • • er moet zorg gedragen worden voor de betrokkenheid van de ouders bij de implementatie van het model. Baker (2006) merkt terecht op dat de vraag of meertalig onderwijs effectiever is dan eentalig onderwijs een veel te simpele vraag is, die al te makkelijk leidt tot simplistische antwoorden. De vraag is veeleer onder welke omstandigheden meertalig onderwijs effectief kan zijn. Daarbij moet worden vermeden dat toepassingen van meertalig onderwijs in verschillende contexten op dezelfde hoop worden gegooid en Steigers voor leren binnen e Overigens is het uitbouwen van een lang niet de enige manier waarop tin worden ingebouwd. Een veel beschei onderwijs in de dominante meerderhi ning worden gecreeerd waarin de th beeld aan leerlingen in Vlaamse schc groepswerk (waarbij het eindproduc en alle input in het Nederlands worc Uit onderzoek blijkt dat leerlingen c naar de moedertaal niet louter inc: aantal functies van dit soort `strate, klaringen geven, uitbreiden, herhale den en standpunten formuleren, he effectiever verloop van de taakuitvo Evenzeer kunnen leerkrachten de b leggen door een snelle vertaling na senen bij het leren van een vreemde thuistaal van anderstalige leerlingel tijdens huiswerkbegeleiding, de mi ning te bieden. Ook kunnen leerling bij het uitvoeren van allerlei taken i Het spontaan of sporadisch inzette thuistalen van de kinderen kan he krijgen tot bepaalde (abstracte) ml Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs trestaties voor andere vakken (zoals so develop academically and cognitively second language, this accelerates their )f their primary language in school, they growth while focussing on acquiring the :an make up the lost time (so drop out of somas & Collier, 2000, 32). ,hetzelfde tijdsargument wordt uitgeom eentalig onderwijs te verdedigen. d verloren als anderstalige leerlingen peld (= submersie), precies omdat ze eerkracht(en) of handboeken en daar- dat onderzoeksresultaten die in de ene context werden opgetekend (bijvoorbeeld een context waarbij met een combinatie met twee meerderheidstalen wordt geexperimenteerd) blind worden getransfereerd naar een totaal andere context (bijvoorbeeld een context waarbij met een combinatie van een minderheidstaal en een meerderheidstaal wordt gewerkt). Tijdens de afgelopen jaren werd ook in Vlaanderen vaak in deze val getrapt: zowel voor- als tegenstanders van meertalig onderwijs verwezen in opiniestukken en discussies vaak naar onderzoeksresultaten uit maatschappelijke contexten of vanuit onderwijsmodellen die weinig gemeen hadden met de Vlaamse context. Tegelijk geeft de bovenstaande analyse duidelijk aan dat het opstarten van experimenten rond meertalig onderwijs niet lichtzinnig mag gebeuren. Vooraleer een vorm van meertalig onderwijs wordt opgezet, moet worden nagegaan in welke mate aan bovenstaande implementatievoorwaarden kan worden voldaan. Zo niet, dreigt het potentieel succes van het experiment van in den beginne sterk gehypothekeerd te worden. 6.2 van tweetalig onderwijs of het transiteerderheidstaal zijn betrokken) onvergenvallende resultaten geboekt. DaarKelijk te zijn van de wijze waarop het Zen veel vaker voor indien een aantal moeten de deskundigheid bezitten om 111eren aan te bieden; tlen moeten heldere doelstellingen en 71; taken van kwaliteitsvolle lesmethoden eide talen moeten goed op elkaar afge.g en constructief overleg tussen alle a de leerkrachten van de diverse talen; rend vermogen beschikken om dit mote sturen waar nodig; :rokkenheid van de ouders bij de imple- meertalig onderwijs effectiever is dan g is, die al te makkelijk leidt tot simnder welke omstandigheden meertalig orden vermeden dat toepassingen van to op dezelfde hoop worden gegooid en Steigers voor leren binnen een eentalig curriculum Overigens is het uitbouwen van een structureel tweetalig onderwijs of transitiemodel lang niet de enige manier waarop thuistaal als steiger voor leren in het onderwijs kan worden ingebouwd. Een veel bescheidener opzet bestaat erin dat binnen het eentalig onderwijs in de dominante meerderheidstaal allerlei (korte) momenten van ondersteuning worden gecreeerd waarin de thuistaal als steiger wordt ingezet. Zo kan bijvoorbeeld aan leerlingen in Vlaamse scholen de mogelijkheid geboden worden om tijdens groepswerk (waarbij het eindproduct in het Nederlands moet worden geproduceerd en alle input in het Nederlands wordt gegeven) in hun eigen thuistaal te overleggen. Uit onderzoek blijkt dat leerlingen dit ook veelvuldig doen en dat dit overschakelen naar de moedertaal niet touter incidenteel gebeurt. Moodley (2007) beschrijft een aantal functies van dit soort 'strategic code switching': verheldering vragen en verklaringen geven, uitbreiden, herhalen, het gedrag van de peers beinvloeden, antwoorden en standpunten formuleren, het woord nemen. Al deze interventies blijken een effectiever verloop van de taakuitvoering te bevorderen. Evenzeer kunnen leerkrachten de betekenis van een moeilijk Nederlands woord uitleggen door een snelle vertaling naar een andere taal (een strategie die veel volwassenen bij het leren van een vreemde taal systematisch toepassen). Leerkrachten die de thuistaal van anderstalige leerlingen spreken kunnen ook buiten de uren, bijvoorbeeld tijdens huiswerkbegeleiding, de moedertaal van de leerling inzetten om ondersteuning te bieden. Ook kunnen leerlingen hun medeleerlingen ondersteunen en coachen bij het uitvoeren van allerlei taken in een minderheidstaal die ze beiden machtig zijn. Het spontaan of sporadisch inzetten van bronnen (teksten, artikels, internetsites) in thuistalen van de kinderen kan het effect hebben dat de leerlingen sneller toegang krijgen tot bepaalde (abstracte) inhouden. In spreek- en schrijflessen kan tijdens de 121 Naar een volwaardig taler Onderwijs allereerste brainstormfase (waarbij inhouden moeten gegenereerd worden) gebruikgemaakt worden van de eigen taal om vervolgens de vertaling naar de onderwijstaal te maken. 7. Thuistaal als socio-emotionele factor Een ander perspectief op het inzetten en stimuleren van meertaligheid in het onderwijs focust op het socio-emotioneel welbevinden en de identiteitsontwikkeling van de leerlingen. Het socio-emotioneel welbevinden van de leerlingen is in het onderwijs zowel een doel op zich (de school die ernaar moet streven dat elke leerling zich goed voelt op school en zich ontwikkelt tot een evenwichtig, harmonieus persoon), als een factor die effectief leren kan bevorderen. Wat dat tweede betreft, hebben heel wat pedagogen (onder andere Laevers & Heylen, 2003) erop gewezen dat leerlingen tot meer diepgaande vormen van leren zullen komen indien zij zich goed in hun vel voelen, zich op school kunnen bewegen in een positieve en veilige omgeving waarin hun welbevinden en zelfvertrouwen hoog zijn en een hoge mate van betrokkenheid vertonen bij wat hen wordt aangeboden. Zij pleiten er dan ook voor dat de school in haar onderwijsaanbod maximaal aansluit bij wat de leerlingen interesseert en motiveert en bij wat ze buiten de school aan vaardigheden, kennis en attitudes hebben verworven. De moedertaal waarmee een kind opgroeit maakt een onlosmakelijk en cruciaal onderdeel uit van de identiteit die het kind thuis ontwikkelt. Jonge kinderen bouwen op korte tijd niet alleen sterke vaardigheden uit in hun moedertaal maar ook sterke gevoelens en attitudes. De manier waarop de school met de thuistaal van een kind omgaat is dus willens nillens een van de uitingen van de manier waarop de school met de thuisidentiteit van het kind omgaat. Pedagogen en onderwijskundigen die in de internationale literatuur een lans breken voor het positief omgaan met meertaligheid in het onderwijs stellen daarom dat, door positief om te gaan met de thuistalen van anderstalige kinderen, het schoolteam expliciet kan tonen dat het respect opbrengt voor de identiteit en voor de thuiscultuur van het kind (en zijn ouders casu quo gemeenschap). Dat respect zou ertoe kunnen leiden dat het kind zich beter, meer gewaardeerd en gerespecteerd in zijn eigenheid voelt en zich als gevolg daarvan meer zal openstellen voor het aanbod op school en voor de personen die dat aanbod formuleren. Als de school daarentegen de thuistaal verbiedt of denigrerend benadert, kan dat door het kind worden geinterpreteerd als een negatieve beoordeling van wie het is en wenst te zijn en van het feit dat het kind enkel als `leerling' wordt gezien en niet als een individu met een eigen culturele identiteit. In het slechtste geval zet de leerling zich (emotioneel of gedragsmatig) of tegen de school. Het OETC-onderwijs in Vlaanderen heeft zich vanuit dit perspectief ontwikkeld. Eerder dan aan te sturen op een volwaardige verwerving van de moedertaal tot op acade- misch niveau, richtte het OETC zic en het socio-emotioneel welbevin een richtlijn van het Europees plaats binnen het Onderwijsvoor het ook in het huidige Gelijke Onc behouden. 