Project Zorgketen Opdrachtgever: Hogeschool van Amsterdam Tafelbergweg 51 1105 BD Amsterdam Zuidoost Tel: 0205954111 Projectleden: Michelle Kroon Shannon Huel Sarah Calissendorff Suzanne Zeekant 500608699 500544757 Projectbegeleider: Josanne Kers 1 Inhoudsopgaven Deel 1 Introductie………………………………………………………………………………………………………………………………………..1 1 Inleiding…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………1 Deel 2 ketenzorg……………………………………………………………………………………………………………………………………………1 1 Begrippenverklaring…………………………………………………………………………………………………………………….…………………1 1.1 Begrip 1………………………………………………………………………………………………………………………………………………………1 1.2 Begrip 2…………………………………………………………………………………………………………………………………………………….1 1.3 Begrip 3……………………………………………………………………………………………………………………………………………………..1 2 Pathologie, beleving van de patiënt en zorgvraag bij oudere oncologische patiënten……………………….……………1 2.1 Casussen…………………………………………………………………………………………………………………………..…….………………1 2.1.1 Inleiding ……………………………………………………………………………………………………..…………………………..…….1 2.1.2 Casus mammacarcinoom ………………………………………………………………………….……..…………………….……..1 2.1.3 Casus prostaatcarcinoom ………………………………………………………………..………..…………………………...……..1 2.1.4 Casus coloncarcinoom ……………………………………………………………………………….……………………………..……1 2.1.5 Casus longcarcinoom……………………………………………………………………………………………………………………… 1 3 Patiëntencarriére..................................................................................................................................................1 3.1 Inleiding...........................................................................................................................................................1 3.2 Patientencarriére............................................................................................................................................1 3.3 transities..........................................................................................................................................................1 4 Modulen voor patiëntenzorg aan oudere oncologische patiënten………………………………………….……………………….1 4.1 Inleiding……………………………………………………..…………………….……………………………………………………………………..1 4.2 verpleegkundige module……………………………………………………………………………………………………………..…………1 4.3 Model van yperen……………………………………………………………………………………………………………………………………1 4.3 Modulen casus mammacarcinoom ………………………………………….………………………..……………………………………1 4.3.1 De modulen…………………………………………………………………..………………….………………………………………….1 4.3.2 Inleiding……………………………………………………………………………………………………………………………..…………1 4.3.3 Prothesen bij Oudere Oncologische Patiënten……………………………………………………..………………………1 4.4 Modulen casus prostaatcarcinoom…………………………………………………………………………………………………………..1 4.4.1 De modulen……………………………………………………………………………………………………………………………………..1 4.4.2 Inleiding.................................................................................................................................................1 4.4.3 Nazorg bij katheterisatie van de blaas bij prostaatcarcinoom…………………………………………………………..1 4.5 Modulen casus coloncarcinoom…………………………………………………………………………………………………………………1 4.5.1 De modulen…………………………………………………………………………………………………………………………………….1 4.5.2 Inleiding.................................................................................................................................................1 4.5.2 Informatie geven....................................................................................................................................1 4.6 Modulen casus longcarcinoom........................................................................................................................1 4.6.1 De modullen.............................................................................................................................................1 4.6.2 Inleiding...................................................................................................................................................2 4.6.3 Palliatieven zorg…………………………………………………………………………………………………………………………………1 5 Sociale kaart..........................................................................................................................................................1 5.1 Inleiding..........................................................................................................................................................1 5.2 De sociale kaart..............................................................................................................................................1 6 Zorgketen………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..1 6.1 Inleiding……………………………………………………………………………………………………………………………………………………..1 slot………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………1 Nawoord………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….1 Bijlagen…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..1 1Evaluatieverslag samenwerking ......................................................................................................................1 2Literatuurlijst...................................................................................................................................................1 2 Deel 1: Introductie 3 Inleiding ‘Verpleegkundigen valt het op dat er een toename is van oudere oncologische patiënten. Vanuit het oogpunt van continuïteit en coördinatie van zorg is het niet goed dat er zo weinig zicht is op de verpleegkundige zorg die buiten instellingen wordt verleend.’ (BRON) De Verpleegkundig Advies Raad(VAR) besluit als doel om de verpleegkundige zorg aan oncologische patiënten inzichtelijk te maken, te verbeteren, af te stemmen en patiëntgericht te maken. Het project richt zich op de doelgroep onder de leeftijdscategorie 65+ ‘ouderen’. Het uiteindelijke eindproduct zal een projectrapport worden, waarin de volgende vraagstelling beantwoord zal zijn: Hoe zien verpleegkundige modulen eruit van een zorgprogramma waarin een beschrijving van het verpleegkundig zorgaanbod aan oudere oncologische patiënten gepresenteerd wordt? Dit project luidt dat de projectgroep een verpleegkundige modulen ontwerpt van een zorgprogramma waarin een beschrijving van het verpleegkundig zorgaanbod aan oudere patiënten met kanker gepresenteerd wordt. Deze modulen zijn ontwikkeld vanuit vier patiëntencasussen waarin pathologie en de zorgvraag tot uiting komen. Het zorgaanbod is onderbouwd met wetenschappelijk bewijs. De uitwerking van deze zorgvragen leiden tot verschillende verpleegkundige modulen per zorgvraag van een zorgprogramma. In de modulen is het verpleegkundig zorgaanbod beschreven. De modulen zijn uitgewerkt volgens het Model van Yperen(Verwijzing). Verder heeft de projectgroep een beschrijving van een patiëntencarrière met daarin aandacht voor transities(Verwijzing begripuitwerking). De verpleegkundige zorg bij deze transities is uitgewerkt. Bij de patiëntencarrière betrekt de projectgroep de sociaalculturele achtergrond en de invloed van opvattingen van de familie ten opzichte van het zieke familielid. Bij de uitwerking gebruikt de projectgroep de theorie en model van Irena Papadopoulos. (Verwijzing bijlage). Verder heeft de projectgroep een overzicht gemaakt van de sociale kaart van het formele zorgaanbod in de regio ‘Amstelveen’ voor oudere patiënten met kanker. In de beschrijving van de sociale kaart wordt ook uitgewerkt welk specifiek op de sociaalculturele achtergrond van de patiënten uit de casussen gerichte zorgaanbod aanwezig is. In de conclusie wordt geformuleerd over de mate waarin de sociale kaart van deze regio voldoende afgestemd is op de sociaal-culturele achtergrond van de patiënten uit de casussen. Uiteindelijk leidt dit tot een korte schets van een wenselijke zorgketen en tot de mogelijkheden en beperkingen van het organiseren van de zorgketen in oncologische zorg. En tot slot een schets van knelpunten en barrières die bij samenwerking en samenhang kan belemmeren wordt weergeven. De knelpunten of barrière worden op per micro-, meso- en macro- niveau beschreven. 4 In de bijlagen staat het procesverslag waarbij een analyse wordt gegeven met betrekking tot het project en kwalitatieve aanbevelingen met betrekking tot het bereikte resultaat. 