7 Daarbij kunnen schol Onderwijskansenbeleid (en voor bi rangsbeleid) voor maximum 20% 1 scholen in Vlaanderen dat van dez, vijftien jaar sterk gedaald. Dat he€ voorwaarden van het OETC: vele gegeven door tijdelijke leerkracht, vaardig waren in het Nederlands E rest van het schoolteam. Ook op spanningen: het curriculum van 1 op de rest van het (Nederlandstal gen. In de beginjaren werd het cu: rugkeergedachte', en gaf het de ki en taal van hun `thuisland'. Nadi, identiteitsontwikkeling van allocl traal kwam te staan (Delrue & Ran bemoeilijkt door een geringe afst( gemis aan voeling van de OETC-lei text waarin Vlaamse allochtone lc blijven de Vlaamse scholen die val. aan leerlingen en ouders: de scho( taal en cultuur van de leerlingen ( geleiden in het opbouwen van ee: en van hun gemeenschapsleven. Ruimte bieden aan meertaligheic van leerlingen is typisch een do, len en perspectieven (bijvoorbeel motor van het bovenvermelde het project ernaar streeft om le rond meertaligheid en vindt hij zelfvertrouwen, de motivatie on allochtone moedertaal door de s moet worden opgemerkt dat de 7. 8. Zie www.edulex.be. Zie www.foyer.be. Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs moeten gegenereerd worden) gebruikens de vertaling naar de onderwijstaal tor uleren van meertaligheid in het onderLden en de identiteitsontwikkeling van en van de leerlingen is in het onderwijs poet streven dat elke leerling zich goed nwichtig, harmonieus persoon), als een lat tweede betreft, hebben heel wat pe3) erop gewezen dat leerlingen tot meer indien zij zich goed in hun vel voelen, ye en veilige omgeving waarin hun welhoge mate van betrokkenheid vertonen an ook voor dat de school in haar anderrlingen interesseert en motiveert en bij nnis en attitudes hebben verworven. iaakt een onlosmakelijk en cruciaal onus Jonge kinderen bouwen uit in hun moedertaal maar ook sterke e school met de thuistaal van een kind ;en van de manier waarop de school met igogen en onderwijskundigen die in de het positief omgaan met meertaligheid sitief om te gaan met de thuistalen van :iet kan tonen dat het respect opbrengt in het kind (en zijn ouders casu quo geeiden dat het kind zich beter, meer gee voelt en zich als gevolg daarvan meer n voor de personen die dat aanbod forstaal verbiedt of denigrerend benadert, als een negatieve beoordeling van wie kind enkel als wordt gezien en identiteit. In het slechtste geval zet de tegen de school. vanuit dit perspectief ontwikkeld. EerNerving van de moedertaal tot op acade- misch niveau, richtte het OETC zich in de eerste plaats op de identiteitsontwikkeling en het socio-emotioneel welbevinden van `migrantenkinderen'. Aangestuurd vanuit een richtlijn van het Europees Parlement in 1977, kreeg het OETC een structurele plaats binnen het Onderwijsvoorrangsbeleid van de Vlaamse Gemeenschap en is het ook in het huidige Gelijke Onderwijskansenbeleid als een facultatieve maatregel behouden. 7 Daarbij kunnen scholen die extra middelen krijgen binnen het Gelijke Onderwijskansenbeleid (en voor buitengewoon onderwijs binnen het Onderwijsvoorrangsbeleid) voor maximum 20% van de onderwijstijd lessen OETC geven. Het aantal scholen in Vlaanderen dat van deze optie gebruikmaakt is echter tijdens de afgelopen vijftien jaar sterk gedaald. Dat heeft veel te maken met de praktische implementatievoorwaarden van het OETC: vele scholen haakten of omdat de OETC-lessen werden gegeven door tijdelijke leerkrachten uit het land van herkomst die vaak zeer weinig vaardig waren in het Nederlands en daardoor moeilijk contact konden leggen met de rest van het schoolteam. Ook op inhoudelijk vlak ontstonden er binnen de scholen spanningen: het curriculum van het OETC-onderwijs bleek onvoldoende afgestemd op de rest van het (Nederlandstalige) curriculum en op de behoeften van de leerlingen. In de beginjaren werd het curriculum van het OETC geconcipieerd vanuit de `terugkeergedachte', en gaf het de kinderen de kans om kennis te maken met de cultuur en taal van hun `thuisland'. Nadien werd gesleuteld aan een curriculum waarin de identiteitsontwikkeling van allochtone leerlingen in een migratiecontext meer centraal kwam te staan (Delrue Ramaut, 1998) maar de uitvoering van deze visie werd bemoeilijkt door een geringe afstemming op de rest van het curriculum en door het gemis aan voeling van de OETC-leerkrachten met de complexe maatschappelijke context waarin Vlaamse allochtone leerlingen opgroeiden. Ondanks deze moeilijkheden blijven de Vlaamse scholen die vandaag voor OETC kiezen een duidelijk signaal geven aan leerlingen en ouders: de school biedt, letterlijk en figuurlijk, ruimte aan de eigen taal en cultuur van de leerlingen en streeft ernaar op die manier de leerlingen te begeleiden in het opbouwen van een positieve band met dat aspect van hun identiteit en van hun gemeenschapsleven. Ruimte bieden aan meertaligheid in functie van het socio-emotioneel welbevinden van leerlingen is typisch een doel dat gecombineerd kan worden met andere doelen en perspectieven (bijvoorbeeld thuistaal als Steiger voor leren). Zo geeft de promotor van het bovenvermelde Foyer-project in zijn doelstellingen expliciet aan dat het project ernaar streeft om leerlingen een positieve attitude te doen opbouwen rond meertaligheid en vindt hij het `psychologisch (voor de identiteitsopbouw, het zelfvertrouwen, de motivatie om zich te integreren enzovoort) (...) belangrijk dat de allochtone moedertaal door de school erkend en zelfs gevalideerd wordt'. 8 Ook hier moet worden opgemerkt dat de school op zeer diverse manieren haar respect voor 7. Zie www.edulex.be. 8. Zie www.foyer.be. 123 Onderwijs de eigen identiteit van anderstalige kinderen kan tonen en dat er, naast het invoeren van een transitiemodel of het organiseren van OETC-onderwijs, nog heel wat andere mogelijkheden bestaan. De meest basale variant bestaat erin dat het schoolteam de aanwezigheid van de thuistaal op school tolereert. In een verdergaande variant zoekt het schoolteam naar mogelijkheden om de thuistaal zelf, en de thuistaalvaardigheid van kinderen die een andere taal dan de onderwijstaal spreken, bewust in een positief daglicht te stellen. Enkele voorbeelden van hoe de thuistaal aanwezig gemaakt kan worden in de klas hebben we in het vorige punt gegeven; in het volgende punt (thuistaal als onderwijsinhoud) geven we bijkomende voorbeelden. In dit verband is de aanwezigheid van de thuistaal buiten de klas, en dan met name op de speelplaats, een aandachtspunt dat in heel wat lerarenkamers voor debat en discussie zorgt. Daarbij herleeft in sommige Vlaamse scholen de praktijk uit vorige generaties, waarbij leerlingen bestraft worden als ze in de gangen of op de speelplaats betrapt worden op het spreken van een andere taal dan het Nederlands. 9 Omwille van de emotionele gevoeligheid voor dit onderwerp van alle betrokken partijen is het van belang dat schoolteams dit item samen bespreken en daarbij alle argumenten pro en contra op rationele wijze overlopen teneinde een gezamenlijk gedragen standpunt te bepalen. Wat pleit voor het toelaten van de thuistaal op de speelplaats is ten eerste het feit dat het hier om speeltijd en niet om lestijd gaat. Het argument dat de lestijd maximaal geinvesteerd moet worden in de bevordering van de schoolse taalvaardigheid Nederlands verliest hier dus veel kracht. Bovendien sluit het taalgebruik dat leerlingen tijdens de speeltijd etaleren veel meer aan bij alledaags, informeel gebruik dan bij de schoolse, gedecontextualiseerde varieteit die in de lessen centraal staat. Dat uit zich wellicht nog het sterkst in het feit dat ook de in het Nederlands opgevoede leerlingen op de speelplaats een varieteit hanteren die sterk afwijkt van het 'Nederlands' dat in de klas wordt gebruikt: leerlingen gebruiken op de speelplaats eigen tussentaal- en dialectische varieteiten van jongerentaal en zij doen dat met het oog op het bereiken van heel andere doelen dan het verwerven van nieuwe academische vaardigheden. Anders verwoord: de speelplaats is wellicht de plaats bij uitstek waar het schoolteam kan beginnen met het tolereren van heel veel talen in de school. Sommige schoolteams gaan een stap verder en zoeken naar momenten om de talenrijkdom op school bewust in een positief daglicht te stellen en de trots die de leerlingen over hun thuistaal hebben opgebouwd verder aan te wakkeren. Dat doet zich bijvoorbeeld voor: 9. Cf. 'Merchtem duldt alleen nog Nederlands op speelplaats', in De Standaard/Het Nieuwsblad, 30 juni 2006. Naar een volwaardig talent • wanneer de leerlingen de kans eigen taal uit te voeren (bijvoor verhaal vertellen, een item voo de eigen taal); wanneer de leerlingen als tolk r • sprekers aan de school; • wanneer de leerlingen hun ken schouwingslessen (zie volgendi • wanneer de leerkracht tijdens 1 wijzingen maakt naar de thuis landstalige leerlingen; • wanneer de kinderen bij manif toneeltjes op het schoolfeest, t de thuistaal mogen gebruiken, De aaneenschakeling van momen wordt gesteld kan een tegengewic bij 'anderstaligheid' wordt vereen: ten onbewust lage verwachtingspi waarbij het kind een negatief zelf oorzaak gaat zien van slechte beol a. Thuistaal als onderwijsir Recent ontstond in het Vlaamse o: taalonderwijs kennis-, dan wel va haar weg naar de media. Het is ty wijs dat er heel snel in zwart-wit de tegenvallende resultaten van bekendgemaakt, in de kranten gE ren. Volgens een Vlaams parleme ze alleen maar grammaticaonder weerde dat de resultaten zo slec: maticaonderwijs meer kregen. Taalonderwijs is echter geen kv wetenschappelijk onderzoek geeft aan dat binnen een kracht municatieve taaltaken een cent te moet worden gecreeerd voo worden uitgevoerd en hoe de t Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs an tonen en dat er, naast het invoeren OETC-onderwijs, nog heel wat andere nt bestaat erin dat het schoolteam de art. In een verdergaande variant zoekt istaal zelf, en de thuistaalvaardigheid rijstaal spreken, bewust in een positief rezig gemaakt kan worden in de klas olgende punt (thuistaal als onderwijsdit verband is de aanwezigheid van )1) de speelplaats, een aandachtspunt scussie zorgt. Daarbij herleeft in someneraties, waarbij leerlingen bestraft .s betrapt worden op het spreken van van de emotionele gevoeligheid voor t van belang dat schoolteams dit item o en contra op rationele wijze overlount te bepalen. le speelplaats is ten eerste het feit dat et argument dat de lestijd maximaal van de schoolse taalvaardigheid Nen sluit het taalgebruik dat leerlingen ledaags, informeel gebruik dan bij de de lessen centraal staat. Dat uit zich het Nederlands opgevoede leerlingen rk afwijkt van het Nederlands' dat in ? de speelplaats eigen tussentaal- en ioen dat met het oog op het bereiken nieuwe academische vaardigheden. bats bij uitstek waar het schoolteam len in de school. zoeken naar momenten om de talen:ht te stellen en de trots die de leererder aan te wakkeren. Dat doet zich peelplaats', in De Standaard/Het Nieuws- • wanneer de leerlingen de kans krijgen om in de klas of te toe een taaltaak in de eigen taal uit te voeren (bijvoorbeeld een liedje zingen, informatie opzoeken, een verhaal vertellen, een item voor een internationaal nieuwsbulletin voordragen in • de eigen taal); wanneer de leerlingen als tolk mogen optreden bij bezoeken van andere thuistaal- • sprekers aan de school; wanneer de leerlingen hun kennis van hun thuistaal mogen inbrengen in taalbe- • • schouwingslessen (zie volgende punt); wanneer de leerkracht tijdens het gewone klasgebeuren regelmatig positieve verwijzingen maakt naar de thuistaal en de thuistaalvaardigheid van de niet-Nederlandstalige leerlingen; wanneer de kinderen bij manifestaties (bijvoorbeeld artikels voor de schoolkrant, toneeltjes op het schoolfeest, tentoonstellingen naar aanleiding van een project) de thuistaal mogen gebruiken, bijvoorbeeld ten behoeve van de ouders. De aaneenschakeling van momenten waarop de thuistaal in een positief daglicht wordt gesteld kan een tegengewicht vormen voor de haast automatische reflex waarbij `anderstaligheid' wordt vereenzelvigd met zwakke schoolprestaties, de leerkrachten onbewust lage verwachtingspatronen van de anderstalige kinderen opbouwen en waarbij het kind een negatief zelfbeeld dreigt te ontwikkelen en de thuistaal als de oorzaak gaat zien van slechte beoordelingen. 8. Thuistaal als onderwijsinhoud Recent ontstond in het Vlaamse onderwijsveld een discussie omtrent de vraag of het taalonderwijs kennis-, dan wel vaardigheidsgericht moet zijn. De discussie vond snel haar weg naar de media. Het is typerend voor gemediatiseerde discussies over onderwijs dat er heel snel in zwart-wittermen wordt gesproken: zo kon, op de dag nadat de tegenvallende resultaten van de peiling Frans in het secundair onderwijs werden bekendgemaakt, in de kranten gelezen worden waaraan die resultaten te wijten waren. Volgens een Vlaams parlementslid was het Frans van onze jeugd zo slecht omdat ze alleen maar grammaticaonderwijs kregen, terwijl een academisch deskundige beweerde dat de resultaten zo slecht waren omdat de leerlingen uberhaupt geen grammaticaonderwijs meer kregen. Taalonderwijs is echter geen kwestie van kennisgericht of vaardigheidsgericht. Het wetenschappelijk onderzoek naar de impact van taalonderwijs op taalverwerving geeft aan dat binnen een krachtige taaldidactiek het uitvoeren van functionele, communicatieve taaltaken een centrale plaats moet innemen maar dat daarbinnen ruimte moet worden gecreeerd voor een reflectie op hoe die taaltaken het best kunnen worden uitgevoerd en hoe de taal waarmee gehandeld wordt in elkaar zit (Van den Onderwijs Branden, 2006). In het Vlaamse onderwijsjargon wordt `taalbeschouwing' als overkoepelende term gehanteerd voor dat reflecteren op taal en taalgebruik. In het kader van zijn talenbeleidsnota gaf minister Vandenbroucke onlangs de opdracht om de eindtermen voor taalbeschouwing te herzien en te formuleren in meer concrete termen. Voor veel leerkrachten is het in de praktijk brengen van goed taalbeschouwingsonderwijs een moeilijke opgave. Zij hebben geleerd dat het oude grammaticaonderwijs, waarbij regels van de taal expliciet worden uitgelegd en er vervolgens driloefeningen worden gegeven op geisoleerde elementen van de taal, weinig zoden aan de dijk brengt maar zij vragen zich of hoe het dan wel moet. Vermits taalbeschouwingsonderwijs vereist dat leerlingen de overstap maken van concrete fenomenen (in dit geval: taaluitingen) naar de formulering en conceptualisering van vrij abstracte processen en regels, geldt ook hier dat het voor leerlingen eenvoudiger is om deze stap te maken als zij kunnen verder bouwen op de kennis en concrete ervaringen die zij op dit vlak al bezitten. In dit verband zou men dus kunnen verwachten dat de zeer uitgebreide kennis die de leerlingen hebben opgebouwd van hun eigen thuistaal door de leerkracht wordt uitgebuit. Zo zou men in een klas met veel Turkse leerlingen bij het nadenken over woordvolgorde gretig gebruik kunnen maken van de verschillen tussen het Nederlands en het Turks op dit vlak. In de klaspraktijk wordt het analyseren van de taalsystemen van de thuistalen van de leerlingen echter zelden tot onderwijsinhoud verheven, onder andere omdat de leerkracht het gevoel heeft dat hij al die taalsystemen dan ook zelf onder de knie moet hebben en dat dit in een klas met veertien thuistalen onmogelijk is. De vraag is of dat nodig is. In het bovenstaande voorbeeld kan het feit dat de leerkracht het Turks zelf niet machtig is eerder een voordeel zijn dan een nadeel. Het kan immers de socio-emotionele bonus opleveren dat de Turkstalige leerling een expertrol krijgt toegewezen. In dit verband zij ook opgemerkt dat heel wat onderzoek aantoont dat kinderen die meertalig worden opgevoed, of die tijdens de eerste levensjaren met meerdere talen worden geconfronteerd, sneller tot een rijp metalinguistisch bewustzijn komen. Zo blijkt uit het onderzoek van Narain Verhoeven (1994) dat tweetalige Marokkaanse kleuters op metalinguistische testen hoger scoren dan Nederlandstalige kleuters. Anderstalige leerlingen hebben dus ook op het vlak van taalbeschouwing allerlei competenties die in een klascontext positief kunnen uitgebuit en ingezet worden. 