5 Deel 2: ketenzorg 6 H1 Begrippenverklaring 1.1. De precisering In deze paragraaf worden een aantal termen besproken die essentieel zijn voor een goed begrip van het projectrapport. - VAR Een VAR is een Verpleegkundige en/of Verzorgende Adviesraad. Dit is een adviesorgaan van verpleegkundige en/of verzorgende beroepsbeoefenaren voor de directie op Raad van Bestuur. De Raad van Bestuur is “het hoogste leiddinggevende orgaan van een profit-organisatie of een non-profit-organisatie” 1, en deze is “belast met de dagelijkse leiding van de onderneming”2. Een VAR heeft als doel de kwaliteit van zorg in een zorginstelling te bewaken en verbeteren. Dit wil ze bereiken door adviezen te geven aan de directie of Raad van Bestuur. Op die manier treedt de VAR op als ‘stem’ van de verpleging en verzorging binnen de zorginstelling. De adviezen die de VAR geeft kunnen ontwikkelingen in de zorg(instelling) teweeg brengen. De opzet van VAR’s wordt ondersteund en gestimuleerd door de V&VN (Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland) , de beroepsvereniging van zorgprofessionals.3,4 - Oncologie en oncologische patiënten Oncologie is “Gezwelleer; wetenschap betreffende de gezwellen (met name de maligne)”5. NB Maligne betekent “kwaardaardig, gevaarlijk, bijv. van ziekten [in dit geval oncologische ziekten] die dodelijk verlopen, van gezwellen die voortwoekeren”6. Oncologische patiënten zijn dus patiënten die lijden aan oncologische aandoeningen. Een voorbeeld van een oncologische patiënt is iemand met een gezwel bij de borst. - Disease management Disease management is “een aanpak waarbij de patiënt centraal staat en waarbij wordt voorzien in een zoveel mogelijke sluitende keten van vroegtijdige onderkenning, preventie, zelfmanagement en zorg” 7. Bij disease management is het streven dat de behandelplannen van alle verschillende betrokken zorgverleners op elkaar afgestemd zijn. Een begrip dat soms als synoniem van disease management wordt gebruikt is transmurale zorg.8 Bij disease management is een lastig aspect de financiering. Omdat de zorg rond chronisch zieken georganiseerd is vanuit verschillende zorgverleners en –instellingen, komen er kosten bij, bijvoorbeeld voor de afstemming tussen de verschillende soorten zorg onderling (bijvoorbeeld zorg die een diëtiste aan een Diabetes-patiënt biedt, en zorg die een huisarts aan die patiënt biedt). De minister van Volksgezondheids Welzijn en Sport heeft de integrale bekostiging van de chronische zorg geïntroduceerd. Dit betekent dat “alle zorg binnen een disease managementprogramma én de activiteiten die nodig zijn om de samenwerking en afstemming 1 http://nl.wikipedia.org/wiki/Raad_van_bestuur http://nl.wikipedia.org/wiki/Raad_van_bestuur 3 www.venvn.nl/OverVVN.aspx 4 www.venvn.nl/OverVVN/VoorVARs.aspx 5 Jochems, A.A.F, Joosten F.W.M.G. (2009) 6 Jochems, A.A.F, Joosten F.W.M.G. (2009) 7 www.nationaalkompas.nl/zorg/sectoroverstijgend/ketenzorg/wat-is-ketenzorg 8 www.nationaalkompas.nl/zorg/sectoroverstijgend/ketenzorg/wat-is-ketenzorg 2 7 tussen zorgverleners te bevorderen als één product”9 kunnen worden bekostigd. Verzekeraars sluiten voor dit hele zorgpakket dan een contract af. Deze contracten worden ketendiagnosebehandelingcombinatie genoemd. Per 2010 is deze manier van bekostigen ingevoerd voor de diabeteszorg, vasculair risicomanagement en COPD-zorg.10 Voor oncologische zorg is er dus nog geen sprake van zo’n pakket. Met dit project zal de projectgroep zich bezighouden met de oriëntatie op het ontwerp van zo’n pakket. - (Zorg)modulen Modulen zijn afgebakende onderdelen van een programma; zorgmodulen zijn dus onderdelen van een zorgprogramma. Een voorbeeld van een zorgmodule is een Stoppen met Rokenprogramma waarin de norm voor goede zorg bij tabaksverslaving (stoppen met roken) wordt besproken.11 - Zorgprogramma Een zorgprogramma is “een samenhangend en gebundeld aanbod voor een afgebakende groep cliënten. Bijvoorbeeld een groep cliënten met een ernstige meervoudige beperking. Een zorgprogramma beschrijft welk aanbod er is op het gebied van wonen, dagbesteding en inhoudelijke ondersteuning. Voor iedere individuele cliënt wordt in het ondersteuningsplan aangegeven welke onderdelen uit het zorgprogramma passen bij zijn specifieke behoeften”12. Het opstellen van een zorgprogramma kan men doen met verschillende doeleinden: 1. “vraaggericht en doeltreffend te werken; 2. aanbod en mogelijkheden beter te laten aansluiten op de behoeften van de cliënt; 3. kwaliteit van onze dienstverlening te verbeteren”13. Een zorgprogramma wordt ontworpen door de zorgvraag van de patiëntpopulatie te beschrijven, en aan te geven welke professional (bijvoorbeeld de verpleegkundige) van welke instelling (bijvoorbeeld de thuiszorg) aan die zorgvraag kan voldoen.14 - Sociale kaart van formele zorgaanbod Een inventarisatie (overzicht) van het aanwezige zorgaanbod in de regio.15 - Zorgketen Een zorgketen is een “een continuüm van zorg gericht op een bepaalde aandoening. Participanten stellen zich als doel gezamenlijk de kwaliteit van zorg te verbeteren”16. - Ketenzorg17 9 www.nationaalkompas.nl/zorg/sectoroverstijgend/ketenzorg/hoe-is-diseasemanagement-georganiseerd www.nationaalkompas.nl/zorg/sectoroverstijgend/ketenzorg/hoe-is-diseasemanagement-georganiseerd 11 Bouwman J.G. College Zorgketen. 15 april 2011. 12 www.cello-zorg.nl/Smartsite.shtml?id=52958 13 www.cello-zorg.nl/Smartsite.shtml?id=52958 14 Kers J.A. College Zorgketen 13 april 2011. 15 Bouwman J.G. College Zorgketen. 15 april 2011. 16 www.nfzp.nl/nfzp/Presentaties/220405/Buis.ppt 17 Kers J.A. College Zorgketen 13 april 2011. 10 8 Ketenzorg is zorg waarbij de juiste zorg op het juiste moment door de juiste professional wordt geboden. In een goede zorgketen (zie hierboven) is er sprake van ketenzorg. Hierbij zijn drie aspecten erg belangrijk: 1. Informatieoverdracht zorgt voor veilige zorg. Bijvoorbeeld een allergie van een patiënt die is opgenomen in het elektronisch patiëntendossier van deze patiënt, zodat zowel huisarts als diëtiste toegang hebben tot deze informatie en beide hun zorg hierop kunnen afstemmen. Het ander voorbeeld is het SBAR-proces; dit is ook een manier om communicatie tussen hulpverleners te verbeteren. Het SBAR is een vragenlijst, waarbij situatie (situation; S), achtergrond (background; B), beoordeling (assessment; A) en aanbeveling (recommendation; R) worden besproken.18 2. Een standaard zorgt voor effectieve zorg. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van zogenaamde klinische paden, en evidence based handelen. 3. Tijdige zorg zonder overlap of wachttijd maakt de zorg efficiënt. Tijdige zorg kan geboden worden door middel van zorgprogramma’s, zorgpaden en zorgmodulen. Ketenzorg wordt georganiseerd door een omvangrijke patiëntenpopulatie met dezelfde zorgvraag of aandoening te kiezen (in dit geval oudere oncologische patiënten), en voor deze populatie ketenzorg te ontwerpen (door middel van een zorgprogramma of –pad), en een zorgketen te starten. 18 http://vmszorg.nl/Documents/Tools_Extras/Veiligheidssysteem/U532_comSBAR_C.p1_LR.pdf 9 H2 Pathologie, beleving van de patiënt en zorgvraag bij oudere oncologische patiënten Casussen 2.1 Inleiding Er zijn vier casuïstieken beschreven vanuit de pathologie, beleving en zorgvraag van ouderen oncologische patiënten. De vier casussen samen bieden een beeld van de verpleegkundige zorg aan oudere oncologische patiënten. Elke casus bevat een duidelijke beschrijving van de pathologie in symptomen en etiologie van de kankeraandoening. Elke casus geeft zicht op het patiëntenperspectief op het probleem en leid tot een duidelijke zorgvraag vanuit de patiënt. De casussen zijn allemaal ontleend aan de reële ervaring van patiënten en achtergrond en voorgrondkennis over de oncologische aandoening. Daarnaast zijn de casussen uit verschillende settings afkomstig, maar centraal in de casus staat de ‘oudere’(65+) oncologische zorgvrager met zijn zorgvragen. 2.2 Casus mammacarcinoom Carla Verhoef is een 68-jarige vrouw. Ze is getrouwd met Peter Verhoef (65). Samen hebben ze twee volwassen dochters van 41 en 37 jaar. Mevrouw is van haar 20e tot haar 67e verpleegkundige geweest in het AMC. Twee jaar geleden is ze met pensioen gegaan. Haar man is psychiater en zegt over twee jaar ook met pensioen te willen, maar mevrouw denkt dat hij het liefst zijn hele leven blijft werken. De beide dochters van meneer en mevrouw zijn ook verpleegkundigen. Mevrouw ontdekte een knobbel in haarlinker borst toen zij zelfonderzoek uitvoerde. Deze knobbel zat op haar rechterborst, boven de tepel vlakbij haar oksel. Als ze in de spiegel keek kon ze de knobbel niet zo goed zien, maar ze voelde hem wel degelijk. Mevrouw had tevens een enigszins ingetrokken tepel. Mevrouw ging met deze klacht naar de huisarts, die haar na palpatie meteen doorverwees naar het ziekenhuis. Hier kreeg mevrouw een mammografie. Naar aanleiding van dit onderzoek hadden mevrouw en haar man een slechtnieuwsgesprek met de gynaecoloog en oncologieverpleegkundige. De gynaecoloog vertelde mevrouw dat ze borstkanker had. De diagnose kwam als een gigantische klap. ‘Daar was het dan’, had mevrouw gedacht. ‘Het woord waar iedere vrouw van mijn leeftijd bang voor is.’ Ze had genoeg vriendinnen gehad die eraan geleden hadden en wist hoe erg het kon zijn. De gynaecoloog beschreef de TNM-classificatie als T2NoMo. De oncologieverpleegkundige legde aan mevrouw uit dat dit betekende dat haar tumor 2,5 cm was. Om zeker te weten dat de tumor niet was uitgezaaid moest er echter nog een biopsie plaatsvinden, van de lymfeklier in haar rechteroksel. 