126 Het is dus wat verwonderlijk dat de rabiate voorstanders van een kennisgericht taalonderwijs niet sterker de kaart van een meertalig taalbeschouwingsonderwijs (een `talenbeschouwingsonderwijs') hebben getrokken. Sterker nog: in de mediapleidooien ten voordele van kennisgericht taalonderwijs weerklonk zelfs een vreemdsoortige eentalig-Nederlandse reflex, bijvoorbeeld in de eisen die door leerkrachten moderne vreemde talen (Frans, Engels, Duits) aan het basisonderwijs werden gesteld. Het taalbeschouwingsonderwijs binnen het vak Nederlands moet er dan voor zorgen dat de leerlingen bij hun intrede in het secundair onderwijs allerlei termen en taalkundige Naar een volwaardig talenbele kennis hebben verworven die nodig z gaat soms zo ver dat in het basisond( derlandse taal expliciet aandacht moet nen die voor het Nederlands niet een: helemaal niet goed kunnen worden g( volledig ondersteboven gekeerd. In ee derwijs wordt stilgestaan bij taalkun men in de taal die daarvoor het meesi in bepaalde gevallen eerder de mode: in andere gevallen wellicht de minder waardig talenbeschouwingsonderwijs weinig terug te vinden. Het model ii vereist immers het op elkaar afstemn uitwisseling van informatie over inhc woorden: het vereist een volwaardig c Binnen dit talenbeschouwingsonderw ligheid van de samenleving een explii maken. Meertaligheid in de dagelijks( mee steeds meer, zo niet alle, ook thuis in vakoverschrijdende einch lerlei sociale vaardigheden ontwikkelE met talenrijkdom wordt omgegaan en diverse talen kunnen zijn. Ook hier (rond hoe zijzelf met hun uitgebreid 1 omgeving dat doet, en dergelijke) best den genomen. 8.1 Thuistaal als yak? Naast het opvoeren van de thuistaal a een tweede mogelijkheid waarop de t wijsinhoud kan worden ingezet, maim talen die als vreemde taal worden or de lijst van de moderne vreemde tale den onderwezen zich tot een relatief tionaal prestige. De keuze welke moc opgenomen wordt door de beleidsma heid voor de maximale ontplooiing v functie van de sociaaleconomische nog die een paar jaar geleden werden gels nemen). on wordt `taalbeschouwing' als overm op taal en taalgebruik. In het kader ibroucke onlangs de opdracht om de !ri to formuleren in meer concrete ter- engen van goed taalbeschouwingsonrd dat het oude grammaticaonderwijs, ;elegd en er vervolgens driloefeningen an de taal, weinig zoden aan de dijk wel moet. Vermits taalbeschouwingsnaken van concrete fenomenen (in dit nceptualisering van vrij abstracte proerlingen eenvoudiger is om deze stap kennis en concrete ervaringen die zij n dus kunnen verwachten dat de zeer gebouwd van hun eigen thuistaal door een klas met veel Turkse leerlingen bij ruik kunnen maken van de verschillen lak. In de klaspraktijk wordt het ana. n van de leerlingen echter zelden tot dat de leerkracht het gevoel heeft dat :nie moet hebben en dat dit in een klas is of dat nodig is. In het bovenstaande rks zelf niet machtig is eerder een voor,cio-emotionele bonus opleveren dat de vezen. In dit verband zij ook opgemerkt . die meertalig worden opgevoed, of die .len worden geconfronteerd, sneller tot Zo blijkt uit het onderzoek van Narain se kleuters op metalinguistische testen nderstalige leerlingen hebben dus ook )etenties die in een klascontext positief Dorstanders van een kennisgericht taalrtalig taalbeschouwingsonderwijs (een :ken. Sterker nog: in de mediapleidooien Is weerklonk zelfs een vreemdsoortige le eisen die door leerkrachten moderne asisonderwijs werden gesteld. Het taalrlands moet er dan voor zorgen dat de aderwijs allerlei termen en taalkundige Naar een volwaardig talenbi Onderwijs In dit opzicht is het voor beleidsmakers, onderwijsverstrekkers en leerlingen ook van belang dat wordt gezocht naar de meest efficiente didactische aanpak. Tijdens de afgelopen jaren is in dit verband op Europees niveau een sterk pleidooi gehouden voor het 'content and language integrated learning' (CLIL). Binnen CLIL wordt een vak uit het curriculum (bijvoorbeeld geschiedenis of aardrijkskunde) in een vreemde taal gegeven. Een van de basisaannames van de CLIL-aanpak is dat leerlingen een taal sneller en efficiènter verwerven als ze die taal gebruiken voor het uitvoeren van betekenisvolle taken. Binnen CLIL wordt taal niet als een systeem benaderd dat leerlingen eerst moeten doorgronden alvorens ze de taal kunnen gebruiken. CLIL werkt volgens de Europese Gemeenschap net omgekeerd: 'it can provide effective opportunities for pupils to use their new language skills now, rather than learn them now for use later'. 10 In Vlaanderen wordt momenteel in 10 secundaire scholen met dit CLIL-model geexperimenteerd. Daarbij kunnen de betrokken experimentscholen kiezen voor het geven van een yak in het Frans, Duits of Engels. De implementatie en de effecten van deze experimenten worden wetenschappelijk opgevolgd. Op analoge wijze biedt het STIMOB-project (`Stimulerend Meertalig Onderwijs Brussel') aan leerlingen van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel de mogelijkheid om 20% van het curriculum les te krijgen in het Frans (zie ook Allain & Ceuleers, hoofdstuk 5). Niemand zal betwisten dat zowel voor individuen als voor de staat de kennis van talen als Engels, Frans en Duits belangrijk is. Doch net diezelfde criteria worden door voorstanders van een positieve omgang met minderheidstalen ingeroepen om in bepaalde contexten, regio's of scholen een of meerdere minderheidstalen toe te voegen aan de lijst van te onderwijzen talen, zij het niet binnen het curriculum, dan extracurriculair met enigerlei vorm van financièle of organisatorische steun. Het onderwijs van talen als Turks of Marokkaans-Arabisch als vak of als onderwijstaal binnen een CLIL-project tijdens een paar uren per week zou: • thuistaalsprekers van die taal de kans geven om hun vaardigheid in die taal verder te ontwikkelen en die in hun persoonlijk leven te gebruiken om zich verder te ontplooien; • thuistaalsprekers van die taal de kans geven om op de Vlaamse arbeidsmarkt of in de Vlaamse samenleving een functie uit te oefenen waarin die taal van belang is (denk bijvoorbeeld aan bemiddeling binnen de gezondheidszorg, het maatschappelijk welzijn, de integratiesector, de welzijnssector, de culturele sector maar zeker ook in het onderwijs zelf, waar leerkrachten met een goede taalvaardigheid in het Nederlands en in hun thuistaal veel ondersteuning kunnen bieden aan leerlingen die dezelfde thuistaal spreken); • thuistaalsprekers van die taal de kans geven om sociale, economische, culturele of politieke functies uit te oefenen of handelspraktijken op te zetten waarbij de cornmunicatie met binnen- en buitenlandse sprekers van die taal van belang is; 10. http://ec.europa.eu/education/policies/lang/teach/chl_en.html. niet-thuistaalsprekers van die taz dertaal) de kans geven om die to met bepaalde gemeenschappen • Vanuit economisch standpunt kan derheidstalen gezien worden als eel pitaal van de bevolking maximaal az ren te laten gaan, meer zelfs, het me sociaal vlak kan het investeren in yr( worden als een beleidsdaad die gel binnen de samenleving en het voor samenlevende groepen en individu€ 9. Thuistaal bij de communiq In onderzoek naar onderwijseffecti ouderbetrokkenheid. Ouders kunne hun kinderen in het onderwijs doo onderwijsgebeuren. Die betrokkenh eerd. Als ouders zich willen inform willen weten waaraan bepaalde prc op het functioneren van het kind of hun kinderen proberen te onderste de eerste plaats via taal. Niet alleen hoge mate gehinderd worden in hu in een taal die zij onvoldoende mac 9.1 Onderzoek naar ouderbetr In 2006 ondervroeg Samaey 241 of talig onderwijs (Samaey, Van den B gevoerd in opdracht van Schoolof behoorden tot de doelgroep van S in het thuismilieu geen Nederlan( een taal die zij machtig waren ov( onderwijs. Daarbij werd niet naar het oudercontact komen, de verschillende dimensies van hun c We zullen ons in dit hoofdstuk vallende resultaten die een sterk Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs vijsverstrekkers en leerlingen ook van iente didactische aanpak. Tijdens de niveau een sterk pleidooi gehouden ruing' (CLIL). Binnen CLIL wordt een its of aardrijkskunde) in een vreemde CLIL-aanpak is dat leerlingen een taal ebruiken voor het uitvoeren van beteeen systeem benaderd dat leerlingen unnen gebruiken. CLIL werkt volgens an provide effective opportunities for ther than learn them now for use la!cundaire scholen met dit CLIL-model n experimentscholen kiezen voor het De implementatie en de effecten van pgevolgd. Op analoge wijze biedt het wijs Brussel') aan leerlingen van het Ikheid om 20% van het curriculum les ;, hoofdstuk 5). .uen als voor de staat de kennis van Bch net diezelfde criteria worden door xiderheidstalen ingeroepen om in berdere minderheidstalen toe te voegen binnen het curriculum, dan extracurrganisatorische steun. Het onderwijs yak of als onderwijstaal binnen een om hun vaardigheid in die taal verder .ven te gebruiken om zich verder te om op de Vlaamse arbeidsmarkt of in iefenen waarin die taal van belang is de gezondheidszorg, het maatschaprissector, de culturele sector maar zeten met een goede taalvaardigheid in rsteuning kunnen bieden aan leerlinom sociale, economische, culturele of aktijken op te zetten waarbij de comkers van die taal van belang is; hiclii_en.html. • niet-thuistaalsprekers van die taal (bijvoorbeeld sprekers met Nederlands als moedertaal) de kans geven om die taal te leren en om op die manier contact te leggen met bepaalde gemeenschappen of sprekers van de taal. Vanuit economisch standpunt kan het investeren in vreemdetalenonderwijs van minderheidstalen gezien worden als een beleidsdaad die erop gericht is het cultureel kapitaal van de bevolking maximaal aan te snijden en op dit vlak geen potentieel verloren te laten gaan, meer zelfs, het meertalig kapitaal economisch te laten renderen. Op sociaal vlak kan het investeren in vreemdetalenonderwijs in minderheidstalen gezien worden als een beleidsdaad die gericht is op het versterken van de sociale cohesie binnen de samenleving en het voorkomen van vervreemding en polarisering tussen samenlevende groepen en individuen. 9. It Thuistaal bij de communicatie met ouders In onderzoek naar onderwijseffectiviteit wordt vaak verwezen naar het belang van ouderbetrokkenheid. Ouders kunnen bijdragen tot het welzijn en het welslagen van hun kinderen in het onderwijs door een sterke betrokkenheid te tonen bij het hele onderwijsgebeuren. Die betrokkenheid wordt echter in grote mate door taal gemedieerd. Als ouders zich willen informeren over hoe het met het kind gaat op school of willen weten waaraan bepaalde problemen te wijten zijn, als ouders hun eigen visie op het functioneren van het kind of de te kiezen richting willen geven, of als ouders hun kinderen proberen te ondersteunen bij het maken van huiswerk, gebeurt dat in de eerste plaats via taal. Niet alleen de leerlingen maar ook hun ouders kunnen dus in hoge mate gehinderd worden in hun schools functioneren indien dat moet gebeuren in een taal die zij onvoldoende machtig zijn. 9.1 Onderzoek naar ouderbetrokkenheid In 2006 ondervroeg Samaey 241 ouders van leerlingen van het Brussels Nederlandstalig onderwijs (Samaey, Van den Branden & Verhelst, 2006). Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van Schoolopbouwwerk (SOW) Brussel. Alle betrokken ouders behoorden tot de doelgroep van SOW: de meesten waren laaggeschoold en spraken in het thuismilieu geen Nederlands. De ouders werden mondeling ondervraagd in een taal die zij machtig waren over diverse aspecten van hun betrokkenheid bij het onderwijs. Daarbij werd niet alleen stilgestaan bij wat de ouders deden (bijvoorbeeld naar het oudercontact komen, de agenda ondertekenen) maar werd ook gepeild naar verschillende dimensies van hun ouderbetrokkenheid. We zullen ons in dit hoofdstuk beperken tot het samenvatten van een aantal opvallende resultaten die een sterk verband met taal hebben. Toch dient allereerst op- Onderwijs gemerkt te worden dat uit dit onderzoek bleek dat alle ouders zeer sterk betrokken waren bij hoe het hun kinderen verging in het onderwijs. De ouders in dit onderzoek bleken een zeer fragmentaire kennis te hebben over het onderwijs. Dat gold zowel voor kennis van de onderwijswetgeving (bijvoorbeeld: wanneer is een kind schoolplichtig?), de onderwijsstructuren, de bepalingen van het gelijke-onderwijskansenbeleid omtrent het recht op inschrijving maar ook voor kennis over het concrete schoolgebeuren (wat doet mijn kind op school? wat leert mijn kind op school?). Uit de data-analyse bleek dat de informatiedoorstroming tussen school en ouders niet optimaal verliep. Zo gaven de ouders aan dat de twee belangrijkste bronnen waarop zij steunden om informatie over het onderwijs en over het schoolgebeuren op te doen het kind zelf was en de brieven die zij van de school ontvingen. Tegelijk gaf meer dan 40% van de ouders aan dat zij niet in staat waren om de schriftelijke informatie die de school hen toezond, inclusief de brieven, te begrijpen. De ouders bleken sterk vragende partij naar meer informele en spontane contacten met de leerkracht. Deze werd immers gezien als de meest directe, betrouwbare en best geinformeerde bron over het eigen kind. Maar vaak bleken praktische redenen ervoor te zorgen dat de leerkracht niet beschikbaar was voor de ouders: zo waren veel leerkrachten vaak meteen na de lesuren naar huis vertrokken om de files te vermijden, stonden sommige leerkrachten 's morgens nooit aan de schoolpoort, bleken ze tijdens vrije uren niet beschikbaar wegens voorbereidingswerk of overleg, en dergelijke. Heel wat ondervraagde ouders gaven bovendien aan dat zij zich niet in staat achtten om een gesprek in het Nederlands met de leerkracht of de directie te volgen. Slechts een op drie van de ondervraagde ouders voelde zich in staat om zelf het woord te voeren in een gesprek met de leerkracht in het Nederlands: • Volgen gesprek Nederlands: 52% • Volgen gesprek andere taal: 91% • Voeren gesprek Nederlands: 36% • Voeren gesprek andere taal: 93% • Begrijpen van rapport (zelf): 42% • Begrijpen van schriftelijke info (zelf): 59% Als een andere taal in het gesprek kon worden gebruikt (bijvoorbeeld een internationale contacttaal of de thuistaal van de ouders), dan stegen de kansen op geslaagde communicatie zienderogen. De schoolteams van de betrokken scholen bleken zich van deze gegevens zeer sterk bewust. Zij zochten dan ook voortdurend naar allerhande creatieve manieren om de communicatielijnen met de ouders zoveel mogelijk open te houden. Schoolpoortcontacten en openklasmomenten behoorden daartoe maar ook samenvattingen van Nederlandstalige brieven in een andere taal, het inschakelen van tolken bij oudercontacten of infomomenten en het inschakelen van het kind (of een zus/broer/familielid) als vertaler. Uit dit onderzoek bleek dan ook dat Naar een volwaardig talent vele Brusselse Nederlandstalige sct een meertalig communicatiebeleid ouders bij het onderwijsgebeuren en ouderparticipatie stonden voor waarin dat gebeurde. 9.2 Cursussen NT2: ouders in i: Tegelijk bleken vele directies van d voor specifieke onderwijsgerichte c talige ouders. Het gaat hier dan of de taaltaken leren uitvoeren die in Ook op dit vlak dient echter enig: sprongen te worden. Vlaanderen hE van cursussen Nederlands als TweE geschoolde volwassenen) en Centre den) worden aangeboden, maar wE algemene taalvaardigheid Nederla verschillende domeinen van de VL cursussen voor veel cursisten van sommige cursisten te veel tijd in b specifieke dingen die de cursisten stelde Berben (2003) in Antwerpen cursisten vroegtij dig stoppen met de inhoud van de cursus op hun ei; Het is in dit opzicht dan ook bemoE pen jaren steeds uitdrukkelijker m cursussen NT2, ook sterk behoeftE samenwerking met de VDAB, curse menteel loopt, met financiering va: meenschap, een proefexperiment specifiek richten op het Nederland school van hun kinderen te commi ren. Binnen dit project, 'Ouders in school van de kinderen zelf. Oncli bereiden anderstalige ouders ondE de kans geeft om met de leden van treden. Tegelijk worden de cursist (zoals het rapport, de nieuwsbriel tegerichte cursussen Nederlands gebruiksituaties, kunnen niet !Ic dat alle ouders zeer sterk betrokken : onderwijs. ragmentaire kennis te hebben over het de onderwijswetgeving (bijvoorbeeld: rwijsstructuren, de bepalingen van het cht op inschrijving maar ook voor keniet kind op school? wat leert mijn dat de informatiedoorstroming tussen ven de ouders aan dat de twee belangIrmatie over het onderwijs en over het en de brieven die zij van de school onters aan dat zij niet in staat waren om de zond, inclusief de brieven, te begrijpen. meer informele en spontane contacten i als de meest directe, betrouwbare en 1. Maar vaak bleken praktische redenen hikbaar was voor de ouders: zo waren !n naar huis vertrokken om de files te morgens nooit aan de schoolpoort, blegens voorbereidingswerk of overleg, en lien aan dat zij zich niet in staat achtten .rkracht of de directie te volgen. Slechts elde zich in staat om zelf het woord te Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs vele Brusselse Nederlandstalige scholen spontaan en pragmatisch evolueerden naar een meertalig communicatiebeleid vanuit de bezorgdheid om de betrokkenheid van ouders bij het onderwijsgebeuren zo sterk mogelijk uit te bouwen. Communicatie en ouderparticipatie stonden voor deze schoolteams centraal, niet de specifieke taal waarin dat gebeurde. 