10 Mevrouw was tijdens het hele gesprek erg stil en moest telkens tranen wegslikken. De man van mevrouw stelde wat vragen, met name over praktische zaken: hoe nu verder? Wat was de behandeling? De gynaecoloog raadde een zogenaamde ablatieve behandeling aan. Meneer en mevrouw hoorden dat dit inhield dat het borstweefsel van de linkerborst van mevrouw verwijderd moest worden, samen met de overliggende huid en tepel. Mevrouw werd zeer emotioneel van dit nieuws en kon niet bevatten dat haar borst geamputeerd moest. De gyneacoloog legde aan mevrouw uit dat een borstbesparende operatie geen optie is, gezien de verhouding tussen de turmor- en borstgrootte bij mevrouw. De verpleegkundige legde uit dat dit betekende dat de tumor te groot was voor de borst om een borstbesparende operatie mogelijk te maken. De dochters van mevrouw waren erg geschrokken onder het nieuws, en ook de man van mevrouw was aangeslagen, maar mevrouw zelf was nog steeds het meest gebroken onder het nieuws. Hoe ging dit nou? Moest ze na de operatie dan maar gewoon verder? Mevrouw kon zich dan niet voorstellen. En wat als er nou uitzaaiingen waren, wat zou dat dan betekenen? Was ze eigenlijk nog wel vrouw, met één borst? Het is bijna de helft van wat je vrouwelijk maakt dat haar zomaar wordt afgenomen, toch? De verpleegkundige vertelde mevrouw dat een prothese tegenwoordig ontzettend mooi resultaat kan geven, maar mevrouw wilde hier helemaal niet aan denken. De biopsie die mevrouw had gehad had een goede uitslag gehad, en mevrouw merkte bij zichzelf dat ook zij nu weer wat ruimte kreeg om te ademen. En toen was het zover: de operatie. Mevrouw was heel zenuwachtig, maar met haar dochters en haar man bij haar in het ziekenhuis voelde ze zich tenminste niet alleen. Na de operatie kwam het moment dat mevrouw voor het eerst in de spiegel keek. Ze haalde diep adem, maar het resultaat schokte haar. Een groot litteken over haar borst – of eigenlijk, over de plek waar eens haar borst zat. Een verpleegkundige heeft haar, in samenwerking met het dichtstbijzijnde Integraal Kankercentrum, aan een geschikte prothese geholpen. Mevrouw kreeg in eerste instantie een zachte prothese, en na ruim drie maanden kreeg ze haar definitieve prothese. Toen was haar wond namelijk goed hersteld. “Prachtig!” zei iedereen tegen mevrouw, “je ziet er niets van!” ‘Nee’, dacht mevrouw dan, ‘maar jullie zien mij ook niet echt’. Als ze ’s avonds in haar pyjama zat was het wel anders. Ze had niet verwacht zich dit zo aan te trekken: ze was bijna 70! Maakte het dan echt allemaal nog uit? Nu ze het zelf mee had gemaakt kon ze het antwoord hier wel op geven: ja, het maakte uit. De man van mevrouw zei dat hij haar nog altijd even mooi vond. “Nog net zo betoverend als toen ik je ontmoette 50 jaar geleden.” Toch merkte mevrouw dat ze lichamelijk contact met haar man moeilijker vond dan vroeger. Zelfs een knuffel voelde nu soms vervelend. Alsof alles geassocieerd werd met de borstkanker. 11 Ook merkte mevrouw dat ze veel sneller moe was. Niet zoals vroeger, als ze een hele dag bezig was, maar veel sneller. Het was een moeheid die er eigenlijk altijd was, alsof ze zich dan met haar hele lichaam ontzettend lang had ingespannen. Het is nu ruim vier jaar later en mevrouw is tot op heden gezond. Mevrouw controleert zichzelf nog wel regelmatig, en de angst om opnieuw borstkanker te krijgen blijft bij haar spelen. De moeheid van mevrouw is minder geworden, al vraagt ze zich nog altijd af of ze even moe zou zijn geweest als ze geen borstkanker had gekregen. 2.3 Casus prostaatcarcinoom Een 66- jarige man meldt zich op de polikliniek urologie met klachten van bloed plassen. Ongeveer 4 maanden gelden heeft hij ook al eens bloed geplast. Hij is door zijn huisarts verwezen omdat hij sinds 3 dagen weer bloed plast. De patiënt is altijd gezond geweest. Hij rookt 15- 20 sigaretten per dag en is vrachtwagenchauffeur van beroep geweest en sinds een jaar met pensioen. Meneer zijn hobby’s zijn tuinieren en vissen. Hij is getrouwd met zijn vrouw en heeft 2 volwassen dochters. Bij het anamnesegesprek geeft hij de volgende informatie: het plassen is niet pijnlijk, gaat overdag ongeveer 7- 8 x per dag naar de wc om te plassen. ’s Nachts moet hij er meestal ook wel een aantal keren uit om te plassen. Patiënt heeft wel het gevoel altijd goed uit te kunnen plassen, maar het plassen komt soms wat traag op gang. De laatste maanden wordt dat wel erger, maar meneer zegt: ‘volgensmij is dat niet abnormaal op mijn leeftijd. Toch?’ De straal is wat minder krachtig dan vroeger. Sinds het bloedverlies bij de urine heeft meneer wel de indruk dat hij vaker aandrang heeft om te moeten plassen dan daarvoor. En de laatste maanden wel wat meer last van nadruppelen na het plassen dan vroeger. Het plassen duurt daardoor ook wat langer. ‘Dat is lastig als ik ergens ben en snel een sanitaire stop wil maken er is nog geen last van ongewild urineverlies’. De urine is roze- rood gekleurd en stinkt niet. Patiënt zegt dat voor zover hij weet, nog nooit iets aan zijn prostaat te hebben gehad. Een broer van de vader van hem is wel overleden aan de gevolgen van een blaaskanker. De oma van patiënt en een zus van zijn moeder waren bekend met nierstenen. Beide zijn inmiddels overleden. Naderhand zijn onderzoeken gedaan waaronder: PSA, echoscopie nieren en blaas, echoscopie prostaat, urineflow onderzoek, cytoscopie, Rectaal toucher etc. Aan de hand van de onderzoeken is gebleken dat er toch iets afwijkends aan de hand is en toen heeft de arts een biopsie gedaan, waaruit bleek dat 1 van de stukjes weefsels kankerpositief was. Voor Martin was dit een grote schok, omdat hij verder helemaal geen andere klachten heeft. De arts legt uit dat zijn prostaatcarcinoom in de periferie van de prostaat is ontstaan aan de laterale zijde. Het is uitgebreid in de richting van de urethra(T3), vandaar de lokale (mictie)klachten die meneer heeft. De arts legt uit dat prostaatkanker langzaam groeit en dat het merendeel van de patiënten geen last heeft van klachten, dus kan adviseren om (nog) niet actief te behandelen en afwachten en we controleren het, maar het beste is om te gaan behandelen met een goede kans op genezing omdat het zo beperkt is. Martin kiest voor behandelen, maar maakt zich 12 zorgen. Want iedere behandeling die gedaan zal worden: chirurgisch behandelen door de gehele prostaat te verwijderen en radiotherapie: uitwendige, inwendige bestraling, neemt bijwerkingen met zich mee en dat maakt Martin toch wel angstig. De periode na de diagnose en voor de start van de behandeling ervaart Martin veel stress terwijl hij ook bezig is met het verwerken van de diagnose. Deze periode wordt bij Martin gekenmerkt door angst als gevolg van de onzekerheid en onvoorspelbaarheid van de ziekte en verloop van die behandeling. Martin zijn angst uit zich in slaapproblemen, moeheid, van streek zijn, nervositeit en geïrriteerd zijn. Zijn vrouw ervaart veel uitingen van spanning gedurende deze periode. Samen met de behandelende arts heeft Martin besloten voor behandeling, omdat hij ook angstig wordt van het idee dat hij een soort ‘atoombom’ bij zich draagt en dat het misschien slechter met hem kan gaan. Hij krijgt keuze uit radiotherapie: uitwendige bestraling of inwendige bestraling. Zijn keuze valt op de inwendige bestraling. Na de echografie is besloten dat Martin zijn behandeling bestaat uit radiotherapie waarbij inwendige bestraling(brachytherapie) wordt toegepast. Door de inwendige bestraling heeft Martin last van zijn plasklachten. Die lijken wel verergerd te zijn. Martin moet veel rekening houden met wanneer hij moet plassen, want uitstellen lukt hem beslist niet. De echte straalkracht zit er niet meer in, de urine loopt er een beetje uit. Soms lukt het plassen helemaal niet meer. Martin moet misschien aan een katheter. Van de bestraling merkt Martin dat hij er duizelig en raar in het hoofd van wordt en daarbij hoofdpijn krijgt. Hij heeft duidelijk het gevoel dat er iets in zijn lichaam zit wat er niet hoort. Hij voelt zich er toch niet lekker door. Martin vind het moeilijk om na zo’n behandeling zijn dagritme weer op te pakken. Daarnaast vind Martin het moeilijk dat hij leefregels heeft opgekregen. Dit is bijvoorbeeld: geen kinderen op zijn schoot nemen, geen contact met zwangere vrouwen en niet te dicht bij mensen in de buurt komen. Martin vind dit moeilijk wanneer hij visite heeft en voelt zich dan ongemakkelijk hij ondervind hierbij beperkingen. Na een maand heeft Martin weer een gesprek met de radiotherapeut en geeft hij aan nog steeds last te hebben van dagelijks bloed uit de urine. Hij geeft aan dat hij zich ongerust hierover maakt en bang is dat het niet uit de prostaat komt, maar uit de blaas. De radiotherapeut geeft aan dat er een infectie opgetreden kan zijn en dat dit onderzocht gaat worden. Maar de behandeling(het implanteren van de zaadjes) is volstrekt goed verlopen. Martin is nu 3 jaar verder en zijn prostaatkanker is niet verder gegroeid.. Hij is nog steeds onder controle bij de uroloog. De follow- up bestaat uit nazorg voor Martin door middel van voorlichting, verhelpen van klachten en de complicaties die zijn overgehouden aan zijn behandeling. Zijn PSA- activiteit wordt nog steeds gecontroleerd om aan te tonen of er een recidief ontstaan of metastasering op afstand. 