9.2 Cursussen NT2: ouders in interactie Tegelijk bleken vele directies van de scholen in Samaeys onderzoek sterk gewonnen voor specifieke onderwijsgerichte cursussen Nederlands als Tweede Taal voor anderstalige ouders. Het gaat bier dan om cursussen NT2, waarbij de ouders heel gericht de taaltaken leren uitvoeren die in de communicatie met de school van belang zijn. Ook op dit vlak dient echter enigszins creatief met de onderwijswetgeving omgesprongen te worden. Vlaanderen heeft op dit moment een sterk uitgebouwd netwerk van cursussen Nederlands als Tweede Taal die door Centra Basiseducatie (voor laaggeschoolde volwassenen) en Centra voor Volwassenenonderwijs (voor hooggeschoolden) worden aangeboden, maar waarbij veelal ingezet wordt op de opbouw van een algemene taalvaardigheid Nederlands die de cursist in staat stelt om in zeer veel verschillende domeinen van de Vlaamse samenleving mee te draaien. Hoewel deze cursussen voor veel cursisten van grote waarde zijn, blijkt uit onderzoek dat zij voor sommige cursisten te veel tijd in beslag nemen en vaak te weinig gericht zijn op de specifieke dingen die de cursisten met de Nederlandse taal willen kunnen doen. Zo stelde Berben (2003) in Antwerpen vast dat een van de belangrijkste redenen waarom cursisten vroegtijdig stoppen met een cursus NT2 precies de slechte afstemming van de inhoud van de cursus op hun eigen leerbehoeften is. et Nederlands: ten gebruikt (bijvoorbeeld een internatiers), dan stegen de kansen op geslaagde ; van de betrokken scholen bleken zich ochten dan ook voortdurend naar alleratielijnen met de ouders zoveel mogelijk openklasmomenten behoorden daartoe alige brieven in een andere taal, het in' infomomenten en het inschakelen van :aler. Uit dit onderzoek bleek dan ook dat Het is in dit opzicht dan ook bemoedigend dat de Vlaamse overheid tijdens de afgelopen jaren steeds uitdrukkelijker mogelijkheden heeft gecreeerd om, naast algemene cursussen NT2, ook sterk behoeftegerichte cursussen te organiseren. Zo worden, in samenwerking met de VDAB, cursussen `Nederlands op de werkvloer' ingericht. Momenteel loopt, met financiering van het Ministerie van Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, een proefexperiment van het Steunpunt GOK met cursussen NT2 die zich specifiek richten op het Nederlands dat anderstalige ouders nodig hebben om met de school van hun kinderen te communiceren en er te participeren aan het schoolgebeuren. Binnen dit project, `Ouders in interactie', worden de NT2-lessen ingericht op de school van de kinderen zelf. Onder begeleiding van een professionele NT2-lesgever bereiden anderstalige ouders onder andere een evenement voor in de school, dat hen de kans geeft om met de leden van het schoolteam en met andere ouders in contact te treden. Tegelijk worden de cursisten ondersteund om de typische schooldocumenten (zoals het rapport, de nieuwsbrief enzovoort) beter te leren begrijpen. Zulke behoeftegerichte cursussen Nederlands als Tweede Taal, die zich richten op specifieke taalgebruiksituaties, kunnen niet alleen het voordeel hebben dat de cursisten de geleerde Onderwijs vaardigheden snel kunnen toepassen in situaties die zijzelf van groot belang achten maar geven volgens Lanssens & Van Avermaet ook een impliciet signaal dat mensen het recht hebben om hun taalkeuzegedrag of te stemmen op de situatie waarin ze zich bevinden: Nederlands in de ene situatie, hun thuistaal in de andere. 'Een overheid die inspeelt op de concrete behoeften van de taalgebruiker, geeft ook een sterk maatschappelijk signaal dat individuen en groepen in de samenleving recht hebben op variatie in taalkeuzegedrag, en dat die variatie als een vanzelfsprekendheid zou moeten worden beschouwd' (Lanssens & Van Avermaet, 2000, 176). 9.3 Nederlands thuis? Als het over de taalkeuzes van ouders gaat, wordt in schoolmiddens wel eens verzucht dat, als alle ouders hun kinderen in het Nederlands zouden opvoeden, het probleem van de tegenvallende resultaten van anderstalige leerlingen opgelost zou zijn of toch sterk zou verminderen. Tij dens de afgelopen twintig jaar zijn hierover in onderwijskringen heel wat verhitte discussies gevoerd. In een artikel dat in 2000 verscheen, gaven Van den Branden en Van Avermaet al aan dat het stimuleren van anderstalige ouders om hun kinderen in het Nederlands op te voeden niet de verhoopte zoden aan de dijk zal brengen. Ten eerste hebben we in punt 2 van dit hoofdstuk betoogd dat, welke taal de ouders ook kiezen om hun kinderen op te voeden, het hier steeds gaat om een informele, alledaagse, gecontextualiseerde variant van taal (thuistaal). In deze context zijn kinderen het meest gebaat bij ouders die in de taal communiceren die zijzelf het best hebben verworven. Het is immers die taal die de ouders de meeste mogelijkheden geeft om een rijke emotionele band met het kind op te bouwen en het kind te ondersteunen in zijn ontwikkeling. Niet zozeer de specifieke taal waarin de interactie tussen ouders en kind wordt gevoerd als het feit dat er intensief met elkaar wordt geconverseerd zou wel eens van doorslaggevend belang kunnen zijn. Vanuit dit perspectief bekeken valt het te betreuren dat er in Vlaanderen tot op heden relatief weinig is geinvesteerd in experimenten of proefprojecten die anderstalige ouders de kans geven om de thuistaal waarin ze hun kinderen opvoeden verder te ontwikkelen. Een notoire uitzondering op deze regel vormde het reeds vermelde project 'Circus Kiekeboe'. Daarbij werd aan allochtone ouders in Vlaanderen en Nederland een collectie prentenboeken voor kleuters aangeboden, in de thuistaal van ouders en kinderen. Uit het eindrapport van Verhelst & Verheyden (2004) blijkt dat het project leidde tot een opwaardering van de thuistaal binnen de allochtone gemeenschappen en vaak ook tot intensieve interactie tussen kinderen, hun ouders en de rest van de familie. Hoe dan ook, thuistaal is en blijft thuistaal. De stap die leerlingen moeten maken naar schools denken en schoolstalig functioneren is een zeer complexe stap en, zoals eerder aangegeven, veeleer een cognitief-conceptuele dan een puur talige Naar een volwaardig tal stap. Het blijft dan ook de veran: niet van de ouders, om de leerlii en andere schoolse competentie: `Men kan, en mag, van de ou professionele voorlezers, get knobbels, doordachte huisw van het kind niet laten afha dat het geval wordt, hoe mc digd' (Laevers, Van den Bran Naast taalkundige en pedagogi: schappelijke bezwaren geuit ethisch standpunt zijn ouders ui kind willen opvoeden. Dat word en bovendien bevorderd in tal va initiatieven van de Raad van Ei pelijk standpunt blijken socio-e op de taalkeuzes van ouders te bijvoorbeeld uit wetenschappel voorbeeld Van Avermaet, 2008) pen naar het gebruik van de ME dat echt socio-economisch voor leidt tot de paradoxale vaststelli net in de tegenovergestelde rid dat onderwijssucces toeneemt socio-economische status Neder gemeenschappen met een laag toe indien hun onderwijssucces 10. Conclusies en aanbev In dit hoofdstuk werd een pleic taligheid in het Vlaams onderi treren hoe dit in de praktijk ka strepen dat we geenszins het in vraag willen stellen. leerling, ongeacht zijn afkom: kansen van elk individu in de; schoolteams maximaal wordt derlands en in een effectief er ies die zijzelf van groot belang achten ook een impliciet signaal dat mensen te stemmen op de situatie waarin ze tun thuistaal in de andere. Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs stap. Het blijft dan ook de verantwoordelijkheid en de competentie van de school, en niet van de ouders, om de leerlingen schoolse taalvaardigheid (in eender welke taal) en andere schoolse competenties bij te brengen: 'Men kan, en mag, van de ouders niet verwachten dat zij zich allemaal ontwikkelen tot professionele voorlezers, getrainde leren-leren-consulenten, spellingfanaten, wiskundeknobbels, doordachte huiswerkbegeleiders en lesafvragers. Men mag de leerprestaties van het kind niet laten afhangen van de onderwijsprestaties van de ouders. Hoe meer dat het geval wordt, hoe meer de sociale ongelijkheid in het onderwijs wordt bestendigd' (Laevers, Van den Branden, & Verlot, 2004, 44). tioeften van de taalgebruiker, geeft ook een n en groepen in de samenleving recht hebie variatie als een vanzelfsprekendheid zou n Avermaet, 2000, 176). wordt in schoolmiddens wel eens vertet Nederlands zouden opvoeden, het a anderstalige leerlingen opgelost zou e afgelopen twintig jaar zijn hierover Lies gevoerd. In een artikel dat in 2000 rermaet al aan dat het stimuleren van Nederlands op te voeden niet de verste hebben we in punt 2 van dit hoofd:iezen om hun kinderen op te voeden, tagse, gecontextualiseerde variant van het meest gebaat bij ouders die in de en verworven. Het is immers die taal om een rijke emotionele band met het en in zijn ontwikkeling. Niet zozeer de tiers en kind wordt gevoerd als het feit erd zou wel eens van doorslaggevend !uren dat er in Vlaanderen tot op heden a of proefprojecten die anderstalige ouhun kinderen opvoeden verder te ont,gel vormde het reeds vermelde project ie ouders in Vlaanderen en Nederland geboden, in de thuistaal van ouders en Verheyden (2004) blijkt dat het project binnen de allochtone gemeenschappen dnderen, hun ouders en de rest van de uistaal. De stap die leerlingen moeten Unctioneren is een zeer complexe stap ;nitief-conceptuele dan een puur talige Naast taalkundige en pedagogische bezwaren worden vaak ook ethische en maatschappelijke bezwaren geuit tegen het sturen van de taalkeuze van ouders. Vanuit ethisch standpunt zijn ouders uiteraard vrij om zelf te beslissen in welke taal ze hun kind willen opvoeden. Dat wordt in tal van internationale verdragen expliciet erkend en bovendien bevorderd in tal van stimuleringsacties (onder meer de reeds genoemde initiatieven van de Raad van Europa en van de Europese Unie). Vanuit maatschappelijk standpunt blijken socio-economische factoren vaak een veel sterkere invloed op de taalkeuzes van ouders te hebben dan morele druk van wie dan ook. Zo blijkt bijvoorbeeld uit wetenschappelijk onderzoek naar taalverschuivingsprocessen (bijvoorbeeld Van Avermaet, 2008) dat allochtonen meer geneigd zijn om over te stappen naar het gebruik van de meerderheidstaal, indien zij het gevoel hebben dat hen dat echt socio-economisch voordeel oplevert, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt. Dat leidt tot de paradoxale vaststelling dat de relatie tussen thuistaal en onderwijssucces net in de tegenovergestelde richting loopt als wat vaak wordt beweerd: eerder dan dat onderwijssucces toeneemt indien in allochtone gemeenschappen met een lage socio-economische status Nederlands wordt gepraat, neemt de kans dat in allochtone gemeenschappen met een laag socio-economische status Nederlands wordt gepraat toe indien hun onderwijssucces, en succes op de arbeidsmarkt, verhogen. 10. Conclusies en aanbevelingen In dit hoofdstuk werd een pleidooi geformuleerd voor het positief omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs en werden een aantal pistes beschreven die illustreren hoe dit in de praktijk kan worden omgezet. Het is daarbij belangrijk te onderstrepen dat we geenszins het belang van de verwerving van (schools) Nederlands in vraag willen stellen. Integendeel: in het licht van de onderwijskansen van elke leerling, ongeacht zijn afkomst of achtergrond, en in het licht van de ontplooiingskansen van elk individu in deze samenleving, is het van primordiaal belang dat door schoolteams maximaal wordt geinvesteerd in een krachtig taalonderwijs van het Nederlands en in een effectief en efficient onderwijs in het Nederlands. I Onderwijs Wij hebben in het bovenstaande trachten aan te tonen dat deze bekommernis een positief omgaan met meertaligheid, en meer bepaald met de thuistalen van de leerlingen, niet hoeft uit te sluiten. Meer zelfs, er zijn heel wat argumenten aangebracht die erop wijzen dat een positieve omgang met meertaligheid het effect van het onderwijs in en van het Nederlands wel eens zou kunnen versterken. Even belangrijk is het om te herhalen dat, om te bepalen hoe er precies ruimte wordt geboden aan de thuistalen van de leerlingen, er zeer sterk rekening gehouden moet worden met de kenmerken van de regionale en lokale context en met de specifieke doelstellingen die men voor ogen heeft. Steden en scholen waar grote groepen leerlingen van eenzelfde taalfamilie samen op school zitten zijn beslist niet over dezelfde kam te scheren als scholen waar 20 verschillende nationaliteiten schoollopen. Veel hangt ook of van de behoeften, verlangens en verwachtingen van de ouders en van de kinderen zelf. Ook moet steeds rekening gehouden worden met wat haalbaar en wenselijk is voor het schoolteam. Het zal daarom in heel wat contexten aangewezen zijn om kleine, goed voorbereide stappen te nemen, in plaats van grote revoluties te ontketenen. Welk initiatief ook wordt gekozen, telkens moet vooraf een zekere garantie ingebouwd kunnen worden dat aan een aantal basisvoorwaarden is voldaan. Het bovenstaande palet van mogelijkheden en perspectieven kan dan ook beter als een keuzemenu worden beschouwd dan als een lijst die pas is afgewerkt als alle initiatieven zijn ontplooid. Naar een volwaardig 4. 5. 6. 7. Ter afsluiting van dit hoofdstuk willen we een aantal beleidsaanbevelingen formuleren. De meeste beleidsaanbevelingen sluiten aan bij, of vloeien rechtstreeks voort uit, wat voorafging. 1. Algemeen pleiten we ervoor dat het omgaan met meertaligheid veel explicieter op de voorgrond treedt in de maatschappelijke en onderwijsgerelateerde debatten. Het thema moet met andere woorden uit de achtergrond gehaald worden waar het nu vaak wordt weggedrukt en het onderwerp kunnen uitmaken van een open en genuanceerd debat over meertaligheid in het onderwijs en in andere segmenten van de Vlaamse samenleving. Daarbij moet vermeden worden dat het debat monddood wordt gemaakt door zwart-witstellingen die poneren dat de aandacht voor de ene taal automatisch ten koste zou gaan van de aandacht voor eender welke andere taal. 2. Wij pleiten voor het opstarten van lokale proeftuinen rond het positief omgaan met meertaligheid op school, in diverse contexten van het Vlaamse onderwijs. Indien deze proeftuinen op wetenschappelijke wijze worden opgevolgd en geevalueerd, kunnen onze kennis, ervaring en inzicht in de effectiviteit en in het potentieel van deze initiatieven snel groeien. Wij pleiten voor het opstarten van netwerken van leerkrachten, directies en lerarenopleiding rond dit thema. In deze netwerken zouden leerkrachten die op dit moment in hun dagelijkse onderwijspraktijk met meertaligheid worden geconfronteerd allerlei ervaringen, expertise en inspirerende ideeen kunnen uitwisselen. 3. 8. Wij pleiten voor de onde rarenopleiding met betre begeleiding, tot en met Vlaamse lerarenkorps Wij pleiten voor een vet lands als Tweede Taal die len verwerven om beter waardig te participeren ervoor dat het beleid ook participatie van niet-Ned sterken, inclusief ondersi talen dan het Nederlands ouders maximaal open te Wij pleiten voor het expi yak aan te bieden. Dat ka] of binnen CLIL-projecten, niseerd. Wat dat laatste b een beleidskader waarbir Wij pleiten voor het uitbi talen worden gebruikt onderwijswetgeving, de leerlingen) aan te bieden ven. In de grotere steden verkend kunnen worden. Wij pleiten bij dit alles v van de kwaliteit van het tologisch, pedagogisch ei bij voorbaat, onverenigbi Vlaams onderwijs. LITERATUURVERWIJZINGE Baker, C. (2006). Foundations of lingual Matters. Berben, M. (2003). Uitval: waar K.U.Leuven/Centrum voor I Berben, M., Van den Branden, Paper and Tasks in a Multi: helst (Eds.), Tasks in Action tive (pp. 32-67). Cambridge Colpin, M., Gysen, S., Jaspaerf Studie naar de wenselijkhe Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs t te tonen dat deze bekommernis een tepaald met de thuistalen van de leer:ijn heel wat argumenten aangebracht t meertaligheid het effect van het onu kunnen versterken. Even belangrijk precies ruimte wordt geboden aan de ening gehouden moet worden met de en met de specifieke doelstellingen die ;rote groepen leerlingen van eenzelfde niet over dezelfde kam te scheren als schoollopen. Veel hangt ook of van de le ouders en van de kinderen zelf. Ook wat haalbaar en wenselijk is voor het xten aangewezen zijn om kleine, goed rote revoluties te ontketenen. Welk ini.f een zekere garantie ingebouwd kunien is voldaan. Het bovenstaande palet ook beter als een keuzemenu worden kt als alle initiatieven zijn ontplooid. 4. 5. 6. 