13 2.4 Casus coloncarcinoom Meneer Jansen is 72 jaar oud en woont al 50 jaar samen met zijn vrouw. Hij heeft altijd een goede conditie gehad en goed voor zijn vrouw gezorgd. Ze hebben samen twee kinderen die beide aan de andere kant van Nederland wonen. Sinds een paar maanden heeft hij last van 'moeheid en algemene malaise'. Ook heeft hij 'vage zeurende klachten rechts in de onderbuik'. Echter heeft hij sinds enkele weken ook 'bloedverlies en loze aandrang'. Hij besluit hierdoor samen met zijn vrouw naar de huisarts te gaan. Gelukkig kan hij daar snel terecht, maar het lijkt wel of de huisarts zijn klachten niet serieus neemt. Mw. Jansen denkt ook dat het allemaal wel mee valt en dringt aan om naar huis te gaan. Als ze thuis zijn zegt zij: 'iedereen is wel eens moe en heeft buikpijn, rust nu maar gewoon een beetje uit'. Na twee weken heeft meneer Jansen nog steeds last van bloedverlies via anum en hij maakt een nieuwe afspraak bij de huisarts. Dit keer gaat hij alleen en dat maakt hem een beetje zenuwachtig. Als hij zijn klachten heeft uitgelegd schrikt de huisarts en stuurt hem direct door naar het ziekenhuis, waar hij al over 2 dagen terecht kan, voor verder onderzoek. Meneer Jansen is toch wel een beetje van slag na zijn bezoek aan de huisarts en wil hier graag met zijn vrouw over praten. Zij reageert amper op het bericht en gaat boodschappen halen met de buurvrouw. Meneer Jansen ligt s nachts uren wakker van het piekeren en voelt zich de hele tijd zenuwachtig. Het is twee dagen later als hij opstaat om naar het ziekenhuis te gaan. Hij vraagt aan zijn vrouw hoe laat zij zullen vertrekken, maar zij reageert erg verbaasd: 'ik dacht dat jij alleen zou gaan?' Meneer Jansen besluit zich niet te laten kennen en vertrekt in zijn eentje naar het ziekenhuis. Hier verteld de arts dat er 'laboratorium onderzoek en een colonscopie' uitgevoerd zullen worden. Meneer Jansen vond de colonscopie erg vervelend en wacht gespannen op de uitslag. Die komt gelukkig al snel, maar is wel zorgwekkend. De arts heeft wat weefsel gevonden waarvan hij niet weet wat het is. Dit zal verder onderzocht worden en daar krijgt meneer Jansen de uitslag van tijdens een belafspraak. Als meneer Jansen thuis komt zit zijn vrouw op hem te wachten. Hij verteld haar het slecht nieuws, maar het lijkt nog niet aan te komen. Het enige wat zij zegt is: 'nou hopen dat het meevalt want ik kan echt niet voor ons beide zorgen!' Twee weken later komt de uitslag van het onderzochte weefsel. Helaas heeft meneer Jansen twee tumoren in zijn darmen. Hij heeft steeds meer het gevoel dat hij er alleen voor staat en is bang dat het niet goed komt met hem en zijn vrouw. Ook van zijn kinderen ontvangt hij niet de reactie die hij verwacht had… 2.5 Casus longcarcinoom 14 Mevrouw de Bruin is 70 jaar oud. Ze is van autochtone oorsprong. Ze is getrouwd en heeft drie kinderen, twee dochters en een zoon. Twee van haar kinderen zijn ook getrouwd en hebben kinderen. Zij komen vaak op bezoek en nemen dan ook hun kinderen mee. Haar zoon woont ver weg maar ook die komt minimaal eens per half jaar op bezoek. Als de kinderen op bezoek komen vindt mevrouw dit altijd heel gezellig. Ook komen haar buren vaak op de koffie. Mevrouw de Bruin vindt zichzelf heel actief op haar leeftijd. Ze is lid van de klaverjasclub, waar ze een keer per week heen gaat samen met haar man. Ze kan zelf nog veel in het huishouden en als er een moeilijk klusje is dan komen haar dochters helpen. Mevrouw is nog van de oude stempel ze vindt dat zij voor het huishouden moet zorgen en dat haar man nu niet meer zoveel hoeft te doen, ze vindt dat haar man zijn hele leven al hard genoeg gewerkt heeft. Mevrouw is haar hele leven huisvrouw en moeder geweest. Wel verdiende twee ochtenden in de week wat bij door huishoudelijk werk te doen bij andere. Maar het allerbelangrijkste vindt mevrouw toch de gezelligheid van haar dochters en buren. Als zij langskomen, zorgt ze altijd dat er iets lekkers klaarstaat voor bij de koffie. Dan drinken ze koffie en roken daar allemaal bij. Mevrouw kan niet zonder haar sigaretten. Ze rookt al vanaf dat zij 20 is ze vindt dat dit helemaal bij haar hoort en dat het gezellig is om met andere een sigaretje te doen. Ook haar man en kinderen roken flink. Mevrouw heeft wel eens pogingen gedaan om te stoppen maar het is haar nooit gelukt en nu ze toch al zo oud is vindt ze niet dat het nog zin heeft om te stoppen. Twee maanden geleden begon Mevrouw steeds meer te hoesten Toen dit aanhield vond ze het toch wel erg vervelend worden. Het werd zelfs zo erg dat ze bijna geen adem keer kon halen en dat ze met een gierende ademhaling op haar bed lag. Toen ze ook bloed ging ophoesten werd ze door haar dochters naar de dokter gestuurd.. Eenmaal bij de dokter kreeg ze een verontrustend bericht te horen. Ze werd doorverwezen naar het ziekenhuis omdat de dokter gezien de klachten dacht aan een longembolie, COPD of zelfs longkanker. In het ziekenhuis worden er twee thoraxfoto’s gemaakt. Dit onderzoek liet zien dat er inderdaad sprake is van longkanker. In een gesprek met de dokter wordt haar uitgelegd dat het gaat om een niet-kleincellig bronchuscarcinoom. Een zogenaamd plaveiselcarcinoom. Van af dat moment begint er een periode met veel onzekerheid, twijfels en angst Er komt een perioden met meer onderzoeken uit deze onderzoeken blijkt dat de carcinoom centraal gelegen ligt, en doorgegroeid is naar de bronchuslumenEr is spraken van lymfe metastasen naar de bilaire lymfeklieren . Nu alle onderzoeken zijn gedaan wordt er gekeken naar een behandeling voor de longkanker. Mevrouw de Bruin wordt uitgelegd dat de vijf-jaars overleving gezien het feit dat de kanker centraal gelegen is ongunstig is. De vijf-jaars overleving is 12 %. Er wordt verteld dat er geen behandeling meer mogelijk is maar dat er wel palliatieve zorg gegeven gaat worden om zo lang en zo goed mogelijk door te kunnen leven. Er wordt gekozen voor chemotherapie in combinatie met radiotherapie. Mevrouw krijgt te horen 15 dat het van belang is om in een goede conditie te zijn als om de chemotherapie zo goed mogelijk te laten slagen. Dit betekend ook dat zij zal moeten stoppen met roken. Eenmaal weer thuis begint er een perioden waar verschillende emoties op de voorgrond staan. Mevrouw is angstig, en boos voelt zich machteloos en is erg vermoeid. Ook het leven van man en kinderen is van af dat moment hevig verstoord Na twee jaar een perioden te hebben gehad van verschillende therapieën is mevrouw op. Op dit moment is het voor haar man en kinderen die tot die tijd alle zorg op hun hebben genomen de zorg voor mevrouw ook te zwaar. Mevrouw krijgt op dat moment thuiszorg. Deze zorg is gericht op de terminale fase van de patiënt. Na een half jaar wordt mevrouw opgenomen in een hospicewaar zij naar twee maanden overlijd aan haar ziekte. 16 H3 Patiëntencarrière 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk staat beschreven wat de een patiëntencarrière is en wat transities zijn. Verder wordt er een schematische weergaven gegeven van de patiënten carrières die de patiënten hebben doorlopen uit de casussen. 3.2 Patiëntencarrière Patiëntencarrière Wat een patiënt al allemaal heeft meegemaakt in de zorg- en medische sector. Bijvoorbeeld: een enkele ziekhuisopname, of een scala aan onderzoeken.19 3.3 Transities Transitities die de patiënt doormaakt Transities zijn “overgangen van de ene levensfase, fysieke of psychische gesteldheid, of van de ene sociale rol naar de andere, die het normale leven tijdelijk ontwrichten en om aanpassing vragen”20. Patiëntencarrière casus longcarcinoom Transities Beschrijving Huisarts De patiënt wordt onderzocht bij de huisarts en wordt daarna doorverwezen naar het ziekenhuis ziekenhuis In het ziekenhuis wordt mevrouw extra onderzocht en krijgt dan de diagnose Diagnose longkanker Mevrouw krijgt de diagnose longkanker Behandeling: palliatief, chemotherapie en radiotherapie Mevrouw krijgt te horen dat ze geen curatieve behandeling kan krijgen en wordt palliatief behandeld Palliatieven thuiszorg Mevrouw wordt thuis verzorgd Hospice Omdat het voor de mantel zorg te zwaar wordt, wordt mevrouw verplaatst naar een hospice 19 20 Bouwman J.G. College Zorgketen. 15 april 2011. Nieswiadomy, R. M, Ter Maten-Speksnijder, A, De Lange, J. (2009) 17 Overlijden Mevrouw overlijd in het hospice H4 Modulen voor patiëntenzorg aan oudere oncologische patiënten 4.1 Inleiding Nog maken 4.2 Verpleegkundige modulen Nog maken 4.3 Model van yperen Nog maken 4.4 Module mammacarcinoom 4.4.1 Inleiding Naar aanleiding van de casus omtrent het mammacarcinoom heeft de projectgroep een aantal modulen opgesteld. In paragraaf 1.1 worden deze beschreven. De verpleegkundige module Prothesen bij Oudere Oncologische Patiënten is door de projectgroep uitgewerkt in paragraaf 1.2. 4.4.2 Alle modulen De modulen die de projectgroep naar aanleiding van de casus omtrent mammacarcinoom heeft bedacht, zijn: Psychosociale Begeleiding aan Oudere Oncologische Patiënten – Naar aanleiding van de zorgvraag Angst/omgaan met onzekerheid bij oudere oncologische patiënten. Het gaat hierbij om angst en onzekerheid vóór de behandeling. Hierbij spelen er veel vragen bij de patiënt, die niet altijd om de inhoud gaan maar vaak ook om de angst die erachter zit. De professional die deze module zal uitvoeren is de maatschappelijk werker in samenwerking met de verpleegkundige. De maatschappelijk werker heeft het grootste aandeel in de begeleiding; de verpleegkundige zal een informerende functie hebben. Informeren van Oudere Oncologische Patiënten – Naar aanleiding van de zorgvraag Behoefte aan informatie bij oudere oncologische patiënten. Het gaat hierbij om informatie omtrent de behandeling. De professional die deze module zal uitvoeren (naast de arts) is de verpleegkundige. Rouw bij Oudere Oncologische Patiënten – Naar aanleiding van de zorgvraag Rouw bij oudere oncologische patiënten. Het gaat hierbij om rouw omtrent een veranderd lichaam. Door kanker verliezen patiënt en deel van zichzelf; bijvoorbeeld een deel van hun 18 levensstijl (bijvoorbeeld doordat ze veel sneller moe zijn dan voordat ze ziek werden), of een deel van hun lichaam (door een amputatie). De professional die deze module zal uitvoeren is de maatschappelijk werker. Kanker en Seksualiteit bij Oudere Oncologische Patiënten – Naar aanleiding van de zorgvraag Moeite met seksueel contact bij oudere oncologische patiënten na behandeling. De moeite met het contact komt voort uit de kanker die het lichaam als het ware in beslag neemt. Zo heeft de patiënt uit de casus van het mammacarcinoom na haar ablatieve mamma-operatie het gevoel dat al het lichamelijk contact nu geassocieerd werd met de borstkanker. De professionals die deze module kunnen gebruiken zijn de verpleegkundige, arts, maatschappelijk werkster, sexuologe en psycholoog. Omgaan met Vermoeidheid bij Oudere Oncologische Patiënten – Naar aanleiding van de zorgvraag Vermoeidheid. De moeite met het contact komt voort uit de kanker die het lichaam als het ware in beslag neemt. Zo heeft de patiënt uit de casus van het mammacarcinoom na haar ablatieve mamma-operatie het gevoel dat al het lichamelijk contact nu geassocieerd werd met de borstkanker. De professional die deze module zal uitvoeren is de verpleegkundige. Integratie van Familie in het Ziekteproces – Naar aanleiding van de zorgvraag Behoefte aan betrokkenheid en ondersteuning van familie. De professional die deze module zal uitvoeren is de maatschappelijk werker in samenwerking met de verpleegkundige. De maatschappelijk werker zal hierbij voornamelijk het gespreksdeel van de module uitvoeren – d.w.z. het betrekken van de familie door in gesprek te gaan met zowel familie als patiënt. De verpleegkundige zal voornamelijk het organisatiedeel van de module uitvoeren – d.w.z. het rekening houden met bezoektijden zodat familie de patiënt kan bijstaan; het regelen van een extra bed in de kamer van de patiënt, etc. Prothesen bij Oudere Oncologische Patiënten – Naar aanleiding van de zorgvraag Amputatie van Lichaamsdeel bij Oudere Oncologische Patiënten. De professional die deze module zal uitvoeren is de verpleegkundige in samenwerking met de arts. 4.4.3 Prothesen bij Oudere Oncologische Patiënten In de module Prothesen bij Oudere Oncologische Patiënten maakt de projectgroep onderscheid tussen prothesen voor alle (uitwendige) lichaamsdelen. De projectgroep zal hieronder specifiek de module t.a.v. uitwendige borstprothesen uitwerken. Dit naar aanleiding van de casus omtrent het mammacarcinoom. 19 Wie levert de zorg? 21 Wie vraagt de zorg? Wat biedt de module? 22 Mammacareverpleegkundige Oudere oncologische patiënten (65-80 jaar) die een mamma-amputatie/mammabesparende operatie hebben ondergaan, en die niet hebben gekozen of niet in aanmerking kwamen voor een operatieve borstreconstructie.i 23 Aanmeten tijdelijke prothese na operatie.ii 2 24 Bespreken overgang op aanschaf definitieve uitwendige prothese.iii 2 25 Informatie geven over op maat gemaakte prothesen (wanneer patiënt niet in aanmerking komt voor gangbare maten en modellen).iv 2 26 Patiënt doorverwijzen naar BIC.v 27 28 Voorlichting geven omtrent verzorging van een prothese.vi 29 “Een borstprothese is een belangijk praktisch hulpmiddel voor vrouwen na een borstamputatie voor herstel van het zelfvertrouwen en de omgang in het sociale leven. Goede voorlichting over prothesen dient opgenomen te zijn in het geheel van informatieverstrekking aan de patiënte.” 4 21 http://www.deventerchirurgen.nl/index.php?page=Borstprothese; geraadpleegd op 22/05/2011 & http://www.chirurgenoperatie.nl/pagina/borstkanker/mammacare.php; geraadpleegd op 22/05/2011 22 http://www.deventerchirurgen.nl/index.php?page=Borstprothese; geraadpleegd op 22/05/2011 23 Klaren, A.D, Meer Van Der, C.A. Oncologie Handboek voor verpleegkundigen en andere hulpverleners. 24 Klaren, A.D, Meer Van Der, C.A. Oncologie Handboek voor verpleegkundigen en andere hulpverleners. 25 Klaren, A.D, Meer Van Der, C.A. Oncologie Handboek voor verpleegkundigen en andere hulpverleners. 26 Klaren, A.D, Meer Van Der, C.A. Oncologie Handboek voor verpleegkundigen en andere hulpverleners. 27 http://v3.quadiatv.com/pres/default.asp?p={1445FDA0-5BA2-42A5-84FA-89B57E021135}; geraadpleegd op 22/05/2011 28 http://www.ikcnet.nl/page.php?id=2069&nav_id=110&regio_id=71; geraadpleegd op 22/05/2011 & http://www.ikcnet.nl/page.php?id=1557&nav_id=110&regio_id=64; geraadpleegd op 22/05/2011 29 McCloskey, J.C, Bulechek G.M. Verpleegkundige Interventies. 20 “De wond op de geopereerde mamma(e) moet(en) eerst genezen voordat een definitieve prothese kan worden gedragen. Een tijdelijke oplossing is een zogenaamde ‘noodprothese’, die is gemaakt van textiel gevuld met watten en die over het verband wordt gedragen. Vaak is het ziekenhuis de instantie die deze prothese aan de patiënt aanbiedt.” 5 Vaak kan de definitieve prothese na een aantal weken worden aangeschaft.6 Prothesen verschillen in soort en maat. De meestal prothesen zijn gevuld met siliconen en omgevel door polyurethaanfolie. De plakprothese blijft door een siliconenlaag direct op de huid zitten. Wanneer het wondgebied niet egaal is kan een prothese op maat worden gemaakt.7 BIC = Borstprothese Informatie Centrum – Dit is een initiatief van de BorstkankerVereniging Nederland. Hier kunnen patiënten die een mamma-amputatie/mamma-besparende operatie hebben ondergaan gratis informatie krijgen over borstprothesen. Deze informatie is laagdrempelig en divers: zowel soorten prothesen als soorten bh’s worden besproken, maar er kunnen ook gesprekken gevoerd worden waarin over persoonlijker zaken wordt gesproken omtrent de borstkanker. Het verschil met verkooppunten van borstprothesen, waar ook informatie gegeven wordt, ligt in het feit dat het BIC geen prothesen verkoopt maar alleen informatie biedt, en wel niet-commerciële informatie die wordt gegeven door ervaringsdeskundigen: vrouwen die zelf ook borstprothesen dragen.9 Deze interventie is gebaseerd op de interventie Verzorging van een prothese (domein 1, niveau F, code 1780; McCloskey & Bulechek 10), en aangepast zodat deze een voorlichtingskarakter krijgt. Definitie: informeren over de verzorging en het voorkomen van complicaties van een door de patiënt gedragen verwijderbaar hulpmiddel. Activiteiten: - Houd toezicht terwijl de patiënt de prothese voor het eerst gebruikt en let op hoe hij het hulpmiddel verzorgt. - Inspecteer het omringende weefsel op klachten en verschijnselen van complicaties. - Bepaal wat de patiënt al weet over de verzorging en het voorkomen van complicaties van de prothese. - Ga bij het aan- en uitkleden en het werken met de prothese na of er een risico bestaat op een verstoring van het lichaamsbeeld. Indien hier risico op is, wijs de patiënt dan op de mogelijkheid om met een maatschappelijk werker te praten. - Ga samen met de patiënt na of de kleding moet worden aangepast. - Leg aan de patiënt uit hoe de prothese gereinigd moet worden. - Vraag de patiënt de prothese te reinigen en observeer. Bepaal of de patiënt nog verdere instructies omtrent het reinigen nodig heeft. - Leer de patiënt/familie de prothese aan te brengen. - Leg de patiënt uit hoe de prothese veilig opgeboren kan worden wanneer ze niet wordt gebruikt. - Leg de patiënt uit dat voor een operatie altijd de prothese verwijderd moet. Indien de patiënt dit wenst kan familie bij deze activiteiten betrokken worden 21 4.5 Module prostaatcarcinoom 4.5.1 Inleiding De projectgroep is gestart met deze module aan de hand van de resultaten van het volgende kwalitatieve onderzoek: ‘The early post-operative concerns of men after radical prosttatectomy’. Uit dit onderzoek is geconcludeerd dat mannelijke oncologiepatiënten over onvoldoende kennis beschikken over de periode na behandeling en een tekort aan informatie krijgen over de katheterzorg. De mannelijke patiënten ervaren weinig steun van de professionele medici. De resultaten van het onderzoek suggereren dat de urologische nazorg bij behandeld prostaatcarcinoom verbeterd moet worden. ‘30 ‘Brachytherapie is voor veel patiënten met prostaatcarcinoom een aantrekkelijke behandeling voornamelijk vanwege de milde bijwerkingen. Maar in een klein aantal gevallen treedt acute urine retentie (AUR) op. Dit betekent dat de patiënt plotseling niet kan plassen vanwege een verstopping(obstructie) van de plasbuis. De behandeling die hiervoor in aanmerking komt is een urinekatheter. Aangezien de overleving van prostaatkankerpatiënten een laag risico groep is. Is onderzoek naar de langetermijneffecten van bijwerkingen gedaan en valt obstructie van de plasbuis daaronder. De plasklachten keren misschien na gemiddeld 6 maanden weer terug naar het niveau van voor de