7. aantal beleidsaanbevelingen formulean bij, of vloeien rechtstreeks voort uit, aan met meertaligheid veel explicieter )elijke en onderwijsgerelateerde debatm uit de achtergrond gehaald worden het onderwerp kunnen uitmaken van )rtaligheid in het onderwijs en in andel& Daarbij moet vermeden worden dat )r zwart-witstellingen die poneren dat h ten koste zou gaan van de aandacht 8. Wij pleiten voor de ondersteuning van leerkrachten, directies en studenten lerarenopleiding met betrekking tot dit thema. Via nascholingen, pedagogische begeleiding, tot en met specifieke opleidingen en/of postgraduaten zou het Vlaamse lerarenkorps zijn expertise op dit vlak gevoelig kunnen uitbreiden. Wij pleiten voor een verdere uitbouw van behoeftegerichte cursussen Nederlands als Tweede Taal die zich specifiek richten op ouders die het Nederlands willen verwerven om beter te kunnen communiceren met schoolteams en om volwaardig te participeren aan het onderwijsgebeuren. In dit verband pleiten wij ervoor dat het beleid ook andere gerichte ondersteuningsacties ontplooit om de participatie van niet-Nederlandstalige ouders aan het Vlaams onderwijs te versterken, inclusief ondersteuning van schoolteams bij het hanteren van andere talen dan het Nederlands om de communicatielijnen met niet-Nederlandstalige ouders maximaal open te houden. Wij pleiten voor het exploreren van mogelijkheden om bepaalde thuistalen als vak aan te bieden. Dat kan binnen het curriculum van de moderne vreemde talen of binnen CLIL-projecten, maar evenzeer buiten het curriculum, worden georganiseerd. Wat dat laatste betreft, bieden de huidige initiatieven rond Brede School een beleidskader waarbinnen dit idee verder verkend kan worden. Wij pleiten voor het uitbreiden en legitimeren van initiatieven waarbij meerdere talen worden gebruikt om ouders relevante informatie over het onderwijs (de onderwijswetgeving, de onderwijsstructuur, doorstroming en orientering van leerlingen) aan te bieden in een taal die zij in voldoende mate hebben verworven. In de grotere steden zou het idee van meertalige infopunten rond onderwijs verkend kunnen worden. Wij pleiten bij dit alles voor een blijvende investering in de verdere verhoging van de kwaliteit van het onderwijs (in en van het) Nederlands en voor een deontologisch, pedagogisch en wetenschappelijk denkkader dat niet per definitie, of bij voorbaat, onverenigbaar is met een positief omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs. LITERATUURVERWIJZINGEN proeftuinen rond het positief omgaan contexten van het Vlaamse onderwijs. )elijke wijze worden opgevolgd en ge!en inzicht in de effectiviteit en in het Lien. rken van leerkrachten, directies en lerawerken zouden leerkrachten die op dit rtijk met meertaligheid worden gecon ideeen kunnen uitwisn Baker, C. (2006). Foundations of Bilingual Education and Bilingualism (4th ed.). Clevedon: Multilingual Matters. Berben, M. (2003). Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. Onderzoeksrapport. K.U.Leuven/Centrum voor Taal en Migratie en Dienst Integratie Stad Antwerpen. Berben, M., Van den Branden, K., & Van Gorp, K. (2007). 'We'll See what Happens.' Tasks on Paper and Tasks in a Multilingual Classroom. In: K. Van den Branden, K. Van Gorp & M. Verhelst (Eds.), Tasks in Action. Task-Based Language Education from a Classroom-Based Perspective (pp. 32-67). Cambridge: Cambridge Scholars Publishing. Colpin, M., Gysen, S., Jaspaert, K., Heymans, R., Van den Branden, K., & Verhelst, M. (2006). Studie naar de wenselijkheid en haalbaarheid van de invoering van centrale taaltoetsen in Ell Naar een volwaardig talenbek Onderwijs Vlaanderen in functie van gelijke onderwijskansen. Leuven: K.U.Leuven, Centrum voor Taal & Onderwijs. Cummins, J. (2000). Language, Power and Pedagogy. Bilingual Children in the Crossfire. Clevedon: Multilingual Matters. Delrue, K., & Ramaut, G. (1998). OETC: haalbaar en zinvol op Vlaamse scholen? Een actie-onderzoek naar de optimalisering van OETC. Spiegel, 3, 9-28. Garcia, 0. (2002). Teaching Language Minorities in the United States: From Bilingualism as a Deficit to Bilingualism as a Liability. International Journal of the Sociology of Language, 155156, 125 - 130.15 Laevers, E, & Heylen, L. (2003). Involvement of Children and Teacher Style. Insights from an International Study on Experiential Education. Leuven: Leuven University Press. Laevers, F., Van den Branden, K., & Verlot, M. (2004). Beter, breder en met meer kleur. Onderwijs voor kwetsbare leerlingen in Vlaanderen. Een terugblik en suggesties voor de toekomst. Leuven: Steunpunt GOK. Lanssens, A., & Van Avermaet, P. (2000). Taal en migratie: een Vlaming leert Frans van een Burkinabese Gulmance. In: M. Colpin et al. (Eds.), Een taak voor iedereen. Perspectieven voor taakgericht onderwijs (pp. 161-178). Leuven: Garant. Moodley, V. (2007). Code Switching in the Multilingual English First Language Classroom. The International Journal of Bilingual Education and Bilingualism, (10), 6, 707 - 722. Narain, G., & Verhoeven, L. (1994). Ontwikkeling van tweetaligheid bij allochtone kleuters. Tilburg: Tilburg University Press. Samaey, S., Van den Branden, K., & Verhelst, M. (2006). Onderzoeksrapport Ouderbetrokkenheid in Nederlandstalige scholen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Leuven: K.U. Leuven, Centrum voor Taal & Onderwijs. Thomas, WE, & Collier, V.P. (2000). Accelerated Schooling for all Students. Research Findings on Education in Multilingual Communities. In: P. Gibbon (Ed.), Intercultural Education in European Classrooms. Stoke on Trent: Trentham Books. Van Avermaet, P. (2008). Taalverschuiving in de Italiaanse gemeenschap in Eisden, Maasmechelen. Doctoraatsproefschrift. Leuven: K.U. Leuven. Van de Gaer, E., Verhaeghe, J. P., Reynders, T., & Van Damme, J. (2006). Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs. GOK-leerlingen in het eerste leerjaar: achterstand en evolutie voor het leergebied technisch lezen . Leuven: Steunpunt 'Loopbanen doorheen Onderwijs naar Arbeidsmarkt', Cel 'Schoolloopbanen in het basisonderwijs' (SiBO). Van den Branden, K. (Ed.) (2006). Task-Based Language Education: From Theory to Practice. Cambridge: Cambridge University Press. Van den Branden, K., & Van Avermaet, P. (2001). Taal, onderwijs, en ongelijkheid: quo vadis? Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid, 5 - 6, 394 - 404. Vandenbroucke, F. (2007), De lat hoog voor talen in iedere school. Goed voor de sterken, sterk voor de zwakken. Definitieve versie Talenbeleidsnota. Brussel: Ministerie Onderwijs en Vorming van de Vlaamse regering. Van der Slik, F., Driessen, G., & De Bot, K. (2006). Ethnic and Socioeconomic Class Composition and Language Proficiency: A Longitudinal Multilevel Examination in Dutch Elementary Schools. European Sociological Review, 22, 293 - 308. Van Gorp, K., & Van den Branden, K. (2003). Hoe vernieuwend denken studenten in de lerarenopleiding over taalonderwijs? Een onderzoek naar de percepties van eerstejaars- en derdejaarsstudenten kleuteronderwijs en lager onderwijs op het vlak van taalvaardigheidsonderwijs. In: Naar meer gelijke kansen in en door onderwijs. Studiedag georganiseerd door het Vlaams Forum voor Onderwijsonderzoe is/nNED/. Verhelst, M., & Verheyden, L. (2003). Eindra, Centrum voor Taal & Migratie. Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs 1. Leuven: K.U.Leuven, Centrum voor Taal Vlaams Forum voor Onderwijsonderzoek (VF0). Gent, 24 oktober 2003, cd-rom of http://hier. is/nNED/. 3ilingual Children in the Crossfire. Clevedon: Verhelst, M., & Verheyden, L. (2003). Eindrappor t Pilootproject Circus Kiekeboe . Leuven: K.U.Leuven, Centrum voor Taal & Migratie. nvol op Vlaamse scholen? Een actie-onder, 9-28. the United States: From Bilingualism as a al journal of the Sociology of Language, 155it and Teacher Style. Insights from an Interna- liven University Press. ). Beter, breder en met meer kleur. Onderwijs ;blik en suggesties voor de toekomst. Leuven: ngratie: een Vlaming leert Frans van een .), Een taak voor iedereen. Perspectieven voor mt. ual English First Language Classroom. The ilingualism, (10), 6, 707-722. tweetaligheid bij allochtone kleuters. Tilburg: 5). Onderzoeksrapport Ouderbetrokkenheid in Gewest. Leuven: K.U. Leuven, Centrum piing for all Students. Research Findings on ibbon (Ed.), Intercultural Education in Euro:s. vnse gemeenschap in Eisden, Maasmechelen. Damme, J. (2006). Longitudinaal onderzoek leerjaar: achterstand en evolutie voor het leerpbanen doorheen Onderwijs naar Arbeidswijs' (SiBO). Ige Education: From Theory to Practice. Camonderwijs, en ongelijkheid: quo vadis? ', 5-6, 394-404. fere school. Goed voor de sterken, sterk voor de ssel: Ministerie Onderwijs en Vorming van Ethnic and Socioeconomic Class Composifultilevel Examination in Dutch Elementary 8. rernieuwend denken studenten in de leralek naar de percepties van eerstejaars- en onderwijs op het vlak van taalvaardigheidsr onderwijs. Studiedag georganiseerd door het 137