behandeling. Echter deze patiënten kunnen niet meer spontaan plassen en hebben tijdelijk een urinekatheter nodig, soms voor langere tijd. Voorkomen moet worden dat men genoodzaakt is een deel van de prostaat te verwijderen vanwege het voortduren van de plasbuisobstructie. Deze ingreep leidt weer op lange termijn tot urinecontinentie. De nazorg voor de katheterzorg rondom de zorgvrager werkt de projectgroep uit volgens het ‘model van Yperen’. Het model is bruikbaar voor zowel de patiënt als - de zorgprofessionals rondom de patiënt- om de verdere gevolgen die eerder genoemd zijn te voorkomen en het contact tussen zorgprofessional en zorgvrager overzicht te geven. ‘31 4.5.2 Alle modulen Probleemgebied/ Zorgvraag 1: Angst/ omgaan met onzekerheid Module: Psychosociale begeleiding32 Probleemgebied/ Zorgvraag 2: Behoefte aan informatie33 30 http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1046/j.13652648.1999.00995.x/abstract;jsessionid=95A1FE19C11F32CE36EE810CD2C5CFC4.d02t01 31http://www.scp.nfk.nl/over_prostaatkanker/scp_artikelen_over_prostaatkanker/gevolgen/_pid/content1/_rp_content1_elementId/ 1_344921 (Artikel plasbuisobstructie na brachytherapie: Geraadpleegd op 20 mei 2011) 32 http://www.scp.nfk.nl/verwijsgids/psychosociale-hulp (Geraadpleegd op 18 mei 2011) 22 Module: Consulent/ Voorlichting/ Informatievoorziening34 Probleemgebied/ Zorgvraag 3: Urinelozing/ Katheterisatie van de blaas Module: Thuiszorg (wijkverpleegkundige)35 Probleemgebied/ Zorgvraag 4: Vermoeidheid Module: Revalidatie bij vermoeidheid36 Probleemgebied/ Zorgvraag 5: Behoefte aan betrokkenheid en ondersteuning Module: Lotgenotencontact37 4.5.3 Nazorg bij katheterisatie van de blaas bij prostaatcarcinoom Wie levert de zorg Wie vraagt de zorg Wat biedt de module(Zorgfunctie) Wmo(Wet Maatschappelijke ondersteuning)vii CIZ (Centrum indicatieinstelling Zorg) Wijkverpleegkundige(Niveau-5)viii Doelgroep: Mannen, 65+ Behandeling- en jaar of ouder. ix nazorgproces Diagnostiek: katheterisatie van de Prostaatcarcinoom>T-3x blaas a.d.h.v. Behandeling: Uitwendige voorlichting, begeleiding radiotherapie(Brachythera en ondersteuning. xiii pie), Chirurgie, Chemotherapie Overleving;xi Indicatie: Plasklachten;xii Men heeft voor de katheterisatie van de blaas hulp nodig voor de lichamelijke zorg. Men kan een beroep doen op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of Zorg Zonder Verblijf(voorheen thuiszorg). Om hiervoor in aanmerking te komen is een indicatie nodig. Deze indicatie kan men aanvragen bij het Wmo- loket van de gemeente of bij het Centrum Indicatiestelling Zorg(CIZ). Het is verstandig om tijdig met de huisarts of 33 http://www.scp.nfk.nl/over_prostaatkanker/scp_artikelen_over_prostaatkanker/behandeling/_pid/conten t1/_rp_content1_elementId/1_344909 (Geraadpleegd op 18 mei 2011) 34 http://www.scp.nfk.nl/verwijsgids/kanker_en_de_behandeling (Geraadpleegd op 18 mei 2011) 35 http://www.scp.nfk.nl/over_prostaatkanker/scp_artikelen_over_prostaatkanker/gevolgen/_pid/content1/_ rp_content1_elementId/1_344921 (Geraadpleegd op 18 mei 2011) 36 http://www.scp.nfk.nl/verwijsgids/vermoeidheid (Geraadpleegd op 18 mei 2011) 37 http://www.scp.nfk.nl/verwijsgids/inloophuizen (Geraadpleegd op 18 mei 2011) 23 wijkverpleegkundige te overleggen welke hulp en ondersteuning nodig is. Vooraf overleg met de zorgverzekeraar is nodig in hoeverre de kosten worden vergoed. De voorlichting en begeleiding na behandeling van prostaatcarcinoom wordt afgestemd op de voorkeuren en wensen van de patiënt, maar specifieke aandacht is nodig voor de aanwezigheid van katheterzorg. De verpleegkundige zal aandacht hebben voor de problemen die de patiënt dagelijks kan ervaren, zoals het dagelijks reizen naar het ziekenhuis en de plasklachten. In alle gevallen moet degene die de voorbehouden handeling uitvoert en voorlicht zich altijd bekwaam achten om een handeling uit te voeren. Aan de hand van de lijst van handelingen kan de wijkverpleegkundige nagaan welke module relevant is. De modules bevatten zelfstudie activiteiten en zijn afgeleid van door medici geaccepteerde protocollen. De verpleegkundige dient geregistreerd te zijn in het register van voorbehouden handelingen(VBH). Zolang een verpleegkundige de toetsen niet behaald heeft, is deze verpleegkundige niet bekwaam en bevoegd de handeling zelfstandig voor te lichten of uit te voeren. Mannen, 65+ jaar of ouder. Prostaatcarcinoom komt alleen voor bij mannen, vooral boven de 45 jaar, maar de kans op het voorkomen neemt sterk toe met het ouder worden. In Nederland is ruim 70% van de mannen bij wie prostaatkanker wordt vastgesteld 65 jaar of ouder. , Prostaatcarcinoom en het is uitgebreid in de richting van de urethra (T-3, N-0, M-0) vanaf dan ontstaan de lokale (mictie)klachten. Overleving; Bijwerkingen overgehouden aan behandeling prostaatcarcinoom; Verergering plasklachten: straalkracht is matig, urine loopt er een beetje uit, soms lukt het plassen niet meer. Verergering plasklachten naar aanleiding van behandeling prostaatcarcinoom. Behandeling geeft lokaal een reactie in de prostaat, waardoor hij kan gaan zwellen of urethrabeschadiging. De behandelingen nemen bijwerkingen met zich mee, waaronder verergering van plasklachten. Vaak 5% van de patiënten heeft een blaaskatheter nodig. De zorgfunctie houdt in dat de patiënt begeleiding krijgt wanneer men de katheterzorg thuis of elders niet zelfstandig, niet zonder ondersteuning of niet zonder toezicht kan uitvoeren. Of samen met de verpleegkundige kan oefenen om de katheterzorg wel zelfstandig te kunnen doen in de toekomst. Het huisbezoek door de gespecialiseerde wijkverpleegkundige in de katheterzorg is gericht op verbetering van continuïteit van de verpleegkundige aandacht met als doel het tijdig signaleren en opvangen van problemen die samenhangen met de katheterzorg, maar ook omtrent het behandeling- en nazorgproces. De nazorg die thuis door de wijkverpleegkundige (niveau5) gegeven zal moeten worden bestaat uit de volgende activiteiten: 1. Geef instructie over hoe om te gaan met de katheter aan de patiënt; 2. Adviseer dagelijks 2 liter te drinken; 24 3. Geef een informatiefolder mee waarin staat beschreven hoe men om dient te gaan met een urethrale blaaskatheter; 4. Geef informatie over wanneer de katheter gewisseld moet worden bij wie en maak hiervoor een afspraak op de polikliniek urologie of via de thuiszorg; 5. Geef instructie over de materialen, latex, attentie op latexallergie!, of silicone en hoe lang mag de katheter in blijven? Latex hoogstens 2 weken, siliconen hoogstens 12 weken; 6. Vertel de patiënt hoe om te gaan met katheterzak, katheterstopje, katheterrekje en op welke hoogte de katheter dient te worden opgehangen of gedragen; 7. Vertel wat wel en niet mag met de katheter en hoe het schoonmaken van de katheter gaat(gewoon met water). 8. Leg uit wat blaaskrampen zijn(de blaas reageert op de katheter in de blaas en trekt samen). Dit is te merken aan, aandrang tot urineren, belletjes in de slang, aandrang tot defeceren, lekkage langs de katheter. Eventueel schrijft de arts een medicijn voor tegen blaaskrampen. 9. Zorg in de thuiszorg dat er elke maand controle is op de inhoud van de ballon; 10. Geef het telefoonnummer van de polikliniek urologie of van de incontinentieverpleegkundige. Zij kunnen een katheterpakket verzorgen voor de patiënt. 11. Tevens wordt er een machtiging bij de verzekering aangevraagd voor de vergoeding van deze materialen. Aanbeveling: De voorlichting en begeleiding wordt afgestemd op de individuele voorkeuren en wensen van de patiënt. Specifieke aandacht behoeft de katheterzorg. Naast algemene zorg is het van belang dat mannen en hun partners worden voorgelicht over de katheterzorg. In de status moet worden vermeld wie welke voorlichting heeft gegeven en wat met de patiënt is besproken. Ook wordt verslag gelegd van welke adviesen katheterzorgactiviteiten zijn voorgesteld en wat de patiënt zelfstandig kan. Van de verpleegkundige patiënt wordt intramurale communicatie(afstemming met betrokken disciplines over het beleid) en extramurale communicatie(zo nodig de huisarts en verwijzende specialist op de hoogte stellen) verwacht. 25 4.6 Module coloncarcinoom 4.6.1 Inleiding Voor de casus over het coloncarcinoom zijn door de projectgroep 7 modulen opgesteld. Dit zijn Lotgenotencontact bij Oudere Oncologische Patiënten, Integratie van familie in het ziekteproces bij Oudere Oncologische Patiënten, Palliatieve zorg bij Oudere Oncologische Patiënten, Voedingsadvies bij Oudere Oncologische Patiënten, Psychosociale begeleiding aan Oudere Oncologische Patiënten. In paragraaf 1.1 worden deze duidelijk beschreven met de zorgvraag erbij. De verpleegkundige module Consulent/Voorlichting/Informatievoorziening bij Oudere Oncologische Patiënten is door de projectgroep uitgewerkt in paragraaf 1.2. 4.6.2 Alle modulen De modulen die de projectgroep naar aanleiding van de casus omtrent coloncarcinoom heeft bedacht, zijn: Consulent/voorlichting/informatievoorziening - Naar aanleiding van de zorgvraag Behoefte aan informatie. Het gaat hierbij om het informeren van de patiënt en de naasten. Dit gebeurd door de arts en de verpleegkundige. Palliatieve zorg bij Oudere Oncologische Patiënten - Naar aanleiding van de zorgvraag Behoefte aan betrokkenheid en ondersteuning. Voedingsadvies bij Oudere Oncologische Patiënten - Naar aanleiding van Te weinig kennis over voedingsbehoeften. Bij deze module word de patiënt begeleidt in zijn eetgedrag. De uitvoerder hiervan is de diëtist. Psychosociale Begeleiding aan Oudere Oncologische patiënten - Naar aanleiding van de zorgvraag Angs/omgaan met onzekerheid. In deze casus gaat het vooral om de angst na de diagnose. De uitvoerders van deze module zijn de maatschappelijk werker en de verpleegkundige. Thuiszorg bij Oudere Oncologische Patiënten - Naar aanleiding van de zorgvraag Geringe mantelzorg. Bij deze module word er zorg geregeld voor de patiënt omdat er geen familie is of omdat de familie niet voor de patiënt kan zorgen. De uitvoerders van de module zijn de verzorgende en verpleegkundige bij de thuiszorg. Lotgenotencontact bij Oudere Oncologische Patiënten - Naar aanleiding van de zorgvraag Behoefte aan betrokkenheid en ondersteuning. Dit is de taak van de verpleegkundige. Die regelt dat de patiënt in contact komt met lotgenoten(vereniging). 26 Integratie van familie in het ziekteproces bij Oudere Oncologische Patiënten - Naar aanleiding van de zorgvraag Behoefte aan betrokkenheid en ondersteuning. Dit is de taak van de verpleegkundige. 4.6.3 Informatie geven Wie levert de zorg? 38 Wie vraagt de zorg? De (hoofd) verpleegkundige Oudere oncologische patiënten Wat biedt de module? • patiënt algemeen. 39xiv (65 jaar en ouder) die behoefte hebben aan consulent/voorlichting/ Voorlichting aan de • Voorlichting aan de patiënt over zijn informatievoorziening. ziekteproces.40xv • Voorlichting aan de naaste omgeving van de patiënt. 41xvi • Informatie van de verpleegkundige in de palliatieve fase.42xvii Deze interventie is gebaseerd op de interventie Voorlichting: patiënt (domein 3, niveau s, code 5606; McCloskey & Bulechek). Aan de hand van de patiëntengroep zijn de belangrijkste activiteiten van deze interventie geselecteerd. Definitie: Plannen, uitvoeren en beoordelen van een voorlichtingsprogramma dat is toegespitst op de specifieke behoeften van een patiën Wiel H.B.M. van der, Wouda J, Versteegen G.J., Voorlichting en begeleiding: communicatieve vaardigheden voor 38 verpleegkundigen. Assen; Koninklijke van Gorcum; 2005: Hoofdstuk 5 pagina 76 McCloskey, J.C, Bulechek G.M. Verpleegkundige Interventies 39 40. 41 McCloskey, J.C, Bulechek G.M. Verpleegkundige Interventies Wiel H.B.M. van der, Wouda J, Versteegen G.J., Voorlichting en begeleiding: communicatieve vaardigheden voor verpleegkundigen. Assen; Koninklijke van Gorcum; 2005: Hoofdstuk 5 pagina 76 42 Achterberg van TH, Bours G.J.J.W., Strijbol N.C.M., Effectief verplegen 3: Handboek ter onderbouwing van het verpleegkundig handelen. Dwingeloo; Kavanah; 2006: hoofdstuk 9 pagina 450 27 Activiteiten: - Maak kennis met de patiënt - Zorg ervoor dat de patiënt vertrouwen heeft in u als voorlichter. - Bepaal in welke volgorde u de informatie het best kunt verstrekken. - Selecteer geschikte voorlichtingsmethoden/strategieën. - Selecteer geschikt voorlichtingsmateriaal. - Stem de inhoud van de voorlichting af op de cognitieve, psychomotorische en/ of affectieve (on) vermogens van de patiënt. - Pas uw instructies zo nodig aan zodat de patiënt ze gemakkelijker kan verwerken. - Geef de patiënt de gelegenheid vragen te stellen en zijn zorgen te bespreken. Deze interventie is gebaseerd op de interventie Voorlichting: ziekteproces (domein 3, niveau s, code 5602; McCloskey & Bulechek). Aan de hand van de patiëntengroep zijn de belangrijkste activiteiten van deze interventie geselecteerd. Definitie: De patiënt helpen inzicht te krijgen in zijn ziekte. Activiteiten: - Ga na wat de patiënt al over het desbetreffende ziekteproces weet. - Beschrijf de gebruikelijke klachten en verschijnselen van de ziekte. - Beschrijf het ziekteproces. - Geef de patiënt informatie over zijn lichamelijke conditie. - Probeer niet met loze woorden de patiënt gerust te stellen. - Bespreek de verschillende behandelopties. - Bespreek de wijzigingen in de levensstijl die eventueel nodig zijn om complicaties te voorkomen en/of het ziekteproces onder controle te krijgen. - Leg de patiënt indien van toepassing uit welke klachten hij aan de zorgverlener dient te melden. De voorlichting aan de naaste omgeving van de patiënt is bijna even belangrijk als het informeren van de patiënt over zijn ziekte en behandeling. Dit is dan ook de taak van de verpleegkundige. Enerzijds bestaat de voorlichting hierover uit informatie over de nazorg en anderzijds bestaat deze uit emotionele steun en begeleiding. Ook heeft de (hoofd)verpleegkundige een bewakende en coördinerende functie van alle voorlichting aan de patiënt (en naaste familie). In de laatste levensfase van een patiënt zal de verpleegkundige een steeds grotere rol gaan spelen. Ook de relatie tussen de verpleegkundige en patiënt wordt veel intensiever gedurende het proces. De verpleegkundigen fungeren dan ook vaak als vraagbaak voor de patiënt en voor de naasten. Zij zijn de verbindende schakel tussen alle disciplines, patiënt en mantelzorgers. 28 4.7 Module longcarcinoom 4.7.1 Alle modulen 4.7.2 Inleiding 4.7.3 Palliatieve zorg Moet nog van vorm veranderd worden? 29 H5 De sociale kaart Sociale kaart Amstelveen 5.1 Inleiding In deze sociale kaart is weergegeven waar de zorgvoorzieningen zijn waar de patiënten uit de casussen wonen. De projectgroep heeft gekozen om voor een overzichtelijk resultaat niet alle zorgvoorzieningen in kaart te brengen maar zich te beperken tot de verpleegkundigen zorgvoorzieningen. De projectgroep heeft deze keuze gemaakt omdat alle casussen te maken met verpleegkundigen zorg en de modulen zijn ook verpleegkundigen modulen. In de kaart is weergegeven waar de voorzieningen zich bevinden met daaronder de adressen en telefoonnummers. Op deze kaart zijn de plekken aangegeven waar de verpleegposten en thuiszorg zijn in Amstelveen. 30 Verplegers: Praktijken En Thuisverzorger in de buurt van Amstelveen A DA Silva / M L F Hondius / H T Korvet 35, 1186 WD Amstelveen Boekenrodelaan 8, 1181 AN Amstelveen 020 448 0230 020 671 0587 B van Rijn / J W G Leven & Zorg De Morgenstond 14, 1181 NW Amstelveen Rijswijkstraat 175, 1062 EV Amsterdam 020 647 8420 020 820 8230 · levenenzorg.nl C Braat / J Van der Hooplaan 103, 1185 EZ Amstelveen 020 643 9428 D Doerga / A C Rembrandtweg 188 /B, 1181 GZ Amstelveen 020 643 5410 E Iskandar / D G Legmeerdijk 4 /A, 1187 ND Amstelveen 020 889 5889 H Stichting Thuiszorg Care-Inne Pietersbergweg 13, 1105 BM Amsterdam Zuidoost 020 651 3040 · thuiszorgcareinne.eu I Esperanza Zorgbemiddeling Ceintuurbaan 259-HS, 1074 CZ Amsterdam 020 776 5723 · esperanzazorg.nl J Stichting Thuiszorg De Lindeboom Laan van Vlaanderen 128, 1066 KS Amsterdam 020 408 1356 · thuiszorgdelindeboom.nl H6 Zorgketen 6.1 Inleiding Nog maken 31 32 Deel 3 Slot Nawoord Nog maken 33 Bijlagen Evaluatieverslag samenwerking Literatuurlijst 34 i “Een borstprothese is een belangijk praktisch hulpmiddel voor vrouwen na een borstamputatie voor herstel van het zelfvertrouwen en de omgang in het sociale leven. Goede voorlichting over prothesen dient opgenomen te zijn in het geheel van informatieverstrekking aan de patiënte.” 4 ii “De wond op de geopereerde mamma(e) moet(en) eerst genezen voordat een definitieve prothese kan worden gedragen. Een tijdelijke oplossing is een zogenaamde ‘noodprothese’, die is gemaakt van 35 textiel gevuld met watten en die over het verband wordt gedragen. Vaak is het ziekenhuis de instantie die deze prothese aan de patiënt aanbiedt.” 5 iii Vaak kan de definitieve prothese na een aantal weken worden aangeschaft.6 iv Prothesen verschillen in soort en maat. De meestal prothesen zijn gevuld met siliconen en omgevel door polyurethaanfolie. De plakprothese blijft door een siliconenlaag direct op de huid zitten. Wanneer het wondgebied niet egaal is kan een prothese op maat worden gemaakt.7 v BIC = Borstprothese Informatie Centrum – Dit is een initiatief van de BorstkankerVereniging Nederland. Hier kunnen patiënten die een mamma-amputatie/mamma-besparende operatie hebben ondergaan gratis informatie krijgen over borstprothesen. Deze informatie is laagdrempelig en divers: zowel soorten prothesen als soorten bh’s worden besproken, maar er kunnen ook gesprekken gevoerd worden waarin over persoonlijker zaken wordt gesproken omtrent de borstkanker. Het verschil met verkooppunten van borstprothesen, waar ook informatie gegeven wordt, ligt in het feit dat het BIC geen prothesen verkoopt maar alleen informatie biedt, en wel niet-commerciële informatie die wordt gegeven door ervaringsdeskundigen: vrouwen die zelf ook borstprothesen dragen.9 vi Deze interventie is gebaseerd op de interventie Verzorging van een prothese (domein 1, niveau F, code 1780; McCloskey & Bulechek 10), en aangepast zodat deze een voorlichtingskarakter krijgt. Definitie: informeren over de verzorging en het voorkomen van complicaties van een door de patiënt gedragen verwijderbaar hulpmiddel. Activiteiten: - Houd toezicht terwijl de patiënt de prothese voor het eerst gebruikt en let op hoe hij het hulpmiddel verzorgt. - Inspecteer het omringende weefsel op klachten en verschijnselen van complicaties. - Bepaal wat de patiënt al weet over de verzorging en het voorkomen van complicaties van de prothese. - Ga bij het aan- en uitkleden en het werken met de prothese na of er een risico bestaat op een verstoring van het lichaamsbeeld. Indien hier risico op is, wijs de patiënt dan op de mogelijkheid om met een maatschappelijk werker te praten. - Ga samen met de patiënt na of de kleding moet worden aangepast. - Leg aan de patiënt uit hoe de prothese gereinigd moet worden. - Vraag de patiënt de prothese te reinigen en observeer. Bepaal of de patiënt nog verdere instructies omtrent het reinigen nodig heeft. - Leer de patiënt/familie de prothese aan te brengen. - Leg de patiënt uit hoe de prothese veilig opgeboren kan worden wanneer ze niet wordt gebruikt. - Leg de patiënt uit dat voor een operatie altijd de prothese verwijderd moet. - Indien de patiënt dit wenst kan familie bij deze activiteiten betrokken worden. vii Men heeft voor de katheterisatie van de blaas hulp nodig voor de lichamelijke zorg. Men kan een beroep doen op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of Zorg Zonder Verblijf(voorheen thuiszorg). Om hiervoor in aanmerking te komen is een indicatie nodig. Deze indicatie kan men aanvragen bij het Wmo- loket van de gemeente of bij het Centrum Indicatiestelling Zorg(CIZ). Het is verstandig om tijdig met de huisarts of wijkverpleegkundige te overleggen welke hulp en 36 ondersteuning nodig is. Vooraf overleg met de zorgverzekeraar is nodig in hoeverre de kosten worden vergoed. vii viii De voorlichting en begeleiding na behandeling van prostaatcarcinoom wordt afgestemd op de voorkeuren en wensen van de patiënt, maar specifieke aandacht is nodig voor de aanwezigheid van katheterzorg.viii De verpleegkundige zal aandacht hebben voor de problemen die de patiënt dagelijks kan ervaren, zoals het dagelijks reizen naar het ziekenhuis en de plasklachten. In alle gevallen moet degene die de voorbehouden handeling uitvoert en voorlicht zich altijd bekwaam achten om een handeling uit te voeren. Aan de hand van de lijst van handelingen kan de wijkverpleegkundige nagaan welke module relevant is. De modules bevatten zelfstudie activiteiten en zijn afgeleid van door medici geaccepteerde protocollen. De verpleegkundige dient geregistreerd te zijn in het register van voorbehouden handelingen(VBH). Zolang een verpleegkundige de toetsen niet behaald heeft, is deze verpleegkundige niet bekwaam en bevoegd de handeling zelfstandig voor te lichten of uit te voeren. viii Mannen, 65+ jaar of ouder. Prostaatcarcinoom komt alleen voor bij mannen, vooral boven de 45 ix jaar, maar de kans op het voorkomen neemt sterk toe met het ouder worden. In Nederland is ruim 70% van de mannen bij wie prostaatkanker wordt vastgesteld 65 jaar of ouder. ix, ix x Prostaatcarcinoom en het is uitgebreid in de richting van de urethra (T-3, N-0, M-0) vanaf dan ontstaan de lokale (mictie)klachten. xi Overleving; Bijwerkingen overgehouden aan behandeling prostaatcarcinoom; Verergering plasklachten: straalkracht is matig, urine loopt er een beetje uit, soms lukt het plassen niet meer. xii Verergering plasklachten naar aanleiding van behandeling prostaatcarcinoom. Behandeling geeft lokaal een reactie in de prostaat, waardoor hij kan gaan zwellen of urethrabeschadiging. De behandelingen nemen bijwerkingen met zich mee, waaronder verergering van plasklachten. Vaak 5% van de patiënten heeft een blaaskatheter nodig. xiii xii De zorgfunctie houdt in dat de patiënt begeleiding krijgt wanneer men de katheterzorg thuis of elders niet zelfstandig, niet zonder ondersteuning of niet zonder toezicht kan uitvoeren. Of samen met de verpleegkundige kan oefenen om de katheterzorg wel zelfstandig te kunnen doen in de toekomst. Het huisbezoek door de gespecialiseerde wijkverpleegkundige in de katheterzorg is gericht op verbetering van continuïteit van de verpleegkundige aandacht met als doel het tijdig signaleren en opvangen van problemen die samenhangen met de katheterzorg, maar ook omtrent het behandelingen nazorgproces. De nazorg die thuis door de wijkverpleegkundige (niveau5) gegeven zal moeten worden bestaat uit de volgende activiteiten xiii: 1. Geef instructie over hoe om te gaan met de katheter aan de patiënt; 2. Adviseer dagelijks 2 liter te drinken; 37 3. Geef een informatiefolder mee waarin staat beschreven hoe men om dient te gaan met een urethrale blaaskatheter; 4. Geef informatie over wanneer de katheter gewisseld moet worden bij wie en maak hiervoor een afspraak op de polikliniek urologie of via de thuiszorg; 5. Geef instructie over de materialen, latex, attentie op latexallergie!, of silicone en hoe lang mag de katheter in blijven? Latex hoogstens 2 weken, siliconen hoogstens 12 weken; 6. Vertel de patiënt hoe om te gaan met katheterzak, katheterstopje, katheterrekje en op welke hoogte de katheter dient te worden opgehangen of gedragen; 7. Vertel wat wel en niet mag met de katheter en hoe het schoonmaken van de katheter gaat(gewoon met water). 8. Leg uit wat blaaskrampen zijn(de blaas reageert op de katheter in de blaas en trekt samen). Dit is te merken aan, aandrang tot urineren, belletjes in de slang, aandrang tot defeceren, lekkage langs de katheter. Eventueel schrijft de arts een medicijn voor tegen blaaskrampen. 9. Zorg in de thuiszorg dat er elke maand controle is op de inhoud van de ballon; 10. Geef het telefoonnummer van de polikliniek urologie of van de incontinentieverpleegkundige. Zij kunnen een katheterpakket verzorgen voor de patiënt. 11. Tevens wordt er een machtiging bij de verzekering aangevraagd voor de vergoeding van deze materialen. Aanbeveling: De voorlichting en begeleiding wordt afgestemd op de individuele voorkeuren en wensen van de patiënt. Specifieke aandacht behoeft de katheterzorg. Naast algemene zorg is het van belang dat mannen en hun partners worden voorgelicht over de katheterzorg. In de status moet worden vermeld wie welke voorlichting heeft gegeven en wat met de patiënt is besproken. Ook wordt verslag gelegd van welke advies- en katheterzorgactiviteiten zijn voorgesteld en wat de patiënt zelfstandig kan. xiii Van de verpleegkundige patiënt wordt intramurale communicatie(afstemming met betrokken disciplines over het beleid) en extramurale communicatie(zo nodig de huisarts en verwijzende specialist op de hoogte stellen) verwacht. xiv Deze interventie is gebaseerd op de interventie Voorlichting: patiënt (domein 3, niveau s, code 5606; McCloskey & Bulechek). Aan de hand van de patiëntengroep zijn de belangrijkste activiteiten van deze interventie geselecteerd. Definitie: Plannen, uitvoeren en beoordelen van een voorlichtingsprogramma dat is toegespitst op de specifieke behoeften van een patiën Activiteiten: - Maak kennis met de patiënt - Zorg ervoor dat de patiënt vertrouwen heeft in u als voorlichter. - Bepaal in welke volgorde u de informatie het best kunt verstrekken. - Selecteer geschikte voorlichtingsmethoden/strategieën. 38 - Selecteer geschikt voorlichtingsmateriaal. - Stem de inhoud van de voorlichting af op de cognitieve, psychomotorische en/ of affectieve (on) vermogens van de patiënt. - Pas uw instructies zo nodig aan zodat de patiënt ze gemakkelijker kan verwerken. - Geef de patiënt de gelegenheid vragen te stellen en zijn zorgen te bespreken. xv Deze interventie is gebaseerd op de interventie Voorlichting: ziekteproces (domein 3, niveau s, code 5602; McCloskey & Bulechek). Aan de hand van de patiëntengroep zijn de belangrijkste activiteiten van deze interventie geselecteerd. Definitie: De patiënt helpen inzicht te krijgen in zijn ziekte. Activiteiten: - Ga na wat de patiënt al over het desbetreffende ziekteproces weet. - Beschrijf de gebruikelijke klachten en verschijnselen van de ziekte. - Beschrijf het ziekteproces. - Geef de patiënt informatie over zijn lichamelijke conditie. - Probeer niet met loze woorden de patiënt gerust te stellen. - Bespreek de verschillende behandelopties. - Bespreek de wijzigingen in de levensstijl die eventueel nodig zijn om complicaties te voorkomen en/of het ziekteproces onder controle te krijgen. xvi Leg de patiënt indien van toepassing uit welke klachten hij aan de zorgverlener dient te melden. De voorlichting aan de naaste omgeving van de patiënt is bijna even belangrijk als het informeren van de patiënt over zijn ziekte en behandeling. Dit is dan ook de taak van de verpleegkundige. Enerzijds bestaat de voorlichting hierover uit informatie over de nazorg en anderzijds bestaat deze uit emotionele steun en begeleiding. Ook heeft de (hoofd)verpleegkundige een bewakende en coördinerende functie van alle voorlichting aan de patiënt (en naaste familie). xvii In de laatste levensfase van een patiënt zal de verpleegkundige een steeds grotere rol gaan spelen. Ook de relatie tussen de verpleegkundige en patiënt wordt veel intensiever gedurende het proces. De verpleegkundigen fungeren dan ook vaak als vraagbaak voor de patiënt en voor de naasten. Zij zijn de verbindende schakel tussen alle disciplines, patiënt en mantelzorgers. 39